Kiezen

Kiezen

Kiezen

Uitleg over de werkwijze

Ieder onderdeel is op dezelfde manier opgebouwd:

- Een overzicht van de leerdoelen (wat moet je kunnen)

- Eventueel een instructiefilmpje

- Deelopdrachten met tekts en oefeningen

- Eventueel een eindopdracht

 

De eindopdrachten lever je op de gestelde deadline in via de genoemde omgeving.

Leertips

Wanneer je leert voor M&M kun je dit op de volgende manieren doen:

- Leer begrippen met behulp van flashcards, met op de ene kant het begrip en op de andere kant de uitleg (er zijn ook apps als WRTS waarmee je dit kunt doen)

- Vat een deelonderwerp samen, door het maken van een woordweb (via www.bubbl.us), een mindmap (zie deze video) of een geschreven samenvatting

- Leg de lesstof uit aan iemand, praat erover.

1. Behoeften

Inleiding en leerdoelen

Inleiding
Je hele leven zul je keuzes moeten maken. Sta ik op tijd op, zodat ik nog even kan leren voordat ik naar school ga, of blijf ik wat langer in bed liggen. Smeer ik brood voor in de pauze, of haal ik iets uit de automaat.

Leerdoelen
Na het maken van deze les kun je:

  • uitleggen wat het vak economie met maken heeft met het maken van keuzes
  • de volgende begrippen uitleggen: behoeften, consumeren, diensten, goederen,, primaire behoeften, prioriteiten, secundaire behoeften, schaarse goederen, vrije goederen en zelfvoorzienend zijn.
  • de samenhang tussen de bovenstaande begrippen beschrijven
  • uitleggen wat de de piramide van Maslow is en voorbeelden geven van de verschillende behoeften die hierin genoemd worden.

 

 

Instructie

Presentatie 1: behoeften
De presentatie met notities

1.1: behoeften

Ieder mens heeft behoeften. Je kunt de behoeften splitsen in twee soorten:

  • primaire behoeften, spullen die je nodig hebt om te kunnen leven, denk aan een dak boven je hoofd of eten.
  • secundaire behoeften, spullen die je niet perse nodig hebt, zoals een televisie of robotstofzuiger.

Wanneer je de belangrijkste behoefte het eerst vervult, dan spreek je van een prioriteit.

Bekijk het onderstaande filmpje en beantwoord de vragen.

Hypermodern of hopeloos ouderwets?

1.2: goederen en diensten

Zoals je in de instructie hebt gehoord bestaan er diensten en goederen. Een dienst is iets wat iemand voor je doet. Een goed, of twee goederen, zijn producten dingen die je aan kunt raken.

Beantwoord hier de onderstaande vragen over goederen en diensten.

1.3: vrije en schaarse goederen

Er zijn vrije goederen en schaarse goederen. Voor de schaarse goederen moet moeite gedaan worden en kunnen opgaan. Voor de vrije goederen geldt dit niet.

Een boterham met abrikozenjam, voor in de pauze, is een schaars goed, want je moet er moeite voor doen (brood maken, jam maken en smeren). Maar een teug frisse lucht als je straks pauze hebt is een vrij goed, je hoeft er niks voor te doen en het kan niet op gaan.

1.4: consumeren en zelfvoorzienend zijn

Om de behoeften die wil te krijgen heb je twee opties:

  • je bent zelfvoorzienend en zorgt zelf voor de goederen en diensten die je nodig hebt
  • je consumeert, je koopt de goederen en diensten die je nodig hebt.

Hieronder volgen een aantal oefeningen met deze begrippen.

1.5: de piramide van Maslow

Professor Maslow heeft ook zijn ideeën over behoeften, hij heeft er een piramide over ontwikkeld: de Piramide van Maslow.

Bekijk het onderstaande filmpje, afbeelding en lees de tekst, maak daarna de opdracht.

Piramide van Maslow | Ways Of Life

De behoeftepiramide van Maslow

 

Meneer Maslow heeft een theorie ontwikkeld waarom mensen bepaalde dingen doen. Volgens hem proberen zij hun behoeften vervullen. Er bestaat hierbij een rangorde, de eerste behoeften moeten vervuld worden om aan een tweede toe te komen. Hij heeft deze de vorm gegeven van een piramide, waarbij je van onderaf begint.

  • Lichamelijke behoeften, zoals eten, slapen en beweging.
  • Behoefte aan veiligheid en zekerheid, weten waar je aan toe bent (duidelijke regels), vertrouwen hebben in andere mensen
  • Sociale behoefte, liefde, vriendschap en deel uit maken van groep
  • Waardering en erkenning, zelfvertrouwen hebben, zelfrespect en dit ook van anderen ontvangen
  • Zelfontplooiing, de wereld laten zien wat je kunt, iets doen wat je leuk vind en waar je goed in bent

 

Eindopdracht

Woordweb

Maak een woordweb van de begrippen uit deze les. Maak duidelijk als bepaalde begrippen iets met elkaar te maken hebben. Geef bij ieder begrip ook een uitleg én een voorbeeld.

 

Je mag je woordweb op papier maken of digitaal (via Bubbl bijvoorbeeld).

 

Lever het woordweb in via Google Classroom

- Link m2a

- Link m2b

 

Je woordweb is akkoord wanneer...

  • Alle 16 begrippen zijn in het woordweb verwerkt
  • De onderlinge samenhang is weergegeven (zie voorbeeld)
  • Bij ieder begrip staat een uitleg én een voorbeeld (dit wordt ook duidelijk genoemd)

 

Niet zo:

 

Maar zo:

 

2. Je kan je geld maar één keer uitgeven

Inleiding en leerdoelen

Wat ga je doen
In deze les ga je oefenen met rekenwerk, daarnaast maak je kennis met enkele nieuwe begrippen. Aan het einde van de les moet je een ding aftekenen bij de docent:

 

Leerdoelen
Na het maken van deze les kun je:

  • met behulp van een berekening uitleggen welke economische keuzemogelijkheden er zijn
  • met behulp van een berekening uitleggen welke economische keuzemogelijkheden (financieel) het gunstigst zijn

 

Rekenwerk
Om keuzes te kunnen maken moet er ook gerekend worden. Op het moment dat je een overzicht hebt van het geld dat je te besteden hebt, ook wel budget genoemd, kun je een goede beslissing nemen over wat je wel en wat je niet koopt.

Voorbeeld: stel dat je iedere week € 5,- zakgeld krijgt. Je wilt graag een iPad Mini 3 kopen à € 250,-. Hoeveel weken moet je dan sparen om dit te kunnen aanschaffen?

Je deelt (/) hiervoor het bedrag waar je op uit wilt komen, de € 250,- door het bedrag wat je wekelijks krijgt, € 5,-.

€ 250 / 5 = 50

Je moet dus 50 weken sparen om de iPad Mini 3 te kunnen aanschaffen.

File:WikiCommons iPad Mini 03 2013 6220.jpg - Wikimedia Commons

Vermenigvuldigen en delen

Om uit te kunnen reken hoeveel geld je aan hoeveel producten kunt uitgeven, moet je soms delen of vermenigvuldigen. Maak, als je dit lastig vindt, de onderstaande lesjes op StudioWiskunde.

 

Les over delen

 

Les over vermenigvuldigen

2.1: cola en hamburgers

Lambert heeft op school een erg gezond dieet (ugh, ugh), hij eet in de pauze alleen hamburgers en drinkt alleen cola. Iedere maand heeft Lambert € 24,- te besteden. Een blikje cola kost € 0,75 en een hamburger € 3,-.

Typ bij de onderstaande vragen het exacte antwoord, dus als de vraag is: 'hoeveel € heeft Lambert te besteden, dan type je: 24.

 

Free Burger, Download Free Clip Art, Free Clip Art on Clipart Library

Gezond dieet?

2.2: Julio

Julio krijgt iedere week € 10,- zakgeld. Hiervan kan hij zijn lunch op school betalen, sparen voor nieuwe schoenen en koopt hij af en toe een app in de Appstore. De app's die Julio koopt kosten € 0,75.

Kabinet vindt dat Europese wetenschap genoeg geld krijgt

Zakgeld van Julio

Om te kunnen sparen voor nieuwe sportschoenen heeft Julio besloten dat hij geen geld meer uit gaat geven aan mueslirepen en app's. Wel blijft hij iedere schooldag een blikje Sprite kopen van € 0,80.

2.3: Karin

Karin is een studente en zij woont alleen op een kamertje. Zij heeft een bijbaantje als serveerster in een koffiehuis, hiermee verdient ze elke maand € 450,-. Om rond te kunnen komen leent zij geld bij de overheid, € 350,- per maand. Ook krijgt zij van haar ouders iedere maand € 100,-, als steuntje in de rug.

College Students Summer Departure Affects Local Businesses | WEMU

Karin heeft al haar uitgaven uitgezocht en is tot het onderstaande lijstje gekomen.

  • huur van haar studentenkamer (€ 500)
  • schoolboeken per maand (€ 50)
  • al haar boodschappen: bij de Lidl (€ 110) óf bij de Albert Heijn (€150)
  • telefoonabonnement (€ 30)
  • sportschool (€ 15)
  • kleding (?)
  • uitgaan (?)
  • sparen (?)

3. Hoe kom je tot een keuze

Inleiding en leerdoelen

Inleiding
In deze les gaan we kijken hoe mensen keuzes maken. Ieder mens is uniek in het maken van zijn of haar keuzes. Maar ieder mens wordt hier ook in beïnvloed, dit heeft te maken met jezelf, maar ook met de manieren waarop bedrijven je proberen te beïnvloeden.

Leerdoelen

  • Je kunt uitleggen welke vijf keuzefactoren er zijn, wat deze inhouden en hierbij een voorbeeld geven
  • Je kunt het verschil beschrijven en herkennen tussen een trend en een rage.
  • Je kunt het verschil beschrijven en herkennen tussen een commerciële en ideële reclame

 

Instructie

3.1: keuzefactoren

Zoals je in de instructie geleerd hebt zijn er meerdere redenen waarom mensen bepaalde keuzes maken wanneer zij iets kopen. Deze redenen worden ook wel factoren genoemd. Er zijn er vijf:

-leeftijd, hoe oud je bent heeft invloed op wat je belangrijk vind om te hebben. Iemand van 50 heeft andere behoefte dan iemand van 14.

-geld, de hoeveelheid geld die je hebt is ook belangrijk bij het maken van een keuze, iemand met veel geld zal makkelijker kunnen kiezen voor secundaire behoeften dan iemand met weinig geld.

-land, de plaats waar je woont heeft ook invloed op keuzen. Iemand in Rusland zal sneller een groot deel van zijn inkomen uitgeven aan een warme jas, dan iemand in Egypte.

-directe omgeving, mensen apen elkaar regelmatig na, dus als iedereen om je heen een toffe Cars broodtrommel heeft, dan zullen anderen sneller de behoefte hebben om er ook één te kopen.

-status, wanneer je wil laten zie hoe belangrijk je wel niet bent, dan kun je spullen kopen waarmee je dit onderstreept.

 

bol.com | Cars broodtrommel

Een toffe Carsbroodtrommel

3.2: trend en rage

Producent kunnen korte of lange tijd erg populair zijn. Wanneer iets een lange tijd populair is dan is er sprake van een trend, denk bijvoorbeeld aan een nieuwe keuken. Wanneer iets van een korte duur populair is, dan is er spraken van een rage.

Maak de onderstaande oefenvragen.

3.3: Reclame

Er zijn twee soorten reclames.

  • commerciële reclame, hierbij wil de verkoper jouw belangstelling voor een product wekken.
  • ideële reclame, hierbij wil men een goed doel bereiken en niet iets verkopen.

Bekijk de onderstaande reclames en geef aan wat waar bij hoort.

Eindopdracht

Deze eindopdracht maak je in een tweetal.

Bedenk twee trends en twee rages die je op de ATM kunt vinden. Leg met behulp van de factoren uit 2.1 uit waarom dit zo is. Werk dit uit tot een digitale poster (met afbeeldingen uit uitleggen).

Extra oefenmateriaal

Een spelletje om begrippen mee te oefenen

4. Eenheden en vergelijken

Inleiding en leerdoelen

Goederen kunnen in verschillende eenheden verkocht worden. Je kunt bijvoorbeeld een klein blikje cola kopen, of een hele fles.

 

Leerdoelen:

  • Je kent de verschillende eenheden en weet bij wat voor soort product ze passen.
  • Je kent de verschillende grotes en kunt hiermee rekenen
  • Je kunt de prijs van producten van verschillende grootte met elkaar vergelijken en uitspraken hierover doen

Cola in allerlei eenheden

Cola in allerlei eenheden

4.1: eenheden?

Goederen kunnen in verschillende eenheden verkocht worden. Je kunt bijvoorbeeld een klein blikje cola kopen, of een hele fles.

  • Het gewicht van een goed kun je uitdrukken in grammen
  • De inhoud van een goed kun je uitdrukken in liters
  • De lengte of breedte van een goed in meters

 

Bedenk voor de onderstaande producten in welke eenheid deze worden verkocht: 

4.2: grootte

De eenheden uit 7.1 kun je verdelen in verschillende grotes, zo wordt 1 honderste deel van een meter een centimeter genoemd en 1000 meter een kilometer. Hetzelfde geldt voor liters en grammen, er zijn mililiters en kilogrammen. Hieronder staat een overzicht van de verschillende grootte van de eenheden.

Kleiner
Één duizendste deel - mili...
Één honderste deel - centi...
Één tiende deel - deci...

 

Maak op StudioWiskunde eventueel de bijbehorende oefeningen.

Groter
Tien keer groter - deca...
Honderd keer groter - hecto...
Duizend keer groter - kilo...

 

Lengte-eenheden - MijnRekensite

4.3: Hagelslag

Hagelslag

Prijsverlaging = prijsverhoging

Een verborgen prijsverhoging komt meestal voor bij producten die een nieuwe verpakking hebben gekregen. Je betaalt minder dan vroeger, maar je krijgt stiekem ook minder. Of je betaalt nog steeds dezelfde prijs voor minder inhoud. In zo’n geval is het handig om te bekijken of de eenheden (kilogram, meter of liters) op het schap staan vermeld

4.4: Cola

4.5: Konijnenvoer

Konijnenvoer

Konijnenvoer

 

In een dierenwinkel wordt konijnenvoer verkocht. In de oude verpakking kocht je 1,5 kilogram konijnenvoer voor € 6,00. In de nieuwe verpakking kost 1 kilo konijnenvoer € 3,50.

4.6: Touw

Springtouw

Springtouw

 

In een sportwinkel wordt springtouw verkocht. 9 meter springtouw kost € 3,00. Vanwege een vernieuwing wordt het springtouw nu nog per 10 meter verkocht en kost dit € 3,20.