Dit arrangement is bedoeld om jou zelfstandig door een stuk van de leerstof voor het vak Algemene Economie te loodsen.
Volg de instructies op, ga stap voor stap door het arrangement, lees te teksten, kijk de filmpjes, maak de opdrachten en sluit daarna af met de toets voor een cijfer.
Veel succes!
Inleiding
Wanneer ben je rijk?
Wat gebeurt er als geld minder waard wordt?
Hoe staat het met jouw koopkracht?
Na het afronden van dit arrangement kun je bovenstaande vragen beantwoorden.
Je gaat aan de slag met de begrippen koopkrachten inflatie.
Dit arrangement kun je gebruiken bij hoofdstuk vijf uit het leerwerkboek Algemene Economie van de methode Rendement.
Instructie
Instructie:
Dit arrangement is opgenbouwd uit drie delen:
Deel I: Economie op drie niveaus;
Deel II: Koopkracht;
Deel III: Inflatie.
Elk deel bestaat uit een aantal pagina's tekst en video's.
Je sluit ieder deel af met een oefenopdracht.
Deze opdrachten zijn bedoeld om te checken of je de stof begrepen hebt.
Opdrachten worden nietbeoordeelden tellen niet mee.
Het is de bedoeling dat je het arrangement van begin tot eind doorloopt.
Onder aan elke pagina zie je < en >, daarmee kun je naar de vorige of volgende pagina.
Links staat eendropdown menu waarmee je door het arrangement kannavigeren.
Als je Deel I,II en III af hebt, maak je de oefentoets.
Als de oefentoetsvoldoendeis (8 van de 14 punten of hoger) ga je verder met de verdieping.
Als de oefentoets onvoldoende is (6 van de 14 punten of lager) ga je verder met de extra oefenvragen. Navigeer daarbij door het dropdownmenu om de stof waar nodig te herhalen.
Sluit af met het maken van de eindtoets in Forms.
De eindtoets wordt beoordeeld en telt meevoor een cijfer.
Uitleg pictogrammen
Bovenaan elke pagina zie je een of meer pictogrammen.
Deze pictogrammen helpen je bij wat je moet doen:
Zie je dit pictogram? Lees dan de tekst.
Zie je dit pictogram? Kijk naar een video.
Zie je dit pictogram? Maak de opdracht!
Zie je bijvoorbeeld en ? Dan eerst lezen en daarna een opdracht maken!
Leerdoelen
Leerdoelen:
Na deze les kun je benoemen op welke niveaus de economie zich afspeelt;
Na deze les kan je het begrip koopkracht definiëren en uitleggen;
Na deze les kan je het begrip inflatie definiëren en uitleggen;
Na deze les kan je het begrip deflatie definiëren en uitleggen;
Na deze les kan je factoren benoemen die invloed hebben op koopkracht;
Na deze les kan je uitleggen hoe verschillende factoren de koopkracht beïnvloeden;
Na deze les kan je vier soorten inflatie benoemen en uitleggen;
Na deze les kun je de voor- en nadelen van inflatie en deflatie benoemen en uitleggen.
Deel I: Economie op drie niveaus
Micro, Meso, Macro
We zien economische verschijnselen op 3 niveaus.
Welke niveaus dat zijn kun je zien in onderstaande kennisclip:
Micro, Meso, Macro
We onderscheiden binnen de economie drie niveaus:
Mirco Economie;
Mirco-economie: één enkele onderneming.
Meso Economie;
Meso-economie: de bedrijfstak / de branch;
Bedrijfstak => bedrijven die hetzelfde doen;
Detailhandel;
Groothandel;
Fabriek;
Branche => bedrijven die zich met hetzelfde product bezighouden;
Modebranche.
Macro Economie.
Macro-economie: het land of een groep landen;
Macro-economische begrippen:
Koopkracht, inflatie, werkgelegenheid, Nationaal Product, waarde van de nationale munt (voor de EU is dit de Euro).
De drie niveaus staan niet los van elkaar; ze hebben zelfs veel met elkaar te maken!
Als er iets gebeurt op macroniveauheeft dat meestal ook gevolgen voor de economie opmicro-en mesoniveauen andersom:
Als de werkgelegenheid stijgt, zijn er meer mensen aan het werk. Mensen hebben over het algemeen meer te besteden als ze werken. Als mensen meer te besteden hebben, geven ze meer geld uit. Dat geld geven ze uit bij winkels en anderebedrijven die hun omzet (en daarmee meestal ook hun winst) zien stijgen.
Op deze manier heeft een macro-economische gebeurtenis (stijgende werkgelegenheid) dus invloed op de micro economie (omzetstijging van één enkele onderneming).
Oefenopgaven economische niveaus
Test je kennis over micro, meso en macro-economie.
Deze vraag wordt door de meeste mensen beantwoord met: "Als je veel geld hebt."
Deze vraag beantwoorden is echter moeilijker dan het lijkt, omdat 'rijk zijn' een relatief begrip is.
Of je rijk bent of niet hangt namelijk niet alleen af van hoeveel geld je hebt, maar ook van wat je met dat geld kunt kopen.
In een ontwikkelingsland liggen de prijzen een stuk lager dan in bijvoorbeeld ons land.
Met € 100,00 op zak kun je in een ontwikkelingsland meer kopen dan in ons land.
Er zijn ook een aantal landen op de wereld waar de prijzen hoger liggen dan in ons land. Daar kun je met €100,00 op zak een stuk minder kopen dan in ons land. Binnen de economie is er een begrip dat aangeeft wat je kunt doen met je geld: de koopkracht.
Met een miljoen euro op de bank ben je naar Nederlandse begrippen rijk, maar in Bermuda (het duurste land ter wereld) kom je met een miljoen euro niet ver. Ga je echter naar Pakistan met een miljoen euro (een van de goedkoopste landen ter wereld), dan ben je voor Pakistaanse begrippen niet gewoon 'rijk' maar zeer gefortuneerd.
Ga naar de website www.numbeo.com en vergelijk de prijzen in Nederland met de prijzen in bijvoorbeeld Bermuda en Pakistan.
Koopkracht:
De hoeveelheid goederen en diensten die een consument kan kopen met zijn inkomen.
Besteedbaar inkomen
Koopkracht:
De hoeveelheid goederen en diensten die een consument kan kopen met zijn inkomen.
Om goederen en diensten te kunnen kopen, heb je een inkomen nodig.
Een inkomen verdien je door te werken.
Iedereen die werkt, ontvangt aan het einde van elke maand een loonstrook.
Op een loonstrook of salarisspecificatie vindt een werknemer zijn of haar bruto-inkomen terug.
Niet al het inkomen wordt uitbetaald; een deel van het inkomen wordt namelijk afgedragen aan de belastingdienst.
Het netto-inkomen is het bedrag dat uiteindelijk op de rekening van de werknemer wordt gestort.
Hoe dit precies werkt wordt uitgelegd in onderstaand schema:
Besteedbaar inkomen berekenen
In het schema op de vorige pagina was te zien hoe een bruto-inkomen uiteindelijk een discretionair inkomen wordt. Hier kunnen berekeningen mee worden gemaakt.
Een voorbeeld:
Beide ouders van de familie van Dijk werken;
Vader heeft een bruto-inkomen van € 40.000 op jaarbasis;
Moeder verdient €22.000 bruto op jaarbasis;
Ze betalen 40% belasting;
De vaste lasten en noodzakelijke uitgaven zijn € 1700,00 per maand;
Voor een acceptabele levensstandaard hebben ze maandelijks ongeveer €900,00 nodig.
Wat is het discretionair inkomen per maand?
Uitwerking:
Bruto inkomen vader € 40.000 per jaar
Bruto inkomen moeder € 22.000 per jaar
> Totaal bruto inkomen = € 40.000 + € 20.000 = € 62.000 per jaar
Ze betalen 40% belasting.
> Belasting = 0,4 x € 62.000 = € 24.800 per jaar
> Het netto inkomen per jaar = € 62.000 - € 24.800 = € 37.200 per jaar.
> Het netto inkomen per maand = € 37.200 / 12 = € 3.100
De vaste lasten en noodzakelijke uitgaven zijn € 1.700 per maand.
De uitgaven voor een acceptabele levensstandaard zijn € 900 per maand.
> Het discretionair inkomen = € 3.100 - € 1.700 - € 900 = € 500 per maand.
Oefening: Bereken het discretionair inkomen
0%
Bereken nu zelf het discretionair inkomen aan de hand van het voorbeeld!
De koopkracht is niet altijd hetzelfde. Koopkracht kan veranderen en is afhankelijk van:
Het inkomen;
Hoe meer inkomen, hoe meer je kunt kopen.
De prijzen van:
Het product dat je wilt kopen;
Als het product dat je wilt kopen duurder wordt, kun je er minder van kopen (bij gelijkblijvend inkomen).
Andere producten;
Als brood en melk een stuk duurder worden, blijft er minder over om andere producten te kopen (bij gelijkblijvend inkomen).
Belastingen.
Hoe hoger de belasting, hoe minder netto-inkomen er overblijft om te besteden (bij gelijkblijvend bruto-inkomen).
In onderstaande video wordt uitgelegd hoe de koopkracht verandert:
Oefenen in Socrative met koopkracht
Test je kennis over koopkracht!
Maak de oefenopgaven in Socrative via Join Room "LOOF2903"
Oefenopdrachten koopkracht
Volg deze link naar de website van Socrative om naar de oefenopdracht te gaan!
Join Room 'LOOF2903'
Deel III: Inflatie
Inflatie houdt een stijging van het algemene prijspeil in.
Met andere woorden: alles wordt duurder.
Er wordt ook wel gezegd dat hetgeld minder waard wordt.
Het komt er hoe dan ook op neer, dat je minder kunt kopen voor dezelfde hoeveelheid geld.
In de volgende video wordt uitgelegd hoe dit precies zit:
Soorten inflatie
Je weet nu dat inflatie gaat over prijsstijging. Die prijsstijging kan verschillende oorzaken hebben.
De vier meest voorkomende soorteninflatie worden hier besproken:
1.Bestedingsinflatie / demand pull
2.Kosteninflatie / cost push
3.Winstinflatie
4.Geïmporteerde inflatie
1: Bestedingsinflatie
Bestedingsinflatie of demand pull:
Devraag is groter dan wat er kan worden geproduceerd;
Consumenten willen het product zo graag hebben dat ze bereid zijnmeer te betalen;
Bedrijven kunnen eenhogere prijs rekenen voor het product, omdat mensen het toch wel willen hebben;
De vraag 'trekt' de prijs omhoog, vandaar de term 'demand pull'.
In onderstaande korte kennisclip wordt het principe van bestedingsinflatie uitgelegd:
2: Kosteninflatie
Kosteninflatie of 'Cost push'
Deproductiekosten van de fabrikanten stijgen zoals:
loon van werknemers;
prijzen van grondstoffen;
belastingen;
Als de verkoper de winst op peil wil houden moet de prijs omhoog;
'Cost push' omdat de hogere productiekosten de prijs omhoog duwen.
In onderstaande korte kennisclip wordt het principe van kosteninflatie uitgelegd:
3: Winstinflatie
Winstinflatie
Bedrijven verhogen deprijzen om hun winst te verhogen.
In onderstaande korte kennisclip wordt het principe van winstinflatie uitgelegd:
4: Geïmporteerde inflatie
Geïmporteerde inflatie
Prijsstijging doorprijsstijging van goederen in het buitenland;
Nederland importeert veel, dus kwetsbaarvoor geïmporteerde inflatie.
In onderstaande korte kennisclip wordt het principe van geïmporteerde inflatie uitgelegd:
Voor- en nadelen van inflatie
Inflatie heeft invloed op de economie.
Nadelen
Doordat de prijzen stijgen kunnen mensen minder kopen van het inkomen dat ze hebben.
De koopkracht daalt.
Als de koopkracht daalt kunnen mensen minder kopen. Daardoor dalen de bestedingen.
Dalende bestedingen zijn niet goed voor de economie.
Als de waarde van het geld daalt, hebben bedrijven ook minder geld. Bedrijven worden daardoor minder waard.
Als een bedrijf minder waard wordt, verdienen aandeelhouders ook minder aan de aandelen in een bedrijf, want ook de aandelen (stukjes van een bedrijf) worden minder waard.
Voordelen
Inflatie zorgt ervoor dat de waarde van het geld daalt.
Dat is vervelend als je geld hebt, omdat het geld dat je bezit dan minder waarde heeft.
Als je echter geld schuldig bent, wordt die hoeveelheid geld ook minder waard.
Je schuld wordt dus eigenlijk lager.
Doordat geld minder waard wordt, sparen mensen liever niet.
Geld wat ze nu op de bank zetten wordt namelijk minder waard.
Doordat men minder spaart, besteden mensen meer.
Dit is dan weer goed voor de economie.
Deflatie: 'het tegenovergestelde van'
Geld kan minder waard worden doordat de prijzen stijgen, maar geld kan ook meer waard worden door dalende prijzen.
Een prijsdaling noemen wedeflatie.
Deflatie:
De prijzen dalen
De waarde van het geld neemt toe
Koopkracht stijgt, je kunt meer kopen voor dezelfde hoeveelheid geld.
Deflatie lijkt positief, maar dat is het niet:
Mensen gaan meer sparen omdat geld meer waard wordt;
Ze stellen aankopen uit omdat ze verwachten dat de prijzen dalen;
Bestedingen dalen en dat is slecht voor de economie.
In onderstaande video wordt deflatie verder uitgelegd:
Als je de instructies hebt gevolgd, heb je de teksten gelezen, de video's bekeken en de oefenopgaven gemaakt. Nu is het tijd om te testen of je klaar bent voor de toets. Gaat dit goed? Dan ga je verder met het onderdeel verdieping. Lukt het (nog) niet, dan ga je verder naar het onderdeel herhaling. Succes!
Proeftoets koopkracht en inflatie
Onder deze link vind je de proeftoets van koopkracht en inflatie in Forms.
Na het invullen en verzenden van de toetsvragen krijg je feedback op je gegeven antwoorden.
Deze oefentoets wordt niet beoordeeld met een cijfer. Om je toch een idee te geven hoe je zou scoren op een toets, worden bij elke juiste vraag 2 punten toegekend. Vanaf 8 van 14 punten scoor je een voldoende. Je krijgt een bevestiging per mail van de vragen die je hebt ingediend.
Je neemt deel via je schoolaccount. De docent ziet automatisch de door jou gegeven antwoorden.
De toets is alleen beschikbaar voor leerlingen binnen onze organisatie.
Succes!
6 van 14 of minder? Remediëring!
Extra opgaven Deel I: drie economische niveaus
Dit onderdeel maak je als je voor de oefentoets 6 punten of minder hebt behaald!
Extra opgaven Deel I: Drie economische niveaus
Lees onderstaande samenvatting nog eens goed en probeer daarna de extra opdrachten te maken:
Oefening: Extra opgaven Deel I: Economie op drie niveaus
Dit onderdeel maak je als je voor de oefentoets 8 punten of meer hebt behaald!
De inflatie in Nederland wordt gemeten met behulp van prijsindexcijfers.
Een prijsindexcijfer is een verhoudingsgetal waarmee de prijs van een product in een periode(verslagjaar), wordt vergeleken met de prijs van hetzelfde product in een andere periode (basisjaar).
Prijsindexcijfers
2018 Basisjaar
€ 2,50
100
2019 Verslagjaar
€ 2,64
105,6
2020 Verslagjaar
€ 2,48
99,2
De periode waarmee je het verslagjaar vergelijkt noemen we het basisjaar;
Het basisjaar krijgt het indexcijfer 100 (wordt op 100% gesteld);
Een indexcijfer >100 betekent een procentuele stijging ten opzichte van het basisjaar;
Een indexcijfer <100 betekent een procentuele daling ten opzichte van het basisjaar;
105,6: de prijs in verslagjaar 2019 ismet 5,6% gestegen ten opzichte van basisjaar 2018;
99,2: de prijs in verslagjaar 2020 is met 0,8% gedaald ten opzichte van basisjaar 2018;
Hoe bereken je dat?
Prijsindexcijfer = (Verslagjaar / basisjaar) *100
(Verslagjaar 2019 / Basisjaar 2018) * 100 =
(€ 2,64 / €2,50) *100 = 105,6
Bekijk het volgende fragment van 3:44 tot 5:12.
In deze video wordt het bovenstaande nogmaals duidelijk uitgelegd:
CPI
In Nederland wordt de inflatie gemeten met behulp van hetCPI (consumentenprijsindex).
Wat is dat?
Het CPI is een een samengesteld en gewogen indexcijfer.
De prijsverandering van elke productgroep telt mee afhankelijk van hoe belangrijk die productgroep is in de uitgaven van iemand.
Met andere woorden: Prijsveranderingen van belangrijke uitgaven tellen vaker mee in het gemiddelde dan prijsveranderingen van minder belangrijkeuitgaven.
Oefening: Prijsindexcijfer berekenen
0%
Bereken nu zelf aan de hand van de gegevens de prijsindexcijfers.
Eindtoets koopkracht en inflatie
Bovenstaand een link naar de eindtoets over koopkracht en inflatie. Deze toets wordt beoordeeld, het cijfer telt mee voor het rapport. Je neemt deel via je school-Microsoft account. Alleen leerlingen binnen deze opleiding kunnen deelnemen. De docent ontvangt de antwoorden automatisch, je kunt een bevestiging per email vragen dat de antwoorden zijn verzonden. Nadat de docent de antwoorden beoordeeld heeft, ontvang je via Forms feedback op de beantwoorde vragen en je cijfer. Veel succes!
Het arrangement Koopkracht en inflatie is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Eveline Loof
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2020-07-16 08:45:23
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:
Toelichting
Wat is koopkracht, wat is inflatie en wat deze hebben twee grootheden met elkaar te maken? Op welke niveaus speelt onze economie zich af, hoe passen koopkracht en inflatie daar in en welke invloed hebben deze grootheden op de verschillende niveaus waarop onze economie zich afspeelt?
Wat is koopkracht, wat is inflatie en wat deze hebben twee grootheden met elkaar te maken? Op welke niveaus speelt onze economie zich af, hoe passen koopkracht en inflatie daar in en welke invloed hebben deze grootheden op de verschillende niveaus waarop onze economie zich afspeelt?
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Economische niveaus
Bereken het discretionair inkomen
Inflatie
Extra opgaven Deel I: Economie op drie niveaus
Extra opgaven Deel II: Koopkracht
Extra oefenopdrachten Deel III: Inflatie
Prijsindexcijfer berekenen
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.