Nectar VMBO-kgt Hoofdstuk 1 Organismen uit vier rijken

Nectar VMBO-kgt Hoofdstuk 1 Organismen uit vier rijken

Startpagina

Beste leerlingen,

Jullie volgen het schoolvak 'biologie'.

Het woord biologie is een samentrekking van twee Oudgriekse woorden, namelijk bios en logos. Vertaald naar het Nederlands betekenen deze woorden; 'leven' en 'studie'.

Biologie is dus (grof vertaald); de studie van het leven.

 

Ik heb deze wikiwijs voor jullie gemaakt om te oefenen met de lesstof van 'Hoofdstuk 1 Organismen uit vier rijken'. Dit hoofdstuk gaat over het indelen in groepen van alles wat leeft. Biologen hebben het dan over ordenen.

Misschien denk je dat je er niks aan hebt om nu over ordening te leren als je later geen biologie gerelateerd beroep gaat doen. Maar het principe van ordenen wordt niet alleen bij biologie toegepast.

Kijk maar eens naar de producten in de supermarkt, de boeken in een bibliotheek, de gerechten op een menukaart, het afval in de milieustraat, de kleren in je kledingkast en het bestek in de keukenlade.

Ordening is overal!

Je zult erachter komen dat ordenen niet zo makkelijk is als het lijkt, omdat niet altijd iedereen het met elkaar eens is over indelingen en omdat het een veranderlijk proces is. Er worden namelijk steeds nieuwe ontdekkingen gedaan die bestaande indelingen in twijfel trekken of weerleggen.

Weet je nog?

Levenskenmerken

Wanneer is iets 'levend'?

Iets is levend als het zogenoemde levenskenmerken vertoont. In jullie online handboek staan zes van die levenskenmerken, namelijk;

ademhalen
voeden
uitscheiden
reageren
voortplanten
groeien

 

* Er zijn nog meer kenmerken waaraan je kunt zien óf iets leeft, maar deze hoeven jullie (nog) niet te kennen.

Iets wat alle levenskenmerken vertoont, noem je; een organisme.

 

Organisatieniveaus

Biologen bestuderen organismen. Daarbij kunnen zij kijken naar het hele organisme, óf alleen naar organenstelsels, organen, weefsels of cellen. Een bioloog kan een organisme dus op meerdere organisatieniveaus bestuderen.

 

Cellen

Elk meercellig organisme is ontstaan uit één cel. Deze cel is zich gaan delen, waardoor twee cellen ontstonden, en die twee cellen zijn zich ook weer gaan delen, enzovoorts. Zo ontstond er uiteindelijk een organisme bestaande uit heel veel cellen.

Let op! Een cel kun je normaal gesproken met het blote oog niet zien, daar heb je een microscoop voor nodig.

 

Weefsels

Gedurende de tijd zijn die cellen (waaruit een organisme bestaat) veranderd van uiterlijk en hebben ze allemaal hun eigen taak gekregen, waardoor een organisme uit heel veel verschillende cellen bestaat.

Cellen die er hetzelfde uitzien en dezelfde taak hebben, noem je samen; een weefsel.

Organen

Meerdere weefsels kunnen samenwerken om een grotere taak uit te voeren. Een groep samenwerkende weefsels noem je; een orgaan.

Organenstelsels

Om nog grotere taken uit te voeren kunnen meerdere organen met elkaar samenwerken. Een groep samenwerkende organen noem je; een organenstelsel.

Cellen

Een cel is het kleinste onderdeel van een organisme dat nog alle levenskenmerken vertoont.

 

Organismen kunnen eencellig of meercellig zijn. Een eencellig organisme bestaat maar uit één cel. Meercellige organismen bestaan uit heel veel cellen.

Let op! Een cel kun je niet zien met het blote oog, daar heb je een microscoop voor nodig.

 

Cellen hebben een driedimensionale vorm, maar worden vaak 'plat' afgebeeld. 

Over het algemeen zijn cellen kleurloos. Wanneer biologen cellen onder de microscoop willen bekijken, voegen zij er vaak eerst kleurstoffen aan toe.

Sommige cellen hebben wel een kleur door de stoffen die erin zitten. Zo hebben rode bloedcellen een rode kleur, vetcellen een gele kleur en bepaalde huidcellen een bruine kleur.

Chromosomen en DNA

Elk meercellig organisme is ontstaan uit één cel. Deze cel ging zich delen, waardoor er twee cellen ontstonden, en die twee cellen gingen zich ook weer delen, enzovoorts. Zo ontstond uiteindelijk een organisme bestaande uit heel veel cellen.

Vóór elke celdeling wordt het DNA van elk chromosoom gekopieerd. Daardoor heeft elke cel na een celdeling hetzelfde DNA als de cel vóór de celdeling.

Aangezien elk organisme ontstaan is uit één cel, hebben alle cellen van een organisme hetzelfde DNA. Een huidcel op het puntje van je neus heeft dus hetzelfde DNA als een spiercel in je bil én een botcel in het teenkootje van je grote teen.

Paragraaf 1.1 Organismen indelen

Mensen zijn van nature geneigd om alles een naam te geven en in groepen in te delen (ordenen). Biologen vormen daar geen uitzondering op.

Zo heeft Carl Linnaeus ooit een gewaagde poging gedaan om alle organismen te ordenen. Het eindresultaat publiceerde hij in 1735 in zijn boek 'Systema naturae'.

Linnaeus' indeling van het dierenrijk
Linnaeus' indeling van het dierenrijk

Hoewel nieuwe ontdekkingen uitwijzen dat zijn indeling niet helemaal meer klopt, vormt zijn indeling nog altijd de basis van taxonomie (de wetenschap die zich bezighoudt met het ordenen van organismen).

Voorkennis

Beantwoord de volgende vragen om je voorkennis op te halen.

Leerdoelen

Na afronding van dit onderdeel kun je:

- benoemen wat de kenmerken van bacteriën, planten, schimmels en dieren zijn (O)

- uitleggen wanneer organismen tot dezelfde soort behoren (B)

Gemeenschappelijke kenmerken

Voordat je organismen kunt indelen, moet je ze eerst met elkaar vergelijken.

Je gaat kijken naar verschillen en overeenkomsten in kenmerken.

Dit kunnen uiterlijke kenmerken zijn, maar ook kenmerken die niet met het blote oog te zien zijn (bijv. DNA).

Organismen die veel overeenkomsten in kenmerken vertonen, dus met andere woorden gemeenschappelijke kenmerken delen, kun je in één groep (taxon) indelen.

Indelen in groepen

Verschillende groepen (taxa) die veel overeenkomsten vertonen, dus veel gemeenschappelijke kenmerken hebben, kun je weer in een grotere groep indelen enzovoort.

Zo ontstaat er uiteindelijk een indeling met een bepaalde rangschikking (hiërarchie).

De tijger (Panthera tigris) deelt gemeenschappelijke kenmerken met het luipaard, de jaguar en de leeuw. Samen kunnen deze vier in een groep genaamd 'Panthera´ ingedeeld worden.
De tijger (Panthera tigris) deelt gemeenschappelijke kenmerken met het luipaard, de jaguar en de leeuw. Samen kunnen deze vier in een groep genaamd 'Panthera´ ingedeeld worden.

Dit wordt vaak een taxonomie genoemd, net als de wetenschap die zich bezighoudt met ordenen.

Een klassieke taxonomie bestaat uit acht rangen. Deze zijn (van hoog naar laag): domein, rijk, stam, klasse, orde, familie, geslacht en soort.

Door nieuwe ontdekkingen werden daar later nog rangen aan toegevoegd (bijv. onderfamilie, ondersoort).

De grootste groep (met de hoogste rang) bestaat uit al het leven, dus alle organismen, op aarde.

De kleinste groep (met de laagste rang) bestaat 'enkel' uit alle organismen die tot dezelfde soort behoren. Organismen van het tegengestelde geslacht behoren tot dezelfde soort als zij samen vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen.

Soortgenoten delen meer gemeenschappelijke kenmerken met elkaar dan met leden van welke groep dan ook.

Rijken

Een (inmiddels verouderde) indeling van het leven is die in vier rijken: bacterie, plant, schimmel en dier.

Hoewel de indeling in vier rijken verouderd is, kunnen de kenmerken die gebruikt zijn om die indeling te maken, nog steeds gebruikt worden.

Soorten en rassen

De laagste rang in de taxonomie is soort.

Organismen van het tegengestelde geslacht behoren tot dezelfde soort als zij samen vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen.

Vruchtbaar wil zeggen dat zij zelf ook weer nakomelingen kunnen krijgen.

Vaak lijken organismen van dezelfde soort veel op elkaar, maar dat hoeft niet altijd zo te zijn.

Soortgenoten die niet op elkaar lijken, behoren tot een ander ras of andere ondersoort.

De term 'ras' wordt vooral gebruikt voor organismen die door mensen zijn gemaakt.

Voor wilde ''rassen'' wordt vaker de term 'ondersoort' gebruikt.

Een ras (of ondersoort) is een groep organismen binnen een soort die verschilt van andere groepen organismen van dezelfde soort.

Evenzo hoeven organismen die veel op elkaar lijken niet altijd tot dezelfde soort te behoren.

Zij lijken op elkaar, omdat zij uit dezelfde voorouder zijn ontstaan (evolutie) óf omdat zij zich onafhankelijk van elkaar aangepast hebben aan dezelfde leefomstandigheden (convergente evolutie).

Controle

Afsluiting

Paragraaf 1.2 Plantenrijk

Voorkennis ophalen

Algemene bouw plant

Let op! Niet alle planten hebben deze bouw. Mossen hebben bijvoorbeeld geen stengels en wortels. En alleen bedektzadigen (zie verdieping) hebben bloemen.

 

Stengels

Met stengels kan een plant stoffen door de plant vervoeren. Een klein deel van alle fotosynthese die een plant uitvoert, vindt plaats in de stengels. Stengels zorgen daarnaast ook voor steun, zodat een plant rechtop (tegen de zwaartekracht in) kan groeien.

Wortels

Met wortels kan een plant water en mineralen uit de grond opnemen. Wortels zorgen daarnaast ook voor verankering in de grond.

Bladeren

Met bladeren kan een plant zijn eigen voedsel maken door middel van fotosynthese. Via huidmondjes aan de onderkant van bladeren komt koolstofdioxide (CO2) de plant binnen en gaat zuurstof (O2) de plant uit. Op een warme dag verliest een plant ook water via de huidmondjes door verdamping.

Bloemen

Met bloemen kan een bedektzadige plant zich voortplanten. Als een bloem bestoven en bevrucht wordt, vormt deze een vrucht met daarin zaden.

Stengels

 Stengels krijgen hun stevigheid door water óf houtstof.

 Bladeren krijgen hun stevigheid door water.

 

Stengels geven een plant steun, zodat deze rechtop (tegen de zwaartekracht in) kan groeien. De stevigheid van stengels kan op twee manieren mogelijk gemaakt worden.

Kruidachtige planten

De stengels van kruidachtige planten zijn stevig, doordat de vacuolen in hun cellen veel water opnemen. Volledig met water gevulde vacuolen drukken tegen de celwand aan, maar de celwand is zo sterk dat deze niet te veel uitrekt, laat staan kapot gaat. In plaats daarvan geeft de celwand tegendruk en blijft de stengel stevig. Dit noem je; turgor. Als er geen water beschikbaar is, dan worden de vacuolen kleiner en drukken minder hard tegen de celwand, waardoor de stengel slap wordt.

Houtachtige planten

De stengels van houtachtige planten zijn stevig, doordat de celwanden van bepaalde cellen zogenoemde houtstof bevatten. Deze zogenoemde houtcellen gaan uiteindelijk dood, maar hun celwanden blijven bestaan. Meerdere houtcellen vormen daarna buizen, zogenoemde houtvaten.

Plantencel

Als je plantencellen onder een lichtmicroscoop (zoals die op school) zou bekijken, zien deze er maar saai uit; doorzichtige cellen, met daarin wat groene bolletjes, omringd door een dikke celwand.

Microscoop voor plantkunde | Frank
Plantencellen bekeken onder een lichtmicroscoop.

 

Bekeken onder een elektronenmicroscoop (veel groter en veel duurder dan de microscopen op school) worden plantencellen een stuk interessanter, maar tegelijkertijd ook een stuk ingewikkelder en onoverzichtelijker.

Plantencellen bekeken onder een elektronenmicroscoop.

 

Celonderdelen

Let op! Niet alle plantencellen hebben bladgroenkorrels. Bladgroenkorrels zijn nodig om zonlicht op te vangen. Zonlicht kan niet onder de grond komen. Cellen van ondergrondse plantendelen hebben dus niks aan bladgroenkorrels.

 

Om de bouw van een plantencel begrijpelijk en overzichtelijk te maken, worden plantencellen vaak "versimpeld" afgebeeld. Dat kan op verschillende manieren.

Verschillende manieren om een plantencel af te beelden.
Let op! Op je toets kun je een afbeelding van een plantencel krijgen, waarbij je de celonderdelen moet benoemen. Je weet van tevoren niet welke manier van afbeelden er in de toets gebruikt wordt. Leer dus niet maar één manier van afbeelden uit je hoofd, maar leer de celonderdelen in de verschillende manieren van afbeelden te herkennen.

 

Oefenen

Fotosynthese

Alle organismen hebben energie nodig om taken in hun lichaam uit te kunnen voeren. Deze energie halen organismen uit hun voedsel.

Planten kunnen hun eigen voedsel zelf maken door middel van het proces; fotosynthese.

Fotosynthese vindt plaats in de bladgroenkorrels van plantencellen in de 'groene delen' van de plant.

Let op! Planten met andere kleuren bladeren hebben ook bladgroenkorrels, maar zij hebben daarnaast ook nog kleurstoffen in hun vacuolen die de groene kleur van bladgroenkorrels overheersen.

Alle planten, met uitzondering van parasitaire planten, kunnen aan fotosynthese doen.

 

Bij fotosynthese wordt de energie uit zonlicht opgeslagen in de stof glucose (C6H12O6), een suiker.

Om glucose te kunnen maken, heeft een plant koolstofdioxide (CO2) en water (H2O) nodig.

Als afvalstof ontstaat er bij fotosynthese; zuurstof (O2).

In woorden kun je het proces fotosynthese opschrijven als:

energie + koolstofdioxide + water > glucose + zuurstof

Afgekort kun je het proces fotosynthese opschrijven als:

energie + CO2 + H2O > C6H12O6 + O2

 

Verdieping

Indeling van het plantenrijk

Planten worden onderverdeeld in twee grote groepen, namelijk; niet-vaatplanten en vaatplanten. Vaatplanten hebben (in tegenstelling tot niet-vaatplanten) wortels en stengels waar zogenoemde vaten doorheen lopen.

Een voorbeeld van niet-vaatplanten is ‘mossen’.

Mos Verwijderen Uit De Tuin

Zaadloze vaatplanten en zaadplanten

Vaatplanten worden onderverdeeld in twee grote groepen, namelijk; zaadloze vaatplanten en zaadplanten. Zaadloze vaatplanten vormen sporen waaruit nieuwe planten kunnen groeien. Zaadplanten vormen zaden.

Voorbeelden van zaadloze vaatplanten zijn ‘paardenstaarten’ en ‘varens’.

Paardenstaart onkruidverdelger – Van paardenstaart afkomen in tuinen -  Sanne Tuinen

Buy Poly Ferns - Low Prices, Fast Ship - 1 Year Warranty

Naaktzadigen en bedektzadigen

Zaadplanten worden onderverdeeld in twee grote groepen, namelijk; naaktzadigen en bedektzadigen. Naaktzadigen dragen hun zaden in kegels. Bedektzadigen dragen hun zaden in vruchten. Deze vruchten ontstaan uit bloemen.

Een voorbeeld van naaktzadigen is ‘naaldbomen’.

Eten en drinken

Waar je op moet letten bij het kopen van een fruitboom

appelbloesem – Amateur Tuinvereniging Ons Belang Nieuwegein

Afsluiting

Paragraaf 1.3 Het dierenrijk

Voorkennis ophalen

Eencellige dieren

Sponzen

Sponzen zijn niet-symmetrisch en hebben een inwendig skelet.

De Latijnse naam voor deze stam is; 'Porifera'. Sponzen hebben heel veel poriën (buisvormige openingen) waarlangs zij water naar binnen zuigen waar zij voedsel uit kunnen filteren.

 

Netel-/holtedieren

Netel-/holtedieren zijn veelzijdig symmetrisch en hebben geen skelet.

Zij hebben slechts één lichaamsopening die zowel mond als anus is.

Daarnaast kunnen zij 'steken'.

Voorbeelden van netel-/holtedieren zijn; 'koralen', 'poliepen', 'kwallen' en 'zee-anemonen'.

Hertengewei koraal
Portugees oorlogsschip (kolonie van poliepen)
Portugees oorlogsschip (kolonie van poliepen)

 

Jellyfish Rhizostoma Pulmo by Frederic Pacorel
Bloemkoolkwal

 

Zeeanemoon bij Playa Lagun | Mooij Duikt!
Zee-annemoon

Wormen

Wormen zijn tweezijdig symmetrisch en hebben geen skelet.

Weekdieren

Weekdieren zijn tweezijdig symmetrisch en hebben een uitwendig, inwendig of geen skelet.

'Week' betekent zacht en nat, en verwijst naar het lichaam van deze dieren.

Voorbeelden van weekdieren zijn: inktvissen, octopussen, schelpdieren en slakken.

Geleedpotigen

Geleedpotigen zijn tweezijdig symmetrisch en hebben een uitwendig skelet.

Verder zijn ze herkenbaar aan hun gesegmenteerde lichaam en gelede poten. wat wil zeggen dat hun lichaam en poten uit stukken bestaan.

Op basis van de volgende kenmerken worden geleedpotigen onderverdeeld in vier klassen: insecten, spinachtigen, kreeftachtigen en duizendpotigen:

- mate van segmentatie

- aantal poten

Insecten worden gekenmerkt door een lichaam dat uit drie segmenten bestaat (kop, borst en achterlijf) en door het hebben van zes poten.

Spinachtigen worden gekenmerkt door een lichaam dat uit twee segmenten bestaat (kopborst en achterlijf) en door het hebben van acht poten.

Kreeftachtigen worden gekenmerkt door een gesegmenteerd achterlijf en het hebben van tien tot veertien poten.

Duizendpotigen worden gekenmerkt door een volledig gesegmenteerd lichaam en het hebben van één paar (bij duizendpoten) of twee paar poten (bij miljoenpoten) per segment.

Stekelhuidigen

Stekelhuidigen zijn veelzijdig symmetrisch en hebben een inwendig skelet.

Gewervelden

Gewervelden zijn tweezijdig symmetrisch en hebben een inwendig skelet.

Gewervelden zijn herkenbaar aan hun wervelkolom.

Op basis van de volgende kenmerken worden gewervelden onderverdeeld in de vijf klassen: vissen, amfibieën, reptielen, vogels en zoogdieren.

- huidbedekking (slijm, schubben, veren, vacht)

- lichaamstemperatuurregeling (koud- of warmbloedig)

- ademhaling (kieuwen, longen, huid)

- voortplanting (eierleggend of levendbarend)

Vissen worden gekenmerkt door een huid die bedekt is met schubben en slijm. Ze zijn koudbloedig, halen adem via kieuwen en leggen eieren zonder schaal.

Amfibieën worden gekenmerkt door een huid die bedekt is met slijm. Ze zijn koudbloedig, halen adem via longen en huid en leggen eieren zonder schaal.

Reptielen worden gekenmerkt door een huid die bedekt is met schubben. Ze zijn koudbloedig, halen adem via longen en leggen eieren met een leerachtige schaal.

Vogels worden gekenmerkt door een huid die bedekt is met veren. Ze zijn warmbloedig, halen adem via longen en leggen eieren met kalkschaal.

Zoogdieren worden gekenmerkt door een huid die bedekt is met vacht. Ze zijn warmbloedig, halen adem via longen en baren hun jongen levend. 'Zogen' betekent; melk geven.

Let op: De termen koud- en warmbloedig hebben niks te maken met de temperatuur van het bloed. (Het bloed van een koudbloedige kan op hete dagen warmer zijn dan het bloed van een warmbloedige.)

Paragraaf 1.4 Het schimmelrijk en bacterierijk

Voorkennis ophalen

Schimmels

Er bestaan heel veel verschillende soorten schimmels.

Schimmels kunnen eencellig of meercellig zijn. Eencellige schimmels noem je; gisten.

Een voorbeeld van een eencellige schimmelsoort is: Saccharomyces cerevisiae (bakkersgist).

Een voorbeeld van een meercellige schimmelsoort is: Amanita muscaria (vliegenzwam).

Sommige schimmelsoorten vormen paddenstoelen, andere vormen een zachte donslaag en weer andere vormen een slijmerige drab.

Algemene bouw meercellige grote schimmel

Levenscyclus meercellige grote schimmel

Bacteriën

Bacteriën zijn altijd eencellig. Je kunt een enkele bacteriële cel niet met het blote oog zien, daar heb je een microscoop voor nodig.

Bacteriën vermeerderen zich door hun cel te verlengen en in tweeën te splitsen. Onder gunstige leefomstandigheden kan een bacterie zich elke 20 minuten delen.

Uit één bacterie kunnen dus in korte tijd heel veel bacteriën ontstaan. Deze bacteriën vormen op een voedingsbodem in een petrischaaltje een kolonie. Bacteriële kolonieën kun je wel met het blote oog zien.

Schadelijk of nuttig?

Bacteriën hebben de reputatie dat zij ziektes veroorzaken, maar niet alle bacteriën zijn ziekteverwekkend. Er bestaan ook nuttige bacteriën.

Op de huid en in de darmen leven bijvoorbeeld heel veel nuttige bacteriën die bij elkaar huidflora en darmflora genoemd worden. Zonder deze bacteriën zouden wij zelfs kunnen sterven. 

Bacteriën op de huid (bijvoorbeeld Staphylococcus aureus) nemen plekken in beslag waar anders schadelijke bacteriën zouden kunnen plaatsnemen. Bacteriën in de darmen (bijvoorbeeld Escherichia coli) maken bijvoorbeeld vitamine K voor ons, een vitamine die wij zelf niet kunnen maken.

Antibiotica

Bacteriën die wel ziektes veroorzaken, kun je bestrijden met antibiotica. Dit zijn stoffen die bacteriën doden door de aanmaak van de celwand te verstoren. Antibiotica worden gemaakt door schimmels en werken over het algemeen alleen tegen bacteriën.

Exponentiële groei

Bacteriën planten zich voort door langer te worden en zich in tweeën te delen. Hoe lang zij daarover doen, verschilt per soort en hangt af van de leefomstandigheden.

Om te bereken hoeveel bacteriën je na een bepaalde tijd hebt, kun je onderstaande formule gebruiken:

aantal bacteriën na een bepaalde tijd = beginaantal x 2aantal delingen

Let op! Je kunt het aantal bacteriën na een bepaalde tijd alleen berekenen als je het beginaantal weet en weet hoe vaak de bacteriën zich gedeeld hebben. Het aantal delingen kun je afleiden uit de gegeven tekst.

 

 

Voorbeeld

Een Escherichia coli (een darmbacterie) kan zich, onder ideale omstandigheden, elke 15 minuten delen. Hoeveel E. coli bacteriën heb je na 2,5 uur?

Paragraaf 1.5 Voedselkringloop

Alle organismen leven op dezelfde planeet, namelijk; Aarde. Het is dus logisch dat zij elkaar vroeg of laat een keer tegenkomen. Zo'n ontmoeting kan op verschillende manieren verlopen. Organismen kunnen elkaar helpen, elkaar schaden of zich niks van elkaar aantrekken.

Voedselrelatie

Eten of gegeten worden.

Een schadelijke ontmoeting is die tussen 'jager' en prooi.

Alle organismen hebben energie nodig om taken in hun lichaam uit te kunnen voeren. Deze energie halen organismen uit hun voedsel.

Planten kunnen hun eigen voedsel zelf maken door middel van het proces; fotosynthese.

Andere organismen kunnen dat niet en moeten dus op een andere manier aan hun voedsel zien te komen. Dit doen zij door andere organismen 'op te eten' (consumeren).

 

Voedselkringloop

Weetje: Fytoplankton is een verzamelnaam voor microscopisch kleine fotosynthetiserende organismen (waaronder algen).

Weetje: Zoöplankton is een verzamelnaam voor microscopisch kleine dieren.

Producenten

Let op! Producenten zijn (in de regel) altijd planten of algen.

 

Producenten zijn organismen die zelf hun eigen voedingsstoffen kunnen maken. 

Dit doen zij met behulp van de energie uit (zon)licht.

Dat proces van voedingsstoffen maken met behulp van (zon)licht noem je; fotosynthese.

Voorbeelden van organismen die tot de producenten horen zijn; planten en algen.

 

Consumenten

Let op! Consumenten zijn (in de regel) altijd dieren.

 

Consumenten zijn organismen die andere organismen opeten om aan hun voedingsstoffen te komen.

Consumenten kun je (afhankelijk van wat ze eten) onderverdelen in planteneters, vleeseters, alleseters en afvaleters.
 

Weetje: Planteneters noem je herbivoren.

Weetje: Vleeseters noem je carnivoren.

Weetje: Alleseters noem je omnivoren.

Weetje: Afvaleters noem je detrivoren.

Reducenten

Let op! Reducenten zijn (in de regel) altijd schimmels en/of bacteriën.

 

Reducenten zetten organische stoffen in dode resten, uitwerpselen en ander afval van andere organismen om naar anorganische stoffen.

Weetje: Detritus is de verzamelnaam voor dode resten, uitwerpselen en ander afval van organismen.

Mineralen zijn anorganische stoffen. Voorbeelden van mineralen zijn: zwavel, magnesium, zink, fosfor, calcium, ijzer, koper, kalium en stikstof.

Planten hebben mineralen nodig om koolhydraten, vetten en eiwitten te kunnen maken.

 

Oefenen

Paragraaf 1.6 Biotechniek

Biotechniek is: het gebruiken van organismen (levende wezens) door mensen om iets voor elkaar te krijgen.

 

'Bios-' betekent 'leven'.

Gebruik van bacteriën

Yoghurt en karnemelk

 

Zuurkool

Zuurkool wordt gemaakt door witte kool luchtdicht te verpakken. Bacteriën (die van nature al op de kool zitten), zetten onder zuurstofloze leefomstandigheden de suikers in de kool om naar melkzuur en andere stoffen. Dit proces noem je fermenteren. Bacteriën die melkzuur maken, noem je melkzuurbacteriën.

Gebruik van schimmels

Brood

 

Bier en wijn

 

Schimmelkazen

Voorbeelden van schimmelkazen zijn: brie, camembert, Roquefort, Stilton en Gorgonzola.

 

Antibiotica

Antibiotica zijn stoffen die bacteriën doden. Een bekend antibioticum is 'peniciline'. Peniciline wordt gemaakt door de schimmelsoort Penicilium chrysogenum

Samenvatting

Plantenrijk

Dierenrijk

Schimmelrijk

Fotosynthese

Voedselkringloop

Tips voor de toets

Leg uit-vragen

Als een vraag luidt: 'Leg uit...', dan is een antwoord alleen niet voldoende. Je moet altijd nog een verklaring geven voor je antwoord.

Een leg uit-vraag bestaat dus altijd uit twee delen; je antwoord, plus een verklaring voor je antwoord.

Lees goed

Geef niet meer antwoorden dan er gevraagd worden. Alleen de eerste antwoorden zullen nagekeken worden.

Zorg dat je bij volgorde-vragen de gevraagde volgorde (van groot naar klein of van klein naar groot) aanhoudt.

Bladgroenkorrels

Let op! Niet elke plantencel heeft bladgroenkorrels.

Bladgroenkorrels zijn nodig om zonlicht op te vangen en fotosynthese uit te voeren.

Cellen van ondergrondse plantendelen hebben dus niks aan bladgroenkorrels, want zonlicht reikt niet onder de grond.

Alleen plantencellen die zonlicht krijgen hebben bladgroenkorrels.

  • Het arrangement Nectar VMBO-kgt Hoofdstuk 1 Organismen uit vier rijken is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    J.A. Hectors
    Laatst gewijzigd
    2020-10-16 11:00:45
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    4 uur 0 minuten

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    Hectors, J.A.. (2019).

    Biologie voor jou 3 VMBO-gt Thema 1 Organen en cellen

    https://maken.wikiwijs.nl/149844/Biologie_voor_jou_3_VMBO_gt_Thema_1_Organen_en_cellen

    Hectors, J.A.. (2020).

    Biologie voor jou 3 VMBO-gt Thema 4 Ordening en evolutie

    https://maken.wikiwijs.nl/156884/Biologie_voor_jou_3_VMBO_gt_Thema_4_Ordening_en_evolutie

    Hectors, J.A.. (2020).

    Nectar VMBO-kgt Hoofdstuk 1 Organismen uit vier rijken

    https://maken.wikiwijs.nl/166127/Nectar_VMBO_kgt_Hoofdstuk_1_Organismen_uit_vier_rijken

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    Diagnostische toets

    Oefenen

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Versie 2.1 (NL)

    Versie 3.0 bèta

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.