Samenvatting

Samenvatting Biologie voor Jou 4b “Opslag, uitscheiding en bescherming” VMBO

8.1

Vloeistof tussen cellen van organen = weefselvloeistof

Cellen nemen zuurstof en voedingsstoffen op uit weefselvloeistof en geven CO2 en afvalstoffen er aan af.

Inwendige milieu = weefselvloeistof + bloedplasma

Uitwendig milieu = omgeving om je heen, inclusief inhoud darmkanaal en lucht in longen

Stoffen worden opgenomen, opgeslagen en te veel van stoffen worden uitgescheiden

Uitscheidingsorganen: Longen – Lever - Nieren

Voor handhaven constant inwendig milieu zijn hormonen, zintuigen en zenuwen belangrijk.

Glucosegehalte geregeld door insuline (zet glucose om in glycogeen in lever en spieren) en glucagon (zet glycogeen weer om in glucose)

8.2

Lever ligt rechts in je lijf

Functies lever:

8.3

Nier bevat:

Vanuit de urineblaas voert de urinebuis de urine af naar buiten

8.4

Functies huid:

Huid bestaat uit:

Verder tref je in de huid aan:

Onder de huid ligt onderhuids bindweefsel :

Warmteafgifte in je lichaam door:

Warmteproductie en afgifte wordt geregeld door het temperatuurregelcentrum (net boven hypofyse)
Bij kou:

8.5

Infectie = virus, bacterie, schimmel of parasiet (dier)

Kalknagels en voetschimmel (zwemmerseczeem) veroorzaakt door schimmels

Lichaam wordt beschermd tegen infecties door:

Bacteriën kun je bestrijden met antibiotica (zoals penicilline)

Ziekteverwekkers bevatten lichaamsvreemde eiwitten = antigenen

Antistoffen hechten zich aan antigenen > ziekteverwekker onschadelijk gemaakt

Een antistof reageert maar met 1 soort antigeen

Antistoffen blijven tijd in bloed aanwezig, zo kan je een ziekte aantonen

Natuurlijke immuniteit = lichaam maakt zelf antistoffen aan tegen een ziekte die je oploopt. Deel van witte bloedcellen zijn geheugencellen die onthouden hoe antistof gemaakt moet worden. Bij nieuwe infectie heel snel antistoffen gemaakt > je bent immuun

Kunstmatige immuniteit =door inenting/vaccinatie wordt een dode of verzwakte ziekteverwekker ingespoten (vaccin) > wel antistoffen aanmaken en geheugencellen > je bent immuun

Actieve immunisatie = immuniteit ontstaat doordat ingeënt persoon zelf de antistoffen maakt

Passieve immunisatie = patiënt krijgt antistoffen ingespoten waardoor antigen uitgeschakeld wordt

8.6

Transplantatie = vervangen van aangetast weefsel of orgaan door een weefsel/orgaan (vaak van een donor)

Cellen/weefsels/organen van een donor bevatten op hun celmembraan lichaamsvreemde antigenen > gevaar voor afstotingsreacties

Xenotransplantatie = organen van dieren gebruiken voor transplantatie