Startpagina
Introductie
Het klimaatsysteem van Köppen.
Misschien heb je er ooit al wel eens iets over gehoord, maar het kan ook helemaal nieuw voor je zijn. Vandaag ga je leren wat dit klimaatsysteem precies inhoudt en hoe je dit terugziet in de wereld.
Het doel van deze les is dat je aan het einde van deze les het volgende weet:
- Je weet wat de vijf verschillende klimaatgroepen van Köppen zijn.
- Je weet bij elke klimaatgroep tenminste 2 kenmerken te noemen.
Deze les is als volgt ingedeeld:
Je begint met het bekijken van de kennisclip.
Dan ga je verder met elk kopje tot je ze alle 5 gedaan hebt.
Na elk kopje (in totaal 5) controleer je of je nog ongeveer weet te herhalen zonder te spieken wat daar stond.
Dan ga je de oefentoets maken. Zo kun je zien hoeveel je hebt onthouden van de lesstof die je hebt bestudeerd.
Na de oefentoets is er een kopje met verdiepende informatie over het onderwerp. Dat bestudeer je goed.
Daarna maak je de eindtoets. Is deze goed gelukt, dan ga je door naar de afronding. Is deze niet goed gelukt, dan ga je terug naar de uitgebreide uitleg bij het eerste kopje en ga je dit hardop voorlezen voor jezelf. Zo kun je het beter onthouden. Dit doe je bij elk kopje en erna maak je weer de eindtoets. Dan kan je ook naar de afronding.
Lesstof
Algemene informatie
Het klimaatsysteem van Köppen. Daar gaat deze les over. In onderstaande kennisclip wordt dit uitgelegd. Bekijk het filmpje goed, er worden vragen gesteld in de oefentoets. Veel succes!
Kennisclip: Het klimaatsysteem van Köppen
Al deze verschillende klimaten zijn dus te vinden op de aarde. Op het plaatje hieronder zie je waar elke klimaatgroep zich bevindt.
Hier ga ik dieper op in in de volgende kopjes per klimaatgroep.
A. Tropisch klimaat
Het A-klimaat, het Tropische klimaat, bevindt zich op de kaart tussen de groene lijnen. Dit klimaat bevindt zich dus rond de evenaar, waar het het warmst is.
Kenmerken:
Er zijn drie verschillende A klimaten, namelijk:
1. Het tropisch regenwoudklimaat is een klimaat dat voorkomt in de tropen en is nauw verbonden met het tropisch regenwoud. Volgens de klimaatclassificatie van Köppen is het een Af-klimaat en is daarom een tropisch klimaat (A-klimaat). Het tropisch regenwoudklimaat wordt gekenmerkt doordat de droogste maand van het jaar een gemiddelde maandneerslag heeft van meer dan 60 mm en, zoals alle tropische klimaten, komt de gemiddelde temperatuur van elke maand niet onder de 18 °C uit.
2. Het moessonklimaat is een tropisch klimaat dat wordt gekenmerkt door de moesson. Buiten deze zeer natte periodes kent het klimaat langdurige droge periodes. In de klimaatclassificatie van Köppen staat het klimaat bekend als het Am-klimaat. Volgens Köppen moet het klimaat, zoals alle tropische klimaten, een temperatuur hebben die niet lager is dan 18 graden Celsius. en is er ten minste één maand in het jaar met een gemiddelde maandneerslag van minder dan 60 mm. Hierbij moet de jaarlijkse neerslagsom bij een droogste maand van 0 mm hoger zijn dan 2500 mm en bij een droogste maand van 60 mm hoger zijn dan 1000 mm.
3. Het tropisch savanneklimaat of gewoon savanneklimaat is een tropisch klimaat waarin een duidelijk droog seizoen voorkomt. In de klimaatclassificatie van Köppen staat het klimaat bekend als het Aw-klimaat of het zeer zeldzame As-klimaat. Volgens Köppen moet het klimaat, zoals alle tropische klimaten, elke maand een gemiddelde temperatuur hebben van 18°C of hoger en is er ten minste een maand in het jaar met een gemiddelde maandneerslag van minder dan 60 mm. Hierbij mag de jaarlijkse neerslagsom bij een droogste maand van 0 mm niet hoger zijn dan 2500 mm en bij een droogste maand van 60 mm niet hoger zijn dan 1000 mm.
B. Droog klimaat
Het B-klimaat, het droge klimaat, bevindt zich op verschillende breedtes, maar is net als het tropisch klimaat vooral gelegen rondom de evenaar. Dit kan je zien op de kaart.
Kenmerken:
Er zijn twee verschillende B - klimaten, namelijk:
1. Het BS-klimaat. Volgens de klimaatclassificatie van Köppen is het steppeklimaat een BS-klimaat. Het is daarom een droog klimaat (B-klimaat). Het verschil tussen een steppeklimaat, woestijnklimaat en de andere hoofdklimaten wordt door Köppen bepaald aan de hand van de droogte-index. Er valt per jaar tussen de 200 en 400 millimeter neerslag. De neerslag valt voornamelijk in de zomer. Omdat het er zo droog is groeien er geen bomen, alleen maar grassen met hier en daar wat struiken. Er is in dit klimaat meer begroeiing dan in het woestijnklimaat.
2. Het woestijnklimaat komt vooral voor in de Sahara (Noord-Afrika), Arabië , Australië, en op hoog gelegen droge vlaktes in bergen. Volgens de klimaatclassificatie van Köppen is het woestijnklimaat een BW-klimaat en is daarom een droog klimaat (B-klimaat). Het verschil tussen een woestijnklimaat en een steppeklimaat wordt door Köppen bepaald aan de hand van de droogte-index. Er valt bijna geen neerslag (minder dan 200 mm per jaar), maar als het een keer regent (één keer in de paar jaar) komt het met grote hoeveelheden tegelijkertijd uit de hemel.
De grond in dit klimaat is droog, onvruchtbaar en bestaat meestal uit zand en rotsen. In gebieden met dit klimaat wonen daarom ook heel weinig mensen. Het woestijnklimaat kent een groot temperatuurverschil tussen dag en nacht. Overdag is het tussen de 25 en 45 °C en 's nachts kunnen de temperaturen in enkele gebieden onder het vriespunt dalen.
C. Gematigd zeeklimaat
Het C-klimaat, het gematigd zeeklimaat, bevindt zich op de iets hogere breedtes. Hier in Nederland hebben we een soort van dit klimaat. Dit zie je op de kaart aan de blauwe lijnen.
Kenmerken:
Er zijn 3 verschillende soorten C - klimaten, namelijk:
1. Volgens de klimaatclassificatie van Köppen is het zeeklimaat een Cf-klimaat en daarom een gematigd klimaat (C-klimaat). Dit hebben wij hier in Nederland.
Kenmerkend aan het zeeklimaat is verder dat de temperatuurverschillen tussen zomer en winter minder groot zijn dan bij een landklimaat, wat erop neerkomt dat het 's zomers relatief koud en 's winters relatief warm is. Dit komt doordat het zeewater veel langer dan het land een bepaalde temperatuur vasthoudt. De zeewinden brengen deze temperatuur van de zee naar het land.
2. De term mediterraan klimaat verwijst naar het klimaat in landen rond de Middellandse Zee. De zomers zijn warm en droog en de winters, waarin de meeste regenval plaatsvindt, zijn mild en nat. Volgens de klimaatclassificatie van Köppen is het mediterraan klimaat een Cs-klimaat en is daarom een gematigd klimaat (C-klimaat). Dit klimaat karakteriseert zich doordat de droogste maand in de zomer een gemiddelde maandneerslag heeft van minder dan 30 mm en dat de natste maand in de winter ten minste gemiddeld driemaal zoveel neerslag heeft als de droogste maand in de zomer.
3. Een chinaklimaat is volgens de klimaatclassificatie van Köppen een gematigd klimaat met natte zomers en staat bekend als het Cw-klimaat. Een klimaat is een chinaklimaat wanneer de natste maand in de zomer ten minste gemiddeld tienmaal zoveel neerslag heeft als de droogste maand in de winter en, zoals alle gematigde klimaten, de gemiddelde maandtemperatuur van de koudste maand tussen -3 °C en 18 °C ligt en ten minste één maand per jaar een gemiddelde temperatuur heeft van 10 °C of meer.
D. Landklimaat
Het D-klimaat, het landklimaat, bevindt zich vrijwel alleen op het Noordelijke halfrond. Dit komt doordat er daar enorme hoeveelheden land zijn die ver verwijderd zijn van de zee en het daar redelijk koud is door de hoge breedteligging. Dit zie je terug op de kaart.
Kenmerken:
Een landklimaat of continentaal klimaat is in tegenstelling tot een zeeklimaat een klimaat met extreme temperaturen in zomer en winter. Landklimaat komt voor in bijvoorbeeld Rusland, Mongolië, Canada enz. Het zijn gebieden die ver landinwaarts liggen, waar matigende invloeden van oceanen zeer klein zijn. Doordat de relatief droge landoppervlakken makkelijk opwarmen en afkoelen worden de temperaturen in de zomer extreem hoog, en in de winter extreem laag.
Er zijn drie soorten D-klimaten, namelijk:
1. Df: landklimaat of continentaal klimaat; met neerslag gedurende het hele jaar
- Dfa: warm landklimaat; met neerslag gedurende het hele jaar en de warmste maand van het jaar met een gemiddelde maandtemperatuur van ten minste 22 °C.
- Dfb: gematigd landklimaat; met neerslag gedurende het hele jaar en de warmste maand van het jaar met een gemiddelde maandtemperatuur van minder dan 22 °C.
- Dfc: koel landklimaat; met neerslag gedurende het hele jaar en met maximaal vier maanden per jaar een gemiddelde maandtemperatuur van 10 °C of meer.
- Dfd: koud landklimaat; met neerslag gedurende het hele jaar en de koudste maand van het jaar met een gemiddelde maandtemperatuur van minder dan 38 °C onder het vriespunt.
2. Dw: landklimaat of continentaal klimaat; met droge winters
- Dwa: warm landklimaat; met droge winters en de warmste maand van het jaar met een gemiddelde maandtemperatuur van ten minste 22 °C.
- Dwb: gematigd landklimaat; met droge winters en de warmste maand van het jaar met een gemiddelde maandtemperatuur van minder dan 22 °C.
- Dwc: koel landklimaat; met droge winters en met maximaal vier maanden per jaar een gemiddelde maandtemperatuur van 10 °C of meer.
- Dwd: koud landklimaat; met droge winters en de koudste maand van het jaar met een gemiddelde maandtemperatuur van minder dan 38 °C onder het vriespunt.
3. Ds: landklimaat of continentaal klimaat; met droge zomers
- Dsa: warm landklimaat, met droge zomers en de warmste maand van het jaar met een gemiddelde maandtemperatuur van ten minste 22 °C.
- Dsb: gematigd landklimaat, met droge zomers en de warmste maand van het jaar met een gemiddelde maandtemperatuur van minder dan 22 °C.
- Dsc: koel landklimaat, met droge zomers en met maximaal vier maanden per jaar een gemiddelde maandtemperatuur van 10 °C of meer.
- Dsd: koud landklimaat, met droge zomers en de koudste maand van het jaar met een gemiddelde maandtemperatuur van minder dan 38 °C onder het vriespunt.
E. Poolklimaat
Het E-klimaat, het poolklimaat, bevindt zich zoals je misschien al verwachtte rond de polen. Dit zie je goed terug op de kaart.
Kenmerken:
Er zijn drie soorten E-klimaten, namelijk:
1. Het toendraklimaat is het klimaat zoals dat heerst op de toendra en andere klimatologisch gelijksoortige gebieden. Köppen noemt het toendraklimaat het ET-klimaat. Het toendraklimaat komt onder anderen voor in Alaska (VS), Canada, Groenland, Noorwegen, Zweden, Finland en Rusland. Ook Antarctica heeft voor een deel toendraklimaat.
Het toendraklimaat heeft volgens het systeem van Köppen de volgende kenmerken:
- Gemiddelde temperatuur van de koudste maand onder -3°C
- Gemiddelde temperatuur van de warmste maand tussen 0°C en 10°C
2. Het ijsklimaat is het klimaat zoals dat heerst op de noordpool en de zuidpool. Köppen noemt het ijsklimaat ook wel het EF-klimaat.
Het ijsklimaat heeft volgens het systeem van Köppen de volgende kenmerken:
- Gemiddelde temperatuur van de koudste maand onder -3 °C
- Gemiddelde temperatuur van de warmste maand onder 0 °C
3. Het hooggebergteklimaat is het EH-klimaat in de klimaatclassificatie van Köppen. Het valt onder het poolklimaat of E-klimaat. Het hooggebergteklimaat komt voor in hooggebergten, zoals de Alpen en de Himalaya. Het is er het hele jaar ijskoud. De grond is er vaak het hele jaar bevroren. Dat noemen we permafrost. De temperatuur is er altijd onder de 0°C.
Dit klimaattype kent veel neerslag, voornamelijk in de vorm van sneeuw. Ook zijn de temperatuurverschillen vaak zeer groot. Een bergwandeling in een vriendelijk zonnetje kan veranderen in een nachtmerrie als het weer plotseling omslaat en de temperatuur tot beneden het vriespunt daalt.
Oefentoets
Extra lesstof: verdiepend, remediërend
Hieronder volgt nog een stukje verdiepende/remediërende informatie over sommige soorten klimaten.
Bij het BS klimaat zijn er nog 2 onderverdelingen volgens Köppen.
- BSh: warm steppeklimaat; de gemiddelde jaartemperatuur is hoger dan 18°C
- BSk: koud steppeklimaat; de gemiddelde jaartemperatuur is lager dan 18°C
Bij het BW klimaat zijn er nog 2 onderverdelingen volgens Köppen.
- BWh: warm woestijnklimaat; de gemiddelde jaartemperatuur is hoger dan 18 °C
- BWk: koud woestijnklimaat; de gemiddelde jaartemperatuur is lager dan 18 °C
Bij het Cf klimaat zijn er nog 3 onderverdelingen volgens Köppen.
- Cfa: warm zeeklimaat; de warmste maand van het jaar heeft een gemiddelde maandtemperatuur van ten minste 22 °C.
- Cfb: gematigd zeeklimaat; de warmste maand van het jaar heeft een gemiddelde maandtemperatuur van minder dan 22 °C. Voorbeelden zijn Groot-Brittannië, Nederland en België.
- Cfc: koel zeeklimaat; maximaal drie maanden per jaar hebben een gemiddelde maandtemperatuur van 10 °C of meer.
Bij het Cs klimaat zijn er nog 3 onderverdelingen volgens Köppen.
- Csa: warm mediterraan klimaat; de warmste maand van het jaar heeft een gemiddelde maandtemperatuur van ten minste 22 °C.
- Csb: gematigd mediterraan klimaat; de warmste maand van het jaar heeft een gemiddelde maandtemperatuur van minder dan 22 °C
Bij het Cw klimaat zijn er nog 3 onderverdelingen volgens Köppen.
- Cwa: warm chinaklimaat; de warmste maand van het jaar heeft een gemiddelde maandtemperatuur van ten minste 22 °C. Dit klimaat geldt voor de meeste plekken waar een chinaklimaat heerst en wordt ook weleens het gematigd savanneklimaat genoemd (in tegenstelling tot het tropisch savanneklimaat).
- Cwb: gematigd chinaklimaat; de warmste maand van het jaar heeft een gemiddelde maandtemperatuur van minder dan 22 °C. Dit klimaat is zeldzamer en komt voor op enkele hogere delen waar een chinaklimaat heerst. Een andere naam voor dit klimaat is het subtropisch hooglandklimaat.
Eindtoets
Eindtoets
Afronding
Terugblik
Je hebt deze hele les nu zo goed als doorlopen.
Ik heb nog een paar vragen voor je om zo mijn lessen in de toekomst te verbeteren die ik digitaal ga geven.
Wat vond je van de manier waarop ik de les heb ingedeeld?
Wat vond je van de inhoud van de les? (Was het te kort, te lang, te makkelijk, te moeilijk, noem maar op )
Wat is je gevoel na het afronden van de les, denk je dat je de lesdoelen hebt behaald?
Mail je antwoorden naar m.evers@helinium.nl
Bedankt voor het meedoen aan deze les en tot de volgende keer!!