Suske & Wiske
Dagen
OPDRACHT 1
Klik op onderstaande link en kijk het filmpje over de dagen van de week.
https://www.youtube.com/watch?v=VCbPrgjEQsY
OPDRACHT 2
Leer onderstaande vocabulaire Frans-Nederlands.
Vocabulaire Dagen
lundi
maandag
mardi
dinsdag
mercredi
woensdag
jeudi
donderdag
vendredi
vrijdag
samedi
zaterdag
dimanche
zondag
hier
gisteren
aujourd'hui
vandaag
demain
morgen
la semaine
de week
le jour
de dag
le soir
de avond
la nuit
de nacht
le matin
de ochtend
le midi
de middag
OPDRACHT 3
Maak oefening 1 t/m 4
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Maanden
OPDRACHT 1
Klik op onderstaande link en kijk het filmpje over de maanden.
https://www.youtube.com/watch?v=Iunu76XoedM
OPDRACHT 2
Leer onderstaande vocabulaire Frans-Nederlands.
Vocabulaire Maanden
janvier
januari
février
februari
mars
maart
avril
april
mai
mei
juin
juni
juillet
juli
août
augustus
septembre
september
octobre
oktober
novembre
november
décembre
december
OPDRACHT 3
Maak oefening 1
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
OPDRACHT 4
Herhaal de vocabulaire van de dagen.
Vocabulaire Dagen
lundi
maandag
mardi
dinsdag
mercredi
woensdag
jeudi
donderdag
vendredi
vrijdag
samedi
zaterdag
dimanche
zondag
hier
gisteren
aujourd'hui
vandaag
demain
morgen
la semaine
de week
le jour
de dag
le soir
de avond
la nuit
de nacht
le matin
de ochtend
le midi
de middag
Groenten
OPDRACHT 1
Klik op onderstaande link en kijk het filmpje over de groenten.
https://youtu.be/Q6uhkfW_wso
OPDRACHT 2
Leer onderstaande vocabulaire Frans-Nederlands.
Vocabulaire Groenten
l'aubergine
de aubergine
la tomate
de tomaat
l'asperge
de asperge
la carotte
de wortel
le poivron
de paprika
la pomme de terre
de aardappel
les petits pois
de doperwten
le radis
de radijs
OPDRACHT 3
Maak oefening 1 en 2
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Fruit
OPDRACHT 1
Klik op onderstaande link en kijk het filmpje over het fruit.
https://youtu.be/8A5zsMFZ23Y
OPDRACHT 2
Leer onderstaande vocabulaire Frans-Nederlands
Vocabulaire Fruit
le citron
de citroen
l'orange
de sinaasappel
la pomme
de appel
la pastèque
de watermeloen
le raisin
de druif
la poire
de peer
les cerises
de kersen
la banane
de banaan
l'ananas
de ananas
la fraise
de aardbei
OPDRACHT 3
Maak oefening 1 t/m 4
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
OPDRACHT 4
Herhaal de vocabulaire van de groenten.
Vocabulaire Groenten
l'aubergine
de aubergine
la tomate
de tomaat
l'asperge
de asperge
la carotte
de wortel
le poivron
de paprika
la pomme de terre
de aardappel
les petits pois
de doperwten
le radis
de radijs
Periode 4 Repetitie 1
Periode 4 Repetitie 2