via deze module ga jij, je voorbereiden op het eindexamen voor Duits. Je vindt hier tips, oefeningen en uitlegfilmpjes. Succes met de voorbereidingen op jouw eindexamen.
Door goed te kijken naar de titel, plaatjes, opvallende woorden en bijschriften kun jij bij bepaalde teksten al voorspellen waarover de tekst gaat. Hierdoor zou je sommige antwoorden al kunnen wegstrepen en/of het zorgt ervoor dat je de tekst makkelijker begrijpt.
De tekst skimmen betekent de tekst snel en globaal doorlezen om zo een idee te krijgen waarover de tekst gaat. Bij langere teksten kijk je naar de titel, plaatsjes en bijschriften, lees je de inleiding en lees je de eerste en laatste zinnen van elke alinea. Blijf niet te lang staan bij worden die je niet kent en kijk vooral naar werkwoorden en zelfstanding naamwoorden die je wel kent.
Doordat je gebruik maakt van je voorkennis van het onderwerp van de tekst, kun je eventueel gebrek aan woordkennis compenseren. Dat betekent dat je niet alle (moeilijke) woorden hoeft te kennen of op te zoeken om toch te weten waar de tekst over gaat.
Er wordt van je verwacht dat je verbanden tussen delen van een tekst kunt herkennen en aangeven. Denk hierbij aan verwijzingen, voorbeelden, argumenten, conclusies of herhalingen. Signaalwoorden kunnen je hierbij helpen. Hier krijg je ook diverse vragen over op je examen. Belangrijk is dus dat je inzicht hebt in de structuur/opbouw van de tekst.
Je leest de tekst selectief om bepaalde informatie in de tekst te vinden. Bij een aantal vragen tijdens je examen is het de bedoeling dat je 1 bepaald gegeven in een lange tekst vindt. Je hoeft dan niet de hele tekst te lezen, maar scant de tekst naar die specifieke informatie. Daarbij let je op bepaalde tref- en kernwoorden.
Soms is het nodig om een (korte) tekst of een deel van een tekst intensief te lezen om de vraag te kunnen beantwoorden. Je moet dan een gedeelte van de tekst of de gehele tekst grondig doorlezen en uitpluizen en verbanden ontdekken of leggen.
Deze strategie kan je tijd opleveren, omdat je de betekenis kunt afleiden of raden zonder het te hoeven opzoeken. Ook vind je niet alle woorden letterlijk in het woordenboek. Als je echter het woord wel nodig hebt om de tekst te begrijpen kun je proberen te kijken naar de zinsverband en de context(zin ervoor of erna)of je kunt proberen het woord in stukken te hakken, waardoor je misschien een gedeelte van het woord wel begrijpt.
Signaalwoorden
Signaalwoorden
Via deze quizlet kun je veelvoorkomende signaalwoorden oefenen.
Hieronder een overzicht van een aantal signaalwoorden:
Signaalwoordenlijst Duits
Beperking
nur
slechts, alleen (maar
jedenfalls
in elk geval
Gevolg/conclusie
also
dus
daher
vandaar
damit
zodat, om te bereiken dat
deshalb
derhalve, daarom
demnach
dus, daarom
deswegen
daarom, vandaar
je…desto
hoe (bv. groter)… hoe (bv. zwaarder)
so*
dus, daarom
so….dass
zo (bv. eerlijk)… dat… (bv. kwetsend)
Reden/oorzaak
denn
want
weil
omdat
schließlich
per slot van rekening
nämlich
namelijk
Indem
doordat
Tegenstelling
aber
maar (kan ook op de 2e of 3e plaats van een zin staan)
doch
toch, maar
jedoch
echter
dennoch
desalniettemin
allerdings
echter
nicht… sondern
niet…. maar
obwohl
hoewel
trotz(dem)
(des)ondanks
während
terwijl
zwar…aber
weliswaar…. maar
dagegen, hingegen
daarentegen
einerseits… andererseits
enerzijds… anderzijds
eigentlich
eigenlijk
immerhin/ohnehin
in ieder geval, toch
stattdessen
in plaats daarvan
Uitbreiding/opsomming
auch*
ook
ebenfalls
eveneens, ook
außerdem, zudem, zusätzlich
bovendien
nicht nur… sondern auch….
niet alleen…., maar ook…
Erstens/Zweitens/Drittens
ten eerste/tweede/derde
sowie
evenals, alsook
Vergelijking
auch*
ook
(eben/genau) so… wie
(net/precies) zo…. als
weder… noch
noch… noch (geen van beiden)
Versterking
erst recht
pas echt
gar
al helemaal
nicht nur… sondern auch*
niet alleen… maar zelfs
sogar
zelfs
tatsächlich/in der Tat
inderdaad
zumal
vooral
Voorbeeld geven/concreet maken
zum Beispiel
bijvoorbeeld
etwa
bijvoorbeeld
Extra informatie
übrigens
overigens, ‘by the way’
zusätzlich
daar komt bij, daarnaast
Oefenen
Oefening: Signaalwoorden oefening
Oefening: Signaalwoorden oefening
0%
Mode als Beruf
(1) Es kann nicht jeder der nächste Lagerfeld1) werden. Angehende Modedesigner brauchen neben kreativen Ideen eine Menge Geduld und Selbstdisziplin. Sie müssen nicht nur die Praxis beherrschen, sondern auch gut organisieren können. Der Job besteht nur zu einem geringen Anteil aus kreativem Arbeiten. Ansonsten dreht es sich um das Vorbereiten von Produktionen, die Pflege von Kundenkontakten und die Prüfung von Schnitten.
(2) Gefragt sind daher nicht nur zeichnerisches Talent und Kreativität. Auch ein Gespür für Trends und Stressresistenz sind nötig. Außerdem sind Sorgfalt und ine selbständige Arbeitsweise wichtige Kriterien. Ob einem dieser Job wirklich liegt, lässt sich in Praktika testen; die sind von den meisten Ausbildungsstätten ohnehin vorgeschrieben.
(3) Während der Ausbildung darf das Handwerk nicht zu kurz kommen: angehende Designer müssen zum Beispiel lernen, welche Fertigungstechniken es gibt. Außerdem bekommen sie das Skizzieren und die Arbeit mit Design-Software beigebracht. Manchmal kommen noch Fächer wie Fashionmanagement und Modegeschichte hinzu.
(4) Inhalte wie diese stehen auch bei den international vernetzten Esmod-Schulen in Berlin und München auf dem Stundenplan. Um jedoch einen der sechzig kostenpflichtigen Plätze pro Jahr zu ergattern, müssen Interessenten nicht nur Abitur oder Fachabitur haben, sondern noch ein Vorstellungsgespräch erfolgreich hinter sich bringen. Dazu müssen sie eine Mappe mit mindestens wanzig Arbeiten mitbringen — beispielsweise Skizzen, Fotografien oder genähte Kleidungsstücke. Außerdem brauchen die Schüler Disziplin und Motivation: man muss nicht nur täglich von etwa 9 bis 16 Uhr zum Unterricht, sondern danach auch noch weitere Aufgaben erledigen.
(5) Nach der Ausbildung reißen sich die __28__ meist nicht gerade um die jungen Modedesigner. Gute Chancen haben aber diejenigen, die etwas flexibler sind und nicht nur einen bestimmten Job anstreben. Es gibt ganz verschiedene Tätigkeitsschwerpunkte für Modedesigner: Häufig arbeiten sie etwa als Trendscouts. Andere dagegen beraten Modehäuser, arbeiten bei Zeitschriften oder übernehmen bei Theater und Film die Kostümausstattung.
noot 1 (Karl) Lagerfeld = beroemde Duitse mode-ontwerper
Wodurch kann man den Doppelpunkt hinter dem Wort „Motivation“ in Absatz 4 ersetzen?
Immer mehr Verbraucher achten beim Einkauf von Lebensmitteln und Getränken auf Klima- und Umweltschutz. Sie entscheiden sich für Produkte und Verpackungen, die das Klima am wenigsten mit CO2 belasten.
(1) Laut dem Deutschen Verpackungsinstitut sind Mehrwegflaschen am klimafreundlichsten: sie belasten die Umwelt um 50 Prozent weniger mit dem klimaschädlichen CO2 als Einwegflaschen. Das liegt vor allem daran, dass Mehrwegflaschen wiederbefüllt werden. Bei Mehrwegflaschen aus PET1) ist das bis zu dreißig Mal möglich, bei Mehrwegflaschen aus Glas bis zu fünfzig Mal. Das Pfand bei Mehrwegflaschen sorgt dafür, dass die Flaschen im Mehrwegkreislauf wiederbefüllt werden und nicht, wie bei Einweg, nach einmaligem Gebrauch zerschreddert werden.
(2) Es lohnt sich also, bei Getränken wie Bier, Mineralwasser und Fruchtsaft auf Mehrweg zu achten. Immer mehr Produkte führen das Mehrwegzeichen „Mehrweg — Für die Umwelt“ auf ihrem Etikett. Gerade regional tätige Brauereien, Fruchtsaftanbieter und Mineralbrunnen verwenden Mehrwegflaschen. Alles was in der Nähe produziert und verkauft wird, bringt Vorteile für die Umwelt. Die Stiftung Warentest aber auch Umweltorganisationen wie die deutsche Umwelthilfe und der Naturschutzbund Deutschland stehen hinter dem Mehrwegzeichen.
(3) Selbst beim Trinken ist also klimafreundliches Verhalten möglich — dank Mehrweg. Und man kann obendrein noch was gewinnen. Unter allen Einsendungen, die die Frage „Wie oft kann eine PET-Mehrwegflasche wiederbefüllt werden?“ richtig beantworten, verlosen die Niederrhein Nachrichten zehn iPod-Shuffle. Die Antwort einfach bis zum 15. Dezember an die Geschäftsstelle der Niederrhein Nachrichten schicken. Der Rechtsweg ist ausgeschlossen.
noot 1 PET = plasticsoort waar frisdrankflessen van worden gemaakt (PolyEthyleenTereftalaat)
Welches Wort kann im Sinne des Textes zwischen „die Umwelt“ und „um 50 Prozent“ stehen? (Absatz 1)
Een stappenplan kan je helpen sneller het juiste antwoord te vinden.
Stap 1: oriënteren
•Kijk altijd eerst naar de titel, plaatsjes, opvallende woorden, bijschriften…
•Bepaal zo het thema van de tekst. Dit kan je helpen om makkelijker te begrijpen waar de tekst over gaat.
•Activeer je voorkennis. Hierdoor hoef je niet altijd alle moeilijke woorden te begrijpen om de tekst toch te begrijpen of begrijp je moeilijke woorden eerder.
Stap 2: lees de vraag (+antwoorden)
•Lees altijd eerst de vraag en vaak ook de antwoorden, om zo te zien wat er van je verwacht wordt en waar je moet zoeken.
•Welk soort vraag is het? Meerkeuze/open vragen…
•Begrijp je de vraag?
•Begrijp je de antwoorden?
•Waar moet je zoeken?
Stap 3: lees de tekst of een stukje
•Lees de tekst of het stukje tekst en markeer meteen signaalwoorden en delen van de zin of zinnen die jij denkt dat belangrijk zijn.
•Woorden waarvan je denkt de betekenis nodig te hebben zoek je op. Schrijf deze erbij!!! Misschien ben je hem later nog nodig
Stap 4: Beantwoord de vraag
•Kijk of je foute antwoorden kunt wegstrepen
•Lees waar nodig het stukje nog een keer
•Geef altijd een antwoord
•Geef altijd het antwoord in het Nederlands behalve als het anders staat vermeld.
•Geef antwoord op dat wat er wordt gevraagd en geef een duidelijk antwoord.
Vraagsoorten
Verschillende vraagsoorten
1. Formuleringsvraag: in dit type vraag moet je de impliciete of expliciete betekenis van een tekstgedeelte opsporen. “Wat betekent dat hier?” of “Waar gaat het hier precies om?”, door goed de vraag en de passage erbij te lezen, de betekenis in je hoofd te verwoorden en zo beknopt en precies mogelijk weer te geven wat je uit de tekst kunt halen.
2. Samenvattingsvraag: een samenvattingsvraag verlangt van je om de belangrijkste informatie uit het betreffende tekstdeel te halen en (in eigen woorden) te kunnen omschrijven. Dit omschrijven is met name bij open vragen van belang. Zorg dat je bij de beantwoording beperkt tot de aangegeven alinea’s of regels.
3. Kernvraag: hier wordt gevraagd naar de hoofdgedachte of de kern van een tekst(deel).”Wat is de kern van dit artikel?” of “Welk doel had de auteur bij het schrijven van deze tekst?” Als dit de enige vraag is bij de tekst moet je skimmen*; als er meerdere vragen bij de tekst staan, moet je nauwkeuriger lezen en citaten, voorbeelden e.d. wegstrepen, totdat je echt de kern te pakken hebt. Geef dan zo beknopt en precies mogelijk die kern weer.
4. Functievraag: in dit type vraag wordt gevraagd verbanden weer te geven tussen gedeeltes van de tekst, zoals: “Hoe verhoudt deze alinea zich tot de vorige?’ of “Waar dient deze alinea voor?” Hier gaat het om oorzaak, gevolg, een illustratie, een tegenstelling, een versterking, enz.. Vaak komen bij deze vragen als antwoordopties signaalwoorden of kernwoorden (zie overzicht Kernwoorden vraagstelling Centraal Examen) voor.
5. Conclusievraag: bij conclusievragen moet jij zelf een conclusie trekken uit de passage waar de vraag naar verwijst. Dit vereist nauwkeurig lezen, zonder je eigen interpretatie. Gebruik dus alleen de context en je (voor)kennis.
6. Beoordelingsvraag: bij dit type vragen vraagt men naar de toon van een tekstdeel. “Wat is de toon van dit artikel?””Hoe denkt de auteur over deze kwestie?” e.d. Hierbij moet je de vraag lezen, de passage waarover de vraag gaat, vaststellen wat die passage in het Nederlands precies betekent en of de toon bijv. ironisch, enthousiast, onverschillig, neutraal is.
7. Verwijsvraag: “Waarnaar verwijst … in deze zin?”of “Waar heeft het woord … betrekking op? Hiervoor moet je teruglezen in het voorgaande tekstdeel en moet je een woord kunnen vervangen door het verwijswoord uit de vraag.
8. Invulvraag: invulvragen komen bij gatenteksten voor of heeft tot doel jou een ontbrekend woord te laten vinden dat in de tekst had kunnen staan. “Welk woord past het beste op deze plaats?’ of “Met welk woord had deze zin kunnen beginnen?’ In dit geval moet je altijd het deel voor en na het in te vullen woord goed begrijpen, goed bepalen wat voor functie dit woord heeft en tot welke woordsoort het behoort. Dan bepaal je wat het verband is tussen het deel voor en na het in te vullen woord. Vervolgens bedenk je voor jezelf in je hoofd het woord dat zou passen en kijk je daarna pas uit welke woorden je kunt kiezen.
Vraagsoorten deel 1
Vraagsoorten deel 2
De laatste tips!
Examen Duits: handleiding beantwoorden vragen.
Opmerkingen vooraf:
Het Duits examen bestaat uit korte, middellange en lange leesteksten.
Vragen worden bij de middellange en lange leesteksten meestal over 1 alinea gevraagd.
Gemiddeld heb je 14 teksten en 40 tot 45 vragen.
Een woord opzoeken kost al snel een aantal minuten. Woordenschat is van groot belang!!!!
Aanpak korte teksten:
Lees meteen de vraag en de antwoorden, dan pas de tekst lezen.
Goed fout/vragen-> de meeste punten waard
Kun je de bewering in de tekst niet vinden, dan is het antwoord fout!!!!!
Markeer voor jezelf waar je een goed antwoord hebt gevonden.
Meerkeuzevragen die in het Duits gesteld worden (90% van de examenvragen)
Vertaal voor jezelf de vraag en de antwoorden.
Of: Kom eerst met een eigen antwoord en kijk of het erbij staat.
Snap je de alinea niet?: Gebruik de antwoorden om meer info te krijgen, maar weet dat er altijd 2 onzinantwoorden bij zitten.
Alineavraag: Wat is kern van de alinea?: Antwoorden vaak aan begin of eind.
Nederlandse meerkeuzevragen en antwoorden dus ook
Lees alleen de vraag.
Zoek het juiste antwoord in de alinea.
Kies dan het juiste antwoord.
Puntenpakker sinds 2012: Nieuwe vraagsoort: Omschrijving zoeken bij een product.
Hierbij is het woordenboek belangrijk en je moet hier net zoveel tijd aan besteden als jij nodig hebt!
Open vragen:
Beantwoord deze altijd in het Nederlands, tenzij anders aangegeven.
Verwerk altijd de vraag (of deel ervan) in het antwoord, dus wees volledig.
Algemeen: Na een leesteken, met name een dubbele punt of aanhalingstekens heb je een grote kans op een antwoord!
Het arrangement Examentraining VMBO GL/TL Duits is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Saskia Ebbers
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2021-03-04 19:02:45
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:
Toelichting
Via deze training ga je aan de slag met leesstrategieën, tips en signaalwoorden om beter te lezen en zo ook de Duitse leesteksten beter en sneller te begrijpen.
Via deze training ga je aan de slag met leesstrategieën, tips en signaalwoorden om beter te lezen en zo ook de Duitse leesteksten beter en sneller te begrijpen.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Signaalwoorden oefening
Vraag 2
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.