Wie verdient het?
Inleiding
Uit de krant.
In 2012 kromp de Nederlandse economie met 1 procent. Dat jaar zagen Nederlandse werknemers weliswaar hun brutosalaris met 1,3% stijgen, maar de inflatie zorgde toch voor een afname van hun gemiddelde koopkracht met 1,2%.
Uit een rapport van onderzoeker Abels blijkt dat de salarisgroei bij de verschillende beroepscategorieën erg uiteenloopt. Zo zijn topbestuurders er gemiddeld in koopkracht wel op vooruit gegaan. De salarissen van een aantal topbestuurders uit zowel de (semi)publieke sector als de marktsector zijn zelfs meer gestegen dan in de drie voorgaande jaren.
|
In deze examenopgaven kijk je naar het effect van verschillen in salarisgroei op de inkomensverdeling en de koopkracht.
Wat ga je leren?
Deze opdracht behoort tot concept H: Welvaart en groei.
Na het maken van de opdracht kun je:
- uitrekenen wat het effect van inflatie en een stijging van het brutosalaris op de koopkracht is.
- de gevolgen van het uiteenlopen van salarisgroei tussen verschillende beroepsgroepen op het verloop van de Lorenzcurve uitleggen.
Kernbegrippen:
- inflatie - koopkracht
- Lorenzcurve
Wat ga je doen?
Wie verdient het?
|
Vooraf
|
Inhoud
|
Kennisbank
|
|
Inkomen+ toets
|
|
|
Inkomensverdeling + toets
|
Examen
|
Inhoud
|
Vragen
|
|
Wat is het effect van verschillen in de salarisgroei op het verloop van de Lorenzcurve.
|
Correctiemodel
|
|
Hoeveel punten zijn je antwoorden waard?
|
Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 2 uur nodig.
- 1,5 uur voor het bestuderen/herhalen van de onderwerpen in de Kennisbank en het maken van toetsen.
- 0,5 uur voor het maken en nakijken van de examenvragen.
Vooraf
Kennisbank: Inkomen
Bestudeer het volgende onderwerp uit de Kennisbank.
Kennisbank: Inkomensverdeling
Bestudeer het volgende onderwerp uit de Kennisbank.
Examenvragen
Wie verdient het?
Uit de krant.
In 2012 kromp de Nederlandse economie met 1 procent. Dat jaar zagen Nederlandse werknemers weliswaar hun brutosalaris met 1,3% stijgen, maar de inflatie zorgde toch voor een afname van hun gemiddelde koopkracht met 1,2%.
Uit een rapport van onderzoeker Abels blijkt dat de salarisgroei bij de verschillende beroepscategorieën erg uiteenloopt. Zo zijn topbestuurders er gemiddeld in koopkracht wel op vooruit gegaan. De salarissen van een aantal topbestuurders uit zowel de (semi)publieke sector als de marktsector zijn zelfs meer gestegen dan in de drie voorgaande jaren.
|
- Bereken de inflatie in 2012 op basis van dit krantenbericht.
In een 5-havoklas wordt het rapport van onderzoeker Abels besproken. De leerlingen hebben op basis daarvan twee vragen geformuleerd en deze voorgelegd aan de heer Abels (bron 1).
Bron 1
Vragen van leerlingen en antwoorden van onderzoeker Abels over de salarisontwikkeling in 2012
|
- Verklaar het antwoord van Abels op leerlingvraag 1.
- Formuleer het antwoord van Abels op leerlingvraag 2.
Bron 2
Uit rapport Abels: stijging bruto salaris per beroepscategorie in 2012 ten opzichte van 2011 in %
|
Bron 3
Bruto jaarsalaris per inkomensgroep in 2011 en 2012
|
De economiedocent van deze 5-havoklas trekt drie conclusies uit het onderzoeksrapport.
- 1 Uit bron 2 blijkt dat het verschil tussen de salarisstijging van de beroepscategorie overheid en de beroepscategorie topbestuurders het grootst is en ...(a)… procentpunt bedraagt.
- 2 Uit bron 3 blijkt dat het indexcijfer van het brutojaarsalaris van een piloot B747 in 2012 …(b)… is (modaal = 100).
- 3 Tevens blijkt uit bron 3 dat de salarisontwikkeling in de periode 2011-2012 heeft geleid tot divergentie tussen de vier inkomensgroepen.
- Welke getallen moeten er bij (a) en (b) worden ingevuld? Geef voor beide getallen de berekening.
- Verklaar hoe conclusie 3 uit de bron kan worden afgeleid.
Tot slot vraagt de economiedocent aan vier leerlingen: “Schets op het bord de Lorenzcurves van 2011 en 2012, ervan uitgaande dat de vier inkomensgroepen even groot zijn en dat er in de betreffende periode sprake is van divergentie.”
Bron 4
Lorenzcurves van 2011 en 2012 getekend door vier leerlingen
|
- Wie heeft de Lorenzcurves juist getekend?
Correctiemodel
- Een voorbeeld van een juiste berekening is:
(101,3 : 98,8) x 100 = 102,5 → 2,5%
- Een voorbeeld van een juiste verklaring is:
- In cao’s worden afspraken gemaakt over loonstijgingen voor een periode van 1 of 2 jaar
- zodat er in die periode geen loonaanpassingen kunnen plaatsvinden indien de marktsituatie verandert (zoals bij negatieve groei).
- Een voorbeeld van een juist antwoord is:
Werkgevers moeten nu langer de loonkosten van oudere, duurdere werknemers betalen en kunnen deze niet vervangen door jongere, vaak goedkopere werknemers.
- (a) 2,6 − 0,2 = 2,4
(b) (270.500 : 35.750) x 100 = 756,6
- Een voorbeeld van een juiste verklaring is:
Bij groepen met een hoger inkomen zien we hogere stijgingspercentages.
- Eefje