Opdracht: Het is maar een spelletje - h45

Opdracht: Het is maar een spelletje - h45

Het is maar een spelletje

Inleiding

Computerspellen zijn razend populair. Er zijn echter maar weinig bedrijven die populaire spellen kunnen produceren. Over wat voor markt hebben we het hier? Hoe komt de prijs tot stand? Is het voor een producent van computerspellen beter om te streven naar maximale omzet of juist naar maximale winst of is dat hetzelfde? En wat betekent dat voor de prijs?

Over deze vragen gaat het in de volgende examenopgave.

Wat ga je leren?

Deze opdracht behoort tot concept D: Markt.

Na het maken van de opdracht kun je:

  • aangeven wat het verschil is tussen een oligopolie en monopolistische concurrentie.
  • uitleggen wat het verschil is tussen streven naar maximale winst en maximale omzet.
  • consumentensurplus en producentensurplus berekenen.

Kernbegrippen:

  • marktvormen
  • maximale winst
  • surplus
  • elasticiteiten

 

 

 

Wat ga je doen?

Het is maar een spelletje

Vooraf

Inhoud

Kennisbank

Markt - Marktvormen + toets

Kennisbank

Markt - Winst en aanbod + toets

Kennisbank

Markt - Surplus + toets

Kennisbank

Markt - Elasticiteiten + toets

Examen

Inhoud

Vragen

Op welke markt opereren gamewinkels?
En hoe bepalen gamewinkels de prijs voor een spel?

Correctiemodel

Hoeveel punten zijn je antwoorden waard?


Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 2 uur nodig.

  • 1,5 uur voor het bestuderen van de onderwerpen in de Kennisbank en het maken van toetsen.
  • 0,5 uur voor het maken en nakijken van de examenvragen.

Vooraf

Kennisbank: Marktvormen

Bestudeer het volgende onderwerp uit de Kennisbank.

Marktvormen

Maak de toetsvragen.

Kennisbank: Winst en aanbod

Bestudeer het volgende onderdeel uit de Kennisbank.

Winst en aanbod

Maak de toetsvragen.

Kennisbank: Surplus

Bestudeer het volgende onderwerp uit de Kennisbank.

Surplus

Maak de toetsvragen.

Kennisbank: Elasticiteiten

Bestudeer het volgende onderwerp uit de Kennisbank.

Elasticiteit

Maak de toetsvragen.

Examenvragen

Het is maar een spelletje

Klokslag 0.00 uur openden 150 Nederlandsegamewinkels hun deuren voor degenen die een exemplaar van het computerspel Great Car Robbery 5 (GCR5) wilden kopen. Al ruim voor middernacht stonden er in Nederland lange rijen voor de gamewinkels. GCR5 is ontwikkeld door het softwarebedrijf Splendid: één van de weinige bedrijven die dergelijke spellen produceren. De eerste versie van het spel (GCR1) werd in september 2013 wereldwijd geïntroduceerd. Tot nu toe zijn er in totaal 127 miljoen exemplaren verkocht.

  1. Maak van de onderstaande zinnen een economisch juiste tekst.
    De gamewinkels hebben op de …(1)… de meeste invloed op de prijs. Op de verkoopmarkt is sprake van de marktvorm …(2)… en op de inkoopmarkt is sprake van de marktvorm …(3)….

    Kies uit:
    bij (1) inkoopmarkt / verkoopmarkt
    bij (2) monopolistische concurrentie / oligopolie
    bij (3) monopolistische concurrentie / oligopolie

Voorafgaand aan de introductie van het spel GCR5 vond er in de directievergadering van Splendid een discussie plaats over de verkoopprijs. De financieel directeur: “Bij de eerste vier versies wilden we een groot marktaandeel en was onze doelstelling maximale omzet. Ik vind dat we bij GCR5 moeten streven naar maximale totale winst.” De algemeen directeur: “Dat betekent dat we een hogere prijs moeten kiezen.”

Bron 1
kosten en opbrengsten computerspel GCR5

GO = -Q + 50           
MO =- 2Q + 50         
TK = 5Q +150 mln.   
MK = 5

GO = gemiddelde opbrengst per spel (€)
MO = marginale opbrengst (€)
TK =  totale kosten (€)
MK = marginale kosten (€)
Q = aantal verkochte spellen (x miljoen)
GTK = gemiddelde totale kosten (€)

 

 

  1. Bereken de prijs die past bij de doelstelling van maximale omzet.
  2. Bereken de prijs die past bij de doelstelling van maximale totale winst.

Bron 2 consumenten en producentensurplus van computerspel GCR5

 

  1. Geef met letters het oppervlak aan dat het consumentensurplus en het producentensurplus weergeeft indien het softwarebedrijf streeft naar maximale totale winst.

Salim en zijn klasgenoot Kees hebben de introductie van het spel GCR5 als onderwerp voor een werkstuk. Het valt hen op dat bij de introductie van GCR5 alleen jongens in de rij stonden: geen meisje te bekennen. Om zich een beeld te vormen van het koopgedrag van jongeren bij dit computerspel maken Salim en Kees een schatting van prijselasticiteitscoëfficiënten (bron 3). Bij één waarde (letter a) verschillen ze van mening. Salim verwacht hier een elasticiteit van -0,1 terwijl Kees uitgaat van een elasticiteit van -1,0.

Bron 3

 

prijselasticiteitscoëfficiënt bij potentiële kopers van GCR5

meisjes

-0,9

jongens

a

 

  1. Zou bij (a) een prijselasticiteitscoëfficiënt van -1,0 of -0,1 passen om een economisch juiste tabel te krijgen?

Verklaar het antwoord.

Ook vragen Salim en Kees zich af waarom GCR5 pas vanaf een leeftijd van 18 jaar mag worden gespeeld. Tijdens hun onderzoek stuiten ze op een PEGI-richtlijn (bron 4). Salim: “Er is sprake van zelfbinding omdat softwarebedrijf Splendid zich aan deze PEGI-richtlijn moet houden.”

Bron 4
Voor computergames bestaat er een Europese PEG- richtlijn, waardoor in alle EU-lidstaten de minimale leeftijden
voor games gelijk zijn. GCR5 heeft de classificatie 18+ gekregen. Daarmee wordt benadrukt dat dit spel beslist niet geschikt is voor personen onder de 18 jaar. PEGI is door de Europese Unie (EU) verplicht gesteld. Het is een richtlijn ter bescherming van kinderen.

 

  1. Is de uitspraak van Salim juist of onjuist?
    Verklaar het antwoord.

Correctiemodel

  1. bij (1) verkoopmarkt
    bij (2) monopolistische concurrentie
    bij (3) oligopolie
  2. Een voorbeeld van een juiste berekening is:
    Maximale omzet wordt bereikt bij
    MO = 0
    −2Q + 50 = 0
    2Q = 50
    Q = 25 (aflezen uit grafiek is toegestaan)

    GO = −Q + 50
    GO = −25 + 50
    GO = 25: de prijs is € 25
  3. Een voorbeeld van een juiste berekening is:
    Maximale totale winst wordt bereikt bij
    MO = MK
    −2Q + 50 = 5
    2Q = 45
    Q = 22,5

    GO = −Q + 50
    GO = −22,5 + 50
    GO = 27,5: de prijs is € 27,50
  4. oppervlak consumentensurplus: cde
    oppervlak producentensurplus: aceg
  5. −0,1
    Een voorbeeld van een juiste verklaring is:
    Er staan alleen jongens in de rij om als eerste een computerspel te kopen. Jongens blijken dus minder prijsgevoelig dan meisjes bij de vraag naar games.
  6. onjuist
    Een voorbeeld van een juiste verklaring is:
    De PEGI-richtlijn wordt verplicht opgelegd door de EU. (Bij zelfbinding moet er sprake zijn van een vrijwillige strategie.)
  • Het arrangement Opdracht: Het is maar een spelletje - h45 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    2021-11-11 13:28:57
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Deze opdracht hoort bij het thema 'Markt', en is onderdeel van de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor economie h45. De opdracht begint met een intro, daarna komt er een stuk tekst over wat je straks kan na deze opdracht (de leerdoelen) en vervolgens komt er een uitleg wat je gaat doen. De opdracht bestaat uit vier verschillende opdrachten en examenvragen. De eerste opdracht gaat over de marktvormen. Hier beantwoord je vragen over de verschillende marktvormen. Bij de tweede opdracht gaat het over winst en aanbod. Hier beantwoord je onder andere vragen over het break-even en maximale winst. Bij de derde opdracht gaat het over het surplus. Hier beantwoord je vragen over het consumenten- en producentensurplus. Bij de vierde opdracht gaat het over de elasticiteiten. Hier beantwoord je onder andere vragen over de prijselasticiteit en substitutiegoederen. Bij het examen ga je vragen beantwoorden over het is maar een spelletje. Hier bereken je onder andere de maximale omzet en de maximale totale winst. Ter afsluiting worden de juiste antwoorden van het examen weergegeven.
    Leerniveau
    HAVO 4; HAVO 5;
    Leerinhoud en doelen
    Markt; Maximum- en minimumprijzen; Economie; Oligopolie; Monopolie; Welvaart en economische politiek; Consumenten‑ en producentensurplus; Monopolistische concurrentie; Marktstructuur; Volledige mededinging;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    2 uur en 0 minuten
    Trefwoorden
    arrangeerbaar, economie, elasticiteiten, h45, het is maar een spelletje, markt, marktvormen, maximale winst, stercollectie, surplus