Opslag, uitscheiding en bescherming

Opslag, uitscheiding en bescherming

Opslag, uitscheiding en bescherming

Het laatste thema dames en heren. Dan is het klaar, finito, the end. Dus nog één keer knallen en dan het laatste SE.

 

 

AAARRGGHHH!!!!

 

Yes fo reals, het echte einde, alles komt dan, alles moet dan. De sh*t is dan dus echt aan. Maar voordat we zover zijn eerst nog ff oefenen natuurlijk. En wie zouden wij nou niet zijn als wij je daar niet bij zouden helpen. Ohja, en Joost komt ook helpen. Toffe vent die hij is!

Dus, leerdoelen voor dit thema:

 

7.1 Een constant inwendig milieu

  • Je kunt uitleggen welke verschillende inwendige milieus er allemaal in de mens zitten.

  • Je kunt beschrijven hoe bij de mens een vrij constant inwendig milieu wordt gehandhaafd.

7.2 De lever

  • Je kunt de functies van de lever noemen.

  • Je kunt de lever herkennen op een plaatje en aanwijzen in het lichaam.

  • Je kunt omschrijven wat hepatitis is.

7.3 De nieren

  • Je kunt de delen van de nieren en van de urinewegen noemen met hun functies en kenmerken.

  • Je kunt de nieren herkennen op een plaatje en aanwzijzen in het lichaam.

7.4 De huid en het onderhuids bindweefsel

  • Je kunt de delen van de huid en van het onderhuidse bindweefsel noemen met hun functies en kenmerken.

  • Je kunt beschrijven hoe de lichaamstemperatuur min of meer constant wordt gehouden.

7.5 Afweer

  • Je kunt beschrijven hoe het lichaam zich verdedigt tegen ziekteverwekkers.

 

Een constant inwendig milieu

BRON: BVJ

 

Weet je het nog, het torso?

Oefen of je alle organen in het torso nog weet via de volgende link:

https://www.bioplek.org/animaties/mens_overigen/torso.html

Het inwendig milieu

De lever

Uitleg Glucogeen/glucose

Klik op de link en probeer goed te begrijpen hoe de hoeveelheid glucose in lichaam wordt geregeld. (maak een overzichtje voor jezelf zodat je de woorden: glucogon, glucogeen, glucose en insuline goed weet te gebruiken)

https://biologiepagina.nl/Flashfiles/Ispring/glucoseregeling.htm

 

Uitleg gelijk houden van het glucose gehalte in het bloed.

Heb je een te hoog gehalte aan glucose dan maakt je lichaam insuline aan. Deze zorgt ervoor dat het glucosegehalte in je bloed zakt. Insuline maakt van glucose – glycogeen.

(Tip om te onthouden: in glycogeen zit het woord geen. Dus GEEN glucose)

Mocht het glucose gehalte in het bloed te laag worden? Dan wordt er glucagon aangemaakt. Deze zet glycogeen weer terug in glucose.

Insuline en Glucagon worden hele tijde aangemaakt zodat het glucose gehalte in het bloed stabiel blijft.

 

Bloedvaten van de lever

  • Leverslagader
    • Zijtak van aorta.
    • Voert zuurstofrijk bloed aan.
  • Poortader
    • Loopt van de darmen naar lever.
    • Zuurstofarm.
    • Vervoert voedingsstoffen uit de darmen naar de lever.
  • Leverader
    • Voert bloed uit de lever af.
      • Naar de holle ader.
    • Zuurstofarm.

Functies lever

  • Opslag glycogeen (dierlijk zetmeel)
    • Teveel glucose in het bloed:
      • Lever neemt glucose op.
      • Zet het om in glycogeen --> reserve.
        • Gycogeen wordt opgeslagen in de lever en in spieren.
    • Te weinig glucose in het bloed:
      • Lever zet glycogeen om in glucose..
      • Glucose wordt aan het bloed afgegeven.
  • Vorming gal
    • Gal bestaat onder andere afgebroken rode bloedcellen.
    • Gal wordt opgeslagen in de galblaas.
      • Galblaas komt uit in de twaalfvingerige darm.
      • Gal helpt bij het verteren van vetten.
  • Bewerking van voedingsstoffen
    • Lever kan voedingsstoffen omzetten in andere voedingsstoffen.
      Bijvoorbeeld
      • Eiwitten kunnen niet worden opgeslagen.
        • Lever zet teveel aan eiwitten om in koolhydraten of vetten.
          • Ureum blijft over.
            • Komt in het bloed
            • Wordt door de nieren verwijderd.
      • Koolhydraten kunnen maar beperkt worden opgeslagen (als glycogeen).
        • Lever zet teveel aan koolhydraten om in vet.
        • Opgeslagen in vetweefsel.
  • Afbraak van afval- en gifstoffen
    Bijvoorbeeld:
    • afbraak van alcohol.
    • afbraak van geneesmiddelen (medicijnen).

De lever

De nieren

 

  • Boonvormige organen
  • Liggen vlak onder het middenrif, tegen de wervelkolom aan.
  • Filtreren het bloed.
    • Urine wordt gevormd.
      • Urine bevat:
        • overtollig water;
        • overtollige zouten;
        • afvalstoffen.
          Onder andere: ureum
          • Ureum ontstaat in de lever bij de afbraak van overtollige eiwitten.
      • Urine heeft niet altijd dezelfde samenstelling.
        • Samenstelling hangt bijvoorbeeld af van:
          • hoeveel je drinkt;
          • hoeveel zout je eet;
          • hoeveel afvalstoffen je vormt.
BRON: BVJ

 

BRON: BVJ

 

Werking

  • Bloed komt de nieren binnen via de nierslagader.
  • In nierschors en niermerg worden afvalstoffen en overtollige stoffen uit het bloed gehaald --> urine.
  • Urine wordt verzameld in het nierbekken.
  • Via de urineleiders gaat urine naar de urineblaas.
  • Blaas vol --> urine gaat via de urinebuis naar buiten.
  • Het gezuiverde bloed gaat naar de nierader.

Andere uitscheidingsorganen

  • Longen
    • Koolstofdioxide (CO2) wordt verwijderd.
  • Lever
    • Vormt gal
      • Wordt opgeslagen in de galblaas.
      • Gaat via de darmen het lichaam uit

De nieren

De huid en het onderhuidse bindweefsel

de samenstellende delen van de huid en het onderhuids bindweefsel noemen, in afbeeldingen aanwijzen en functie(s) beschrijven: – bouw, ligging en functies van de delen van de huid, met name: - opperhuid met hoornlaag met dode cellen en kiemlaag met delende cellen en zenuwuiteinden (‘pijnzintuig’) - lederhuid met bloedvaten, haarzakjes, talgklieren, haarspieren, zweetklieren en zintuigen - haren – onderhuids bindweefsel met vetcellen – de rol van de doorbloeding, vet en de mate van zweten bij de temperatuurregeling – de rol van de hoornlaag bij de bescherming tegen infecties, uitdroging en beschadigingen – de rol van pigment (in de kiemlaag) bij de bescherming tegen ultraviolette straling

BRON BVJ

 

De huid en het onderhuidse bindweefsel

Afweer

Afweer

Oefentoetsen

Quizlet
Via deze link kan je oefenen met de belangrijkste termen van dit hoofdstuk.

Hier komen links te staan naar oefenmateriaal. Ook is er nog een oefentoets in Quayn die je kunt maken wanneer je er aan toe bent.

Ga hiervoor naar https://wolfsbos-smeenge.quayn.eu/ en login!

Samenvatting

Samenvatting Biologie voor Jou 4b “Opslag, uitscheiding en bescherming” VMBO

8.1

Vloeistof tussen cellen van organen = weefselvloeistof

Cellen nemen zuurstof en voedingsstoffen op uit weefselvloeistof en geven CO2 en afvalstoffen er aan af.

Inwendige milieu = weefselvloeistof + bloedplasma

Uitwendig milieu = omgeving om je heen, inclusief inhoud darmkanaal en lucht in longen

Stoffen worden opgenomen, opgeslagen en te veel van stoffen worden uitgescheiden

Uitscheidingsorganen: Longen – Lever - Nieren

Voor handhaven constant inwendig milieu zijn hormonen, zintuigen en zenuwen belangrijk.

Glucosegehalte geregeld door insuline (zet glucose om in glycogeen in lever en spieren) en glucagon (zet glycogeen weer om in glucose)

8.2

Lever ligt rechts in je lijf

  • 2 aanvoerende bloedvaten:
    • Leverslagader (met zuurstof)
    • Poortader (met glucose en voedingsstoffen uit de darm)
  • 1 afvoerend bloedvaten: leverader (komt uit in holle ader)

Functies lever:

  • Opslaan van glycogeen
  • Rol bij verwerking van verteringsproducten van eiwitten
    • Maakt o.a. bloedstollingseiwit fibrinogeen
    • Breekt ook eiwitten af, waarbij ureum vrijkomt
  • Maakt gal (wordt daarna opgeslagen in galblaas)
    • Gal emulgeert vetten
    • Gal afgegeven via galbuis naar 12-vingerige darm
  • Breekt dode rode bloedcellen af (daarbij ontstaat o.a. galkleurstof, die bruine kleur ontlasting veroorzaakt)
    • Komt ook ijzer bij vrij > deels opgeslagen in lever
  • Lever slaat diverse mineralen en vitamines op
  • Haalt gifstoffen uit het bloed

8.3

Nier bevat:

  • Nierslagader > zuurstofrijk bloed
  • Nierader > bevat gezuiverde bloed
  • Nierschors en niermerg: verwijderen afvalstoffen (zoals ureum), overtollig water en zouten en allerlei schadelijke stoffen
  • Nierbekken > verzamelplaats van urine, voor het naar de blaas gaat via de urineleider
  • Urineleider > voert urine van nier naar blaas

Vanuit de urineblaas voert de urinebuis de urine af naar buiten

8.4

Functies huid:

  • Beschermen tegen beschadigingen, infecties en UV-straling

Huid bestaat uit:

  • Opperhuid
    • Hoornlaag = dode, verhoornde cellen  > beschermt tegen beschadiging, uitdroging en ziektes
      • Eelt = verdikte hoornlaag
      • Roos = Hoofdhuidcellen delen zich sneller dan normaal en laten los
    • Kiemlaag = delende laag cellen om huid te vernieuwen
      • Cellen bevatten pigment (beschermt tegen UV-straling/zon)
  • Lederhuid
    • Liggen de warmte, koude, druk en tastzintuigen in
    • Bevat uitlopers van zenuwen, zintuigen, haarspiertjes, zweetklieren en bloedvaatjes
      • Zintuigen: warmte,- koude,- druk,-  en tastzintuigen

Verder tref je in de huid aan:

  • Haren, omgeven door een haarzakje. In dit haarzakje bevinden zich talgklieren > maken talg om de haren en hoornlaag soepel te houden

Onder de huid ligt onderhuids bindweefsel :

  • Vet opgeslagen als reservevoedsel in vetcellen
  • Isolerende laag tegen warmteverlies

Warmteafgifte in je lichaam door:

  • Zweten
  • Vergroten doorbloeding van bloedvaten in de huid (verwijden bloedvaten)

Warmteproductie en afgifte wordt geregeld door het temperatuurregelcentrum (net boven hypofyse)
Bij kou:

  • Bloedvaten in huid vernauwen (huid wordt bleker)
  • Minder zweetproductie
  • Rillen (levert extra warmte op door verbranding)
  • Haarspiertjes zetten haartjes overeind > dikker isolerend luchtlaagje (kippenvel)

8.5

Infectie = virus, bacterie, schimmel of parasiet (dier)

Kalknagels en voetschimmel (zwemmerseczeem) veroorzaakt door schimmels

Lichaam wordt beschermd tegen infecties door:

  • Huid beschermt:  Opperhuid + Laagje talg op huid
  • Slijmvlies in wand van longen en darmkanaal
  • Maagsap bevat zoutzuur > doodt bacteriën
  • Koorts: versnelt afweerreacties

Bacteriën kun je bestrijden met antibiotica (zoals penicilline)

Ziekteverwekkers bevatten lichaamsvreemde eiwitten = antigenen

  • Sommige witte bloedcellen maken bacteriën onschadelijk door ze in te sluiten
  • Sommige witte bloedcellen maken antistoffen om ziekteverwekkers aan te vallen

Antistoffen hechten zich aan antigenen > ziekteverwekker onschadelijk gemaakt

Een antistof reageert maar met 1 soort antigeen

Antistoffen blijven tijd in bloed aanwezig, zo kan je een ziekte aantonen

  • bijv. bij aanwezigheid van antistoffen tegen aidsvirus ben je seropositief
    • Antistoffen tegen aidsvirus zijn helaas niet in staat virus uit te schakelen

Natuurlijke immuniteit = lichaam maakt zelf antistoffen aan tegen een ziekte die je oploopt. Deel van witte bloedcellen zijn geheugencellen die onthouden hoe antistof gemaakt moet worden. Bij nieuwe infectie heel snel antistoffen gemaakt > je bent immuun

Kunstmatige immuniteit =door inenting/vaccinatie wordt een dode of verzwakte ziekteverwekker ingespoten (vaccin) > wel antistoffen aanmaken en geheugencellen > je bent immuun

Actieve immunisatie = immuniteit ontstaat doordat ingeënt persoon zelf de antistoffen maakt

  • Bijv. Dktp-prik, tegen difterie, kinkhoest, tetanus en polio
  • Bmr-prik, tegen bof, mazelen en rode hond
  • Meisjes vanaf 12 prik tegen baarmoederhalskanker (Hpv)

Passieve immunisatie = patiënt krijgt antistoffen ingespoten waardoor antigen uitgeschakeld wordt

  • Antistoffen zitten in een serum
  • Serum wordt gemaakt m.b.v. proefdieren die giftige antigen ingespoten krijgen en dus antistoffen maken

8.6

Transplantatie = vervangen van aangetast weefsel of orgaan door een weefsel/orgaan (vaak van een donor)

Cellen/weefsels/organen van een donor bevatten op hun celmembraan lichaamsvreemde antigenen > gevaar voor afstotingsreacties

Xenotransplantatie = organen van dieren gebruiken voor transplantatie