Verhaalanalyse en mondeling (literatuur) (BB)

Verhaalanalyse en mondeling (literatuur) (BB)

Introductie

Om verhalen (of boeken) te kunnen begrijpen, is het goed om het verhaal op diverse manieren te analyseren. Zo ga je steeds meer van het verhaal (en de intenties van de auteur) begrijpen.

Voor het toetsonderdeel 'Verhaalanalyse' verwachten we van je dat je de begrippen die we behandelen kunt herkennen in een verhaal. Een deel van deze begrippen is al behandeld in de onderbouw, maar alles zal herhaald worden. Daarnaast is het doornemen van deze begrippen een goede voorbereiding op je mondeling in het examenjaar: we verwachten dat je deze begrippen gebruikt bij het analyseren van de door jou gelezen boeken.

Personages

Personages
Een belangrijk onderdeel van het verhaal wordt gevormd door de personages. Allereerst is er de hoofdpersoon (of: de hoofdpersonen). Dit personage staat centraal in het boek en over hem/haar kom je het meest te weten. De hoofdpersoon heeft altijd een doel: iets wat hij wil bereiken. Hierbij kan hij geholpen of tegengewerkt worden door de andere personages. Degenen die de hoofdpersoon ondersteunen bij het bereiken van het doel noem je helpers, degenen die in de weg staan en de hoofdpersoon tegenwerken noem je tegenstanders.
Al deze personages leer je op een bepaalde manier kennen. We maken onderscheid tussen twee manieren: direct en indirect. Er is sprake van een directe kennismaking als het personage geïntroduceerd en beschreven wordt. Je leert het personage dus kennen doordat er beschreven staat hoe iemand eruitziet en/of hoe hij in elkaar steekt.
Bij indirecte kennismaking leer je het personage kennen door wat hij doet en zegt. Bij deze manier is er dus geen sprake van een introductie, maar merk je gaandeweg het verhaal pas wat voor 'type' iemand is.

Een voorbeeld van directe kennismaking: 'Daar kwam John. Met zijn lange haren, zwarte jas en gouden schoenen was hij een opvallende verschijning. Hij had eigenlijk altijd wel een mening over alles en was niet bang om die mening te ventileren. John wist wat hij wilde en ging recht op zijn doel af.'

Perspectief

Vertelperspectief
Een verhaal wordt vanuit een bepaald oogpunt verteld. Deze manier kan van invloed zijn op de inhoud van het verhaal. Een verhaal dat door de ogen van een bepaald personage verteld wordt, is immers subjectiever dan een verhaal via een alwetende verteller die alles ziet en weet. Wij onderscheiden drie vertelperspectieven:

  • Ik-verteller: het verhaal wordt verteld vanuit een 'ik'. Deze ik-verteller kan onbetrouwbaar zijn, omdat hij de lezer manipuleert, door te liegen, door een gekleurde versie van de werkelijkheid te geven of door informatie achter te houden.
  • Personale verteller: het verhaal wordt verteld vanuit de ogen van een personage (in een hij/zij-vorm). Je kent alleen zijn/haar gedachten en waarnemingen.
  • Alwetende verteller: deze verteller is geen onderdeel van het verhaal, maar hangt er als het ware boven. Hij ziet en weet alles en kan ook commentaar geven bij gebeurtenissen ('Dat had hij beter niet kunnen doen...' of 'Als hij toen had geweten wat er later zou gebeuren, dan ...')

 

Bij de 'ik-verteller' en 'personale verteller' kan er sprake zijn van een enkelvoudig of meervoudig perspectief. Bij een enkelvoudig perspectief is er één personage dat het verhaal vertelt, bij een meervoudige perspectief wordt er vanuit meerdere personages geschreven.

Houd altijd in je achterhoofd dat de schrijver (degene die het verhaal opschrijft of 'tikt') en de verteller niet dezelfde persoon zijn. Zo schrijft Arnon Grunberg, een Nederlandse auteur van middelbare leeftijd, in zijn boek De man zonder ziekte vanuit het perspectief van een jonge Zwitserse architect met Indische roots. Ook al hebben de schrijver en de verteller dezelfde naam, zoals in Grand Hotel Europa van Ilja Leonard Pfeijffer, toch maken we onderscheid tussen de schrijver en de verteller. De schrijver kan er namelijk van alles bij verzinnen om jou op het verkeerde been te zetten over zijn leven.

 

Setting: historische tijd en ruimte

Setting
Een ander element waar je naar kunt kijken, is de setting van het verhaal. Met setting wordt zowel de historische tijd als de ruimte bedoeld. Wanneer gevraagd wordt naar de setting van een verhaal, beschrijf je dus de tijd waarin het verhaal zich afspeelt en de ruimte(s) waarin het verhaal zich afspeelt.

Historische tijd
De historische tijd is de periode op de tijdbalk waarin het verhaal zich afspeelt. Met andere woorden: in welk jaartal/welke eeuw spelen de gebeurtenissen? Vraag jezelf af of dit van invloed is op het verhaal. Ook wanneer een verhaal zich in de toekomst afspeelt, noemen we dat de historische tijd van een verhaal. Soms worden in het verhaal expliciet de jaartallen waarin het verhaal zich afspeelt benoemd. Als dat niet zo is, probeer je dit af te leiden uit het verhaal. Let hierbij op historische gebeurtenissen die worden beschreven, gebruiksvoorwerpen die de personages gebruiken (smartphones etc.) of vervoersmiddelen (zelfrijdende auto's, paard en wagen etc.).

De roman 'De goede zoon' (2018) van Rob van Essen speelt zich deels in de nabije toekomst af. In het verhaal komen zelfrijdende vrachtauto's voor, zorgrobots en 'paleo's' (futuristische smartphones).

 

Ruimte
De andere component van 'setting' is 'ruimte'. Hiermee wordt de locatie (of: de locaties) bedoeld waar de gebeurtenissen zich afspelen. Als je een verhaal gaat analyseren, noem dan niet alleen de ruimte zelf, maar ook het effect van deze ruimte op het verhaal. Wat is de sfeer die deze ruimte uitstraalt? Waarom zou de auteur voor deze ruimte gekozen hebben? Past de ruimte goed bij de gebeurtenissen in het verhaal (een begrafenis terwijl het regent) of juist niet (een spannende achtervolging op een zonnig strand)? Een ruimte hoeft dus niet per se een ruimte in een gebouw of huis te zijn, maar kan bijvoorbeeld ook een bergtop, een bos of een boot zijn.

In de roman 'Grand Hotel Europa' (2018) van Ilja Leonard Pfeijffer speelt het hotel waar het hoofdpersonage (met dezelfde naam als de schrijver) verblijft een belangrijke rol in het verhaal.

 

Tijd en chronologie

Naast de historische tijd waarin het verhaal zich afspeelt, kan tijd ook op een andere manier een rol spelen in een verhaal. Hieronder vind je de verschillende aspecten van tijd in een verhaal.

Jaap Robben leest voor uit 'Zomervacht' (2018)

Verteltijd en vertelde tijd
De verteltijd is de tijd die je nodig hebt om het verhaal te lezen of voor te lezen. Eigenlijk zouden we de verteltijd in minuten of uren uit moeten drukken, maar dat wordt lastig omdat iedere lezer een ander leestempo heeft. Bij verteltijd benoemen we daarom meestal hoeveel pagina's het verhaal beslaat. De vertelde tijd is de tijd die voorbijgaat in een verhaal. Om een antwoord te geven op deze vraag kijk je naar de eerste en laatste gebeurtenis in het verhaal en probeer je te berekenen hoeveel uren/dagen/jaren daartussen zitten.

Stel je voor: je leest de roman Onder de paramariboom (2018) van Johan Fretz. Het kost je ongeveer 10 uur om het boek te lezen en het boek bestaat uit 233 pagina's. In het boek wordt beschreven dat het hoofdpersonage, Johannes Fretz, acht dagen in Suriname is. De verteltijd van dit verhaal is dan 233 pagina's en de verteltijd acht dagen.

 

Het is goed om te kijken naar de verhouding tussen de verteltijd en vertelde tijd. Is deze enigszins gelijk, dan nemen de gebeurtenissen in het verhaal even veel tijd in beslag als het daadwerkelijk lezen van het verhaal. Dit is het geval wanneer er sprake is van een dialoog in het verhaal. Worden diverse gebeurtenissen kort samengevat en duren ze in werkelijkheid veel langer, dan is er sprake van tijdsversnelling. De verteltijd is dan korter dan de vertelde tijd. Wordt iets juist heel uitgebreid en gedetailleerd beschreven, dan is er juist sprake van tijdsvertraging. De verteltijd is dan langer dan de vertelde tijd.

Analyse: wanneer je de verhouding tussen verteltijd en vertelde tijd analyseert, benoem je eerst wat volgens jou de verteltijd en vertelde tijd zijn. Vervolgens onderbouw je dit met verwijzingen naar het verhaal. Tot slot benoem je of er sprake is van vertraging of versnelling. In een dialoog is de verteltijd uiteraard gelijk aan de vertelde tijd.

 

Chronologie
Een auteur hoeft zich bij het vertellen van een verhaal niet te houden aan de volgorde waarin gebeurtenissen plaatsgevonden hebben. Als hij dit wel doet, vertelt hij het verhaal chronologisch. De gebeurtenis die het eerst plaatsgevonden heeft, wordt ook als eerst in het verhaal verteld. De auteur kan er ook voor kiezen om de chronologie te verbreken. Dit doet hij bijvoorbeeld door middel van een flashback. Hierbij wordt de verhaallijn als het ware stilgelegd en wordt de lezer mee teruggenomen naar een gebeurtenis uit het verleden. Hierbij wordt de gebeurtenis op zo'n manier beschreven dat het lijkt alsof dat moment nu plaatsvindt.
Een andere manier is door middel van een flashforward. Hierbij wordt er juist een sprong de toekomst in gemaakt. De lezer krijgt als het ware een visioen voorgeschoteld.

 

Titel, ondertitel en motto

Titel en ondertitel
Een van de belangrijkste bronnen van informatie is natuurlijk al de titel. Kijk dus ook altijd naar de titel als je een verhaal analyseert. Wat zou de auteur daarmee bedoelen? Waarom zou de auteur voor deze titel gekozen hebben?
Kijk ook of er een ondertitel is. Deze staat onder de titel, geeft vaak extra informatie bij de titel en laat zien waar de focus van het verhaal ligt.

Het boek 'Siegfried' (2001) van Harry Mulisch heeft als ondertitel 'Een zwarte idylle'.
Het boek 'Siegfried' (2001) van Harry Mulisch heeft als ondertitel 'Een zwarte idylle'.

Motto
Ook het motto verklapt vaak iets over het thema of de betekenis van het verhaal. Ook kan het een extra laag aan het verhaal toevoegen doordat er een ander werk bij het verhaal betrokken wordt. Het motto van een boek is een spreuk of citaat van iemand anders dat de auteur goed bij het boek vindt passen. Je vindt het motto voorin een boek.

Voorin in het boek 'Paaz' (2012) van Myrthe van der Meer vind je dit citaat van Herman Finkers.
Voorin in het boek 'Paaz' (2012) van Myrthe van der Meer vind je dit citaat van Herman Finkers.

Thema en motieven

Thema
Het thema van het boek beschrijft waar het boek in grote lijnen over gaat, los van de personages en gebeurtenissen. Voorbeelden van thema's zijn: vriendschap, verraad, schuld, herinneringen en uitsluiting. Het thema is datgene waar de schrijver zijn visie op wil geven of waar hij de lezer over aan het denken wil zetten.

In 'De trooster' (2018) van Esther Gerritsen staat het thema 'schuld en boete' centraal.
In 'De trooster' (2018) van Esther Gerritsen staat het thema 'schuld en boete' centraal.

Motieven
Een auteur kan ervoor kiezen om gebeurtenissen, voorwerpen of woorden/zinnen terug te laten komen in een verhaal (bijvoorbeeld om er extra nadruk op te leggen). Als iets meerdere keren terugkomt in een verhaal, noem je dit een motief. We maken onderscheid tussen twee typen motieven:

  • Verhaalmotief: een gebeurtenis of gevoel komt regelmatig terug. Er komt bijvoorbeeld steeds 'angst' in het verhaal voor of er komt op diverse plekken een 'inbraak' voor. Je zou zo'n motief ook een 'subthema' kunnen noemen.
  • Leidmotief: een concreet voorwerp of een woord/zin komt regelmatig terug.
In 'Max Havelaar' (1860) van Multatuli herhaalt het personage Batavus Droogstoppel meermaals: ‘Ik ben makelaar in koffie, en woon op de Lauriergracht, No. 37.’
In 'Max Havelaar' (1860) van Multatuli herhaalt het personage Batavus Droogstoppel meermaals: ‘Ik ben makelaar in koffie, en woon op de Lauriergracht, No. 37.’

Spanning en open plekken

Ton en Liesbeth klagen over boeken - Klachtenbureau (Het Klokhuis)

Open plekken
Kenmerkend aan literatuur is dat je als lezer actief wordt betrokken bij het verhaal. Je krijgt namelijk niet alle informatie van de auteur: je moet zelf informatie-elementen verbinden om een antwoord te krijgen op de vragen die het verhaal oproept. Deze vragen noemen wij open plekken. Deze kunnen op diverse momenten in het leesproces ontstaan. Eigenlijk is elk moment waar je een vraagteken bij kunt plaatsen, een open plek. De titel kan dus al een open plek vormen ('Wat zou de auteur daarmee bedoelen?'), tijdens het lezen ontstaan open plekken ('Wie zegt dat? Wie is hij?'), maar ook aan het eind kun je open plekken overhouden ('Waar is Jan gebleven?'). Dan is er dus sprake van een open einde.

Spanning
Bij spanning in een verhaal denken we vaak aan spannende gebeurtenissen, zoals een moord of een achtervolging. Spanning is echter meer dan dat. We definiëren spanningin de literatuur als technieken die de auteur gebruikt om ervoor te zorgen dat de lezer verder leest. Vaak is er sprake van een informatieachterstand bij de lezer: er is een raadsel, geheim of dreiging. De auteur kan dit effect versterken door een tijdvertraging in te lassen of door de verhaallijn te onderbreken met een flashback. Een open plek is ook een manier om spanning op te roepen in een verhaal.

 

Einde van het verhaal
De auteur kan kiezen voor een gesloten einde: alle vragen zijn beantwoord, het is duidelijk hoe het verhaal afloopt. Dit is voor veel lezer bevredigend, omdat ze het boek dan opzij kunnen leggen en het 'klaar' is.
De auteur kan ook kiezen voor een open einde. De lezer blijft met onbeantwoorde vragen zitten en je houdt het gevoel dat het verhaal niet 'af' is. Het verhaal blijft je bezighouden. Dit betekent dat niet alle open plekken worden ingevuld voor het einde van het verhaal. Ook dit heeft voordelen, want de lezer kan zijn eigen fantasie de vrije loop laten en zelf de losse eindjes invullen.

Hoe vind ik een boek voor mijn leeslijst?

In de bovenbouw van de middelbare school ga je boeken lezen voor je leeslijst. Bij elk boek maak je een boekopdracht die jou helpt om meer inzicht te krijgen in het gelezen boek. Je sluit het lezen van het boek af met een mondeling examen in het examenjaar (SE-week 2 of 3). In het examenprogramma dat is vastgesteld door de overheid is opgenomen aan welke eisen je leeslijst moet voldoen:

A. Je kan een beargumenteerd verslag uitbrengen van je leeservaringen met een aantal door jou geselecteerde literaire werken.

B. Minimumaantal:

  • leerlingen op de havo lezen acht literaire werken
  • leerlingen op het vwo lezen twaalf literaire werken, waarvan minimaal drie van voor 1880


C. De werken zijn oorspronkelijk geschreven in de Nederlandse taal (vertaalde werken zijn dus niet toegestaan).

Dit betekent dat de boeken die je kiest literaire waarde hebben. Twijfel je of een door jou gelezen boek voldoet aan de eisen? Leg het dan voor aan je docent. De boeken die op Lezen voor de lijst staan zijn in ieder geval geschikt voor je lijst. Let wel op het niveau van de boeken: we verwachten dat er sprake is van een stijgende lijn richting het mondeling examen!

Lezen voor de Lijst
De site van Lezen voor de Lijst, waar je honderden geschikte boeken voor je leeslijst vindt.

Zoek en vind hier boeken op jouw niveau en die overeenkomen met jouw interesses.

Leesadviezen.nl
Ook via deze site kun je interessante boeken vinden. Let wel op: niet alle boeken zijn geschikt voor je leeslijst!

Op de website 'Leesadviezen.nl' kun je op basis van je niveau en interesses een boek kiezen. Let op: boeken voor de onderbouw en de bovenbouw staan hier door elkaar! Controleer dus altijd even of je boek daadwerkelijk geschikt is voor de leeslijst (bij je docent of via Lezenvoordelijst.nl). 

Online e-books lenen

Lees je liever digitaal? Als je lid bent van de bibliotheek, kun je heel veel gratis e-books downloaden via deze website. Handig voor op je i-Pad, telefoon of e-reader!

Luisterbieb

Vind je het lastig om je te concentreren op het lezen van een boek? Lees dan het boek met het luisterboek erbij. Een deel van de luisterboeken is ook beschikbaar voor niet-leden van de bibliotheek.

Voorbereiding op het mondeling

Hieronder vind je een aantal handige documenten. Eronder staan tips om je mondeling zo goed mogelijk voor te bereiden.

Let er vooral ook op dat jij de eerste minuut van je mondeling moet vormgeven. Je gebruikt die minuut om je mondeling in te leiden en kunt zelf kiezen wat je gaat doen. Probeer een originele invalshoek te kiezen en te zorgen voor een duidelijke structuur (zie ook de rubric).

Open bestand Eisen leeslijst havo bovenbouw.docx

Open bestand Voorbeeldvragen mondeling.docx

Open bestand Stappenplan Lezen voor de Lijst H5.docx

Open bestand Leeslijst havo 5 2020-2021.docx

Open bestand Rubric mondeling 2021

Hoe vind je goede informatie over je boek? Je kunt natuurlijk naar scholieren.com gaan, maar weet een andere scholier zoveel meer dan jij na het lezen van een boek? Hieronder vind je verwijzingen naar betrouwbare informatie over de boeken.