Soortenlijst CE Vogel

Soortenlijst CE Vogel

BELANGRIJK BESTAND COMPLETE LIJST!

- Rheiformes (nandoes)

2.1 Nandoe

Orde: Nandoe (Rheiformes)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Uiterlijke kenmerken nandoe;

Nandoes zijn overwegend grijs van kleur, maar het mannetje krijgt in de voortplantingstijd een zwarte ring onder aan zijn hals.  Het mannetje is in de regel iets groter dan het vrouwtje en de kleur van de veren van het mannetje is iets donkerder dan bij het vrouwtje

Herkomst, habitat, biotoop;

De nandoe komt voor op de pampa's in het midden van Zuid-Amerika. Hij leeft op plekken waar voldoende struiken groeien die hij kan benutten als schuilmogelijkheid. In het broedseizoen verblijven zij vooral langs rivieren, meren en moerassen.

Samenlevingsvorm;

Nandoes zijn groepsdieren en leven het liefst in een groep van twee hennen en één haan.

Voedsel in de natuur;

Nandoes zijn alleseters, maar eten het liefst grassen, bladeren, vruchten en kruiden. Maar ook eten ze insecten, kleine hagedissen en kikkers die tussen de planten schuilen.

Huisvesting;

Als je zorgt voor een nachthok waar ze in kunnen schuilen, kun je ze het hele jaar buiten houden. In het nachthok gebruik je op de bodem stro, houtsnippers of zand en in het buitenverblijf gras en/of zand. Zorg dat er in het buitenverblijf ergens een dikke laag droog zand ligt zodat ze een stofbad kunnen nemen.

Voortplanting;

Het lopen met opstaande veren, zijsprongen maken en het zwaaien van de hals vormen de balts. ln deze tijd klinkt ook vaak de diepe, verrijkende roep 'nan-doe'.

In de broedtijd bouwt het mannetje een nest op de grond in een ondiepe kuil. Daar lokt hij meerdere vrouwtjes naar toe om eieren te leggen (soms paart een mannetje wel met twaalf vrouwtjes). Als het legsel voltooid is, worden ze door de man weggejaagd. Hij broedt de eieren alleen uit en verzorgt en beschermt de kuikens.

Als de zorg van de vader erop zit, vormen de jonge nandoes jeugdgroepen. Op tweejarige leeftijd zijn ze geslachtsrijp en verlaten ze de jeugdgroep, op zoek naar geschikte partners.

Kenmerkend gedrag;

In het wild trekken de nandoes grazend over de oppervlaktes heen met soortgenoten. Als de dieren willen schuilen, doen ze dat hier en daar in struiken. Nandoes kunnen niet vliegen, maar wel rennen. Ze verdedigen zich tegen vijanden om hard weg te rennen en in de vlucht haakse bochten te maken om de vijand af te schudden. Het zijn nieuwsgierige dieren.

 

 

 

Dagelijkse en periodieke verzorging;

Dagelijks moet de mest uit het binnen en buitenverblijf verwijderd worden. De bodembedekking in het binnen verblijf moet minstens een keer per maand worden vervangen en het mag nooit vochtig zijn. Ververs dagelijks het water.

Links is de haan. Dat is te zien door zijn zwarte hals.

De rechter is de hen. Dat is te zien doordat de hen wat meer licht grijzer is.

 

 

 

 

 

- Coraciiformes (ijsvogels, bijeneters, scharrelaars)

- Columbiformes (duiven)

Rotsduif

Rotsduif (Columba livia­)

  • Uiterlijke beschrijving;

Het verenkleed is lichtgrijs van kleur, met een donkergrijze kop en hals. De zijden van de hals zijn glanzend groen en paars. De vleugels bevatten twee donkere vleugelstrepen. In de vlucht valt de donkergrijze staart met de zwarte eindband en de witte ondervleugel op. De snavel is donker met een witte vlezige washuid rond de neusgaten. Het verenkleed bij beide geslachten is gelijk. De lichaamslengte bedraagt 31 tot 34 cm en het gewicht 200 tot 300 gram.

  • Herkomst, biotoop en habitat;

Wilde rotsduiven leven in rotsachtig terrein zonder bos. Overdag eten ze zaden van granen en onkruiden. ’s Nachts slapen ze op rotsrichels. Om aan roofdieren te ontsnappen, duiken rotsduiven langs kliffen omlaag of stijgen verticaal op. Bij het opstijgen kun je de vleugelpunten boven de rug tegen elkaar horen klappen. Rotsduiven werden duizenden jaren geleden gedomesticeerd door mensen. Zo kwamen ze uiteindelijk in steden over de hele wereld terecht.

  • Samenlevingsvorm (solitair/sociaal en monogaam/polygaam);

Sociaal.

  • Voedsel in de natuur;

Ze eten graag zaden

  • Uiterlijk met geslachtsbepaling en foto van mannelijk dier en foto van vrouwelijk dier);

  • Huisvesting;

Volière.

  • Voortplanting (bals, broedduur, nestsoort met materiaal, aantal eieren per leg, duur broed, uitvliegen);

Het legsel bestaat meestal uit twee vuilwitte eieren, die door beide vogels in 17 dagen uitgebroed worden in een nest op een rotsrichel of in holten. Er kunnen twee tot drie broedsels per jaar voorkomen.

  • Kenmerkend gedrag van de vogelsoort;

Om aan roofdieren te ontsnappen, duiken rotsduiven langs kliffen omlaag of stijgen verticaal op. Bij het opstijgen kun je de vleugelpunten boven de rug tegen elkaar horen klappen.

  • Dagelijkse en periodieke verzorging.

Dagelijks nieuw zaad en vers water.

 


 

 

 

 

 

 

 

 

 

Zomertortel

Zomertortel (Streptopelia turtur)

  • Uiterlijke beschrijving;

Duif met blauwgrijze kop en meerdere zwart-witte strepen op de hals. De bovendelen zijn roodbruin met zwarte vlekken. De zomertortel heeft een kenmerkende getrapte, ruitvormige staart met een witte eindband. De vlucht is snel en rechtlijnig.

  • Herkomst, biotoop en habitat;

De zomertortel broedt in bosranden, parkachtige landschappen met verspreid staande bomen en bosjes, heggen, houtwallen en grote tuinen.

  • Samenlevingsvorm (solitair/sociaal en monogaam/polygaam);

Sociaal, in kleine groepjes.

  • Voedsel in de natuur;

Het gehele jaar worden zaden gegeten, zowel oogstresten als onkruidzaden.

  • Uiterlijk met geslachtsbepaling en foto van mannelijk dier en foto van vrouwelijk dier);

  • Huisvesting;

Voliere 90x50x50 met nachthok vrij van wind, regen en tocht. De vloer mag geen kieren hebben waar vuil tussen kan komen. Minimaal 2 zitstokken, bodembedekking bestaat uit schelpenzand.

  • Voortplanting (bals, broedduur, nestsoort met materiaal, aantal eieren per leg, duur broed, uitvliegen);

Eileg vanaf half mei tot eind juli. Heeft twee tot drie legsels per jaar, maar door voedselgebrek soms maar één legsel. Per legsel 2 (soms 3) eieren. Broedt in open, veelal jong bos, kleinschalig cultuurlandschap met dichte grote struiken. Broedduur 13-16 dagen. Jonge vogels zijn vliegvlug na 25-30 dagen.

  • Kenmerkend gedrag van de vogelsoort;

De zomertortel is de enige in ons land voorkomende duivensoort die elders overwintert. Zomertortels trekken in september-oktober weg in zuidwestelijke richting, via West-Frankrijk en het westelijk Iberisch schiereiland naar tropisch West-Afrika. Eind april of begin mei keren onze broedvogels weer terug.

  • Dagelijkse en periodieke verzorging.

Dagelijks tortelduiven voer geven 10% aanvullen met eivoer. Daarnaast groenvoer en bessen. Water dagelijks verversen

- Casuariiformes (kasuarissen en emoes)

3.1 Emoe

Orde: Kasuarissen en emoes (Casuariformes)

 

 

 

Emoe

Uiterlijke kenmerken Emoe;

Een emoe is gemiddeld 1.75 meter hoog en weegt 36 tot 40 kg. Het mannetje is gewoonlijk wat kleiner dan het vrouwtje. Aan de poot hebben ze drie naar voren gerichte tenen en geen achterwaarts gerichte teen. Verder hebben ze lange, kale poten. Het is de enige vogel met kuitspieren. Hierdoor zijn ze zowel goed in sprinten als in het lange afstand lopen. Ze kunnen snelheden van 50 km/u halen. Gemiddeld lopen ze met een snelheid van 10 km/u.

Ze hebben slordig uitziende, niet gestroomlijnde veren. De veren zijn licht van kleur, behalve de punten. De kop is bedekt met onregelmatige zwarte veren. De zwarte snavel is gespecialiseerd in het eten van gras.

Herkomst, habitat, biotoop;

De emoe is na de struisvogel de grootste nog levende vogelsoort en de grootste van Australië. De vogel bewoont de meeste gebieden van het continent, behalve gebieden die dichtbevolkt zijn, dicht bebost zijn of bedekt zijn door woestijn. Emoes hebben een voorkeur voor bossavannen, graslanden en subtropische gebieden. Ze voelen zich aangetrokken door gebieden met stilstaand water.

Samenlevingsvorm;

Het is een solitair dier.

Voedsel in de natuur;

Emoes eten voornamelijk vruchten, zaden, bloemen, scheuten, insecten, rupsen en kleine dieren. Ze eten ook wel dierlijke uitwerpselen.

Huisvesting;

Het verblijf dient uit een binnen verblijf en een buitenverblijf te bestaan. Emoes hebben een binnen verblijf nodig, om zich tegen slechte weersomstandigheden te kunnen beschermen. De bodem van het binnen verblijf kan bedekt worden met stro, houtsnippers of zand. Een groot buitenverblijf kan worden ingezaaid met gras.

Voortplanting;

De emoe paart in hartje zomer van december tot januari en broedt in de koelere maanden. Als de dagen beginnen te korten ondergaat het mannetje hormonale veranderingen, verliest zijn eetlust en begint een ruw nest te bouwen van boombast, takjes, gras en bladeren. Ze kan 5 tot 24 eieren leggen maar gemiddeld zijn het er 10. Het mannetje begint te broeden nadat het laatste ei is gelegd. Na 48 tot 56 dagen komen alle eieren uit. Emoes zijn na 18 tot 20 maanden geslachtsrijp.

 

Kenmerkend gedrag;

Het zijn strikte dagdieren. Wanneer ze slapen worden ze vaak wakker om zien of er geen roofdieren in de beurt zijn. Broedende mannetjes zijn zeer agressief. Zij trekken de regen achterna op zoek naar zaden, bloemen, fruit, knoppen, scheuten, insecten en rupsen.

Dagelijkse en periodieke verzorging;

De emoes hebben veel bewegingsruimte nodig.

 

Geslachtsbepaling;

Het mannetje en het vrouwtje zijn uiterlijk bijna niet van elkaar te onderscheiden. Ze verschillen wel in gedrag: het mannetje is doorgaans vriendelijk en het vrouwtje nerveus. Het seksen van emoes levert onbetrouwbare resultaten op. Alleen met bloedtesten is het geslacht vast te stellen.

 

- Gruiformes (kraanvogels en rallen)

Grijze kroonkraanvogel

Grijze Kroonkraanvogel (Balearica regulorum)

  • Uiterlijke beschrijving;

Grijze kroonkranen hebben een kortere snavel dan andere kraanvogels, die meestal een langwerpige snavel hebben. Op de kop heeft het dier gouden kruinveren. Ze hebben een grijs verenkleed en rode lellen aan de keel. Beide geslachten hebben hetzelfde verenkleed. De lichaamslengte bedraagt 100 tot 110 cm en het gewicht 3 tot 4 kg.

  • Herkomst, biotoop en habitat;

    Kroonkraanvogels leven in het zuiden en oosten van Afrika. Ze leven in

    moerasgebieden en op de savannes. Daar komen ze vooral voor langs rivieren. Broeden doen ze meestal in moerassen. Ze zijn de enige kraanvogelsoort die rusten en hun nesten in bomen bouwen.

  • Samenlevingsvorm (solitair/sociaal en monogaam/polygaam);

    Sociaal.

  • Voedsel in de natuur;

    De kroonkraanvogel heeft een korte snavel. Aan de korte snavel is te zien dat ze veelal hun voedsel zoeken in de droge gedeeltes. Kraanvogels met een lange snavel zoeken hun voedsel vaak in de natte gedeeltes van hun leefgebied. De korte snavel wordt ook gebruikt om te grazen, net als ganzen doen. Het grootste gedeelte van de dag zoekt een kroonkraanvogel naar eten. Door met zijn poten op de grond te stampen, komen insecten uit de grond. Soms gebruikt hij zijn snavel om insecten uit de bodem te peuteren. Behalve insecten eet deze vogel gras en zaden.

  • Uiterlijk met geslachtsbepaling en foto van mannelijk dier en foto van vrouwelijk dier);

  • Huisvesting;

    Het nest van de kroonkraanvogel wordt meestal in een boom gebouwd. Het wordt gemaakt van takken en droog gras. Soms wordt een nest gemaakt tussen rietstengels. De kroonkraanvogels gebruiken hun broedplaats meer dan één keer. Ieder jaar komen zij terug naar dit nest.  

  • Voortplanting (bals, broedduur, nestsoort met materiaal, aantal eieren per leg, duur broed, uitvliegen);

    Aantal eieren per keer: 2 tot 4, droog gras en takken, Na 28 tot 31 dagen komen de eieren uit. Eén dag nadat de kuikens uit hun ei zijn gekropen, kunnen ze al lopen. Ze vliegen tussen de 56 en 100 dagen uit. Na vier jaar kunnen de jongen zelf ouders worden.

  • Kenmerkend gedrag van de vogelsoort;

    Kroonkraanvogels leven in groepjes van zes tot twintig dieren. Ze staan bekend om hun 'danskunst'. Tijdens een dans springen de vogels in de lucht. Ze hebben hierbij hun vleugels half open. Ze draaien om elkaar heen en maken af en toe een buiging. Door dit gedrag proberen mannetjes en vrouwtjes indruk te maken op elkaar.

  • Dagelijkse en periodieke verzorging.

    Geen informatie

     

     

     

     

     

     

- Strigiformes (uilen)

Kerkuil

Kerkuil

Soort: uil

 

Nederlandse en wetenschappelijke naam: kerkuil (Tyto alba)

 

Uiterlijke beschrijving: hartvormige kop met donkere ogen, bovenzijde is goudbruin gevlekt en aan de onderzijde is de uil licht gestippeld. Ze zijn rond de 33 tot 39 cm.

 

Herkomst, biotoop en habitat: komt van oorsprong uit Nederland. Ze leven in half open landschappen. Overdag zitten ze veel verstopt in oude schuren of andere gebouwen. ’s Nacht worden ze actief en gaan ze boven de open velden op zoek naar prooidieren.

 

Samenlevingsvorm: de uilen leven alleen. En zijn monogaam

 

Voedsel in de natuur: muizen en soms ook vogels en grote insecten.

 

Uiterlijk met geslachtsbepaling  en foto van mannelijke en vrouwelijk dier:  er is niet veel verschil tussen een man en een vrouw. Het vrouwtjes is alleen iets groter.

 

Huisvesting: kerkuilen moeten in een buitenvoliere gehuisvest worden, waarin ze genoeg ruimte hebben om te vliegen. Eigenlijk is een voliere ook nog te klein. De minimale afmeting van de oppervlakte moet 17 vierkante meter zijn. en de hoogte minimaal 3 meter. Ook moet er beschutting komen waar het dier kan zitten bij slecht weer. Omdat uilen nachtdieren zijn moeten er ook schuilplekken aanwezig zijn waar ze overdag in kunnen schuilen. Verder kan er in het verblijf verschillende stokken of stenen gebruikt worden, door verschillende materialen te gebruiken helpt u het dier bij het gezond houden van de klauwen. Ook kan je een brede lage schaal neer zetten met water erin waarin de uil zich kan baden. Het wordt niet aangeraden om een uil te houden als huisdier, want het zijn roofdieren en je moet goed weten wat je allemaal doet en hoe je te werk moet gaan met uilen.

 

Gerelateerde afbeeldingVoortplanting: Het vrouwtje begint pas met voortplanten in haar tweede of derde levensjaar. Het mannetje lokt het vrouwtje. Het vrouwtje legt tussen de 3-7 eieren. Het vrouwtje bewaakt het nest en het mannetje brengt elke keer voedsel. De uilen maken doorgaans nesten in donkere, verscholen ruimten zoals in schuren van boerderijen, kerktorens of andere gebouwen. Kerkuilen wisselen niet van partner. De broed duur is 28-30 dagen

 

Kenmerkend gedrag van de vogelsoort: alleen ’s nachts actief

 

Dagelijkse en periodieke verzorging: dagelijkse verzorgingà voeren en vers water geven, uitwerpselen en voederresten verwijderen, waterbad schoonmaken

 

Periodieke verzorging à nagels en snavel bijknippen, verblijf helemaal schoonmaken.

 

 

Steenuil

Steenuil

 

Soort: uil

 

Nederlandse en wetenschappelijke naam: steenuil (Athene noctua)

 

Uiterlijke beschrijving: kleine uil, 21 tot 27 cm groot. Gele ogen en bruingrijs met witte vlekken/strepen

 

Herkomst, biotoop en habitat: de steenuin komt van oorsprong van de half-woestijnen en steppen in de warme en gematigde delen van Europa, Noord-Afrika en Azië. Nu leeft de steenuil vooral op plekken waar knotwilgen, hoogstam fruitbomen, beukenhagen en takkenmuurtjes zijn. in dit soort gebieden voelen ze zich thuis.

 

Samenlevingsvorm: deze uil leeft solitair en is monogaam

 

Voedsel in de natuur: muizen, kleine zoogdieren, vogeltjes, insecten

 

Uiterlijk met geslachtsbepaling  en foto van mannelijke en vrouwelijk dier: Het mannetje en het vrouwtje verschillen niet veel van elkaar. Als je heel goed kijkt dan zie je dat het mannetje slanker is en een klein bol kopje heeft. Vrouwtjes zijn wat ronder met een afgeplat kopje. (zie foto voor verschil)

 

Huisvesting: steenuil moeten in een buitenvoliere gehuisvest worden, waarin ze genoeg ruimte hebben om te vliegen. Eigenlijk is een volière ook nog te klein. De minimale afmeting van de oppervlakte moet 17 vierkante meter zijn. en de hoogte minimaal 3 meter. Ook moet er beschutting komen waar het dier kan zitten bij slecht weer. Omdat uilen nachtdieren zijn moeten er ook schuilplekken aanwezig zijn waar ze overdag in kunnen schuilen. Verder kan er in het verblijf verschillende stokken of stenen gebruikt worden, door verschillende materialen te gebruiken helpt u het dier bij het gezond houden van de klauwen. Ook kan je een brede lage schaal neer zetten met water erin waarin de uil zich kan baden. Het wordt niet aangeraden om een uil te houden als huisdier, want het zijn roofdieren en je moet goed weten wat je allemaal doet en hoe je te werk moet gaan met uilen.

 

Voortplanting: de uil broedt in eind maart tot juni gedurende 28 dagen. De steenuil legt gemiddeld 3 tot 6 eieren. Ze maken hun nest in holten van bomen, gebouwen, muren of in nestkastjes. Ze gebruiken geen nestmateriaal, alleen wat veertjes of braakballen. Zowel het mannetje als het vrouwtje zorgen voor de jongen. De jongen vliegen na 26 dagen uit.

 

Kenmerkend gedrag van de vogelsoort: heel luidruchtig

 

Dagelijkse en periodieke verzorging: dagelijkse verzorging à voeren en vers water geven, uitwerpselen weghalen, oude voerderresten weghalen, waterbad schoonmaken

Afbeeldingsresultaat voor verschil man en vrouw steenuil

Periodieke verzorging à nagels en snavel knippen, verblijf schoonmaken

 

 

 

Links op de foto mannetje en rechts vrouwtje

Oehoe

Oehoe

 

Soort: uil

 

Nederlandse en wetenschappelijke naam: Oehoe (Bubo bubo)

 

Uiterlijke beschrijving: de uil is rond de 60 tot 75 cm lang, ze hebben een spanwijdte van 160-188 cm. Ze zijn te vooral te herkennen aan de grote, maar ook aan de pluimpjes die ze op hun oren hebben. Ze hebben een zwarte snavel. Het verenkleed is geel-bruin van kleur met zwarte accenten.  Op de borst is het verenkleed okergeel met een witte vlek.

 

Herkomst, biotoop en habitat: De Oehoe komt uit Nederland. Ze leven in bossen en op openvlakten.

 

Samenlevingsvorm: ze leven niet monogaam, het mannetje onderhoudt meerdere vrouwtjes in een territorium tijdens de voortplantingsperiode.

 

Voedsel in de natuur: in de natuur eet de Oehoe voornamelijk andere dieren zoals: vogels, muizen, ratten, konijnen

 

Uiterlijk met geslachtsbepaling  en foto van mannelijke en vrouwelijk dier: vrouwtje is groter dan het mannetje.

 

Huisvesting: Als je een Oehoe houdt dan moet de minimale afmeting van de voliere 400x250x200 cm zijn. hoe groter hoe beter natuurlijk. In de voliere moet een dichte nestkast aanwezig zijn, verschillende zitstokken met verschillende maten, drinkbak, voederplaats, waterbad.  Het wordt niet aangeraden om een uil te houden als huisdier, want het zijn roofdieren en je moet goed weten wat je allemaal doet en hoe je te werk moet gaan met uilen.

 

Afbeeldingsresultaat voor verschil tussen man en vrouw oehoeVoortplanting: Na een jaar zijn de uilen geslachtsrijp. Maar pas in hun derde levensjaar hebben ze voldoende vaardigheden eigen gemaakt om zich in de vrije natuur voor te kunnen planten. Mannetjes imponeren de vrouwtjes door te gaan zingen en voeren demonstratievluchten uit. Ook voeren ze de vrouwtjes met vers gevangen prooien. Het vrouwtje legt tussen de twee tot 4 eieren. Alleen het vrouwtje broedt en maakt een nest met donsveren. Het mannetje zorgt voor de voedsel tijdens de broedtijd. Na 34 dagen komen de jongen uit het ei en

 

Kenmerkend gedrag van de vogelsoort: tijdens de schemering en ’s nachts actief

 

Dagelijkse en periodieke verzorging: dagelijkse verzorging: voeren, water verversen, waterbad schoonmaken,

 

Periodieke verzorging: het verblijf schoonmaken, nagels en snavel knippen als dit te lang word.

 

 

Sneeuwuil

Sneeuwuil

 

Soort: uil

 

Nederlandse en wetenschappelijke naam: Sneeuwuil (Bubo scandiacus)

 

Uiterlijke beschrijving: ze zijn wit met zwarte vlekken, hebben een korte zwarte snavel, de poten zijn bedekt met veren. Ze zijn tussen de 55 en 70 cm groot.

 

Herkomst, biotoop en habitat: Ze komen voor in Alaska, Canada, Groenland, Scandinavië, Rusland en Siberië  en in Nederland en België als dwaalgast. In de winter zitten ze het meest bij de kustgebieden, hier jagen ze op watervogels.

 

Samenlevingsvorm: De sneeuwuil leeft solitair en is monogaam.

 

Voedsel in de natuur: De sneeuwuil eet muizen, vogels, vis. Ze kunnen ook een vetreserve aanmaken, ze kunnen dan een maand zonder voedsel.

 

Uiterlijk met geslachtsbepaling  en foto van mannelijke en vrouwelijk dier: een volwassen mannetje is sneeuwwit met enkele zwarte punten of strepen. De vrouwtjes zijn wit met zwarte vlekken

 

Huisvesting: deze vogels kan je eigenlijk niet in Nederland houden, het is hier te warm.

 

Voortplanting: Pas tegen het einde van de tweede levensjaar is de sneeuwuil geslachtsrijp. het vrouwtje broed op de grond en legt gemiddeld tussen de 7-9 eieren. Het mannetje verdedigt het territorium en het vrouwtje broedt de eieren uit. Na 30 dagen komen de jongeren uit. Met 5 weken vliegen de jongen korte afstanden en als ze 8 weken vangen ze al hun eigen prooi en in de herfst verlaten ze dan het nest.

 

Kenmerkend gedrag van de vogelsoort: vooral overdag actief

 

Dagelijkse en periodieke verzorging: Als je ze houdt dan zijn de dagelijkse verzorgingen: voeren, water.

 

Periodiek: nagels knippen en snavel eventueel bijknippen en het verblijf schoonmaken

Afbeeldingsresultaat voor sneeuwuil vrouwAfbeeldingsresultaat voor sneeuwuil man

 

Man                      vrouw                                                                                                                                                                                                                                                                              

 

- Anseriformes (Watervogels zoals eenden, ganzen en zwanen)

4.1 Knobbelzwaan

Knobbelzwaan

Uiterlijke beschrijving;

Hij is 140 tot 160 cm groot. Met zijn lange nek kan hij ver onder water reiken. De knobbelzwaan is wit en heeft een oranjerode snavel. De kop en hals hebben een lichtgele schijn. De onbevederde huid aan de snavelwortel en om het oog, onder de voorhoofdsknobbel, is zwart. De ruglijn is sterk gebogen. De hals wordt bijna altijd in een sierlijke S-vorm gehouden.

Herkomst, habitat, biotoop;

In vele soorten open zoet, niet te diep water. Heeft graag weilanden in nabijheid om te grazen. In veel landen geïntroduceerd. Standvogel, maar in sommige gebieden gedeeltelijk trekvogel en vormt dan elders groepen.

Samenlevingsvorm;

Vaak wordt gezegd dat zwanen paartjes zijn voor het leven. Niets is minder waar. Sommige zwanen hebben zelfs vier verschillende partners of gaan zelfs “scheiden” van hun partner om met een ander verder te gaan.

Voedsel in de natuur;

Het voedsel van de knobbelzwaan bestaat hoofdzakelijk uit waterplanten. Ook graast hij op weiden. De knobbelzwaan duikt nooit zo diep dat hij volledig onder water gaat (grondelen). De brede snavel komt van pas om waterplanten gemakkelijk af te breken.

Huisvesting;

De omheining voor het verblijf van knobbelzwanen dient ten minste een meter hoog te zijn. Beter kan de omheining twee meter hoog zijn.

Voortplanting;

In maart begint het vrouwtje met het maken van een nest. Het nest bestaat uit plantaardig materiaal en wordt ongeveer een vierkante meter groot. Zwanen houden van overzicht tijdens het broeden, dus het nest wordt op een open plaats gebouwd.

Een voltallig legsel bestaat uit 4 tot 12 grijsgroene eieren. Na 35 dagen broeden komen de eieren uit.

Kenmerkend gedrag;

De knobbelzwaan maakt gorgelende en blazende geluiden, al zijn die niet vaak te horen. In de vlucht maken de vleugels een laag, zingend geluid dat wordt veroorzaakt door de wind die erlangs strijkt. Ze zijn agressief tegenover alle soorten watervogels, wat negatieve gevolgen kan hebben voor de kleinere soorten.

 

Dagelijkse en periodieke verzorging;

De eenden hebben niet veel verzorging nodig. Ze hebben wel genoeg zwemruimte nodig en nestgelegenheid.

Links: Het vrouwtje is kleiner en de snavel is lichter.

Recht: De knobbel van het mannetje is groter en duidelijker. Het mannetje is groter en zijn snavel is donkerder van kleur.

4.2 Zwarte Zwaan

Zwarte Zwaan (Cygnus atratus)

Uiterlijke beschrijving;

De zwarte zwaan is bijna volledig zwart met enkel witte handpennen. De rozerode snavel is lichter op de punt. De poten zijn grijs. De zwarte zwaan heeft van alle zwanen de langste hals: meer dan half zo lang als de totale lichaamslengte. Hij wordt 110 tot 140 centimeter lang en tot zes kilogram zwaar. De geslachten zijn qua uiterlijke kenmerken gelijk.

Herkomst, habitat, biotoop;

De zwarte zwaan leefde van oorsprong in Australië en Tasmanië. Deze vogel is geïntroduceerd in Nieuw Zeeland, Europa en Noord-Amerika. Hij leeft in zoet- en brakwatergebieden met name in meren, rivieren en moerasgebieden. De zwarte zwaan is niet honkvast. Bij zwerftochten kan hij afstanden van honderden kilometers overbruggen en zorgt zo ook zelf voor zijn verspreiding.

Samenlevingsvorm;

De zwarte zwaan leeft in koppels.

Voedsel in de natuur;

De zwarte zwaan is een herbivoor die zich voornamelijk voedt met grassen en waterplanten. Naast waterplanten eet hij vegetatie die te vinden is op weilanden of landbouwgrond.

Huisvesting;

Het grootste deel van het leven van zwanen speelt zich af op het water. Ze hebben dan ook veel zwemruimte nodig: een vijver van minimaal 6 x 6 m met een diepte van 80 cm. Hoe groter de vijver, hoe minder onderhoud. Hele grote vijvers hoeven minder vaak te worden schoongemaakt als kleine.

Voortplanting;

Het broedseizoen loopt van februari tot en met september. Het nest heeft vaak een diameter van 1 tot 1,5 meter en kan tot 1 meter hoog worden. Het nest wordt ieder jaar weer opnieuw gebruikt en indien nodig hersteld. Het vrouwtje legt 5 tot 6 eieren, waarbij er per dag één ei wordt gelegd. De broedtijd van 35 tot 48 dagen begint wanneer het laatste ei is gelegd. De mannetjes helpen bij het broeden maar het vrouwtje broedt meestal 's nachts. De kuikens zijn na 18 tot 36 maanden geslachtsrijp.

Kenmerkend gedrag;

De zwarte zwaan is het minst territoriaal van alle zwanen. Zwarte zwanen gebruiken geluiden en lichaamstaal om te communiceren, zoals het optrekken van de schouders en het klapperen met de vleugels. Kenmerkend is ook de klagende, trompetterende roep bij hun nachtelijke vluchten.

 

Geslachtsbepaling;

 

Meestal is het mannetje van de zwarte zwaan iets groter dan het vrouwtje. Vooral in de broedtijd is duidelijk zichtbaar, dat het mannetje de vleugels hoog boven de rug bolt.

 

 

Witwangfluiteend

Witwangfluiteend (Dendrocygna viduata)

 

Uiterlijke beschrijving;

Deze boomeend is 38 tot 48 cm lang en weegt 500 tot 820 g. Kenmerkend zijn de grijze tot witte "wangen" en kruin. De hals is verder zwart van achter. De borst en buik zijn fraai kastanjebruin en de rug is bruin met okerkleurige streping en ook de buik is bruingrijs gestreept

Herkomst, habitat, biotoop;

De witwangboomeend komt voor in Sub-Saharisch Afrika, op Madagaskar en in de tropische gebieden van Zuid-Amerika ten oosten van de Andes. Het leefgebied bestaat uit een groot aantal typen drasland, zowel kunstmatig ontstaan drasland zoals rijstvelden en waterbekkens als natuurlijke zoetwatermoerassen in een verder open landschap.

Samenlevingsvorm;

Hij leeft altijd in groepen en is voornamelijk in de schemering en 's nachts actief.

Voedsel in de natuur;

Witwangfluiteenden zijn omnivoren. Ze vinden hun voedsel zowel op het land als in het water en grondelen dikwijls de bodems van een ondiepe oever af naar kleine kreeftjes en wormpjes. Ze eten ook plantaardige kost, zoals grassen en waterplanten.

Huisvesting;

Het leefgebied bestaat uit een groot aantal typen drasland, zowel kunstmatig ontstaan drasland zoals rijstvelden en waterbekkens als natuurlijke zoetwatermoerassen in een verder open landschap.

Voortplanting;

Het nest wordt van grassen gemaakt in een holle boom of op een beschutte plaats op de grond. De eieren, gemiddeld zo'n 10 stuks, worden afwisselend bebroed door beide partners. De broedtijd is ongeveer 4 weken.

Kenmerkend gedrag;

Witwangfluiteenden fluiten als communicatie.

De geslachtsbepaling is moeilijk te zien.

 

 

Grauwe gans

Grauwe Gans (Anser anser)

 

Uiterlijke beschrijving;

De grauwe gans is een grote grijze watervogel met roze poten. Hij heeft zwarte vlekjes op de buik. De kop is lichtgrijs, de voorvleugel is grijswit. De snavel kan roze of oranje zijn.

Herkomst, habitat, biotoop;

Rond 1910 is de grauwe gans als broedvogel in de Benelux uitgestorven. Alleen in de winter waren er grauwe ganzen die afkomstig waren uit Noordwest Europa. In de periode 1910 tot 1950 waren er alleen incidenteel broedgevallen in Friesland. Rond 1950 kwam hij terug met de ontwikkeling van de IJsselmeerpolders, waar de vogel broedde in uitgestrekte rietmoerassen.

Samenlevingsvorm;

Ze broeden solitair, maar ook in kolonies.

Voedsel in de natuur;

Grauwe ganzen zijn Herbivoren ofwel planteneters.

Huisvesting;

Tijdens de rui waarin de gans niet vliegen kan, zoekt de gans een goed heenkomen in rietlanden. Ze kunnen dan zo veel riet (vooral de wortelstokken van het riet) consumeren dat de verlanding door riet wordt tegengegaan.

Voortplanting;

De paartijd is van eind februari tot eind juni. Ze maken ongeveer 1 legsel en ongeveer 4 tot 8 wit doffe eieren. Ze broeden 27-29 dagen en de broedperiode is van eind februari tot eind juni. Na 8 weken zijn de jongen zelfstandig en vliegvlug.

Kenmerkend gedrag;

Tijdens de ruiperiode van eind mei tot eind juni kunnen de vogels een maand lang niet vliegen en leven ze erg verborgen. Na de rui zitten Grauwe ganzen veel op gras maar kan plaatselijk weer schade optreden in nog niet geoogste graanpercelen.

 

Geslachtsbepaling;

Het verschil tussen een mannetje en een vrouwtje is merkbaar doordat het vrouwtje een grotere hangbuik (onderaan de gans) heeft dan een mannetje.

Roodhalsgans

Roodhalsgans (Branta ruficollis)

Uiterlijke beschrijving;

Het lichaam is zwart en in tweeën gedeeld door een witte flankstreep. De borst en het gezicht hebben een roestrode kleur en het hoofd heeft een bont gezichtspatroon. De kleine zwarte snavel en de dunne nek vallen sterk op. Deze vogel wordt ongeveer 53 tot 55 centimeter groot.

Herkomst, habitat, biotoop;

De roodhalsgans (Branta ruficollis) is een trekvogel. Een groot gedeelte van de wereldpopulatie overwintert op graslanden aan de Kaspische Zee en de westkust van de Zwarte Zee, met name in Roemenië en Bulgarije. In Nederland wordt de roodhalsgans soms als winter-dwaalgast waargenomen.

Samenlevingsvorm;

Ze leven in kolonies of als paar.

Voedsel in de natuur;

Het voedsel van deze vogel bestaat voornamelijk uit gras en zaden.

Huisvesting;

Zij zijn geschikt voor een groot grasperk met vijver, waar ze paarsgewijs in een gemengde collectie gehouden kunnen worden, of met voldoende ruimte met meerdere paren. Liever niet samen met andere agressievere ganzensoorten houden, en niet met te kleine eendensoorten.

Voortplanting;

Drie tot acht crèmekleurige eieren die in een kommetje boven op een klif worden gelegd. Ze worden door het vrouwtje uitgebroed. De met dons bedekte jongen kunnen na een maand vliegen.

Kenmerkend gedrag;

Roodhalsganzen zijn in de broedtijd nauwelijks agressief naar andere watervogels. Als het perk ruim genoeg is, kunnen de roodhalsganzen in een gemengde collectie of in een grote groep gehouden worden. In de broedtijd zijn roodhalsganzen zeer luidruchtig. Vooral de mannetjes maken overdag en `s nachts een hard geluid dat ver te horen is.  Zelfs als roodhalsganzen over een grote vijver beschikken, zullen de dieren veel op het land zijn.

Geslachtsbepaling;

Gent en vrouwtje zien er het gehele jaar hetzelfde uit. Er is dus geen eclipskleed gedurende de ruiperiode. Het vrouwtje is vaak iets kleiner en heeft soms een wat kleinere wangvlek.

Bergeend

Bergeend (Tadorna tadorna)

Uiterlijke beschrijving;

De bergeend heeft een rode knobbel op zijn snavel (alleen bij mannetjes). De kop en de hals zijn zwart en zijn veren zijn wit met hier en daar een paar zwarte strepen. Verder heeft de bergeend een bruine band om zijn hals. De poten zijn vleeskleurig en de snavel rood. De bergeend is 55 tot 65 centimeter lang en 1 tot 1,5 kilogram zwaar. De spanwijdte van het mannetje bedraagt 115 centimeter, die van het vrouwtje 70 centimeter.

Herkomst, habitat, biotoop;

De bergeend is een kleurrijke verschijning aan de kusten van westelijk Europa en sommige kusten van de Middellandse Zee (bijvoorbeeld Sardinië). Ook langs de Vlaamse kust is hij te vinden, onder andere in Het Zwin en in de achterhaven van Zeebrugge; maar evenzeer in het binnenland; zoals Burchtse Weel, Blokkersdijk en de Scheldeboorden . In Nederland is hij in Zeeland vaak te zien, maar ook langs het IJsselmeer en op de Waddeneilanden. Hij broedt er, maar is ook doortrekker en wintergast. De bergeenden leven in de duinen maar je ziet ze ook vaak in de zee.

Samenlevingsvorm;

De bergeend leeft in kolonies.

Voedsel in de natuur;

De bergeend eet vaak wadslakjes, schaaldiertjes, insecten, visjes en wormen.

Huisvesting;

Als bescherming tegen roofvogels en b.v. katten kan de gehele huisvesting overdekt worden met een net met een maaswijdte van 2,5 cm. Voorzie het liefst een vijver voor de eendjes. In het eenden perk dient ook beplanting aanwezig te zijn, zodat de eenden zich kunnen verstoppen, uit de wind en in de schaduw kunnen zitten.

Voortplanting;

De eenden hebben een legsel van 8- 10 eieren en de broedduur duurt 29-30 dagen. De legperiode is van maart tot en met april. In een leegstaand konijnenhol wordt een nest van dons gemaakt. Het vrouwtje broedt deze eieren 28 dagen uit terwijl het mannetje op wacht staat. De kuikens kunnen binnen 8 weken vliegen.

Kenmerkend gedrag;

De bergeend word meestal in paartjes opgemerkt en leven aan de rand van het water.

Geslachtsbepaling;

Het mannetje onderscheidt zich van het vrouwtje door een knobbel op de felrode snavel.

Muskuseend

Muskuseend (Cairina moschata)

Uiterlijke beschrijving;

De grote en kleine vleugeldekveren zijn deels wit, deze witte band heet de “spiegel”. Bij het ouder worden wordt de spiegel groter (bij het vrouwtje is de spiegel kleiner). Rondom het oog en de snavel zich vooral bij de man zwarte, soms met enkele rode vlekjes gekleurde vlezige, naakte woekeringen (wratten) van de washuid. De kleur van het oog is licht tot donkerbruin. De kleur van de snavel is zwart met aan de basis met een blauwwitte band, het uiteinde is roseachtig met een zwarte streep over het midden en een zwarte 'nagel' aan het einde.

Herkomst, habitat, biotoop;

De oorspronkelijke wilde muskuseend komt voor in de lage, bosachtige, tropische, kustgebieden in Centraal- en Zuid-Amerika, in kleinere aantallen ook in en rond de hoger gelegen bergmeren en in drogere gebieden. Ze hebben een voorkeur voor ondoordringbare gebieden en blijven op hun plaats, ze trekken niet. De soort bestaat al lang.

Samenlevingsvorm;

Vanwege hun tamme, sympathieke karakter en de geringe eisen die ze stellen aan hun verzorging kunnen ze samen met andere eenden en soortgenoten.

Voedsel in de natuur;

Ze voeden zich met stengels, zaden, grassen, waterplanten en bladeren maar ook kleine gewervelde dieren zoals vissen en reptielen en ook ongewervelde dieren zoals spinnen en schaaldieren.

Huisvesting;

Ze komt voor in de lage, bosachtige, tropische, kustgebieden. Ze hebben een voorkeur voor ondoordringbare gebieden en blijven op hun plaats, ze trekken niet.

Voortplanting;

De nesten worden gemaakt in holle bomen, holen of in kleine holtes, tussen 2 tot 18 m boven de grond. Soms ook in de dichte begroeiing aan de oevers van rivieren. Het aantal eieren bedraagt 8 tot 10. Het ei is wit tot groenachtig wit en ongeveer 63 × 47 mm. De eieren worden door het vrouwtje uitgebroed, de broedtijd is ongeveer 35 dagen. De kuikens zijn zelfredzaam en de jonge dieren vliegen na ongeveer 70 dagen.

Kenmerkend gedrag; De dieren maken weinig geluid: de mannelijke volwassen dieren produceren een geluid dat het meest lijkt op gehijg, de vrouwtjes kunnen zachte kwakende geluiden produceren om hun kuikens te roepen.

Geslachtsbepaling; Is te zien door verder de wratten op de kop –   bij de woerd meer dan bij de eend - de korte poten en grote voeten. Het mannetje is 2x zo groot dan het vrouwtje.

mandarijneend

Mandarijneend wiki Francis C. FranklinMandarijneend (Aix galericulata)

Uiterlijke beschrijving:

Het mannetje heeft een opvallende en kleurrijk verenkleed. De kruin is paars, oranje en groen gekleurd en ze hebben een brede witte wenkbrauwstreep die loopt van het oog tot in de nek. Ze hebben oranje bakkebaarden en boven het achterlijf uitstekende oranje veren. De borst is paars en de flanken zijn oranjebruin. Het vrouwtje zijn grijsbruin met maar een kleine wenkbrauwstreep en gevlekte flanken.

 

Herkomst, biotoop en habitat:

Oorspronkelijk komen ze voor in Oost-Azië. Ze verblijven op wateren in een bosrijk gebied, en op dicht begroeide eilandjes.

 

Samenlevingsvorm:

In paartjes

 

Voedsel in de natuur:

In de zomer eten ze vaak waterinsecten, de rest van het jaar eten ze, zo nu en dan afgewisseld met een slak, voornamelijk plantaardig materiaal (zaden en noten).

 

Uiterlijk met geslachtsbepaling:

Het mannetje heeft een opvallende en kleurrijk verenkleed. De kruin is paars, oranje en groen gekleurd en ze hebben een brede witte wenkbrauwstreep die loopt van het oog tot in de nek. Ze hebben oranje bakkebaarden en boven het achterlijf uitstekende oranje veren. De borst is paars en de flanken zijn oranjebruin.  Het vrouwtje zijn grijsbruin met maar een kleine wenkbrauwstreep en gevlekte flanken.

 

Huisvesting:

Ze kunnen in een omheind perk of voliére met vijver gehouden worden.

Ze kunnen in paartjes gehouden worden, meerdere paartjes samen kan.

Voor een paartje is een kleine vijver van minstens 2m2 groot en 60cm diep nodig. Ze gebruiken de vijver niet alleen om in te zwemmen en om naar voedsel te zoeken, maar ook om hun veren te verzorgen. Zorg voor loopplankjes zodat ze makkelijk in en uit de vijver kunnen lopen, voorkom dat ze aarde meenemen door rond de vijver een 30 cm brede strook grof grind te leggen.

Voor 6 tot 8 dieren is een perk van minstens 100m2 groot nodig, met een omheining van minstens 1,20m hoog, ze kunnen goed klimmen. Leg een aantal boomstammen of grote takken neer zodat ze erop kunnen klimmen om te rusten. Zorg voor een vorstvrij nachthok, verschillende afdakjes en voldoende planten die schaduw en schuilmogelijkheden bieden.

 

Voortplanting:

Ze broeden van april tot in juni, ze hebben dan een legsel van 8-12 eieren. Ze broeden in losse paartjes in (boom)holtes. De broedduur is 28-31 dagen. De jongen verlaten de holte na 1 dag en kunnen na 60 dagen vliegen.

 

Kenmerkend gedrag van de vogelsoort:

Sterk, winterhard, verplaatsen zich moeiteloos op het land. Ze foerageren meestal tijdens de schemering en ’s nachts.

 

Dagelijkse en periodieke verzorging:

Dagelijks: bederfbare voederresten verwijderen, dieren voeren, controleren of er nog voldoende drinkwater is en ververs het eventueel, controleer ze zich normaal gedragen en er gezond uitzien.

Minstens een keer per week: was de drinkemmer uit met zuiver water.

Een aantal keer per jaar: de voerbak uit wassen, water verversen van de zwemvijver, ontwormen

Jaarlijks: nestmateriaal aanbieden

- Musophagiformes (toerako’s)

Witwangtoerako

Witwangtoerako (Tauraco leucotis)

  • Uiterlijke beschrijving;

    De witwangtoerako is een toerako soort uit oostelijk Afrika. Ze worden ongeveer 45 cm groot en wegen maximaal 320 gram. Zoals veel toerako’s is dit een velgekleurde soort, met een groene hals en borst, blauwe staart en vleugels met een aantal velrode veren. Zoals de naam al zegt heeft deze soort een witte halsvlek en een witte vlek voor de ogen. De snavel is oranjerood.

  • Herkomst, biotoop en habitat;

    De witwangtoerako leeft van oorsprong in Soedan, Zuid-Soedan, Ethiopië en Eritrea. De habitats zijn coniferen- en jeneverbesbossen in hooglandgebieden op een hoogte van 1800 tot 2300 meter. Ze houden ook van bomen en struiken langs rivieren tot ongeveer 1500 meter hoogte. Maar ze zijn nooit onder de 850 meter waargenomen.

  • Samenlevingsvorm (solitair/sociaal en monogaam/polygaam);

    Sociaal.

  • Voedsel in de natuur;

    Fruit en bessen van coniferen, jeneverbessen en vijgenbomen. Ook insecten en kleine hagedissen.

  • Uiterlijk met geslachtsbepaling en foto van mannelijk dier en foto van vrouwelijk dier);

  • Huisvesting;

    In een boom, 7-10 m boven de grond.

  • Voortplanting (bals, broedduur, nestsoort met materiaal, aantal eieren per leg, duur broed, uitvliegen);

De broedperiode valt in het regenseizoen. In Eritrea is dit in april en in Ethiopië valt dit in de maanden juni tot november. Ze nestelen in bomen, in een fragiel nest, gemaakt van takken, ongeveer zeven tot tien meter boven de grond. Ze leggen meestal 2 eieren die in 21 tot 23 dagen door beide ouders worden uitgebroed.

De jongen zijn bedekt met donkerbruin dons en hebben klauwtjes aan de vleugels. Er is altijd één ouder op het nest terwijl de ander voedsel zoekt. De jongen kunnen na 25 tot 26 dagen vliegen. Na nog eens 18 weken hebben ze de volledige bevedering van volwassen vogels.

  • Kenmerkend gedrag van de vogelsoort;
    De witwangtoerako heeft zijn naam te danken aan de witte vlek beneden de wangen.
  • Dagelijkse en periodieke verzorging.

    In de winter moeten ze over een vorstvrij verblijf kunnen beschikken. In de zomer kunnen ze buiten verblijven. Ze hebben een grote volière nodig. Qua voeding eten ze voornamelijk fruit, ook kun je ze meelwormen geven.

     

     

- Falconiformes (valken en caracara’s)

Torenvalk

Torenvalk

 

Soort: valkachtigen

 

Nederlandse en wetenschappelijke naam: Torenvalk (Falco tinnunculus)

 

Uiterlijke beschrijving: De volwassen valken zijn tussen de 30-38 cm groot. Het mannetje heeft een grijsblauwe kop en nek, roodbruine rug en vleugels met donkere vlekken. De staart is blauwachtig grijs en heeft een zwarte eindband. Het vrouwtje heeft een bruine kop en nek, roodbruine rug met dwarsbandjes op de rug en vleugels, ze heeft een bruine staart zonder zwarte eindband.

 

Herkomst, biotoop en habitat: De torenvalk komt uit Europa, Azie en Afrika. Ze leven bij open land waar lage begroeiing is zodat ze goed kunnen jagen op prooien. Je ziet de torenvalk vaak langs de kant van de snelweg zitten op een paaltje. Ook zit de torenvalk in bossen zoals: loofbossen en naaldbossen.

 

Samenlevingsvorm: De torenvalk leeft solitair en is monogaam

 

Voedsel in de natuur: voornamelijk eten ze kleine zoogdieren als: muizen. Ook eten ze kleine insecten zoals kevers.

 

Uiterlijk met geslachtsbepaling  en foto van mannelijke en vrouwelijk dier: Zie uiterlijke beschrijving

 

Afbeeldingsresultaat voor torenvalk vrouwtjeAfbeeldingsresultaat voor torenvalk man                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                  

Man                                      vrouw

 

Huisvesting: als je de vogel houdt dan moet je een grote voliere hebben, want de vogels moeten ruimte hebben om te kunnen vliegen. Je kan in het verblijf bomen en struiken plaatsen waar ze op kunnen zitten. De valk moet geen contact kunnen maken met andere roofvogels dit kan leiden tot stress en agressie. Ook moet het verblijf op een tocht- en vorsvrije plek staan.

 

Voortplanting: De torenvalk is na een jaar geslachtsrijp. De broedperiode is van half april tot mei. De valken maken zelf geen nest, maar gebruiken oude kraaiennesten of andere nesten. Het vrouwtje legt gemiddeld tussen de 3-6 eieren. Het broeden duurt 30 dagen en na 4-5 weken vliegen de jongen uit.

 

 

 

Kenmerkend gedrag van de vogelsoort: bidden

 

Dagelijkse en periodieke verzorging: Dagelijkse verzorging: voeren, vers water geven, voedselresten weg halen, ontlasting weghalen

Periodieke verzorging: knippen van de nagels en snavel, verblijf schoonmaken

 

 

Amerikaanse torenvalk

Amerikaanse torenvalk

 

Soort: valkachtigen

 

Nederlandse en wetenschappelijke naam: Amerikaanse torenvalk (Falco sparverius)

 

Uiterlijke beschrijving: het vrouwtje is groter dan het mannetje. De mannetjes hebben blauwgrijze vleugels met zwarte stippen en een rossige achterkant met zwarte strepen. De staart is rossig met op het einde van de staart een dikke zwarte band en een dunne witte band. De borst is crèmekleurig. Ook de kop is blauwgrijs en heeft een witte keel, onder de ogen zit een witte vlek die aan de voor en achterkant wordt begrensd met een zwarte streep. Het vrouwtje lijkt op het mannetje maar is minder kleurrijk. Ze heeft geen blauwgrijze vleugels, maar roestbruin met zwarte strepen

 

Herkomst, biotoop en habitat: De Amerikaanse torenvalk komt voor in Alaska, Noord-Amerika tot Argentinië. In Nederland kan je ze vinden in de bosranden, heuvels en langs snelwegen. Om goed te kunnen jagen hebben ze niet alleen openvelden nodig, maar ook hoge zitplekken om de prooien goed te kunnen zien.

 

Samenlevingsvorm: het zijn solitaire vogels en zijn monogaam

 

Voedsel in de natuur: het is een carnivoor dus het eet voornamelijk dieren zoals: muizen, konijnen en kleine vogeltjes.

 

Uiterlijk met geslachtsbepaling  en foto van mannelijke en vrouwelijk dier: zie uiterlijke beschrijving

Afbeeldingsresultaat voor amerikaanse torenvalk man

Afbeeldingsresultaat voor amerikaanse torenvalk vrouw

 

 

 

 

 

 

 

 

Man      vrouw                                                                 

 

Huisvesting: als je de vogel houdt dan moet je een grote voliere hebben, want de vogels moeten ruimte hebben om te kunnen vliegen. Je kan in het verblijf bomen en struiken plaatsen waar ze op kunnen zitten. De valk moet geen contact kunnen maken met andere roofvogels dit kan leiden tot stress en agressie. Ook moet het verblijf op een tocht- en vorsvrije plek staan.

 

Voortplanting: De Amerikaanse torenvalk is na een jaar geslachtsrijp. Het mannetje lokt het vrouwtje. Het vrouwtje legt tussen de 3-7 eieren. Om de dag legt het vrouwtje een ander ei. Ze leggen de eieren in spechtenholen, natuurlijke grotten, en kunstmatige nestkasten. Na 30 dagen komen de jongen uit het ei en omdat het vrouwtje de eieren om de dag legt zit er verschil in grootte van de jonge.

 

Kenmerkend gedrag van de vogelsoort: bij de jongen: het meeste voedsel van de ouders gaat naar het jong dat zich het hoogst opheft en zijn bek het verst opent.

 

Dagelijkse en periodieke verzorging: Dagelijkse verzorging: Dagelijkse verzorging: voeren, vers water geven, voedselresten weg halen, ontlasting weghalen.

Periodieke verzorging: knippen van de nagels en snavel, verblijf schoonmaken

Slechtvalk

Slecht valk

 

Soort: valkachtigen

 

Nederlandse en wetenschappelijke naam: slecht valk (Falco peregrinus)

 

Uiterlijke beschrijving: Ze hebben een grootte van 43 cm. Ze hebben een lichte onderkant met dwarsbanden en een donkergrijze rug. De poten zijn geel en de snavel is blauw-zwart. De jongen zijn eerst bruin voordat ze volwassen zijn.

 

Herkomst, biotoop en habitat: de slechtvalk is te vinden in Azie, Europa, Afrika, Noord- en Zuid-Amerika en ook in Australie. Ze leven in open gebieden zoals, heide en moerasgebieden, ook leven ze in halfwoestijnen en steppen.

 

Samenlevingsvorm: de slechtvalk leeft solitair en is monogaam.

 

Voedsel in de natuur: andere vogels

 

Uiterlijk met geslachtsbepaling  en foto van mannelijke en vrouwelijk dier: het vrouwtje is groter dan het mannetje. Verder is er geen verschil.

 

Huisvesting: Deze vogels kan je niet houden, alleen in een dierentuin waar voldoende ruimte is.

 

Voortplanting: de slechtvalk is geslachtsrijp op een leeftijd van 3 jaar. Ze hebben 1 broedsel per jaar en leggen dan 3-4 eieren. De eieren van de slechtvalk kan je herkennen aan witachtige kleur met roodbruine spikkels. De broedtijd van de vogel is van maart tot mei. Na 29-32 dagen komen de eieren uit. De kuikens blijven 35-42 dagen in het nest. De slechtvalken bouwen zelf geen nest, ze kiezen een plek op een rots of een nis in een oud gebouw. Ook willen ze wel eens in bomen broeden in oude nesten. De jongen die in een boom zijn geboren hebben vaak ook de voorkeur om later in een boom te broeden.

 

Kenmerkend gedrag van de vogelsoort: het zijn de snelst vliegende vogels met een snelheid van 350 km/u in een duikvlucht van 45 graden.

 

Afbeeldingsresultaat voor slechtvalkDagelijkse en periodieke verzorging: dagelijkse verzorging: voeren, vers water, voedsel resten weghalen, ontlasting weghalen

Periodieke verzorging: nagels en snavel bijknippen als dat nodig is. verblijf schoonmaken.

 

 

 

Kuifcaracara

 

Kuifcaracara

 

Soort: caracara’s

 

Nederlandse en wetenschappelijke naam: kuifcaracara (Caracara plancus)

 

Uiterlijke beschrijving: Ze zijn donkergrijs met een roomwitte kop en hals. De borst, staart en vleugeluiteinden zijn zwart-wit gebandeerd. Verder hebben ze een zwarte kruin en gele poten

 

Herkomst, biotoop en habitat: de kuifcaracara komt voor in noordelijk bolivia tot oostelijk Brazillie tot Tierra  del Fuego en de Falklandeilanden. Ze leven bij landbouwgebieden en graslanden.

 

Samenlevingsvorm: ze leven solitair en zijn monogaam.

 

Voedsel in de natuur: de vogels eten knaagdieren, jonge vogels, schildpadden, hagedissen, kikkers, eieren, wormen en insecten. Ook eten ze vis en doodgereden wild.

 

Uiterlijk met geslachtsbepaling  en foto van mannelijke en vrouwelijk dier: geen verschil tussen man en vrouw.

 

Huisvesting: deze vogels kan je niet houden. Alleen in dierentuinen waar ze alle ruimte hebben.

 

Voortplanting: in het broedseizoen vechten de mannetjes in de lucht om de vrouwtjes. Na de paring maakt het mannetje een nest van dunne takken, gedroogde uitwerpselen en veren. Meestal worden er twee of drie eieren gelegd. Die na ongeveer 30 dagen uitkomen. Pas na 8 weken verlaten de jongen het nest.

 

Kenmerkend gedrag van de vogelsoort:

 

Dagelijkse en periodieke verzorging: dagelijkse verzorging:  voeren, vers water geven, voer resten verwijderen, ontlasting verwijderen

Afbeeldingsresultaat voor kuifcaracaraPeriodieke verzorging: nagels en snavel eventueel bij knippen, verblijf schoonmaken.

- Galliformes (Hoenderachtigen)

goudfazant

Goudfazant

Chrysolophus pictus

 

 

 
 

 

Afbeeldingsresultaat voor goudfazant

 

 

 

 

 

 

 

 

                              Haan                                                                                                                    Hen

Uiterlijke kenmerken:

Het mannetje is 90-105 cm lang. De staart is ongeveer twee derde van de totale lengte. Het mannetje heeft zijn kan goudgeel en een goudgele tot gele onderrug. De haan heeft een goudkleurige kop en een donkergroene, met zwart afgezette kraag en lange, goudkleurige, met zwart omzoomde nekveren. De buikzijde en de dijen hebben een rode kleur. De binnenste handpennen zijn donkerblauw, de buitenste bruin met zwarte strepen. De geelbruine staart is getekend met onregelmatige zwarte vlekken.

De hen is minder opvallend en lijkt een beetje op het vrouwtje van de gewone fazant, zij het dat ze iets donkerder en slanker is en wat hoger op de poten staat. Ze heeft ook een vrij lange staart.

 

Herkomst, biotoop en habitat;

Ze leven op de grond in de bosrijke berggebieden van West-China.

 

Samenlevingsvorm:

Paren of kleinere groepen. Liefst maar 1 haan per volière

 

Voedsel in natuur;

Granen, bladeren en ongewervelden.

 

Huisvesting;

Bij voorkeur volière van minimaal 8 m2 en 2m hoog, waarin één haan met één of twee hennen kan worden gehouden. Met overdekte schuilgelegenheid tegen weersinvloeden.

 

Voortplanting;

Grondbroeder, nest in kuiltje in de bodem.

Legsel: 5 – 12 eieren, afgeronde vorm en licht bleekgeel van kleur.

Broedduur: 22 dagen, alleen de hen broedt en brengt de jongen groot.

Zijn nestvlieders en kunnen onder de warmtelamp grootgebracht worden apart van het moederdier. Uitvliegen: 2 weken

 

Gedrag;

Ze overnachten meestal op een vaste plek op een tak op 3,5 m hoogte. In het broedseizoen maakt het mannetje een metaalachtig geluid.

 

Goudfazanten zijn in het paarseizoen monogaam en daarbuiten leven ze in paren of in kleine groepjes van maximaal drie vogels. Jonge mannetjes zoeken in de wintermaanden ervoor vaak gezelschap op van oudere mannetjes.

 

Dagelijkse en periodieke verzorging;

Dagelijks; Water verversen, voeren.

Periodiek; Gezondheidscheck, schoonmaken.

Lady Amherstfazant

Lady Amherstfazant

 

Chrysolophus amherstiae

 

 

       
 
   
 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

                               Haan                                                                                                                   Hen

Uiterlijke beschrijving;

De haan is 100-120 cm lang inclusief de staart van circa 80 cm. Hij is herkenbaar aan zijn zwart en zilvergrijze kop, lange grijze staart en zijn uit rode, blauwe, gele en witte veren bestaande dekkleed. Hij kan deze "cape" oprichten om indruk te maken. De kuif is aan de voorzijde donkergroen en aan de achterzijde rood. De halskraag is wit met zwarte eindzomen.

De hen is minder opzichtig. Zij is bijna niet te onderscheiden van de hen van de goudfazant maar heeft duidelijk een iets donkerdere kop.

 

Herkomst, biotoop en habitat;

Ze leven op de grond op rotsachtige hellingen in Zuidwest-China en Birma.

 

Samenlevingsvorm:

Paren of kleinere groepen. Liefst maar 1 haan per volière.

 

Voedsel in natuur;

Granen, bladeren, gras en ongewervelden.

 

Huisvesting;

Bij voorkeur volière van minimaal 8 m2 en 2m hoog, waarin één haan met één of twee hennen kan worden gehouden. Met overdekte schuilgelegenheid tegen weersinvloeden.

 

Voortplanting;

Grondbroeder, nest in kuiltje in de bodem.

Legsel: 5 – 12 eieren, afgeronde vorm en licht bleekgeel van kleur.

Broedduur: 22 dagen, alleen de hen broedt en brengt de jongen groot.

Zijn nestvlieders en kunnen onder de warmtelamp grootgebracht worden apart van het moederdier. Uitvliegen: 2 weken

Gedrag;

Ze overnachten meestal op een vaste plek op een tak op 3,5 m hoogte. In het broedseizoen maakt het mannetje een metaalachtig geluid.

 

Goudfazanten zijn in het paarseizoen monogaam en daarbuiten leven ze in paren of in kleine groepjes van maximaal drie vogels. Jonge mannetjes zoeken in de wintermaanden ervoor vaak gezelschap op van oudere mannetjes.

 

 

Dagelijkse en periodieke verzorging;

Dagelijks; Water verversen, voeren.

Periodiek; Gezondheidscheck, schoonmaken.

Ringnekfazant (bosfazant)

Ringnek fazant (Bosfazant)

Phasianus colchicus

 

 

       
   
 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

                                      Haan                                                                                                Hen

 

Uiterlijke beschrijving;

Het mannetje is onmiskenbaar met zijn roodachtige veren, glanzend groene kop en extravagant lange staart.

De vrouwtjes zijn veel onopvallender gekleurd. Hoofdzakelijk bruin met een gevlekt patroon. De reden daarvoor is dat het vrouwtje tijdens het broeden op haar nest verstopt tussen struiken of hoog gras niet op mag vallen.

 

Herkomst, biotoop en habitat;

Zijn oorspron-kelijke leefgebied is het gebied tussen Georgië, Armenië en Azerbeidjan en het gebied van Vietnam tot in Noord-Korea. In Europa komen ze ook voor maar zijn ze door de Romeinen hier naartoe gekomen. Het was dus een invasief soort. Ze leven vooral op de grond rond bossen en landbouwgrond.

 

Samenlevingsvorm;

Fazanten leven niet in paren, maar het mannetje heeft een harem, hij heeft soms wel 8 vrouwtjes waarmee hij paart.

 

Voedsel in de natuur;

insecten, hagedissen en soms muizen, ook eet hij zaden en aas van de grond.

 

Huisvesting;

Bij voorkeur volière van minimaal 10 m2 en 2m hoog, waarin één haan met drie à vier hennen kan worden gehouden. Met overdekte schuilgelegenheid tegen weersinvloeden.

Voortplanting;

Ze kunnen ongeveer 16 eieren per keer leggen en 22 tot 27 dagen later komen de kuikens uit. Na 12 dagen zijn de kuikentjes sterk genoeg om zelf te kunnen fladderen, maar hun moeder blijft ze dan nog wel beschermen.

Zijn nestvlieders en kunnen onder de warmtelamp grootgebracht worden apart van het moederdier.

 

Kenmerkend gedrag;

Maken metaalachtige lokroep.

 

Dagelijkse en periodieke verzorging;

Dagelijks; Water verversen, voeren.

Periodiek; Gezondheidscheck, schoonmaken.

Koningsfazant

Koningsfazant

Syrmaticus reevesii

 

 

       
   
 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

                                       Haan                                                                                                          Hen

 

Uiterlijke beschrijving;

Het mannetje heeft een zeer lange staart die zo'n 1,80 meter lang wordt. Het haantje is in zijn geheel groter dan het vrouwtje en zijn veren zijn goudgeel met zwarte toppen. De vleugels zijn roestbruin met wit en zwart. De lange staart is bruin en wit gebandeerd, de kop is wit met een bruine band onder de ogen. Het hennetje heeft een donkerbruine rug met zwarte veerpunten en okerkleurige, roodbruin gevlekte onderdelen. De kop is lichtbruin met een donkere kap.

 

Herkomst, biotoop en habitat;

Ze komen oorspronkelijk voor in de bergen van Midden- en Noord-China. Daar leven ze op de grond in loofbossen met weinig ondergroei.

 

Samenlevingsvorm;

Harems. Liefst maar 1 haan per volière.

 

Voedsel in de natuur;

Granen, bladeren en ongewervelden.

 

Huisvesting;

Bij voorkeur volière van minimaal 10 m², b.v. 5m. en 2m hoog, waarin één haan met één of twee hennen kunnen worden gehouden.

 

 

 

Voortplanting;

Grondbroeder, nest in kuiltje in de bodem.

Legsel: 15-20 eieren, Crème tot lichtgroen van kleur. Worden meestal om de dag gelegd.

Broedduur: 24-25 dagen, alleen de hen broedt en brengt de jongen groot.

Zijn nestvlieders en kunnen onder de warmtelamp grootgebracht worden apart van het moederdier. Uitvliegen: 2,5 weken

 

Kenmerken gedrag;

Ze zijn niet luidruchtig en niet vorst gevoelig, dus goed bestand tegen het Nederlandse klimaat.

Hun karakter wisselt tussen rustig en schuw buiten het broedseizoen en wat agressiever tijdens de broedtijd.

 

Dagelijkse en periodieke verzorging;

Dagelijks; Water verversen, voeren.

Periodiek; Gezondheidscheck, schoonmaken.

 

Wetgeving;

Flora en Fauna wet artikel 13.

Valt onder EU-CITES basis verordening.

Bij invoer naar de EU is een kennisgeving van invoer vereist.

Verplichte ringmaat 12 mm.

 

Japanse kwartel

Japanse kwartel

Coturnix japonica

 

 

 
 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

                                                                                     Japanse kwartel

 

Uiterlijke beschrijving;

Deze kwartel is 17 tot 19 cm lang en weegt tussen de 85 en 105 g. De vogel is van boven roodbruin en grijs gespikkeld en gestreept en meer egaal roomkleurig van onder. Het verschil tussen beide geslachten is te zien aan de kleur, Het mannetje (de haan) heeft een meer egaal gekleurde borst en het vrouwtje een gevlekte of gestippelde borst.

 

Herkomst, biotoop en habitat;

Deze broedt in Mongolië, oostelijk Siberië en Japan en overwintert in zuidwestelijk China en Korea. De vogel is een trekvogel, hoewel er in Japan populaties met standvogels zijn. Er is weinig in detail bekend over het leefgebied. De vogel wordt vooral aangetroffen in open landschappen zoals graslanden, steppe en droge berghellingen met lage vegetatie in de buurt van water.

 

Samenlevingsvorm;

Harems, 1 haan met twee tot vier hennen.

 

Voedsel in de natuur;

Ze eten verschillende zaden en ook kleine, bodembewonende ongewervelde dieren.

 

Geslachtsbepaling;

Het mannetje (de haan) heeft een meer egaal gekleurde borst en het vrouwtje een gevlekte of gestippelde borst, maar dit is soms slecht te zien.

 

Huisvesting;

Bodemoppervlak van één m2.

 

Voortplanting;

Legsel; rond de 8 eieren.

Broedduur; 16 tot 18 dagen.

Zijn nestvlieders en kunnen onder de warmtelamp grootgebracht worden apart van het moederdier.

 

Kenmerkend gedrag;

Zijn moeilijk met natuurbroed door het jaren kweken in broedmachines.

 

Dagelijkse en periodieke verzorging;

Dagelijks; Water verversen, voeren.

Periodiek; Gezondheidscheck, schoonmaken.

 

Chinese dwergkwartel

Chinese dwergkwartel

Cuturnix chinensis

 

 

       
 
   

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

                                              Haan                                                                                                    Hen

 

Uiterlijke beschrijving;

Deze kwartel is 12 tot 15 cm lang en weegt tussen de 20 en 57 g. Het mannetje heeft een kastanjekleurige vlek op buik en verder leiblauwe flanken, hals, wangen en kruin.De keel is wit met een markante zwarte baardstreep en een zwarte rand tussen het wit en het leiblauw. Van boven is de vogel donkerbruin en grijs gevlekt. Het vrouwtje (de hen) is onopvallend bruin gestreept e gespikkeld, van onderen lichter dan van boven.

 

 

 

 

 

Herkomst, Biotoop en habitat;

De Chinese dwergkwartel heeft een enorm groot verspreidingsgebied dat reikt van het Indische Subcontinent, Indochina en de Indische Archipel tot in Nieuw-Guinea en Australië. Het is een algemene vogel van open landschappen, graslanden, moerasgebieden, rijstvelden en gebieden met struikgewas.

 

Samenlevingsvorm;

Harems, 1 haan met twee tot vier hennen.

 

Voedsel in de natuur;

Naast groenvoer, zaden en vruchten eten ze ook weleens levend voer zoals wormen.

 

Huisvesting;

Bodemoppervlak van één m2.

 

Voortplanting;

Legsel; Tussen de 6 en 8 eieren.

Broedduur; 16 tot 18 dagen.

Zijn nestvlieders en kunnen onder de warmtelamp grootgebracht worden apart van het moederdier.

 

Kenmerkend gedrag;

Ze laten vliegende vogels met rust maar zijn sterk territoriaal tegenover grondvogels.

 

Dagelijkse en periodieke verzorging;

Dagelijks; Water verversen, voeren.

Periodiek; Gezondheidscheck, schoonmaken.

 

RoulRoul

Roelroel

Rollulus rouloul

 

 

 
 

 

 

 

 

 

 

 

 

                                     Haan                                                                                                                  Hen

 

Uiterlijke beschrijving;

Het mannetje bezit een kastanjebruine, waaiervormige kuif. De bovenzijde van het verenkleed is blauwgrijs, de onderzijde is zwart. De kop en hals zijn blauwzwart. Rond de ogen en aan de snavelbasis bevindt zich een kale ring, waardoor de rode huid zichtbaar is. Het vrouwtje heeft een lichtgroen verenkleed met bruine vleugels en een donkere kop zonder kuif.

 

Herkomst, biotoop en habitat;

Deze soort komt voor op de eilanden Borneo en Sumatra en het schiereiland Malakka (West-Maleisië, Thailand en Myanmar), waar hij zich in dichtbeboste streken ophoudt.

 

Samenlevingsvorm;

Roelroels leven in kleine groepjes, waarin zich paren vormen die elkaar doorgaans een leven lang trouw blijven.

 

Voedsel in de natuur;

Hij voedt zich onder meer met allerlei zaden, besjes, insecten en wormen, die hij op de grond bij elkaar scharrelt.

 

Huisvesting;

Bodemoppervlak van één m2. Het liefst in de winter verwarmt.

 

Voortplanting;

Legsel; 5 tot 6 eieren.

Broedduur; 18 tot 19 dagen.

Zijn nestvlieders en kunnen onder de warmtelamp grootgebracht worden apart van het moederdier.

 

Kenmerkend gedrag;

Roelroels zijn over het algemeen rustige vogels, mits ze niet alleen gehouden worden, dan kunnen ze een indringend geluid laten horen.

 

Dagelijkse en periodieke verzorging;

Dagelijks; Water verversen, voeren.

Periodiek; Gezondheidscheck, schoonmaken.

Helmparelhoen

Helmparelhoen

Numida meleagris

Groepje helmparelhoenders

Uiterlijke beschriving;

Het helmparelhoen is een grote vogel met een rond lichaam en een kleine kop. De grootte varieert van 53 tot 58 centimeter en zijn gewicht is gemiddeld 1,3 kilogram. Zijn naam heeft het helmparelhoen ten eerste te danken aan de witte stippen op het verenkleed, die doen denken aan parels. Daarnaast heeft hij op zijn kop een benige en blauwgekleurde knobbel die aan een helm doet denken.

 

Herkomst, biotoop en habitat;

In Afrika op savannes tussen dichte bosjes.

 

Samenlevingsvorm;

De hoen leeft in groepen van ongeveer 25 dieren, maar in het paarseizoen trekken ze op in paren.

 

 

 

Voedsel in de natuur;

Het is een alleseter. Net als kippen zoeken ze hun eten door met hun sterke klauwen de grond om te wroeten. Het hoen eet vooral zaden, fruit, slakken, spinnen, wormen, maar ook kikkers, hagedissen, kleine slangen, kleine zoogdieren en teken.

 

Geslachtsbepaling;

Het is wel lastig een onderscheid te maken tussen hennen en hanen, zeker als ze jong zijn. Maar zodra de hen een jaar oud is en geslachtsrijp, kan men door observatie van het gedrag het verschil wel zien.

 

Huisvesting;

Bodemoppervlak van 10 m2 voor 6 dieren.

 

Voortplanting;

Legsel; 20 tot 30 eieren.

Broedduur; rond de 28 dagen.

Zijn nestvlieders en kunnen onder de warmtelamp grootgebracht worden apart van het moederdier.

 

Kenmerkend gedrag;

Parelhoenders laten elkaar met luid getetter weten waar ze zijn. Dat geluid vindt niet iedereen even aangenaam.

 

Dagelijkse en periodieke verzorging;

Dagelijks; Water verversen, voeren.

Periodiek; Gezondheidscheck, schoonmaken.

Rood kamhoen (Bankivahoen)

Rood Kamhoen

Naam: Rood kamhoen of Bankivahoen

Wetenschappelijke naam: Gallus gallus

 

Uiterlijke beschrijving en geslachtsbepaling: Voorouders van de kip, lijken dus ook wel op kippen, vooral de haan. De haan heeft een rode, getande kam en een kleurig verenkleed wat erg lijkt op een typische haan. De hennen zijn een slag kleiner met geel en donkerbruine kleuren. Ze zijn ongeveer even groot als een krielkip en gemiddeld 0,5 tot 1,5 kilo.

Herkomst/Biotoop/Habitat: Dichte bossen, Warme streken in Zuid-Azië, veel verschillende biotopen.  

 

Samenlevingsvorm: Familiegroepen

 

Dieet: Omnivoren. Zaden, klein groenvoer/knoppen, geleedpotigen en hele kleine hagedissen.

 

Huisvesting: Veel schuilplekken!

 

Voortplanting: Broedperiode van 21 dagen(Net als kippen). Legsel bestaat uit 5 á 6 eieren per keer. Broedperiode piekt in april-mei. Uitsluitend de hen broedt de eieren uit.  

 

Kenmerkend gedrag: Erg schuw.

 

Dagelijkse Verzorging: Voeren(Kippengraan oid) en watergeven, eieren checken, gezondheid checken

Periodieke Verzorging: Voeren(geleedpotigen en/of groenvoer)



 

Kalkoen

Kalkoen

Naam: Kalkoen

Wetenschappelijke Naam: Meleagris gallopavo

 

Uiterlijke beschrijving en geslachtsbepaling:

Veerloze rode kop met lelle bij de bek. Ze zijn vaak bruin (Licht en donker gemengd) van kleur met soms hinten van blauw. Soms is er ook wit te zien in het verenkleed. De huid op de kop van de man is vaak een stuk roder dan dat van de hen. De mannetjes zijn een stuk kleurrijker, hebben een donkerder verenkleed en zijn groter. Mannen hebben sporen waar poppen alleen een klein knopje hebben.

Herkomst/Biotoop/Habitat: Dichte bossen van allerlei soorten. Wild komen ze voor in Amerika, Canada en Mexico. In Duitsland en Nieuw-Zeeland komen ze nu ook voor, dat zijn gedomesticeerde kalkoenen die nu weer verwilderd zijn.

 

Samenlevingsvorm: In groepen (Ongeveer 20 vogels) Aan te raden om te houden met 1 haan en meerdere hennen.

 

Dieet: Omnivoren. Zaden, kruiden, bloemen, knoppen, wortels, kiemplantjes, geleedpotigen en ongewervelden. Er is speciaal kalkoenen korrel, die meer eiwit bevat dan normaal ‘Siervogel voer” aangezien ze toch wel significant wat dierlijke eiwitten verorberen.

 

Huisvesting: Kan buiten op een afgezet terrein of in een grote voliere(16 vierkante meter voor 2). Ze kunnen best tegen de kou maar er moet wel een nachthok(9 vierkante meter voor 2, met zitstokken) aanwezig zijn. Let op met roofdieren.

 

Voortplanting: Kalkoenen zijn na circa 10 maanden geslachtsrijp. Een haan maakt klokkende geluiden om de aandacht te trekken en zet zijn start veren op net zoals een pauw.
Een haan paart met meerdere hennen en zorgt vervolgens niet voor de eieren of de kuikens. De hen maakt een nest op de grond en legt 8 tot 20 eieren die na 24-31 dagen broeden uitkomen. De kuikens kunnen na 24 uur als zelfstandig eten en komen dan het nest al uit.
Kuikens blijven ongeveer 4 tot 10 maanden bij de moeder.

 

Kenmerkend gedrag: Het zijn er weerbare dieren, stevige vogels. Ze kunnen ook best van zich af bijten/ pikken. Het klokkende geluid is wel een van zijn meest kenmerkende eigenschappen.

 

Dagelijkse verzorging: Voer/water.

Periodieke verzorging:  Schoonmaken verblijf. Kortwieken (1x per jaar)

 

 

 

Kalkoen

Meleagris gallopavo

 

 

 
 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

                        Haan                                                                                                                         Hen

Uiterlijke beschrijving;

Een kalkoen wordt gekenmerkt door zijn bronskleurig, iriserend verenkleed en de naakte rode kop, met vlezige blauwe en rode lellen aan beide kanten van zijn snavel en het geluid dat hij voortbrengt.

 

Herkomst, biotoop en habitat;

De kalkoen komt oorspronkelijk voor in Noord-Amerika waar ze in bossen en graslanden op de grond leven en scharrelen.

 

Samenlevensvorm;

Het grootste deel van het jaar leven kalkoenen in groepjes van ongeveer 20 vogels, maar tijdens het broedseizoen hebben de mannetjes elk een eigen territorium.

 

Voedsel in natuur;

Deze omnivore dieren eten allerlei zaden, kruiden, wortels, knoppen en bloemen, maar ook insecten en andere ongewervelden staan op het menu. De kuikens voeden zich vooral met insecten.

 

Huisvesting;

Voorzie minimaal 16 m² buitenruimte voor twee kalkoenen en een nachthok van 9 m². De legnesten moeten minimaal 70 cm x 70 cm x 70 cm (lengte x breedte x hoogte) groot zijn en voorzien zijn van nestmateriaal zoals houtkrullen.

 

Voortplanting;

Legsel; 3 tot 5 eieren.

Broedtijd; 28 dagen.

Zijn nestvlieders en kunnen onder de warmtelamp grootgebracht worden apart van het moederdier.

 

Kenmerkend gedrag;

Kalkoenen zijn zeer weerbaar: ze pikken, krabben en delen klappen uit met hun vleugels. Ze hebben een uitstekend gezichtsvermogen overdag, maar 's nachts kunnen ze minder goed zien. Ze zijn ook zeer beweeglijk. Een kalkoen haalt een loopsnelheid van wel 40 km/h en ze vliegen met snelheden van rond de 90 km/h.

 

Dagelijkse en periodieke verzorging;

Dagelijks; Water verversen, voeren.

Periodiek; Gezondheidscheck, schoonmaken.

Blauwe Pauw

Blauwe Pauw

Naam: Blauwe Pauw

Wetenschappelijke Naam: Pavo cristatus

Uiterlijke beschrijving en geslachtsbepaling: Hanen hebben een blauwe kop en hals, groen/goud kleurige rug terwijl de hen een groene kop/hals heeft met een bruine rug en creme kleurige borst. De haan heeft een lange sleep met “ogen” aan de uiteinden van de veren.
Beide de hen en de haan hebben een paar overeind staande veren op de kop staan die lijken op kleine versies van de sleepveren van de haan. Ze zijn af en toe ook in het (bijna compleet) wit te vinden.

Herkomst/Biotoop/Habitat: Komen van nature uit India maar zijn tegenwoordig op veel meer plekken te vinden. Amerika, Mexico, Brazilie, Suriname, Zuid-Afrika, Madagascar, Australië, Kroatië en nog meer  

 

Samenlevingsvorm: familie groepje van 1 haan en 1-5 hennen. Te houden met minimaal 2 hennen met eventueel 1 haan erbij.

 

Dieet: Omnivoor. Zaden, klein groenvoer/knoppen, geleedpotigen en hele kleine knaagdieren etc.

 

Huisvesting: Gelieve vrij lopend te houden op een afgezet terrein met een duidelijke afrastering en bomen (Om ‘s avonds in te slapen). Ze zijn vanaf een jaar winterhard en kunnen het hele jaar buiten blijven. Wel handig om een nachthok op het terrein te hebben.

 

Voortplanting: Blauwe pauwen zijn ongeveer geslachtsrijp op een leeftijd van 2 jaar, maar dit kan ook sneller gaan (bijvoorbeeld een jaar). De haan schreeuwt met een kenmerkend geluid en spreidt zijn sleep uit als een waaier(pronken). Het paren wordt ook wel treden genoemd. De Hen is gaan liggen en de haan gaat er bovenop zitten en houd zich vast aan de nekveren van de hen.

De hen legt typisch gezien eieren in eind maart- begin april 3-6 grote crème/leemkleurige eieren. De eieren komen uit na ongeveer 28 dagen. Na een klein half jaar kan men pas duidelijk de verschillen tussen haan en hen gaan zien bij de kuikens.

Kenmerkend gedrag: Pronken, Roepen, in bomen slapen. Zijn erg nieuwsgierig.

Dagelijkse verzorging: Voer/water

Periodieke verzorging: Stokken en nachthok schoonmaken (1x per week)

Bodembedekking vervangen (1x per maand)

 

 

Californische kuifkwartel

Californische Kuifkwartel

Naam: Californische Kuifkwartel

Wetenschappelijke Naam: Callipepla californica

 

Uiterlijke beschrijving en geslachtsbepaling:

Californische kuifkwartels zijn kleine “ronde” vogels met een typerend kuif op het hoofd die bestaat uit 1 veertje. Bij de haan is deze een stuk prominenter dan bij de hen.
De haan heeft een zwart masker om de ogen en op de kop. De hals is grijs en de rest van het lichaam is bedekt met een bruin verenkleed met enkele witte streepjes aan de onderzijde.

De henis compleet bedekt met het bruine verenkleed met witte streepjes. De haan heeft om het masker twee witte strepen lopen. Daarnaast is de staart van de hen iets korter dan die van de haan.

Herkomst/Biotoop/Habitat: Canada tot Baja Californië in eikenbossen en doornstruiken in de valleien van gebergten.

Samenlevingsvorm: Groepen met meerdere families. Behalve in het broedseizoen, dan splitsen ze op in paartjes.

Dieet: Omnivoor. Zaden, klein groenvoer/knoppen, geleedpotigen. Het best te voeren met een goede siervogel mix.

Huisvesting: een volière of hok dat volledig grond level is. Zijn vaak te huisvesten in groepen en zelfs bij andere vogels in de voliere als er genoeg ruimte is op de grond. Geen vrije uitloop, ze zijn niet echt honkvast. Het moet tocht, vocht en vorstvrij zijn. Voor de bodembedekking het liefst schoon zand te gebruiken, maak het diep genoeg zodat ze ook kunnen zand badderen.

 

Voortplanting: Geslachtsrijp na 1 jaar. Ei-leg begint rond april, wanneer er veel licht is op een dag. Vaak wordt er een ei gelegd om de dag of 1 per dag. Beginnen na een aantal eieren vanzelf te broeden, vaak ongeveer 7-9 eieren. De broedtijd is 23 dagen.

 

Kenmerkend gedrag: Vrij schuw. Late vluchtreactie, ze blijven bij dreiging zo lang mogelijk stilzitten en vliegen op het laatste moment pas recht omhoog om ergens verderop weer te landen.

Dagelijkse verzorging: voer/ water. Eieren nummeren

Periodieke verzorging: Schoonmaken. Zand zeven (1x per week). Controleer nagels en snavel, eventueel in laten korten als ze te lang worden.

 

 

 

Sclater's Hokko

Sclater’s Hokko

Naam: Sclater’s Hokko, Naaktgezicht Hokko, Masker Hokko

Wetenschappelijke Naam: Crax fasciolata


Uiterlijke beschrijving en geslachtsbepaling:

Lange brede staart en stompe vleugels. De huid rond de ogen heeft geen veren en is net als de snavel bij de hen geel gekleurd en bij de haan zwart. Ze hebben een opvallende krullende kuif die bij de hen compleet zwart is en bij de haan wit met een zwart randje aan de bovenkant. De hen is volledig zwart bekleed behalve aan de onderzijde, deze is wit. De haan heeft een zwart verenkleed met horizontale witte strepen en een lichtbruin/oranje onderzijde.

 

Herkomst/Biotoop/Habitat: Centraal- en Zuid-Amerika. (Sub-)tropische vochtige laaglandbossen. Bedreigd!

 

Samenlevingsvorm: Paarvormig en heel soms kleine familiegroepjes.

 

Dieet: Bladeren, fruit en zaden.

 

Voortplanting: Eierleg: 2. Broedtijd circa 30 dagen







 

Patrijs

Patrijs

Naam: Patrijs, Veldhoen

Wetenschappelijke Naam: Perdix perdix

Uiterlijke beschrijving en geslachtsbepaling:Compact en rond lichaam. Goed gecamoufleerd met een bruin en grijs gestreept kleed, kastanjebruine strepen op de flanken en een grijze borst. Keel en gezicht zijn oranjebruin en op de buik zit een grote donkerbruine vlek. Tijdens de vlucht valt de roodachtige staart op. Juveniele vogels zijn geheel bruin gestreept.

De mannetjes hebben een donkerbruine buikvlek in de vorm van een hoefijzer, terwijl bij vrouwtjes deze vlek een stuk kleiner en grauwer is of helemaal ontbreekt

Herkomst/Biotoop/Habitat:West-Europa. Agrarisch gebied, Graslanden, heidevelden en hoogvenen (oorspronkelijk steppebewoners). Gematigd gebied.

 

Samenlevingsvorm: Kleine groepen

 

Dieet: Zaden, onkruiden, granen, bladeren van grassen en klaver en insecten. Te voeren met siervogel voeder.

 

Huisvesting: Hebben een zandbad nodig! Grond level verblijf.

 

Voortplanting: Vrouwtjes kiezen een partner op basis van zijn zangkwaliteiten. leggen 10-20 eieren. Het nest is een ondiep kuiltje in de grond. Broedtijd is 24-26 dagen.

Kenmerkend gedrag:  Late vluchtreactie, ze blijven bij dreiging zo lang mogelijk stilzitten en vliegen op het laatste moment pas recht omhoog om ergens verderop weer te landen.

 

Dagelijkse verzorging: voer/water

Periodieke verzorging: Schoonmaken, zand zeven/vervangen.

 

- Pelecaniformes (pelikanen, lepelaars, ibissen)

Rode Ibis

Rode Ibis (Eudocimus rubur)

  • Uiterlijke beschrijving;

    Deze opvallende standvogel heeft een helder, oranjerood verenkleed met zwarte vleugelpunten en een lange, gebogen snavel. Dit verenkleed is bij beide geslachten gelijk. De lichaamslengte bedraagt 56 tot 86 cm en het gewicht 775 tot 925 gram.

  • Herkomst, biotoop en habitat;

    Deze soort komt voor in de kustgebieden van noordelijk Zuid Amerika, met name van noordelijk en oostelijk columbia en oostelijk Ecuador tot noordoostelijk Brazilie, langs de gehele noordoostkust van het Amazone stroomgebied in moerasgebieden, mangrovebossen, langs lagunes en getijdenrivieren. In het mangrovegebied nestelen ze in kolonies. Daarvoor heeft elke vogel maar een klein plekje nodig dat door beide partners wordt verdedigd tegen de buren.

  • Samenlevingsvorm (solitair/sociaal en monogaam/polygaam);

    Kolonies.

  • Voedsel in de natuur;

    Rode ibissen vinden hun voedsel vooral op de tast, door met de lange snavel in de weke modder te prikken of heen en weer te zwaaien door het water. Hun voedsel bestaat voornamelijk uit krabben,garnalen, scampi, schelpdieren en waterinsecten.

  • Uiterlijk met geslachtsbepaling en foto van mannelijk dier en foto van vrouwelijk dier);

  • Huisvesting;

    Nest dat zich hoog in een boom, vaak boven het water bevindt. In de avicultuur is een ruime vliegkooi of volière van enkele meters hoog en voldoende oppervlakte nodig voor een groep rode ibissen. Plaats enkele bomen en struiken zodat de ibissen een slaap/nestelplek hebben. Voorzie de volière van moeras, waadplaatsen, nestelplekken en beschutte plekken tegen zowel wind als zon. Vooral het moeras is belangrijk voor de rode ibis waar deze vogel zich prima thuis voelt.

  • Voortplanting (bals, broedduur, nestsoort met materiaal, aantal eieren per leg, duur broed, uitvliegen);

    Per keer worden meestal maar twee eieren gelegd, die na een dag of twintig uitkomen. Weer een paar weken later verlaten de jongen het nest. De vogels vormen doorgaans duidelijke broedparen

  • Kenmerkend gedrag van de vogelsoort;

    De mannetjes vertonen baltsgedrag om vrouwtjes aan te trekken. Een vrouwtje moet voorzichtig zijn als ze een mannetje benaderd omdat hij haar kan aanvallen als ze niet in zijn buurt blijft. Het mannetje paart vaak met meerdere vrouwtjes.

  • Dagelijkse en periodieke verzorging.

    Geëxtrudeerde drijvende korrels, speciaal voor vogels waarvan de specifieke voedingsbehoeften voornamelijk gericht is op vis zoals de Ibissen, lepelaars, ooievaars, enz. Dit voeder bevat oa. echt zeezout en Spirulina-algen voor een gezonde en onontbeerlijke voeding zoals in de natuur.

     

     

Kievit

Kievit (Vanellus vanellus)

  • Uiterlijke beschrijving;

    Zwart-witte onderzijde, opvallende kuif, brede vleugels. Op rug mooie groene en paarse metaalglans. Vrouwtje minder contrastrijk getekend en gekleurd en een kortere kuif. Heeft ook iets spitsere vleugels dan het mannetje. Buiten broedtijd lijken geslachten sterk op elkaar en heeft de kievit een lichte keel.

  • Herkomst, biotoop en habitat;

    De kievit komt uit Europa en Azië. Leeft in zo open mogelijk landschap, vrijwel uitsluitend agrarisch gebied (graslanden en akkers). Zeer kleine aantallen broeden nog steeds in duinen, op kwelders en op natte heide en hoogveen. Bereikt de hoogste dichtheden in Laag-Nederland in vochtige, open graslanden en in Hoog-Nederland in boerenland met een afwisseling van maïs en gras. Broedt graag in kort gras, afgewisseld met kale plekken. Buiten de broedtijd vooral in open grasland- en bouwlandgebieden, ook wel in zeer ondiep water. Broedt in grote delen van Europa, maar nauwelijks in het Middellandse Zeegebied en in het uiterste noorden. Grootste aantallen in landen met gematigd klimaat.

  • Samenlevingsvorm (solitair/sociaal en monogaam/polygaam);

    semi-koloniaal.

  • Voedsel in de natuur;

    Vooral regenwormen, maar ook allerlei soorten insecten en hun larven, spinnen, slakjes. Oogjager.

  • Uiterlijk met geslachtsbepaling en foto van mannelijk dier en foto van vrouwelijk dier);

  • Huisvesting;

    Nest een kuiltje in de grond. Houden in voliere, bodemvogelombinatie kan ik combinatie gehouden worden met andere zachtvoeretende vogels.

  • Voortplanting (bals, broedduur, nestsoort met materiaal, aantal eieren per leg, duur broed, uitvliegen);

    Man heeft soms meerdere vrouwtjes. Nest een kuiltje in de grond, bekleed met strootjes. Eileg van begin maart tot in juni, piek eind maart tot begin mei. Eén tot twee broedsels per jaar, meestal 4 eieren. Vooral het vrouwtje broedt. Broedduur 26-29 dagen. Jongen zijn met 35-40 dagen uitgevlogen.

  • Kenmerkend gedrag van de vogelsoort;

    zoekt voedsel op kenmerkende plevierenwijze: lopen, stilstaan, pikken etc. De vleugels maken een opvallend geluid.

  • Dagelijkse en periodieke verzorging.

    Geen informatie.

     

     

     

     

     

     

     

     

Maskerkievit

Maskerkievit (Vanellus miles)

  • Uiterlijke beschrijving;

De maskerkievit is 35 tot 38 cm lang. Het is een grote, slanke kievit. Opvallend is het gele "masker", de geel gekleurde naakte huid rond het oog. De maskerkievit vliegt met ronde vleugels en een krachtige vleugelslag. De vogel heeft een witte stuit en een brede zwarte eindband op de staart.

  • Herkomst, biotoop en habitat;

Deze kievit komt voor in een groot gebied tussen de eilanden ten westen van Nieuw-Guinea tot in Nieuw-Zeeland. Het is de grootste soort uit het geslacht Vanellus De maskerkievit leeft bij in op open terrein, zoals akkerland, langs moerassen, weilanden, stranden

  • Samenlevingsvorm (solitair/sociaal en monogaam/polygaam);

Sociaal.

  • Voedsel in de natuur;

Het voedsel van de maskerkievit bestaat voornamelijk uit diverse insecten en wormen.

  • Uiterlijk met geslachtsbepaling en foto van mannelijk dier en foto van vrouwelijk dier);

  • Huisvesting;

Houden in voliere, bodemvogelombinatie kan ik combinatie gehouden worden met andere zachtvoeretende vogels.

  • Voortplanting (bals, broedduur, nestsoort met materiaal, aantal eieren per leg, duur broed, uitvliegen);

De eieren, meestal zo'n 3 of 4, worden op in een kom van twijgjes, droog gras, koeienpoep en/of kiezelsteentjes gelegd en in ruim 4 weken uitgebroed.

  • Kenmerkend gedrag van de vogelsoort;

Om belagers van hun nest af te leiden, doen masker kieviten soms net alsof ze zelf gewond zijn. De maskerkievit is erg zorgzaam. Vader en moeder verdedigen nest en jongen fel tegen gevaar. Eerst zullen ze luid roepen en wild opvliegen. Daarna vallen ze de belager zelfs aan met de gele spoor (stekel) aan hun vleugel. Met verschillende geluiden vertellen ze hun jongen of het gevaar al geweken is of nog niet.

  • Dagelijkse en periodieke verzorging.

Geen informatie.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Kluut

Kluut (Recurvirostra avosetta)

  • Uiterlijke beschrijving;

Overwegend witte verenkleed met scherpe zwarte tekening op de kruin en nek, de opvallende omhooggebogen, zwarte snavel en de lange blauwgrijze poten maken de Kluut onmiskenbaar. Ook de rug en de vleugels bevatten zwarte strepen. Juvenielen hebben bruinige tekening op bovenzijde. In vlucht steken poten voorbij de staart uit. De lichaamslengte bedraagt 42 tot 45 cm en het gewicht 225 tot 400 gram.

  • Herkomst, biotoop en habitat;

De kluut komt voor in Europa langs de continentale Noordzeekust en in Zuidoost-Engeland. Ook in Zuid-Frankrijk, Sardinië, Italië, Griekenland en langs de Zwarte Zee.

Leeft meestal op zanderige vlaktes, moerassige weilanden, opspuitterreinen nabij water.

  • Samenlevingsvorm (solitair/sociaal en monogaam/polygaam);

Broedt in kolonies, groepsvogel.

  • Voedsel in de natuur;

Allerlei klein dierlijk voedsel dat zich ophoudt in slik: wormpjes, garnalen, insectenlarven, ook wel slakjes, schelpdieren

  • Uiterlijk met geslachtsbepaling en foto van mannelijk dier en foto van vrouwelijk dier);

  • Huisvesting;

Volière met zand of gras met water.

  • Voortplanting (bals, broedduur, nestsoort met materiaal, aantal eieren per leg, duur broed, uitvliegen);

Het nest bevindt zich op de grond in een kuiltje, versierd met schelpen en grasstengels. Het legsel bestaat uit 4 zandkleurige of grijsgroene eieren met donkere vlekken. Kan na verlies nieuw legsel op tientallen km afstand maken in een nieuw nest. Eileg half april-eind juni. Broedduur 23-25 dagen, jongen zijn nestvlieders, na 35-42 dagen vliegvlug.

  • Kenmerkend gedrag van de vogelsoort;

Als hij kuikens heeft suggereert een kluut dat hij gewond is. Hij laat dan een vleugel hangen om de aandacht van de belager af te leiden.

  • Dagelijkse en periodieke verzorging.

Geen informatie.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Mexicaanse steltkluut

Mexicaanse Steltkluut (Himantopus himantopus mexicanus)

  • Uiterlijke beschrijving;

Onmiskenbare vogel met lange rozerode poten, lange, rechte, dunne snavel en een zwart-wit kleed: witte onderdelen, zwarte vleugels en rug, en een zwart-wit geschakeerde kop. Soms (bij vrouwtjes) geheel witte kop. Bij mannetjes gemiddeld meer zwart op de kop, maar de overlap is groot. Adulte mannetjes hebben een gitzwarte mantel, vrouwtjes en jonge vogels enigszins bruinzwart.

  • Herkomst, biotoop en habitat;

Ondiepe wateren (tot 20 cm.) zonder getij. Ondiepe zoet- brak- en zoutwatermoerassen, inundatiegebieden, rijstvelden, viskwekerijen en zoutextractiebekkens zijn typische broedplaatsen. In Nederland zijn vooral ondiepe zoetwatermoerassen van belang als broedgebied.

  • Samenlevingsvorm (solitair/sociaal en monogaam/polygaam);

Steltkluten zijn sociale vogels die in goede leefgebieden het liefst in kleine groepen optrekken.

  • Voedsel in de natuur;

Onmiskenbare vogel met lange rozerode poten, lange, rechte, dunne snavel en een zwart-wit kleed: witte onderdelen, zwarte vleugels en rug, en een zwart-wit geschakeerde kop. Soms (bij vrouwtjes) geheel witte kop. Bij mannetjes gemiddeld meer zwart op de kop, maar de overlap is groot. Adulte mannetjes hebben een gitzwarte mantel, vrouwtjes en jonge vogels enigszins bruinzwart.

  • Uiterlijk met geslachtsbepaling en foto van mannelijk dier en foto van vrouwelijk dier);

  • Huisvesting;

Voliere met zoutwatermoeras.

  • Voortplanting (bals, broedduur, nestsoort met materiaal, aantal eieren per leg, duur broed, uitvliegen);

Broedt graag in kleine kolonies. Droge voorjaren in Zuid-Europa zorgen waarschijnlijk voor hoge aantallen in Nederland. Begint, zeker in Nederland - de noordelijkste verspreiding - pas eind mei met broeden, en legt daarbij 3-5 eieren die na 22-25 dagen uitkomen. Vrijwel direct kunnen de jongen lopen en voor zichzelf zorgen, en als na 28 dagen de jongen kunnen vliegen, zijn ze ook direct zelfstandig.

  • Kenmerkend gedrag van de vogelsoort;

Geen informatie

  • Dagelijkse en periodieke verzorging.

Geen informatie

 

 

 

 

- Psittaciformes (papegaaiachtigen)

Blauwe muspapegaai (Forpus)

 

 

 

Man                                            Vrouw

 

 

Forpus coelestis

(Blauwe Muspapegaai)

 

Uiterlijke beschrijving

Het masker is helder hemelsblauw. De borst en broek zijn hemelsblauw met een grijze waas. Bij de man is de grijze waas iets meer als bij de pop. Bij de man is de onderrug- en stuitkleur zijn diep kobaltblauw, bij de pop helder glanzend hemelsblauw. Vier tenen: twee voor en twee achter.

 

Herkomst

Oorsprong in heel Zuid-Amerika.

 

Biotoop/ habitat

Vooral rond het einde broedtijd trekken grote familie groepen samen. Ze zijn niet kieskeurig als het om nestplaatsen gaat. Oude holen van spechten, vermolmde hekpalen, muur nissen, eigenlijk alles wat iets op een holte lijkt en een kommetje voor de eieren bevat. Er wordt geen nestmateriaal aangevoerd. Komen niet graag op de grond. Nemen niet veel een bad, soms is dauwvochtige gras voldoende.

 

Samenlevingsvorm

Buiten broedseizoen mannen en poppen beter gescheiden houden (broedkoppels kun je wel prima samen laten).

 

  • Samenvoegen van meerdere vogels uit verschillende kooien:

    Tegelijkertijd in een ‘verse’ kooi. Besproei ze iets met lauw water, zodat ze steun gaan zoeken i.p.v elkaar slopen. Wel in de gaten houden.

  • Samenstellen van broedkoppeltjes:

    Besproei ze iets met lauw water, zodat ze steun gaan zoeken bij elkaar. Wel in de gaten houden.

 

Voedsel in natuur

In natuur eten ze halfrijpe zaden en vruchten, het liefst rechtstreeks uit de struik of boom.

 

Huisvesting

Twee manieren van huisvesting: Tijdens de rust en tijdens de kweek heb je andere huisvesting. Tijdens de rust moet een Forpus kunnen vliegen. Hierdoor krijgt hij betere conditie en veel energiekere ogen. Tijdens de fok kun je gebruik maken van broedkooien van 800 (of 600) x 500 ( of 400) x 400 mm. Temperatuur tussen 15-20 graden. Bodenbedekking: beukensnippers, schelpenzand, bouwzand, kattenbakvulling, kranten. Houtenzitstokken, wilgentakken die ze kunnen slopen en voer en water in het verblijf. Ringmaat: 4.0 mm

 

Voortplanting

Vanaf 8 tot 12 maanden broedrijp. Hoe later hoe beter. Houd ze per koppel als je gaat fokken

 

Kenmerkend gedrag

Levendig, beweeglijk, nieuwsgierig. Reputatie van lastige vogel, onderling kunnen ze erg agressief zijn. Stress gevoelig, verandering in hok kan hij al onrustig van worden.

 

Dagelijkse en periodieke verzorging

Elke dag vers voer en water. Vieze plekken weghalen (ligt ook aan grote van je hok en de vogel zelf). 1 keer per twee weken gehele hok schoonmaken nieuwe bodembedekking, wanden en zitstokken schoonmaken. Controleer dagelijks de temperatuur in het verblijf. Dagelijkse gezondheidscontrole (observatie).

Zwartkopcaique

Pionites melanocephalus

(Zwartkopcaique)

 

 

Uiterlijke beschrijving

De hoofdkleur is groen, zijn voorhoofd/ nek/ schedel zijn zwart. De vleugels en de tekening onder het oog zijn groen. De wangen/ hals/ nekband/ dijen/ flanken zijn oranje. De borst en buik zijn wit tot crèmekleurig. De handpennen zijn violetblauw. De staart is aan de onderzijde olijfgeel en heeft aan de uiteinden een gele punt. De snavel is zwart. De oog ring zitten geen veren en is donkergrijs,

de iris is rood, de poten donkergrijs.

Formaat van de vogel is 23 cm. Geen verschil tussen man en pop zichtbaar alleen via DNA-test.

 

Herkomst

Het zuidoosten van Colombia, een groot deel van Brazilië, het noordoosten en het zuiden van Venezuela, Guyana en Suriname.

 

Biotoop/ habitat

Ze leven tot op een hoogte van 1.000m in bosgebieden in het binnenland en langs de kust, maar ook bewonen ze de savannen met boombestanden. Ze houden zich op in de kruinen van hoge bomen.

 

Samenlevingsvorm

Buiten broedtijd in familieverband of groepen van 30+.

 

Voedsel in natuur

Fruit- en groeneters. Basis is fruit (appel, sinaasappel, banaan, kiwi, vijgen e.d.), groenten en onkruiden (sla, spinazie, andijvie, wortel, vogelmuur e.d.) Aanvulling wordt soms ook wel nootjes en pitten gegeten, zoals walnoten, zonnebloempitten(met maten), lijnzaad, haver, trosgierst. Maar ook verse wilgen en fruittakken lusten ze(bladknoppen, schors voor in nest).

 

Huisvesting

Minimaal L2,5m x B1m x H2m volière. Tocht- en vorstvrij nachtverblijf & droog en afsluitbaar. Nachtverblijf L2m x B1m x H2m. Hele jaar een dikwandig nestblok, hierin slapen ze (35x15cm). Klimgerei in verblijf.

 

Voortplanting

Broedtijd rond april. 3-5 eieren worden gelegd. Broedduur 23-25 dagen. Uitvliegen op leeftijd van 9-10 weken (meer klimmen als vliegen). 3 weken na uitvliegen zijn ze zelfstandig.

 

Kenmerkend gedrag

Bij onraad vliegen ze luid krijsend weg.

 

Dagelijkse en periodieke verzorging

Elke dag vers voer en water. Vieze plekken weghalen (ligt ook aan grote van je hok en de vogel zelf). 1 keer per twee weken gehele hok schoonmaken nieuwe bodembedekking, wanden en zitstokken schoonmaken. Controleer dagelijks de temperatuur in het verblijf. Dagelijkse gezondheidscontrole (observatie).

 

 

 

 

Zonparkiet

Aratinga solstitialis

(Zonparkiet)

 

 

Uiterlijke beschrijving

De zonparkiet heeft een witte oogring, met een zwarte snavel. Verder is hij rondom de ogen oranje met een geel hoofd. De rest van het lichaam heeft een geel/ oranje kleur. Op de vleugels zitten aan de punten van elke pen een groen uiteinde. De vogel is zo’n 30 cm groot en heeft een ringmaat van 6,5 mm. Geen verschil tussen man en pop zichtbaar.

 

Herkomst

Noordelijk Brazilië, westelijk Guyana, Suriname, Frans-Guyana, Venezuela.

 

Biotoop/ habitat

Ze wonen in het droge tot halfdroge savannen met boombestanden, kreupelhout en cactussen. Of in gebieden met open bebossing en gebieden met palmaanplanting of bosranden tot hoogten van 1200 meter of landbouw gebieden.

 

Samenlevingsvorm

In broedperiode tussen december en maart zonderen de gevormde paren zich van de groep af om een broedplaats te vinden in een holte van vaak afgestorven (palm)bomen.

 

Voedsel in natuur

Landbouwgewassen.

 

Huisvesting

Zijn echte slopers, gebruik sterk gaas. Bied wilgentakken aan. Ze hebben een tocht en vorst vrij nachthok nodig, laat een nestblok het gehele jaar hangen hierin slapen ze ook (25x25x50cm). Ze nemen graag een bad.

 

Voortplanting

Pop legt om de 2 dagen een ei en legt 3-5 eieren. Die in 23-27 worden uitgebroed. Na 6-8 weken vliegen ze uit. Hierna worden ze nog een paar weken gevoed door de ouders. Na 18 maanden tot 2 jaar zijn ze pas volledig op kleur en geslachtsrijp.

 

Kenmerkend gedrag

Slopers, kan problemen vertonen als hij niet goed gesocialiseerd is. Heeft dus een deskundige eigenaar nodig.

 

Dagelijkse en periodieke verzorging

Elke dag vers voer en water. Vieze plekken weghalen (ligt ook aan grote van je hok en de vogel zelf). 1 keer per twee weken gehele hok schoonmaken nieuwe bodembedekking, wanden en zitstokken schoonmaken. Controleer dagelijks de temperatuur in het verblijf. Dagelijkse gezondheidscontrole (observatie).

 

 

 

 

 

 

 

Blauw gele ara

Ara ararauna

(Blauw gele ara)

 

 

Uiterlijke beschrijving

De ara heeft een wit gezicht met zwarte strepen die rondom de ogen lopen. Met een zwarte snavel, waar net onder zwarte veren zitten. Voorop hun voorhoofd hebben ze een groen plukje, dat overloopt in verschillende kleuren blauw. Zijn nek en borst zijn felgeel.

 

Herkomst

Noordelijke gebieden van Zuid-Amerika

 

Biotoop/ habitat

Ze leven in de tropische regenwouden in de buurt van water of in begroeide moerasgebieden.

 

Samenlevingsvorm

Grote delen van het jaar leven ze in groepen. Veel onderling lichamelijk contact met verzorging. Mannetjes en vrouwtjes blijven voor altijd bij elkaar nadat ze voor elkaar hebben gekozen.

 

Voedsel in natuur

Noten, zaden, bloemen en fruit. In het wild eten ara’s ook wel klei dit doen ze om gif kwijt te raken, wat in sommige vruchten dit die ze eten. Om zo het gif kwijt te raken.

 

Huisvesting

Veel speel en klim gelegenheid. Wilgentakken om te slopen. Geen tocht of in de volle zon achter glas is niet goed voor ze. Geen dingen in de buurt zetten wat de ara kan gaan slopen.

2 m3 is minimaal. Broedresultaten zijn het beste in ruime volière van minimaal 400x200x250 cm met nestkast van 100x70x55cm.

 

Voortplanting

De nesten worden gemaakt in holle bomen. Ze legt 2-3 eieren. De jongen verlaten het nest als ze 10-13 weken oud zijn. Na 6 maanden dan zie je geen verschil meer tussen jong en ouders.

 

Kenmerkend gedrag

Krijsen heel hard ter communicatie. Kunnen met hun gewicht aan hun snavel hangen hierdoor kunnen ze goed klimmen en klauwteren.

 

Dagelijkse en periodieke verzorging

Elke dag vers voer en water. Vieze plekken weghalen (ligt ook aan grote van je hok en de vogel zelf). 1 keer per twee weken gehele hok schoonmaken nieuwe bodembedekking, wanden en zitstokken schoonmaken. Controleer dagelijks de temperatuur in het verblijf. Dagelijkse gezondheidscontrole (observatie).

Vitaminen en mineralen zijn een must voor grote vogels.

 

 

 

 

 

 

 

Groenvleugel ara

Ara chloropterus

(Groenvleugelara)

 

 

Uiterlijke beschrijving

Rood is de hoofdkleur. De wangen zijn wit met rode lijnen. De middelste vleugeldekveren, de binnenste armpennen en de schouderveren zijn groen, de grote vleugeldekveren en de buitenste armpennen blauw. De buitenrand van de handpennen is donkerblauw. De onderrug en de boven en onderstaartdekveren zijn blauw. De bovenste staartveren zijn rood met blauwe rand. De veren aan de onderzijde van de vleugels zijn donkerrood net als die van de staart. De bovensnavel is hoornkleurig met zwarte zijkanten, de ondersnavel is zwart. De iris is lichtgeel en de poten donkergrijs. In het algemeen man vaak bredere snavel en wat grotere en plattere kop, iets forser van gehele formaat.

 

Herkomst

Panama, Colombia, Ecuador, Peru, Venezuela, Guyana, Suriname, Frans-Guyana, Brazilië Bolivia en Argentinië.

 

Biotoop/ habitat

Ze leven in de laaggelegen vochtige bossen en tropische en subtropische regenwouden. Maar ook in bossen op berghellingen tot een hoogte van 1.000m.

 

Samenlevingsvorm

In kleine groepjes met ouderparen. In broedtijd leven ze paarsgewijs.

 

Voedsel in natuur

Vruchten, zaden, palmnoten, bessen en vermoedelijk ook allerlei insecten en hun larven.

 

Huisvesting

5x3x2,5m ruime volière. Met een binnen volière van 2x2,5x2m die te verwarmen is. Zorg ervoor dat overal ook tegen de muren sterk gaas zit want ze slopen alles. Ook voer en waterbak dienen stevig te zijn en goed vastgemaakt zodat ze ze niet om kunnen gooien.

Nestblok van 50x60x60/80cm. Dit moet stevig hardhout zijn. Nestmateriaal houtkrullen vermengd met potgrond of turf. Het binnen verblijf dient tocht- en vorstvrij te zijn.

 

Voortplanting

2-3 eieren worden gelegd. Tussen elk ei kan soms wel 2-6 dagen zitten. Broedduur is 26 dagen. Na 18 dagen mogen de jongen geringd worden. Ogen gaan open bij 4 weken ong. Na 25 dagen worden eerste veerschachten zichtbaar. Na 12 weken bijna alle veren. Een week later verlaten ze nestblok. Hierna nog 4-5 weken bijvoeding van ouders.

 

Kenmerkend gedrag

Slopen alles, heel sterk, luidruchtig. Nabootsen van omgevingsgeluiden kan.

 

Dagelijkse en periodieke verzorging

Kan 1x per week in het drinkwater mutivitamine.

Elke dag vers voer en water. Vieze plekken weghalen (ligt ook aan grote van je hok en de vogel zelf). 1 keer per twee weken gehele hok schoonmaken nieuwe bodembedekking, wanden en zitstokken schoonmaken. Controleer dagelijks de temperatuur in het verblijf. Dagelijkse gezondheidscontrole (observatie).

Pennant Rosella

 

 

 

Pop          

 

 

 

 

 

 

Man

 

 

Platycercus elegans

(Pennant rosella)

 

 

Uiterlijke beschrijving

De kleur is karmijn rood. De keel, de wangvlekken, vleugeldekveren en de staart zijn blauw. De vleugelslagpennen zijn overwegend donkerblauw met een paarsblauwe gloed. De rug dekveren zijn zwart gekleurd en rood omgezoomd. De ogen zijn donkerbruin, terwijl de snavel donker hoornkleurig is en de poten grijsbruin.

De man heeft in het algemeen een forsere kop en grotere snavel dan de pop. Verder zijn de middelste staartveren van de pop een groenige aanslag heeft, terwijl die van de man diep blauw zijn. 36-38 cm groot.

 

Herkomst

Zuid-oost Australië.

Biotoop/ habitat

Leeft in de bossen in Oost-Australië. Ze leven ook in stadsparken en tuinen. Ze komen veel voor. En leven hoofdzakelijk in de bomen.

 

Samenlevingsvorm

Jongen vliegen als groepjes uit, wanneer ze niet meer bij hun ouders hoeven te zijn.

Samenstellen van paren alleen mannetjes bij het popje plaatsen niet anders om.

 

Voedsel in natuur

Zaden van grassen en wilde planten. Vruchten, bessen, bloemnectar, bladknoppen en diverse soorten insecten en larven.

 

Huisvesting

Volière 3 of 4x1m. Een nachthok die dicht kan. Huisvesten per paar.  

 

Voortplanting

4-7 eitjes per legsel. 20 dagen broedtijd. 35 dagen dan zijn de jongen vliegvlug. Jongen worden alleen door pop gevoerd in het begin, na een tijdje mag de man helpen. 7 weken na uitvliegen nog bij de ouders.

De jongen zijn olijfgroen van kleur. Dit is voor camouflage tegen roofdieren. En vliegen gezamenlijk uit nest bij ouders weg.

 

Kenmerkend gedrag

Brengen schade aan boomgaarden en graanvelden. Vechtlustig karakter.

 

Dagelijkse en periodieke verzorging

Elke dag vers voer en water. Vieze plekken weghalen (ligt ook aan grote van je hok en de vogel zelf). 1 keer per twee weken gehele hok schoonmaken nieuwe bodembedekking, wanden en zitstokken schoonmaken. Controleer dagelijks de temperatuur in het verblijf. Dagelijkse gezondheidscontrole (observatie).

 

 

 

 

Swiftparkiet

 

 

 

Pop            Man

 

 

Lathamus discolor

(Zwaluwstaartparkiet of Swiftparkiet)

 

 

Uiterlijke beschrijving

De swiftparkiet is overwegend groen. Ze hebben een rode kop met gele randen en op de oren zijn ze lichtblauw van kleur. Ook hebben ze een duidelijke streep aan de binnenkant van de vleugels. 25 cm groot.

Mannetje oranje iris. Feller van kleur, diepblauwe ‘kroon’. Meer geel aan de zijkanten van de snavel en masker. Meer rood bij de stuit dan de pop.

De pop een bruingele iris heeft. Witte vleugelstreep aan de onderzijde van de vleugels. Blauwe waas waar de man een diepblauwe kroon heeft.

 

Herkomst

Zuid-Oosten van Australië, inclusief Tasmanië.

 

Biotoop/ habitat

Broeden in de zomer. In de herfst trekken ze van Tasmanië naar het vaste land van Australië. Leven in hoofdzaak bij de eucalyptusbomen en andere honing dragende bloesembomen.

 

Samenlevingsvorm

Grote groepen

 

Voedsel in natuur

Bloesems, insecten, vruchten, zaden, bessen

 

Huisvesting

Nestblok 15x15x40cm, meerdere nesthokken zodat ze zelf kunnen kiezen. Nestmateriaal rottend hout, houtspaanders of zaagsel, vermengd met potgrond of turf.

 

Voortplanting

In het eerste jaar kan al gekweekt worden. Ze leggen hun eieren het liefst in een kleine nestkast met op de bodem een flinke laag turf. Het popje legt zo’n 5 eieren welke binnen 18 dagen uitgebroed worden. De jongen zien er heel leuk uit met hun donsveertjes. De jongen vliegen ongeveer na 5 weken uit. Werkelijk een prachtig gezicht.

 

Kenmerkend gedrag

Rustig, niet vernielzuchtig, vredelievend karakter.

 

Dagelijkse en periodieke verzorging

Elke dag vers voer en water. Vieze plekken weghalen (ligt ook aan grote van je hok en de vogel zelf). 1 keer per twee weken gehele hok schoonmaken nieuwe bodembedekking, wanden en zitstokken schoonmaken. Controleer dagelijks de temperatuur in het verblijf. Dagelijkse gezondheidscontrole (observatie).

 

 

 

 

 

 

Roodvoorhoofdkakariki

Cyanoramphusnovaezelandiae

(Roodvoorhoofd kakariki)

 

Uiterlijke beschrijving

Man is groter van formaat met grotere snavel dan de pop.

De borst, buik en binnenzijde van de staartveren zijn meer geelachtig/groen van kleur. Het voorhoofd en schedel zijn rood en dit loopt door tot in een streep achter de ogen. De flanken hebben beide zijde een rode vlek. De buitenste vleugelpennen zijn violet. De iris is oranjerood, de snavel blauwachtig grijs, de snavelpunt is zwart. Ze hebben grijze poten.

Man 28 cm, pop 26 cm groot en ringmaat 4,5mm

 

Herkomst

Noord- en Zuideiland van Nieuw Zeeland, op Stewarteiland en op Aucklandeilanden.

 

Biotoop/ habitat

Ze komen voor in de kuststreken. In de graslanden die begroeid zijn met pollen.

 

Samenlevingsvorm

Buiten broedperiode leven ze op zichzelf, paarsgewijs of in kleine groepjes tot 5 vogels.

 

Voedsel in natuur

Graszaden, zaden, bessen, maar ook dierlijk voedsel als resten.

 

Huisvesting

Zijn winterhard. Maar wel een volière die voorzien is met een droog, dicht nachtverblijf van minimaal 1,5x1x2m . 4x1m buiten volière. Huisvest de vogels paarsgewijs, omdat ze in broedseizoen met name ruzies kunnen krijgen met andere. Zorg dat je een sluis hebt ze zijn heel behendig en snel. Nestblok van 20x20x30 cm. Nestmateriaal rottend hout, houtspaanders of zaagsel dat vermengd wordt met boshumus of turf.

 

Voortplanting

5-8 eieren per legsel in eind maart. Eieren worden gelegd 14 dagen na ophangen nestkast vaak. Broedduur 21 dagen. Verlaten nest als ze 5 weken oud zijn, en keren niet weer terug. 2 weken daarna nog gevoerd door de ouders en dan zijn ze al zelfstandig.

 

Kenmerkend gedrag

Niet schuw, erg nieuwsgierig. Heel snel en behendig.

 

Dagelijkse en periodieke verzorging

Elke dag vers voer en water. Vieze plekken weghalen (ligt ook aan grote van je hok en de vogel zelf). 1 keer per twee weken gehele hok schoonmaken nieuwe bodembedekking, wanden en zitstokken schoonmaken. Dagelijkse gezondheidscontrole (observatie).

 

 

 

Valkparkiet

Valkparkiet

Soort:

Orde: Psittaciformes (papegaaiachtigen)

Nederlandse naam: Valkparkiet

Wetenschappelijke naam: (Nymphicus hollandicus)

Uiterlijke beschrijving:

Wildkleur

De man is grijs met een wit vlak op de vleugels, een geel masker met vel oranje wangen, en een kuif.

De pop is grijs met een wit vlak op de vleugels, lichte oranje wangen en een kuif

Op de foto hiernaast is de voorste vogel de man en de achterste de pop

Van de valkparkiet zijn nog meer kleurslagen zoals bijvoorbeeld ‘’lutino’’ en ‘’gepareld’’

Bij de wildkleur is het geslacht redelijk goed te bepalen, bij sommige andere kleurslagen is vaak wel een DNA test nodig

30 centimeter lang en wegen zo'n 80 tot 110 gram

Herkomst, biotoop en habitat:

De valkparkiet komt in het wild voor in het drogere binnenland van Australië

Het leefgebied bestaat uit half open bebost gebied, scrublands, grasland, boomaanplantingen langs waterlopen, agrarisch gebied (graan- en stoppelvelden, weiland) en langs wegen. De valkparkiet staat als niet bedreigd op de Rode Lijst van de IUCN.

Samenlevingsvorm:

Ze leven in paren of kleine groepen. In sommige gebieden zie je ze ook in grote groepen

Voedsel in de natuur:

In de natuur eten de valkparkieten zaden van grashalmen en acaciastruiken. Verder eten valkparkieten in het wild nog vruchten, bessen en insecten.

Huisvesting:

Valkparkieten kunnen in een ruimt volière gehouden worden met soorten uit het zelfde leefgebied. Of in een ruime huiskamer kooi met horizontale spijlen zodat ze goed kunnen klimmen. voor zowel in een volière als een huiskamer kooi zijn de volgende dingen belangrijk:  goede bodembedekking, Voldoende zitstokken op verschillende hoogtes en van verschillende diktes en ‘’schuil’’ mogelijkheden. Ook is verrijking belangrijk dit kan speelgoed zijn of bijvoorbeeld takken of planten in een volière. Het is belangrijk de kooi of volière schoon te houden. Ook gelegenheid om te badderen is belangrijk.


 

 

Voortplanting (broedduur, nestsoort met materiaal, aantal eieren per leg, duur broed, uitvliegen)

Broedblok: 35cm lang, 25 cm diep en 25 cm Bodembedekking: Zaagsel, houtkrullen, houtsnippers of vochtige turf. Maak hier een kuiltje in zodat de eieren niet weg rollen.

Na de eerste paring duurt het gemiddeld 2 weken voordat de eieren gelegd worden. De eieren worden om de dag gelegd tot een totaal van 4 tot 6 eieren. De eieren komen uit tussen de 19 en 21 dagen, Bij de valkparkiet broed ook het mannetje. Na 7 dagen openen ze hun ogen. En na 4/5 weken vliegen ze uit.

Kenmerkend gedrag van de vogelsoort;

Blazen: Een valkparkiet blaast als hij zich bedreigt voelt, boos of bang is, of om zijn nest te verdedigen.

Melodietjes kunnen zingen en soms zelfs kunnen leren praten.

Dagelijkse en periodieke verzorging

Dagelijks: Observeren of de vogel zich goed voelt, Voeding en water.

Periodiek: Nagels knippen indien nodig, Kooi of volière reinigen inclusief voer/drink bakjes stokken en speelgoed.

 

Rose Kaketoe

Rosé kaketoe

Soort:

Orde: Psittaciformes (papegaaiachtigen)

Nederlandse naam: Rosé kaketoe

Wetenschappelijke naam: (Eolophus roseicapilla)

Uiterlijke beschrijving;

Het verenpak van de Rosékaketoe is donkerroze. Het voorhoofd, de bovenkant van het hoofd, hun onder dekveren en hun nek zijn witroze. De rug en de vleugels van de Rosékaketoe zijn grijs. En ze hebben een roze-witte kuif. Verschil tussen de man en de pop is er niet. Ze wegen ongeveer 300 gram en kunnen ongeveer 40 jaar oud worden.

Herkomst, biotoop en habitat;

De Rosé kaketoe komt bijna in heel Australië voor. Ze leven vooral in de buurt van akkers, sportvelden, weilanden en zelfs stadsparken.

Samenlevingsvorm;

De rosé kaketoe leeft in grote groepen of in paren en gezinsverband.

Voedsel in de natuur;

Het voedsel in de natuur bestaat uit zaden, mos soorten, vruchten, granen en wortels.

Huisvesting;

Kooi maat 100x100x85, Volière: 5 x2,5 x 3 m. Ook moet de kooi of volière van stevig materiaal zijn anders bijt deze kaketoe er makkelijk doorheen. Zorg voor verschillende maten zitstokken en een goede bodembedekking. Voldoende verrijking is ook belangrijk.

Voortplanting:

Ze broeden in een nestblok met een bodemoppervlak van 30x30cm en een hoogte van 60cm, sommige koppels hebben voorkeur voor een natuurlijk broedblok dus bied er in het begin altijd meerderen aan.

De kaketoes leggen tot 5 eieren en er wordt vaak twee keer in een seizoen gebroed. De jongen worden na ongeveer 25 dagen geboren en na ongeveer 7 weken verlaten ze het nest.

Kenmerkend gedrag van de vogelsoort;

De rosé kaketoe is een van de meest zachtaardige kaketoe soorten maar kan ondanks dat nog behoorlijk luidruchtig zijn. Ze kunnen woorden en andere geluiden leren. Verder zijn ze vaak vriendelijk

Dagelijkse en periodieke verzorging.

Dagelijks: Observeren of de vogel zich goed voelt, Voeding en water.

Periodiek: Nagels knippen indien nodig, Kooi of volière reinigen inclusief voer/drink bakjes stokken en speelgoed.

 

 

Kleine geelkuifkaketoe

Kleine geelkuif kaketoe

Orde: Psittaciformes (papegaaiachtigen)

Nederlandse naam: Kleine geel kuif kaketoe

Wetenschappelijke naam: Cacatua sulphurea

Uiterlijke beschrijving;

De kaketoe is wit met een gele kuif en een licht gele vlek rond het oor. Verschil in man en pop is er niet, een DNA test moet dit uitwijzen. 30 tot 35 cm groot

Herkomst, biotoop en habitat;

Het oorspronkelijke verspreidingsgebied van de kleine geelkuifkaketoe ligt op de Kleine Soenda-eilanden en op Sulawesi in Indonesië. Ook in Hongkong leeft een kleine populatie. De vogel leeft in  gebieden met half open bos, bosranden grenzend aan agrarisch gebied en terrein met struikgewas. Een belangrijke voorwaarde is wel de aanwezigheid van grote, oude bomen met boomholtes waarin de kaketoe kan nestelen.

Samenlevingsvorm;

De kaketoe leeft in grote groepen of in paren en gezinsverband.

Voedsel in de natuur;

Het voedsel bestaat uit zaden, bessen, vruchten, noten, larven en insecten.

Huisvesting;

Kooi maat 100x100x85, Volière: 5 x2,5 x 3 m. Ook moet de kooi of volière van stevig materiaal zijn anders bijt deze kaketoe er makkelijk doorheen. Zorg voor verschillende maten zitstokken en een goede bodembedekking. Voldoende verrijking is ook belangrijk.

Voortplanting;

De kaketoe heeft zijn nest in de natuur in boomholtes, dus een natuurlijk broedblok is handig. Het vrouwtje legt meestal 2 soms 3 eieren. Na een broedtijd van 28 dagen komen de jongen uit. Na ongeveer 75 dagen verlaten de jongen het nest. Beide ouders broeden de eieren uit en verzorgen de jongen.

Kenmerkend gedrag van de vogelsoort;

Het is een erg luidruchtige maar vrolijke vogel. Ze kunnen leren praten en andere geluiden imiteren

Dagelijkse en periodieke verzorging;

Dagelijks: Observeren of de vogel zich goed voelt, Voeding en water.

Periodiek: Nagels knippen indien nodig, Kooi of volière reinigen inclusief voer/drink bakjes stokken en speelgoed.

 

 

Timneh

Timneh papegaai

Orde: Psittaciformes (papegaaiachtigen)

Nederlandse naam: Timneh papegaai

Wetenschappelijke naam: (Psittacus timneh)

Uiterlijke beschrijving;

De soort lijkt op de grijze roodstaartpapegaai maar is iets donkerder grijs, en heeft geen helderrode maar een kastanjebruin gekleurde staart. De bovensnavel is hoornkleurig. Mannetje en vrouwtje verschillen onderling niet

Herkomst, biotoop en habitat;

Deze soort komt voor van Guinee tot Sierra Leone, Liberia, Mali en westelijk Ivoorkust, alsook op het eiland Principe. Ze leven hier in tropisch bos, maar hij wordt ook gezien aan bosranden, in half uitgekapt bos, mangrovebos, bossavanne en zelfs tuinen.

Samenlevingsvorm;

In groepen, gezinsverband en paren

Voedsel in de natuur;

Het voedsel bestaat uit zaden, bessen, vruchten, noten, larven en insecten.

Huisvesting;

Kooi maat 100x100x85, Volière: 5 x2,5 x 3 m. Ook moet de kooi of volière van stevig materiaal zijn anders bijt deze papegaai er makkelijk doorheen. Zorg voor verschillende maten zitstokken en een goede bodembedekking. Voldoende verrijking is ook belangrijk.

Voortplanting;

Broedblok moet 30x30cm en een hoogte van 60cm. Ze leggen 2 tot 4 eieren die na ongeveer 30 dagen uitkomen en na 90 tot 100 dagen verlaten de jongen het nest.

Kenmerkend gedrag van de vogelsoort;

Heel erg intelligent en kan heel goed leren praten

Dagelijkse en periodieke verzorging;

Dagelijks: Observeren of de vogel zich goed voelt, Voeding en water.

Periodiek: Nagels knippen indien nodig, Kooi of volière reinigen inclusief voer/drink bakjes stokken en speelgoed.

 

 

Grijze roodstaart

Grijze roodstaartpapegaai

Orde: Psittaciformes (papegaaiachtigen)

Nederlandse naam: Grijze roodstaartpapegaai

Wetenschappelijke naam: (Psittacus erithacus)

Uiterlijke beschrijving;

De grijze roodstaart heeft een zilvergrijs verenkleed, rond de ogen een lichtgrijze huid en een korte rode staart. Lengte van kruin tot staartpunt is ongeveer 35 tot 40 centimeter. Man en pop verschillen onderling niet.

Herkomst, biotoop en habitat;

De soort komt voor in het midden van Afrika. Het leefgebied bestaat uit dicht regenwoud, bossavanne, bosranden, mangrovebos, agrarisch landschap en tuinen

Samenlevingsvorm;

Kleine groepen en paren

Voedsel in de natuur;

Het voedsel bestaat uit zaden, bessen, vruchten, noten, palmnoten

Huisvesting;

Kooi maat 100x100x85, Volière: 5 x2,5 x 3 m. Ook moet de kooi of volière van stevig materiaal zijn anders bijt deze papegaai er makkelijk doorheen. Zorg voor verschillende maten zitstokken en een goede bodembedekking. Voldoende verrijking is ook belangrijk.

Voortplanting;

Het nestblok moet een bodemoppervlakte hebben van 30x30 en een invlieg gat van ongeveer 12cm. De pop legt gemiddeld 2 tot 4 eieren die na 29 tot 30 dagen uitkomen. Na ongeveer 80 dagen verlaten de jongen het nest.

Kenmerkend gedrag van de vogelsoort;

Een van de meest intelligente papegaaiachtige, staat vooral bekend als een erg rustige, slimme vogel. Deze soort word ook het meest als huisdier gehouden vanwege het ‘’makkelijke’’ karakter.

Dagelijkse en periodieke verzorging;

Dagelijks: Observeren of de vogel zich goed voelt, Voeding en water.

Periodiek: Nagels knippen indien nodig, Kooi of volière reinigen inclusief voer/drink bakjes stokken en speelgoed.

 

 

Bonte boer (Senegal papegaai)

Senegal papegaai (Bonte boertje)

Orde: Psittaciformes (papegaaiachtigen)

Nederlandse naam: Senegal papegaai (Bonte boertje)

Wetenschappelijke naam: (Poicephalus Senegalus)

Uiterlijke beschrijving;

De vogel is maximaal 25 cm groot. De kop is grijs en loopt over naar groen. Het bonte boertje heeft een korte staart en een geel gekleurd ‘’V’’ op zijn borst. Verschil tussen man en pop is er niet

Herkomst, biotoop en habitat;

Verspreid over een groot deel van West-Afrika. Het leefgebied bestaat uit dicht regenwoud, bossavanne, bosranden, mangrovebos, agrarisch landschap en tuinen

Samenlevingsvorm;

Kleine groepen en paren

Voedsel in de natuur;

Het voedsel bestaat uit zaden, bessen, vruchten, noten, palmnoten

Huisvesting;

Kooi maat 175x90x60cm, Volière: 5 x2,5 x 3 m. Ook moet de kooi of volière van stevig materiaal zijn anders bijt deze papegaai er makkelijk doorheen. Zorg voor verschillende maten zitstokken en een goede bodembedekking. Voldoende verrijking is ook belangrijk.

Voortplanting;

Broedblok moet de afmeting 25x25x30 hebben maar groter mag ook. Het popje legt 3 tot 4 eieren die na ongeveer 30 dagen uitkomen. Na 9 weken verlaten de jongen het nest.

Kenmerkend gedrag van de vogelsoort;

Het zijn ondeugende papegaaitjes maar kunnen goed tam worden. Ze hebben over het algemeen een vriendelijk karakter maar kunnen soms fel zijn.

Dagelijkse en periodieke verzorging;

Dagelijks: Observeren of de vogel zich goed voelt, Voeding en water.

Periodiek: Nagels knippen indien nodig, Kooi of volière reinigen inclusief voer/drink bakjes stokken en speelgoed.

 

 

Muisparkiet

Muisparkiet

Orde: Psittaciformes (papegaaiachtigen)

Nederlandse naam: Muisparkiet

Wetenschappelijke naam: (Myiopsitta monachus)

Uiterlijke beschrijving;

Monniksparkieten hebben een groene kop, een olijfgroene buik en een lange, groene staart. Hun voorhoofd, teugel, wangen, kin, keel en de bovenborst zijn lichtgrijs. En de uiteindes van de vleugels zijn blauw. Ze zijn ongeveer 29 cm lang. Verschil tussen man en pop is er niet.

Herkomst, biotoop en habitat;

De soort komt uit Argentinië en Zuid- Brazilië. Ze zijn vooral te vinden in landbouwgebieden en aangrenzende bossen.

Samenlevingsvorm;

Groepen, paren en in gezinsverband.

Voedsel in de natuur;

bloemknoppen, jong blad, boombast, bessen en verse zaden. In de broedtijd worden ook rupsen en kleine insecten gegeten.

Huisvesting;

Kooi maat 175x90x60cm, Volière: 5 x2,5 x 3 m. Ook moet de kooi of volière van stevig materiaal zijn. Zorg voor verschillende maten zitstokken en een goede bodembedekking. Voldoende verrijking is ook belangrijk.

Voortplanting;

In het wild maken deze vogels grote nesten die wel een meter breed kunnen zijn. In gevangenschap is het handig een plateau te maken in de volière zodat de vogels daar zelf hun nest kunnen ‘’vlechten’’ met takjes. Soms worden normale broedblokken ook wel geaccepteerd. Per keer legt het popje vijf tot twaalf eieren, deze worden in ongeveer 24 dagen uitgebroed en verlaten na 6 weken het nest

Kenmerkend gedrag van de vogelsoort;

Het zijn vrij luidruchtige (uniek geluid) parkieten maar kunnen erg tam worden en leren praten. Wel kunnen ze erg territoriaal zijn.

Dagelijkse en periodieke verzorging;

Dagelijks: Observeren of de vogel zich goed voelt, Voeding en water.

Periodiek: Nagels knippen indien nodig, Kooi of volière reinigen inclusief voer/drink bakjes stokken en speelgoed.

Blauwvoorhoofdamazone

Blauwvoorhoofdamazone

Orde: Psittaciformes (papegaaiachtigen)

Nederlandse naam: Blauwvoorhoofdamazone

Wetenschappelijke naam: (Amazona aestiva)

Uiterlijke beschrijving;

Het verenkleed van de vogel is groen, waarbij alle veren een zwarte omzoming laten zien. Het voorhoofd en een deel van de wangen en keel zijn blauw. rond de ogen en de oren is geel. De wangen en de keel zijn groen, blauw of geel. De vleugelbocht is overwegend rood, waarbij veel vogels gele veren in het rood laten zien. De uiteinden van de vleugelpennen zijn violetblauw. De vleugelspiegel is rood gekleurd net als de vijf buitenste vleugelpennen. De staart is groen uitlopend naar geelgroen. De lengte is ongeveer 36cm. Verschil tussen man en pop is er niet.

Herkomst, biotoop en habitat;

Deze soort komt voor van Piauí en Pernambuco in Oost Brazilië over de zuidoostelijke Mato-Grosso tot Rio Grande in het zuiden waar ze leven in wouden maar ook regelmatig worden gesignaleerd in cultuurgebieden nabij maïsvelden.

Samenlevingsvorm;

Kleine groepen en paren

Voedsel in de natuur;

Het voedsel bestaat uit zaden, bessen, vruchten, noten, palmnoten

Huisvesting;

Kooi maat 100x100x85, Volière: 5 x2,5 x 3 m. Ook moet de kooi of volière van stevig materiaal zijn anders bijt deze papegaai er makkelijk doorheen. Zorg voor verschillende maten zitstokken en een goede bodembedekking. Voldoende verrijking is ook belangrijk.

Voortplanting;

Broedblok 50 x 50 x 70; invlieg gat 12 cm doorsnede. Amazonepapegaaien hebben legsels van twee tot vier eieren. Het popje broedt de eieren uit in 25 tot 28 dagen. De jongen verlaten na 8/9 weken het nest.

Kenmerkend gedrag van de vogelsoort;

Intelligente vogel die goed kan leren praten en andere geluiden kan imiteren. De soort staat er wel om bekend om erg fel en luidruchtig te zijn.

Dagelijkse en periodieke verzorging;

Dagelijks: Observeren of de vogel zich goed voelt, Voeding en water.

Periodiek: Nagels knippen indien nodig, Kooi of volière reinigen inclusief voer/drink bakjes stokken en speelgoed.

Bourke parkiet

'Neopsephotus bourkii'

~Bourke's Parkiet~

-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

 

Herkomst

Het is een bewoner van de droge vlakten en scrublands in het midden en westen van Australië.

 

Uiterlijke kenmerken

Bourkes parkiet wordt 18,5 tot 22,5 centimeter lang. Het is een vrij kleine, zachtbruin gekleurde parkiet. De borst heeft een vage rode kleur die naar de buik toe feller rood wordt. Verder is de vuilwitte oogring een kenmerk.

 

Kenmerkend gedrag

Bourkes parkieten zijn zeer sociale, uiterst verdraagzame vogels, die veelal in groepen samenleven en veel op grond te vinden zijn. Eenmaal gevormde paren blijven elkaar doorgaans trouw.

 

Voedsel in de natuur

Bourkes parkiet leeft vrijwel uitsluitend op (gras)zaden.

 

Geslachtskenmerken

Het vrouwtje is doorgaans wat kleiner dan het mannetje en heeft een smallere kop. Blauwe kopveren voor op de kruin zijn alleen bij het mannetje aanwezig.

 

Huisvesting

Bourkeparkieten zijn redelijk goed te houden in kweekkooien van 120 cm lang. Omdat het behendige vliegers zijn, komen ze echter beter tot hun recht in een (kleine) volière. Als nestgelegenheid kan een nestblok met een doorsnee van zo'n 15 cm en een hoogte van tussen de 25 en 40 cm worden verstrekt.

 

Voortplanting

Bourkes parkieten leggen hun eitjes op zachte, enigszins vochtige onderlaag in een holte in een boom. Er worden 3 tot 6 eitjes gelegd, die door het vrouwtje gedurende 18 tot 20 dagen bebroed worden. Op een leeftijd van 6 weken zijn ze al zelfstandig. Bourkes parkieten zijn productieve vogels; de paren brengen meestal meerdere legsels per jaar groot. Jonge dieren hebben na ongeveer 8 maanden hun volwassen kleur.

 

Verzorging

Dagelijkse verzorging: schoon drinkwater, schoon badwater en elke dag voor het voeren de zaaddopjes uit het voer blazen en het voer bijvullen. Ook dagelijks bij het voeren de dieren observeren op afwijkend gedrag.

Periodieke verzorging: minstens wekelijks de bodem van de kooi schoonmaken. En er moet ook wekelijks een vogel gepakt worden om van dichtbij te kijken of deze een aandoening heeft, zoals luizen of kale plekken of te dik/te dun is. Wanneer de vogel gecheckt wordt moet er ook gelet worden op de nagels. Deze slijten bij een juiste huisvesting vaak zelf, maar eventueel moeten de nagels geknipt worden. Dit moet dan maandelijks.                                                                                          

^ Pop                                                                      ^ Man

Lori van de blauwe bergen

-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

'Trichoglossus moluccanus'

~Lori van de Blauwe Bergen~

 

 

Herkomst

Ze komen veel voor langs de oostkust, van Noord-Queensland tot Zuid-Australië. Het leefgebied is regenwoud, kuststruiken en bosgebieden. Ook komen er Lori's voor op Tasmanië.

 

Uiterlijke kenmerken

De lori van de Blauwe Bergen is een opvallend fraai gekleurde vogel. De kop is felblauw met een oranjeachtige snavelkleur. De borst is egaal oranje (zonder streping) en de buik is blauw. De rug is groen en over de achterkant van de kop loopt een geelgroene band. Lori's van de Blauwe Bergen worden ongeveer 30 cm groot en hebben een ringmaat van 7mm.

 

Kenmerkend gedrag

Lori van de Blauwe Bergen reizen vaak in paren samen en reageren af en toe op oproepen om als een kudde te vliegen en verspreiden zich vervolgens weer in paren. Koppels verdedigen hun voedsel- en nestgebieden agressief tegen andere Lori's en andere vogelsoorten.

 

Voedsel in de natuur

Als alle soorten lori's bestaat het voedsel uit nectar en stuifmeel van inheemse planten en bomen. Daarnaast bestaat het voedsel ook uit fruit en zaden, vaak van planten van uitheemse oorsprong zoals het zaad van sorgosoorten.

 

Geslachtskenmerken

Het verschil tussen een mannetje en een vrouwtje is in de hand niet te zien.

 

Huisvesting

Lori’s van de blauwe bergen kunnen in een papegaaienkooi in huis gehouden worden, mits ze voldoende speelmateriaal hebben. Lori’s houden niet echt van vliegen, maar ze houden wel van klimmen. Het is daarom dus belangrijk dat ze ook genoeg speelgoed hebben. Dit kan in vorm van bomen of struiken, maar het speelgoed kan ook in de dierenwinkel gekocht worden.
 

Voortplanting

Een nest bestaat vaak tussen de één en drie eieren, die ongeveer 25 dagen nodig hebben om uitgebroed te worden. Het uitbroeden wordt alleen door het vrouwtje uitgevoerd.

 

Verzorging

Dagelijkse verzorging: schoon drinkwater, schoon badwater en elke dag voor het voeren de zaaddopjes uit het voer blazen en het voer bijvullen. Ook dagelijks bij het voeren de dieren observeren op afwijkend gedrag.

Periodieke verzorging: minstens wekelijks de bodem van de kooi schoonmaken. En er moet ook wekelijks een vogel gepakt worden om van dichtbij te kijken of deze een aandoening heeft, zoals luizen of kale plekken of te dik/te dun is. Wanneer de vogel gecheckt wordt moet er ook gelet worden op de nagels. Deze slijten bij een juiste huisvesting vaak zelf, maar eventueel moeten de nagels geknipt worden. Dit moet dan maandelijks.       

 

Grasparkiet

'Melopsittacus undulatus'

~Grasparkiet~

Herkomst

Grasparkieten zijn nomadisch en groepen verplaatsen zich van locaties naarmate de omgevingscondities veranderen. Grasparkieten worden gevonden in struikgewas, open bossen en graslanden van Australië. De vogels worden normaal gesproken in kleine koppels aangetroffen, maar kunnen onder grote omstandigheden zeer grote groepen vormen.

 

Uiterlijke kenmerken

Wilde grasparkieten zijn gemiddeld 18 cm lang, wegen 30 tot 40 gram en vertonen een lichtgroene lichaamskleur, terwijl hun achterkant en vleugelbedekkingen zwarte markeringen hebben. Het voorhoofd en gezicht zijn geel bij volwassenen. Dieren in gevangenschap komen in veel meer verschillende kleurslagen voor, behalve de rode kleur.

 

Kenmerkend gedrag

Als grasparkieten alleen in een kooi worden gehouden, hebben ze veel aandacht nodig. Het zijn echte groepsdieren en daarom is het beter om er twee of meer te houden, bij voorkeur een even aantal. Het is heel belangrijk om nooit meer poppen (vrouwtjes) dan mannetjes te hebben, omdat poppen heel agressief kunnen zijn en zullen vechten om de mannetjes.

 

Voedsel in de natuur

Ze voeden zich met de zaden van spinifex, graszaden en soms rijpende tarwe.

 

Geslachtskenmerken

De neusdop is het stukje kale huid op de bovensnavel, waarin de neusgaten zitten. Aan de neusdop is te zien of de grasparkiet een mannetje (man) of een vrouwtje (pop) is. Mannetjes hebben een blauwe neusdop, terwijl deze bij een pop roze tot lichtbeige is. Bij de pop wordt de neusdop bruin als ze in broedstemming is, bij een mannetje kleurt de neusdop dan naar lichter blauw.

 

Huisvesting

Voor twee grasparkieten is een volière van zo’n 180x80x180 centimeter geschikt, met daaraan vast het binnen verblijf. Houd bij meerdere paartjes in de volière een oppervlakte van zo’n 1 vierkante meter per paartje aan.

 

De minimale afmeting van een kooi in de woonkamer voor één of twee vogels is 80x40x60 centimeter, waarbij de parkieten dan wel regelmatig uit hun kooi moeten kunnen. Meer ruimte is voor de dieren prettiger, kies dus liever voor een grotere kooi voor tenminste twee parkieten. Het is namelijk niet aan te raden om een groepsdier als de grasparkiet alleen te houden.

 

Voortplanting

Nesten worden gemaakt in gaten in bomen, hekpalen of boomstammen die op de grond liggen; de vier tot zes eieren worden 18 tot 21 dagen uitgebroed, waarbij de jongen ongeveer 30 dagen na het uitkomen uitvliegen.

 

Verzorging

Dagelijkse verzorging: schoon drinkwater, schoon badwater en elke dag voor het voeren de zaaddopjes uit het voer blazen en het voer bijvullen. Ook dagelijks bij het voeren de dieren observeren op afwijkend gedrag.

Periodieke verzorging: minstens wekelijks de bodem van de kooi schoonmaken. En er moet ook wekelijks een vogel gepakt worden om van dichtbij te kijken of deze een aandoening heeft, zoals luizen of kale plekken of te dik/te dun is. Wanneer de vogel gecheckt wordt moet er ook gelet worden op de nagels. Deze slijten bij een juiste huisvesting vaak zelf, maar eventueel moeten de nagels geknipt worden. Dit moet dan maandelijks.       

^ Pop                                                                         ^ Man

Perzikkoppapegaai (Agapornis roseicollie)

'Agapornis roseicollis'

~Perzikkopdwergpapegaai~

-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

 

Herkomst

Deze dwergpapegaai woont in droog, open land in Zuidwest-Afrika. Het bereik strekt zich uit van het zuidwesten van Angola over het grootste deel van Namibië tot de vallei van de Oranjerivier in het noordwesten van Zuid-Afrika. Ze leven tot 1600 meter boven zeeniveau in breedbladige bossen, semi-woestijnachtige en bergachtige gebieden. Ze zijn afhankelijk van de aanwezigheid van waterbronnen en verzamelen zich rond poelen om van te drinken.

 

Uiterlijke kenmerken

De vogel is 15 tot 18 cm lang en weegt 43 tot 63 gram. Het is de grootste van de dwergpapegaaien. De vogel is overwegend bleek tot grasgroen, van onder lichter dan van boven. De stuit is helderblauw en het "gezicht" en de borst zijn perzikkleurig roze en de kruin is roodachtig. De snavel is dofgeel en deze dwergpapegaai heeft een lichte, vleeskleurige oogring.

 

Kenmerkend gedrag

Agapornis roseicollis is een zeer sociale vogel. Ze trekken vaak rond met groepen van ten minste 5 vogels, met typische groepsgroottes variërend tussen 5 en 20 vogels. Soms, meestal wanneer graszaden rijpen in hun natuurlijke omgeving, zijn groepen van 100 vogels niet ongewoon om aan te treffen.

 

Voedsel in de natuur

Het dieet bestaat voornamelijk uit zaden en bessen. Wanneer voedsel overvloedig aanwezig is, kunnen er groepen van honderden vogels aangetrokken worden tot een gebied. Het kan soms een plaag zijn in landbouwgebieden, sinds ze zich voeden met zaden van gierst.

 

Geslachtskenmerken

Dwergpapegaaien zijn monomorf, wat betekent dat het mannetje en het vrouwtje van de soort op elkaar lijken.

 

Huisvesting

De afmeting van een volière is variabel maar liefst zo groot mogelijk: voor een koppel is de minimale afmeting zo’n 1,2 x 0,8 x 1,8 meter met een binnenverblijf van tenminste 1 bij 0,8 meter hoog. Voor een grotere groep moeten de afmetingen uiteraard aangepast worden; ga per extra paartje uit van 50% meer oppervlakte.

 

 

Voortplanting

Het nest wordt gebouwd in een rotsspleten. Kunstmatige structuren zoals de daken van huizen kunnen ook worden gebruikt. Er worden 4 tot 6 eieren gelegd tussen februari en april. Ze zijn wit en zijn zo'n 23,5 mm bij 17,3 mm. Ze worden ongeveer 23 dagen lang uitgebroed. De jonge vogels vliegen na 43 dagen het nest uit.

 

Verzorging

Dagelijkse verzorging: schoon drinkwater, schoon badwater en elke dag voor het voeren de zaaddopjes uit het voer blazen en het voer bijvullen. Ook dagelijks bij het voeren de dieren observeren op afwijkend gedrag.

Periodieke verzorging: minstens wekelijks de bodem van de kooi schoonmaken. En er moet ook wekelijks een vogel gepakt worden om van dichtbij te kijken of deze een aandoening heeft, zoals luizen of kale plekken of te dik/te dun is. Wanneer de vogel gecheckt wordt moet er ook gelet worden op de nagels. Deze slijten bij een juiste huisvesting vaak zelf, maar eventueel moeten de nagels geknipt worden. Dit moet dan maandelijks.       

 

 

Zwartmasker dwergpapegaai (Agapornis Personata)

'Agapornis personatus'

~Zwartmasker Dwergpapegaai~

-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

 

Herkomst

Het leefgebied van deze dwergpapegaai bevindt zich in het noorden en midden van Tanzania, zo'n 80 kilometer van het Victoriameer (het grootste meer van Afrika). Het woongebied is savanne of dor grasland met bomen en struiken net als Fischers agapornis

 

Uiterlijke kenmerken

De zwartmaskeragapornis is overwegend groen gekleurd waarbij de vleugeldekveren een nuance donkerder zijn dan de rest van het lichaam. Verder heeft deze vogel een pikzwarte kop, een dieprode snavel en een gele borst- en nekband. De poten zijn grijs en de kleur van de nagels varieert van zwart tot lichtgrijs. Daarnaast bestaan er door voortdurende kunstmatige selectie een groot aantal kleurvormen die als kooivogel worden gehouden.

 

Kenmerkend gedrag

Ze zijn erg sociaal. Ze trekken vaak rond met groepen van ten minste 5 vogels, met typische groepsgroottes variërend tussen 5 en 20 vogels. Eenmaal gevormde paren blijven elkaar doorgaans trouw. Hoewel ze nogal beminnelijke vogels zijn, kunnen ze agressief worden tegen onbekende vogels of rivalen in het wild.

 

Voedsel in de natuur

Het voedsel bestaat voornamelijk uit graszaden en bessen die ter plaatse te vinden zijn.

 

Geslachtskenmerken

Dwergpapegaaien zijn monomorf, wat betekent dat het mannetje en het vrouwtje van de soort op elkaar lijken.

 

Huisvesting

De afmeting van een volière is variabel maar liefst zo groot mogelijk: voor een koppel is de minimale afmeting zo’n 1,2 x 0,8 x 1,8 meter met een binnenverblijf van tenminste 1 bij 0,8 meter hoog. Voor een grotere groep moeten de afmetingen uiteraard aangepast worden; ga per extra paartje uit van 50% meer oppervlakte.

 

Voortplanting

Deze dwergpapegaai brengt nestmateriaal in zijn bek naar een boomholte voor hun nest. De eieren zijn wit en er zitten meestal vier tot vijf in een nest. Het vrouwtje broedt de eieren ongeveer 23 dagen uit en de kuikens verlaten het nest ongeveer 42 dagen na het uitkomen.

 

Verzorging

Dagelijkse verzorging: schoon drinkwater, schoon badwater en elke dag voor het voeren de zaaddopjes uit het voer blazen en het voer bijvullen. Ook dagelijks bij het voeren de dieren observeren op afwijkend gedrag.

Periodieke verzorging: minstens wekelijks de bodem van de kooi schoonmaken. En er moet ook wekelijks een vogel gepakt worden om van dichtbij te kijken of deze een aandoening heeft, zoals luizen of kale plekken of te dik/te dun is. Wanneer de vogel gecheckt wordt moet er ook gelet worden op de nagels. Deze slijten bij een juiste huisvesting vaak zelf, maar eventueel moeten de nagels geknipt worden. Dit moet dan maandelijks.       

 

Barrabant parkiet

'Polytelis swainsonii'

~Barrabantparkiet~

Herkomst

De parkieten komen alleen voor in het zuidoosten van Australië. Het verspreidingsgebied strekt zich uit van centraal New South Wales tot het uiterste noorden van de staat Victoria. In hun broedgebieden zijn deze vogels nauw verbonden met grotere populaties van Eucalyptus camaldulensis. Dit type eucalyptus wordt meestal gevonden in bossen in de buurt van rivieren, die af en toe onder water staan. Buiten het broedseizoen zijn ze te vinden in verschillende beboste gebieden.

 

Uiterlijke kenmerken

Deze parkiet is 40 cm lang en weegt 133 tot 157 g. De vogel is overwegend groen gekleurd. Het mannetje heeft geel op het voorhoofd en op het "gezicht" tot op de keel. Daaronder zit een brede, rode band. De vogel heeft een blauw "petje", de snavel is roodachtig roze. De vleugelpennen hebben blauwachtige uiteinden en de onderkant van de staart is zwart. Het vrouwtje is helemaal groen.

 

Kenmerkend gedrag

Het zijn zeer sociale vogels die zelfs in het broedseizoen zelden in enkele paren worden waargenomen. In het broedseizoen vormen ze meestal kleine zwermen, buiten deze tijd zijn zwermen met meer dan 200 individuen niet ongewoon.

 

Voedsel in de natuur

 

Geslachtskenmerken

De pop is helemaal groen van kleur, waar de man een geel gezicht heeft met bij de keel een rode band en op zijn hoofd nog een blauwe kleur.

 

Huisvesting

 

Voortplanting

De nestgroottes bestaat meestal uit vier tot vijf eieren. Alleen de vrouwelijke rassen. De jonge vogels vliegen ongeveer 40 dagen na het uitkomen uit.

 

Verzorging

Dagelijkse verzorging: schoon drinkwater, schoon badwater en elke dag voor het voeren de zaaddopjes uit het voer blazen en het voer bijvullen. Ook dagelijks bij het voeren de dieren observeren op afwijkend gedrag.

Periodieke verzorging: minstens wekelijks de bodem van de kooi schoonmaken. En er moet ook wekelijks een vogel gepakt worden om van dichtbij te kijken of deze een aandoening heeft, zoals luizen of kale plekken of te dik/te dun is. Wanneer de vogel gecheckt wordt moet er ook gelet worden op de nagels. Deze slijten bij een juiste huisvesting vaak zelf, maar eventueel moeten de nagels geknipt worden. Dit moet dan maandelijks.       

^ Pop                                                                         ^ Man

 

Edelpapegaai

'Eclectus roratus'

~Edelpapegaai~

 

 

Herkomst

Deze papegaaiensoort is afkomstig uit de Salomonseilanden, Sumba, Nieuw-Guinea en nabijgelegen eilanden, Noordoost-Australië en de Maluku-eilanden. Deze papegaaien leven in het oerwoud, waar ze nauwelijks te zien zijn, in feite wordt het leefgebied gevormd door de primaire en secundaire bossen, door beboste savannes en door de tropische bossen tot op ongeveer 1000 m hoogte.

 

Uiterlijke kenmerken

De lichaamslengte bedraagt 35 cm en het gewicht 500 gram.

 

Kenmerkend gedrag

Samenlevingsvorm

 

Voedsel in de natuur

In hun leefgebied voeden ze zich in hoofdzaak met het vruchtvlees van diverse vruchten (bananen, papaya, vijgen). Verder bestaat de voeding uit nectar, bessen, zaden, noten en bloesems van vruchtdragende bomen en struiken. Regelmatig dringen ze maïsplantages binnen om zich daar tegoed te doen aan het rijpende maïs.

 

Geslachtskenmerken

Het mannetje is overwegend groen met blauwe en rode accenten aan de vleugels en enkele kleurnuances aan de staart. Het vrouwtje is overwegend rood met blauwe accenten aan de vleugels en wat afwijkende kleuren aan de staart. Mannetjes hebben een gele snavel, terwijl die van de vrouwtjes zwart is.

 

Huisvesting

Veel teksten suggereren een minimale kooigrootte van 60x90x120 cm, maar edel-papegaaien hebben voldoende ruimte nodig om te spelen en te klimmen, dus een groter formaat is veel beter.

 

Voortplanting

Er worden twee witte eieren gelegd, die gedurende 28 tot 30 dagen worden uitgebroed. De jongen vliegen na ongeveer 11 weken uit. Hoewel edel-papegaaien eerder of later seksuele volwassenheid kunnen bereiken, bereiken ze het meestal tussen 2 en 3 jaar.

 

Verzorging

Dagelijkse verzorging: schoon drinkwater, schoon badwater en elke dag voor het voeren de zaaddopjes uit het voer blazen en het voer bijvullen. Ook dagelijks bij het voeren de dieren observeren op afwijkend gedrag.

Periodieke verzorging: minstens wekelijks de bodem van de kooi schoonmaken. En er moet ook wekelijks een vogel gepakt worden om van dichtbij te kijken of deze een aandoening heeft, zoals luizen of kale plekken of te dik/te dun is. Wanneer de vogel gecheckt wordt moet er ook gelet worden op de nagels en de snavel. Deze slijten bij een juiste huisvesting vaak zelf, maar eventueel moeten de nagels (of zelfs snavel) geknipt worden. Dit moet dan maandelijks.   

^ Pop                                                                        ^ Man

Halsbandparkiet

'Psittacula krameri'

~Halsbandparkiet~

 

Herkomst

Deze vogel komt uit tropisch Afrika en Zuid-Azië. In zijn herkomstgebied komt de soort voor in loofbossen en lichte secundaire jungle, maar ook in tuinen, boomgaarden en gecultiveerde gebieden in de buurt van dorpen en steden. Ze vermijden bergen, woestijnen, drasland en dichte bossen.

 

Uiterlijke kenmerken

De halsbandparkiet is een opvallend groen gekleurde, vrij grote vogel met een lange, puntige staart en een rode snavel. De totale lengte is circa 42 centimeter.

 

Kenmerkend gedrag

De parkieten worden normaal in kleine groepen van een 10 à 15 vogels waargenomen, maar bij de gemeenschappelijke slaapplaatsen buiten het broedseizoen of op plaatsen met een grote hoeveelheid voedsel kunnen ze groepen vormen van honderden of zelfs duizenden vogels. De vogels zijn monogaam en paren voor het leven.

 

Voedsel in de natuur

Het voedsel bestaat vooral uit zaden, granen, fruit, bloemen en nectar.

 

Geslachtskenmerken

De mannetjes onderscheiden zich door een band die rond de nek roze is en bij de keel zwart. De middelste staartpennen hebben een blauwachtige schijn. Bij het vrouwtje is de band onduidelijk.

 

Huisvesting

Zorg er ook voor dat de zitstokken voldoende dik zijn, zodat de tenen bij het zitten goed afgedekt worden door het verenkleed. De vlucht van de volière dient een afmeting te hebben van ca. 3 meter lang, 1 meter breed en 2 meter hoog. Door hun enorme knaaglust is een houten volière niet aan te bevelen.

 

Voortplanting

Zoals bijna alle parkieten zijn het holenbroeders die hun nestholte in de stam van bomen uitknagen. In India gebruiken ze ook holten in muren. Gebroed wordt er solitair of in losse groepen, tot acht paren in dezelfde boom. De territorialiteit beperkt zich tot de onmiddellijke omgeving van het nest, terwijl broedvogels elkaar kunnen assisteren om roofdieren te verjagen.

 

 

Verzorging

Dagelijkse verzorging: schoon drinkwater, schoon badwater en elke dag voor het voeren de zaaddopjes uit het voer blazen en het voer bijvullen. Ook dagelijks bij het voeren de dieren observeren op afwijkend gedrag.

Periodieke verzorging: minstens wekelijks de bodem van de kooi schoonmaken. En er moet ook wekelijks een vogel gepakt worden om van dichtbij te kijken of deze een aandoening heeft, zoals luizen of kale plekken of te dik/te dun is. Wanneer de vogel gecheckt wordt moet er ook gelet worden op de nagels en de snavel. Deze slijten bij een juiste huisvesting vaak zelf, maar eventueel moeten de nagels (of zelfs snavel) geknipt worden. Dit moet dan maandelijks.   

^ Pop                                                                         ^ Man

 

- Accipitriformes (roofvogels en gieren)

- Charadriiformes (steltvogels)

Masker kieviet

Steltvogels (Charadriiformes):

Maskerkieviet

Naam: Masker Kieviet

Wetenschappelijke Naam: Vanellus miles

 

Uiterlijke beschrijving en geslachtsbepaling: grote kieviet soort van ongeveer 37 cm lang. Kenmerkend is hun gele masker, naakte huid die rond de ogen en een lel snavel zit. Er zijn verschillende ondersoorten waarbij dit masker er bij allen net iets anders uit ziet. Over het algemeen hebben ze een witte hals, zwarte kop en voor de rest een grijs/bruin verenkleed.

Herkomst/Biotoop/Habitat: Rond Australië en Nieuw-Zeeland.

 

Dieet: Wormen, Insecten en een beetje groen. Hebben veel eiwit en ijzer nodig.

 

Kenmerkend gedrag: Maken vaak nesten op vliegvelden. De maskerkievit is erg zorgzaam. Vader en moeder verdedigen nest en jongen fel tegen gevaar. Eerst zullen ze luid roepen en wild opvliegen. Daarna vallen ze de belager zelfs aan met de gele spoor (stekel) aan hun vleugel. Met verschillende geluiden vertellen ze hun jongen of het gevaar al geweken is of nog niet.


 

Kluut

Kluut

Naam: Kluut

Wetenschappelijke Naam: Recurvirostra avosetta

 

Uiterlijke beschrijving en geslachtsbepaling:

De kluut is uniek door zijn opvallende zwart-witte verenkleed, lange poten en zijn opgewipte snavel. Lange lichtblauwe poten.

Herkomst/Biotoop/Habitat: Kluten komen voor in Noord-Afrika en Eurazië. Waterachtige en zoute gebieden aan de kust en het binnenland.

 

Samenlevingsvorm: Groepen

 

Dieet: Zoetwaterplankton, kreeftjes, slakken, enz

 

Voortplanting: Het nest bevindt zich op de grond in een kuiltje, versierd met schelpen en grasstengels. Het legsel bestaat uit 4 zandkleurige of grijs/groene eieren met donkere vlekken.

Kenmerkend gedrag: Kan goed zwemmen.



 

Mexicaanse Steltkluut

Naam: Mexicaanse Steltkluut

Wetenschappelijke Naam: Himantopus himantopus mexicanus

 

Uiterlijke beschrijving en geslachtsbepaling:

Zwarte snavel, kop, oogvlek, vleugels en rug zijde. De hals onderzijde en stuit zijn wit en ze hebben lange rode/roze poten. De snavel is lang, recht en dun. Mannetjes hebben vaak wat meer zwart dan vrouwtjes.

Herkomst/Biotoop/Habitat: Frankrijk, Spanje, Portugal, Griekenland, Turkije, Afrika, Madagaskar en grote delen van Azië.

 

Samenlevingsvorm: Groepen

 

Dieet: insecten, slakken en wormpjes

 

Voortplanting: Het legsel bestaat uit drie tot vier grijs/bruin/gele tot zandkleurige, peervormige eieren met paarse ondervlekken met donkerbruine vlekken.



 

- Passeriformes (zangvogels)

Zebravink

Gerelateerde afbeeldingZebravink
(Taeniopygia guttata)

 

Uiterlijke beschrijving

De man is te herkennen aan de oranje wangen. De pop heeft dit niet.

Herkomst, biotoop en habitat

 

Komt oorspronkelijk uit Australië. Ze zijn over het hele vaste land te vinden.

Zebravinken komen zowel in tropische, subtropische en transitionele gebieden voor, maar hun natuurlijke habitat is voornamelijk droge en dorre gebieden die open van structuur zijn.

Samenlevingsvorm

Ze leven in het wild in grote groepen.

Voeding

 

De zebravink is een echte zaadeter en is een groot gedeelte van de dag op zoek naar eten.

Huisvesting

 

Voortplanting

 

De eitjes zijn lichtgroen van kleur en worden 13 tot 14 dagen bebroed. De pop begint met broeden nadat ze het 3de eitje heeft gelegd.

Kenmerkend gedrag van de vogelsoort

 

Een koppeltje zebravinken bindt zich aan elkaar voor het leven.

Het zijn vrij actieve en niet-schuwe vogeltjes. De zebravinken bevinden zich in alle lagen van een volière.

Dagelijkse verzorging

 

Het is belangrijk dat ze dagelijks schoon drinkwater hebben. Ze moeten ook de mogelijkheid hebben om zich dagelijks te kunnen wassen.

Periodieke verzorging

Als de nageltjes niet voldoende slijten, is het belangrijk dat deze bijgehouden worden. Ze moeten dan af en toe geknipt worden.

Het is ook belangrijk dat de kooi/volière regelmatig wordt schoongemaakt. 

 

Zilverbekje

Afbeeldingsresultaat voor zilverbekjeZilverbekje
(Lonchura cantans)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Uiterlijke beschrijving

De vogel is 11 cm en weegt 10 tot 14 gram. Het mannetje van het zilverbekje is moeilijk te onderscheiden van het vrouwtje, soms is het vrouwtje wat donkerder, maar alleen de man zingt.

Herkomst, biotoop en habitat

Zijn verspreidingsgebied is Afrika en het Zuiden van het Arabisch Schiereiland.

Samenlevingsvorm

Meerdere koppels samen houden in een volière heeft de voorkeur boven een enkel koppeltje.

Voeding

Het zilverbekje is een echte zaadeter.

Huisvesting

Het zijn vrij geharde en sterke vogels die in niet al te strenge winters ook in een buitenvolière gehouden kunnen worden, als ze maar beschutting kunnen vinden in een geïsoleerd nachthok.

Voortplanting

 

Ze leggen vier tot zes eieren, die zowel door het mannetje als door het vrouwtje worden uitgebroed.

Kenmerkend gedrag van de vogelsoort

Het is een levendige, sociale en verdraagzame vogel, die goed in een gemengde volière gehouden kan worden.

Dagelijkse verzorging

Het is belangrijk dat ze dagelijks schoon drinkwater hebben. Ze moeten ook voldoende voer hebben.

Periodieke verzorging

Als de nageltjes niet voldoende slijten, is het belangrijk dat deze bijgehouden worden. Ze moeten dan af en toe geknipt worden.

Het is ook belangrijk dat de kooi/volière regelmatig wordt schoongemaakt. 

 

 

 

Gould amadine

Gould Amadine
(Erythrura gouldiae)

Uiterlijke beschrijving

Ze komen in drie verschillende kleurslagen voor: de roodkop-gouldamadine, de zwartkop-gouldamadine en de oranjekop-gouldamadine. OM de kop heen ligt een smalle turkoois kleurige band. De borst is violet, de onderborst oranjegeel, op de buik lichter wordend tot wit. Rug en vleugels zijn grasgroen. De stuit is lichtblauw, de staart is zwart en de twee middelste staartveren zijn wat langer dan de rest van de staart.

Bij het vrouwtje zijn de kleuren rood en oranjegeel wat minder fel, haar borst is meer lila dan violet.

De lengte van de vogel is ongeveer twaalf tot veertien centimeter.

Herkomst, biotoop en habitat

 

De gouldamadines komen oorspronkelijk uit Noord-, Noordwest- en West- Australië voor, waar zij leven in de open savannen met hoge bomen en in de mangrovebossen.

Samenlevingsvorm

Houd gouldamadines altijd met soortgenoten. Een groepje van deze kleurrijke vogels is het beste.

Ze leven in de natuur in groepen van soms wel 500 tot 1000 vogels.

Voeding

Het hoofdvoedsel bestaat uit tropenzaad en milletzaad, aangevuld met witzaad en levende insecten, met name in het broedseizoen.

Huisvesting

Ze voelen zich het prettigst in een volière, deze kan binnen staan, maar ook buiten. Van nature zijn gouldamadines vogels die een temperatuur tussen 13 en 25 graden Celsius nodig hebben.

Zorg dat de vochtigheidsgraad tussen de 50 en 70% ligt. Als de luchtvochtigheid in de kooien te laag is, is het verstandig om het verblijf te nevelen met de plantenspuit.

Voortplanting

 

Ze zijn geslachtsrijp wanneer ze tien maanden oud zijn. Ze beschikken over een prachtig baltsvertoon: zachtjes zingend en dansend verleid het mannetje het vrouwtje om te paren.

Ze beginnen met broeden als het vierde eitje is gelegd. Na ongeveer 14 dagen komen de eitjes uit.

Kenmerkend gedrag van de vogelsoort

 

Het zijn sociale dieren die weinig geluid maken. Ze kiezen hun woonplaats het liefst ver van de bewoonde wereld en ze zijn behoorlijk schuw.

Dagelijkse verzorging

Het drinkwater moet dagelijks ververst worden.

Periodieke verzorging

Als de nageltjes niet voldoende slijten, is het belangrijk dat deze bijgehouden worden. Ze moeten dan af en toe geknipt worden.

Het is ook belangrijk dat de kooi/volière regelmatig wordt schoongemaakt. 

 

 

 

 

 

 

Blauwfazantje

Naam: Blauw Fazantje

 

Wetenschappelijke naam: Uraeginthus bengalus

 

Uiterlijke beschrijving: Grijsbruin schedelkapje, nek en bovenzijde zijn bruin van kleur. De vleugels van deze vogel zijn vaak donkerder van kleur. De wagen, kin, borst en flanken zijn blauw gekleurd.

De staart en het achterste gedeelte van de romp zijn ook blauw van kleur. Alleen het mannetje heeft rode wangen. De pop is vaak ook wat minder fel van kleur. De kleur van de snavel is oranjeachtig.

Deze vogel is 12 tot 13 cm lang en weegt tussen de 9 en 11 gram..

 

Herkomst, biotoop en habitat: Afrika, Het leefgebied bestaat uit halfopen landschappen met afwisselend bos, doornig struikgewas en grasland in de Sahel, maar ook agrarisch landschap rond dorpen, vooral bij akkers met cassave (soort plant)

 

Samenlevingsvorm: Groepen, kunnen ook goed samen met andere soorten vogels.

 

Voeding:  Een goede mengeling voor tropische vogels of volièrevogels. Dit moet worden aangevuld met vers groen, stukjes fruit of onkruiden en wekelijks een stuk trosgierst. Daarnaast is een 1:1 mengeling van universeelvoer en eivoer belangrijk. Levend voer in de vorm van insecten of pinkies/buffalowormen word ook gewaardeerd. In het broedseizoen is het belangrijk voldoende van dit levend voer te verstrekken zodat er voldaan word in de behoefte naar dierlijke eiwitten. Dit omdat dit het broeden bevorderd.

 

 

Uiterlijk met geslachtsbepaling en foto van mannelijk en vrouwelijk dier

Afbeeldingsresultaat voor blauwfazantjeAfbeeldingsresultaat voor blauwfazantje

Links = Pop (Minder fel van kleur en geen rode wangen)

 

Rechts = Man (te herkennen aan zijn rode wangen)

 

 

Huisvesting: Deze vogel kan het beste gehouden worden in een volière samen met andere soortgenoten. De vogels vinden het fijn om zich te kunnen verschuilen. Het is dus aan te raden om wat takken en planten in de volière te plaatsen.  Deze vogels kunnen prima buiten gehouden worden, belangrijk is wel dat de volière dan beschikt over een verwarmd tocht en vocht vrij nachthok waar ze in kunnen schuilen.

 

Voortplanting: Wanneer het nestje gebouwd is zal het popje 4 tot 6 eitjes leggen welke in 13 tot 14 dagen uitgebroed worden. Wanneer de jongen uitkomen is het belangrijk dat er dierlijk voedsel zoals eivoer, pinkys, miereneitjes, buffalowormpjes etc ter beschikking gesteld word. Omdat de ouders dit aan hun jongen voeren zal een goede opfok niet mogelijk zijn zonder dit dierlijk voedsel.

 

 

 

 


 

Goudbuikje

Naam: Goudbuikje

 

Wetenschappelijk naam: mandava subflava

 

Uiterlijke beschrijving: De bovenzijde van deze vogel is bruin gemengd met olijfgroen, naar de romp toe roder wordend met daar wat rode plekken. Ook het snaveltje is rood. De keel is geel en boven het oog heeft hij een rode streep. De vleugeltjes en staart zijn bruin, buitenste twee staartveren met iets wit, de borst en de buik zijn oranje tot oranjerood van kleur. De flanken zijn groen met bruine en gele strepen. Het vrouwtje is minder oranje op de onderzijde en mist de rode oogstreep. De totale lengte van het goudbuikje is 9 – 9,5 centimeter.

 

Herkomst, biotoop en habitat:  In het wild komen de goudbuikjes alleen voor in midden Afrika, ze komen hoofdzakelijk voor in Senegal en Ethiopië, ook zuidelijk richting Oeganda komen deze vogels voor.

 

Samenlevingsvorm: Goudbuikjes kunnen goed in een gezelschap volière gehouden worden, maar er dient wel voldoende ruimte aanwezig te zijn om de vogels een rustige plek te geven. Ze kunnen goed samen gehouden worden met andere Afrikaanse en Australische vinken.

 

Voeding:  Een goede mengeling voor tropische vogels of volièrevogels. Dit moet worden aangevuld met vers groen, stukjes fruit of onkruiden en wekelijks een stuk trosgierst. Daarnaast is een 1:1 mengeling van universeelvoer en eivoer belangrijk. Levend voer in de vorm van insecten of pinkies/buffalowormen word ook gewaardeerd. In het broedseizoen is het belangrijk voldoende van dit levend voer te verstrekken zodat er voldaan word in de behoefte naar dierlijke eiwitten. Dit omdat dit het broeden bevorderd.

 

Uiterlijk met geslachtsbepaling en foto van mannelijk en vrouwelijk dier:

Afbeeldingsresultaat voor goudbuikje

Links = Pop

Rechts = Mannetje

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Huisvesting: Gezelschap volière met meerdere soortgenoten en andere vogels. Volière moet voorzien worden van tocht en vorst vrij nachthok, zodat de vogels zich hier kunnen terugtrekken. Zitstokken in verschillende diktes en hoogtes. Water en voerbakjes. Eventueel een bad waar ze zich in kunnen wassen.

 

Voortplanting: leggen gemiddeld 3 tot 6 eitjes. Gedurende 11 dagen worden deze bebroed door beide ouders waarbij de pop de hoofdtaak heeft. De jongen worden tijdens de eerste dagen voornamelijk gevoerd met larven en insecten. Vooral bladluis is geliefd. Na ongeveer 21 dagen vliegen ze uit. Na een week of 5 a 6 kunnen ze voor zichzelf zorgen. Na 3 maanden hebben ze dezelfde kleur als de ouders.

 

 

 

Bandvink

Naam: Bandvink

 

Wetenschappelijk naam: Amadina fasciata

 

Uiterlijke beschrijving: De bandvink is 11 tot 12 cm lang van kop tot staartpuntje. De kop en de nek zijn lichtbruin gestreept; bovenzijde bruin, donkerbruin gestreept; de staart is donkerbruin met wit; de vleugels zijn dofbruin zwart en roodbruin getekend. De wangen en de ogen, keel en kin zijn wit. Van hals naar keel heeft de bandvink een karmijnrode band, daaronder geelbruin, van af de borst is hij iets gestreept. Het vrouwtje is minder gestreept dan het mannetje en mist de rode band.

 

Herkomst, biotoop en habitat: Het is een vogel die leeft op de savannegebieden in Afrika. Dus in droge terreinen met verspreid staande grote bomen. De vogel wordt vaak waargenomen zittend in hoge kale takken. In de droge tijd komen deze vinken vaak in groepjes voor samen met andere vinkachtigen. Ze vormen soms kleine zwermen bij waterlopen.

 

Samenlevingsvorm: kunnen goed in een gezelschap volière gehouden worden. Ze kunnen goed samen gehouden worden met andere Afrikaanse en Australische vinken. Alleen tijdens de kweekperiode kan de bandvink wel lastig zijn. Ze hebben de neiging om nestmateriaal van andere vogels te stelen

 

Voeding: Bandvinken eten over het algemeen gewoon mee met het voer van de andere vogels, zolang het maar zaden zijn. Groenvoer vinden ze ook erg lekker, net als trosgierst. Ook willen de vogels graag grit en maagkiezel in hun volière te hebben, zodat ze dit op elk gewenst moment kunnen opeten. Eigenlijk is de voeding van de bandvink gelijk aan de voeding van het goudbuikje.

 

Uiterlijk met geslachtsbepaling en foto van mannelijk en vrouwelijk dier:

 

Afbeeldingsresultaat voor bandvink

 

Links = Pop

Rechts = Mannetje

 

 

 

 

 

 

 

 

Huisvesting: Gezelschap volière met meerdere soortgenoten en andere vogels. Volière moet voorzien worden van tocht en vorst vrij nachthok, zodat de vogels zich hier kunnen terugtrekken. Zitstokken in verschillende diktes en hoogtes. Water en voerbakjes. Eventueel een bad waar ze zich in kunnen wassen.

 

 

Voortplanting: Het popje legt 4 tot 6 eitjes welke door beide geslachten uitgebroed zullen worden, de broedduur bedraagt circa 12 tot 14 dagen. De jongen zijn na uitkomen circa een maand in het nest waarna zij uitvliegen. Na ongeveer 2 weken uitgevlogen te zijn zullen de jongen zelfstandig gaan eten.

 

 

 

St Helenafazantje

Naam:  Sint Helenafazantje

 

Wetenschappelijke naam: Estrilda astrild

 

Uiterlijke beschrijving: De totale lengte van kop tot staartpunt van de vogel is 9·5 tot 13 cm; de vogel weegt 6 tot 11 g. Het is een grijsachtige, met heel veel dwarse, donkere golflijntjes getekende vogel. De onderzijde is wat lichter van kleur. De borst is licht roze, dat onder de buik rood wordt. De snavel en de oogstreep zijn rood en de staart is bruin met zwart. De geslachten zijn nauwelijks van elkaar te onderscheiden, alleen door het baltsen is het mannetje te herkennen.

 

Herkomst, biotoop en habitat: Het leefgebied van deze vogel bestaat uit terreintjes met grote grassoorten (zoals riet, bies en zegge) die voorkomen in moerassen en langs meren en rivieren, in berggebieden, verlaten akkers en weidegronden en ook in stadstuinen.

 

Samenlevingsvorm: kunnen goed in een gezelschap volière gehouden worden, maar er dient wel voldoende ruimte aanwezig te zijn om de vogels een rustige plek te geven. Ze kunnen goed samen gehouden worden met andere Afrikaanse en Australische vinken.

 

Voeding: Als voedsel is een zaadmengsel voor kleine tropische vogels de basis, aangevuld met trosgierst en graszaden. Tijdens de kweekperiode mogen verschillende kleine insecten en wat eivoer niet ontbreken op het menu. Scherpe maagkiezel en grit moet altijd aanwezig zijn in de volière.

 

Uiterlijk met geslachtsbepaling en foto van mannelijk en vrouwelijk dier:

 

Afbeeldingsresultaat voor sint helenafazantje

 

Links = pop (kleiner, minder grote gekleurde vlek op de buik)

 

Rechts = Man

 

 

 

 

 

 

 

 

Huisvesting: Deze vogel doet het in prima in een gemengde gezelschap volière. Ook onderling kunnen ze het goed met elkaar vinden. Wel moet er voldoende ruimte zijn. In een te kleine ruimte jagen ze elkaar na. Ze doen het goed in een beplante volière, met name dichte struiken en heesters. Onder normale winterse omstandigheden is het voldoende wanneer de vogels kunnen schuilen in hun slaapnestje (meerdere i.v.m. keuze) in een goed tocht- en vorstvrij nachtverblijf. Wordt het erg koud, moet het nachthok verwarmd worden.

Voortplanting: Ze bouwen een nest in het groen of maken gebruik van een bamboenest of een traliesnestkast. Het nest wordt gemaakt van onder meer hooi of cocosvezel. Er worden 4 tot 6 witte eitjes gelegd, die gedurende 11 tot 13 dagen afwisselend door het mannetje en vrouwtje worden bebroed. De uitgekomen jongen krijgen de eerste tijd voornamelijk een keur aan verschillende kleine insecten te eten. Ruim twee tot krap drie weken na het uitkomen vliegen de jongen uit. Ze worden dan, in afnemende mate, door beide ouders gevoerd.

 

Driekleurpapegaai amadine

Naam: Driekleur papegaai amadine

 

Wetenschappelijke naam: Erythrura trichroa

 

Uiterlijke beschrijving De Driekleur papegaai-amadine is een 13 cm grote vogel die voorkomt op eilandengroep tussen  de Filippine en Australië. Deze vogel komt voor in 10 ondersoorten.  Driekleur Papegaai Amadine is een verzamelnaam voor alle ondersoorten.  De mannetjes zijn dieper van kleur dan de popjes vooral het blauw boven op de kop en zijn ook nog herkenbaar aan de middelste staartpennen, die verlengt zijn.

 

Herkomst, biotoop en habitat: Deze vogels komen voor in Carolinen, Nieuw Guinea en andere eilanden in de Indische archipel. Doordat zij zo verspreid zijn komen er 10 ondersoorten voor. Deze ondersoorten hebben allemaal de naam driekleur papegaai amadine. Deze vogels hebben de voorkeur om te leven in dichte beplanting en leven in kolonieverband.

 

Samenlevingsvorm: Leven in een kolonie, kunnen in een gezelschap volière gehouden worden samen met andere soorten vogels.

 

Voeding: Hun basismenu bestaat uit een zaadmengsel voor tropische vogels , aangevuld met graszaad en gebroken haver. Daarnaast is het belangrijk om te voldoen aan eivoer en dierlijke eiwitten zoals pinky’s en meelwormen. Dierlijke eiwitten met mate voeren. Te veel dierlijke eiwitten kan eiwitvergifiting veroorzaken.  Grit en maagkiezel mag ook niet ontbreken in het menu van deze vogel. (en eigenlijk in het menu van elke vogel)

 

Uiterlijk met geslachtsbepaling en foto van mannelijk en vrouwelijk dier:

 

Afbeeldingsresultaat voor driekleur papegaai amadineAfbeeldingsresultaat voor driekleur papegaai amadine

Links = Pop (lichter van kleur, geen verlengde staartpennen)

 

Rechts = Man (Groter, feller van kleur, verlengde staartpennen)

 

 

Huisvesting: Deze vogel doet het in prima in een gemengde gezelschap volière. Ook onderling kunnen ze het goed met elkaar vinden. Wel moet er voldoende ruimte zijn. In een te kleine ruimte jagen ze elkaar na. Ze doen het goed in een beplante volière, met name dichte struiken en heesters. Onder normale winterse omstandigheden is het voldoende wanneer de vogels kunnen schuilen in hun slaapnestje (meerdere i.v.m. keuze) in een goed tocht- en vorstvrij nachtverblijf. Wordt het erg koud, moet het nachthok verwarmd worden.

 

Voortplanting: In een ruime broedkooi kweken deze vogels het beste.  Ze maken een bolvormig nestje van gras, kokosvezel en veren. Ze leggen 4 tot 6 uitjes die na 14 dagen uitgebroed worden. Na 3 weken vliegen de vogels uit, maar worden nog wel door beide ouders gevoerd. Na 6 weken zijn de jongen helemaal zelfstandig en na 5 maanden vol op kleur.

 

Diamantvink

Naam:  Diamantvink

Wetenschappelijke naam: Emblema guttata

Uiterlijke beschrijving: De diamantvink is een forse australische prachtvink die een zwaar en geblokt uiterlijk heeft. Verder opvallend aan deze vogel is zijn rode snavel en stuit, de zwarte oogteugel en zijn zwarte borstrand die overloopt naar de zwarte met witte “diamanten” ingelegde flanken.

Herkomst, biotoop en habitat: Deze vogel heeft zijn verspreidingsgebied in Zuid-Oost Australië.

Hier komt hij voor in een groot deel van New South Wales en delen van Zuid-Australië. Hier zijn ze vooral te vinden in de zogenaamde “woodlands”.  Dit zijn gebieden die zich kenmerken door enkele bomen (vooral ecalyptus bomen) met daartussen grasvlaktes en laaggroeiend struikgewas.  Je treft ze soms ook wel aan in aangelegde parken en tuinen.

 

Samenlevingsvorm: Leven voornamelijk in groepen met tientallen andere vogelsoorten. Deze groepjes vallen in het kweekseizoen uiteen en vormen dan kleinere groepjes.

 

Voeding: Diamantvinken eten net als andere Australische prachtvinken in de basis een goede mengeling voor tropische vogels of volièrevogels. Dit word aangevuld met een kleine hoeveelheid groenvoer. Daarnaast dient u een kleine hoeveelheid eivoer te verstrekken om te voorzien in de behoefte naar eiwitten. U kunt dit verstrekken in de vorm van meelwormen, pinkies, buffalowormen of miereneitjes. Deze worden ook aan de jongen gevoerd, voor een succesvolle kweek is dit noodzakelijke voeding.

 

Uiterlijk met geslachtsbepaling en foto van mannelijk en vrouwelijk dier:

Afbeeldingsresultaat voor diamantvink koppel

 

Het geslachtsonderscheid bij de diamantvink is voor de beginnende liefhebber vrij lastig. Net als de andere Australische prachtvinken zingt alleen het mannetje om het vrouwtje het hof te maken. Er word vernomen dat de diamantvink pop in de broedtijd een donkerdere rode snavel heeft, maar in het wild worden zowel oranje als rood gekleurde snavels gespot. De zang van de man blijft doorslaggevend.

 

 

 

 

 

Huisvesting: Gezelschap volière met meerdere soortgenoten en andere vogels. Volière moet voorzien worden van tocht en vorst vrij nachthok, zodat de vogels zich hier kunnen terugtrekken. Zitstokken in verschillende diktes en hoogtes. Water en voerbakjes. De Diamantvink neemt graag een bad om zich lekker te kunnen wassen. Een bad in de volière van deze vogel is dus erg aan te raden voor deze vogel.

 

Voortplanting: Het popje legt over het algemeen 4 tot 6 eitjes. Deze worden door beide ouders afzonderlijk uitgebroed.  Na circa 12 tot 14 dagen komen de jongen uit het ei gekropen, het is dan belangrijk voldoende levend voer te verstrekken om een goede opvoeding van de jongen te garanderen. Als de jongen 3 tot 4 weken oud zijn verlaten zij het nest. Ze worden dan nog enkele weken door het mannetje gevoerd, maar zullen daarna zelfstandig gaan eten. Op een leeftijd van ongeveer 6 weken zijn de jonge diamantvinken volledig zelfstandig en kunnen zij weg gehaald worden bij de ouders.

Binsenastrilde

Naam: Binsenastrilde

 

Wetenschappelijke naam: Neochmia ruficauda

 

Uiterlijke beschrijving:  Het voorhoofd, de keel, wangen en snaveltje zijn vermiljoenrood met aan de zijkant van het kopje een aantal witte vlekjes. De borst is geel met witte stippen. De buik is wat lichter van kleur. De bovenzijde en de flanken zijn geelgroen tot olijfgroen van kleur. De flanken hebben ook kleine witte stippen. De staart is bij de boven aanzet roodbruin. De dekveren aan de onderzijde zijn donkerrood. Het vrouwtje heeft een blekere borst en het rood van het kopje is doffer. De totale lengte van de Binsenastrild is van kopje tot staartpuntje 10 – 11 centimeter.

 

Herkomst, biotoop en habitat: De binsenastrild is een endemische soort in Australië. Er zijn drie van elkaar gescheiden levende populaties die leven in het noorden van West-Australië, Noordelijk Territorium en Queensland.

 

Samenlevingsvorm: In groepen met soortgenoten en andere soorten vogels. Kunnen prima gehouden worden in een gezelschap volière.

 

Voeding: Hun basismenu bestaat uit een zaadmengsel voor tropische vogels , aangevuld met graszaad en gebroken haver. Daarnaast is het belangrijk om te voldoen aan eivoer en dierlijke eiwitten zoals pinky’s en meelwormen. Dierlijke eiwitten met mate voeren. Te veel dierlijke eiwitten kan eiwitvergifiting veroorzaken.  Grit en maagkiezel mag ook niet ontbreken in het menu van deze vogel. (en eigenlijk in het menu van elke vogel)

 

Uiterlijk met geslachtsbepaling en foto van mannelijk en vrouwelijk dier:

Binsen astrilde man en pop

 

Links = Man (feller gekleurd, kopje is feller rood)

 

 

Rechts = Pop (minder fel van kleur, kopje is minder fel rood dan de man)

 

 

 

 

 

Huisvesting: in de volière zullen zij andere vogels met rust laten en gewoon hun eigen gang gaan. In de kweekperiode zullen ze wel het nest beschermen, maar elke vogel zal dit doen. U kunt de vogel uiteraard ook in een (kanarie)kooi of kamervolière houden. In de volière moeten binsenastrildes een nachthok hebben waar zij zich terug kunnen trekken. Dit nachthok dient vorst, tocht en watervrij te zijn. Alhoewel de vogel een tere indruk maakt zijn ze goed winterhard. Let er alleen bij vorst op dat het nachthok vorstvrij blijft (bijvoorbeeld door een kleine verwarming) Zo kunnen de vogels de winter goed doorkomen.

 

Voortplanting: Het popje legt tussen de 4 en 6 eitjes.  De eitjes worden door beide ouders bebroed. Deze eitjes komen na 12 tot 14 dagen uit. De jongen worden dan door beide ouders gevoed. De jongen verlaten na ongeveer 19 dagen het nest en zijn na 3 weken zelfstandig. De opfok van de jongen is alleen succesvol als de ouders beschikking hebben tot levend voer zoals fruitvliegjes, bladluis, miereneieren en geknipte meelwormen.

 

Rijstvogel

Afbeeldingsresultaat voor rijstvogel wetenschappelijke naamRijstvogel
(Lonchura oryzivora)

Uiterlijke beschrijving

Hij heeft een zwarte kop met witte wangen en een rood snaveltje. De bovenzijde en borst zijn blauwgrijs en hij heeft een zwarte staart. De buik is lichtgrijs met een roze tint. De rijstvogel heeft een totale lengte van 14 tot 15 centimeter. Het mannetje en vrouwtje zijn vrijwel identiek.

Herkomst, biotoop en habitat

 

Hij komt oorspronkelijk alleen voor op Java en Bali. Via uit gevangenschap ontsnapte dieren ontwikkelden zich verwilderde populaties in Sri-Lanka, het schiereiland Malakka, de andere Grote Soenda-eilanden, de Filipijnen, Christmaseiland, Fiji, Mexico, Puerto Rico en de Verenigde Staten.

Samenlevingsvorm

Deze vogel is vrij makkelijk te houden ook in een buitenvolière, maar kan niet goed samen met kleinere soorten.

Voeding

Zijn voer bestaat uit rijst, wit milletzaad, gierst, haver, kanariezaad, en veel groenvoer.

Huisvesting

Rijstvogels kunnen zowel in een buiten- als kamervolière gehouden worden en doen het ook als kooivogel in een ruime kooi goed. Wel kun je ze houden met vogels die even groot of groter zijn dan de rijstvogel, zoals bijvoorbeeld grasparkieten.

Het is voldoende wanneer u ze de beschikking geeft over een vorstvrij nachthok, waarin ze zich bij koude dagen kunnen terugtrekken.

Voortplanting

 

In het natuurlijk verspreidingsgebied van deze vogel vindt de voortplanting plaats van februari tot augustus met een piek in april en mei. Het nest bestaat uit een losjes gebouwde structuur van gedroogd gras. Het wordt gebouwd onder daken en dakranden van gebouwen in steden en dorpen of in de struiken en boomtoppen in de meer landelijke gebieden. Een legsel bestaat meestal uit 4 of 7 eieren die door beide ouderdieren worden uitgebroed.

Kenmerkend gedrag van de vogelsoort

Bij te weinig ruimte met te veel koppels kunnen er rangorde problemen ontstaan.

Dagelijkse verzorging

 

Het is belangrijk dat ze dagelijks schoon drinkwater krijgen. Ze vinden het ook fijn om regelmatig een bad te nemen.

Periodieke verzorging

Als de nageltjes niet voldoende slijten, is het belangrijk dat deze bijgehouden worden. Ze moeten dan af en toe geknipt worden.

Het is ook belangrijk dat de kooi/volière regelmatig wordt schoongemaakt. 

 

 

Roodoorbuulbuul

Roodoorbuulbuul

  • Soort; zangvogel
  • Nederlandse en wetenschappelijke naam; Roodoorbuulbuul (Pycnonotus jocosus)
  • Uiterlijke beschrijving; De roodoorbuulbuul is ongeveer 20 cm lang. Het opvallendste kenmerk is de voor buulbuuls karakteristieke kuif, die een aantal cm lang is. De rug is donkerbruin van kleur, de buik wit. Op schouderhoogte bevindt zich een donkerbruine ring, die aan de voorzijde open is. De nek en kop zijn zwart van kleur, met uitzondering van de keel en wangen, die wit zijn, en een karakteristieke rode vlek achter de ogen. Onder de ogen loopt een dunne zwarte lijn. De staart is ongeveer 6 cm lang en donkerbruin, met witte vederpunten. Onder de staart bevindt zich een oranje vlek.
  • Herkomst, biotoop en habitat; Het natuurlijk verspreidingsgebied van de roodoorbuulbuul loopt van Pakistan en vrijwel geheel India (inclusief de Andamanen), Sri Lanka, Nepal, Bhutan en Bangladesh tot het zuiden van China en Myanmar en Thailand.
  • Samenlevingsvorm (solitair/sociaal en monogaam/polygaam); solitair
  • Voedsel in de natuur; een fruit-eter, maar voedt zich ook met nectar en insecten.
  • Uiterlijk met geslachtsbepaling en foto van mannelijk dier en foto van vrouwelijk dier);
  • Huisvesting; Goed geschikt voor een kooi (minimaal 80 cm lang), takken als zitstokken aanbrengen. Minstens 2 keer per dag vrij in de kamer laten rondvliegen, met wat meelwormen in de kooi teruglokken. Ze zijn ideale vogels voor een gezelschapsvolière, waar ze het beste paarsgewijze kunnen worden gehouden, niet meerdere exemplaren van dezelfde soort tezamen houden
  • Voortplanting (bals, broedduur, nestsoort met materiaal, aantal eieren per leg, duur broed, uitvliegen); het broedseizoen varieert sterk over het verspreidingsgebied. Zo broedt de vogel in het noorden van India vooral van december tot mei, en in het zuiden van India van maart tot oktober. Soms wordt per jaar twee maal gebroed. Tijdens het broedseizoen verdedigen de mannetjes territoria van ongeveer 3000 m2 groot. Het mannetje trekt de aandacht van het vrouwtje door met de kop te knikken, de staart op te zetten en de vleugels af te laten hangen. Het nest is rond van vorm en wordt gemaakt van twijgjes, gras, worteltjes, stukken boomschors en (indien voorhanden) menselijk afval zoals plastic. Meestal kiest de vogel een struik of lage boom om het nest in te bouwen. Per nest worden meestal twee of drie eieren gelegd. Legset: 2-4 roodachtig grijze eieren met zwarte, rode en purperkleurige vlekken. Met broeden wordt bij het leggen van het voorlaatste ei begonnen. Bij het broeden wordt de pop slechts af en toe door de man afgelost. Broedtijd: 11 dagen.
  • Kenmerkend gedrag van de vogelsoort;
  • Dagelijkse en periodieke verzorging. Dagelijks; voer, water wekelijks; volière 1 keer in de maand schoonmaken. Bij een gewone kooi 1 keer in de week. Ook periodiek is het ontwormen, anti-parasiet en nagels knippen.

     

     

Merel

Afbeeldingsresultaat voor merelMerel
(Turdus merula)

Uiterlijke beschrijving

Het mannetje is overwegend zwart en heeft een gele oogring en snavel. Het vrouwtje en de juveniel zijn meer gecamoufleerd dankzij een donkerbruin verenkleed.

Een volwassen merel heeft een lichaamslengte van 23,5 tot 29 centimeter en een gewicht van 80 tot 125 gram. De vleugelspanwijdte bedraagt 34 tot 38,5 centimeter. De merel heeft een relatief lange staart.

Herkomst, biotoop en habitat

 

Het is een inheemse broedvogel in Europa, Azië en Noord-Afrika en een algemeen voorkomende standvogel in de meer gematigde delen van zijn verspreidingsgebied. De merel is geïntroduceerd in delen van Noord- en Zuid-Amerika, Zuid-Afrika, Australië en Nieuw-Zeeland.

Samenlevingsvorm

Ze leven in paren

Voeding

 

De merel is omnivoor en voedt zich met insecten, aardwormen, bessen en vruchten.

Huisvesting

De merel wordt niet in gevangenschap gehouden.

Voortplanting

 

Beide geslachten zijn territoriaal in hun broedgebied in bossen en tuinen.

In het baltsseizoen gedraagt het mannetje zich erg opvallend en rent met opgezette stuitveren, uitgespreide staart en hangende vleugels rond.

Twee tot vier keer per jaar legt een koppel tussen de drie en de vijf eieren, die in ongeveer 12 à 15 dagen worden uitgebroed. De eieren zijn blauwgroen en bedekt met rood- of geelbruine vlekken.

Kenmerkend gedrag van de vogelsoort

 

De merel is een dagactieve vogel, die in de meeste seizoenen van de ochtend- tot de avondschemering actief is. Verschillen in lichtintensiteit, veroorzaakt door bijvoorbeeld weersomstandigheden of kunstmatige lichtbronnen, kunnen een significante invloed hebben op de activiteitsduur. De merel heeft een groot aanpassingsvermogen en in veel delen van de wereld hebben merels zich aan een stedelijke omgeving aangepast. Daar deze merels aanzienlijk minder schuw zijn dan soortgenoten in een natuurlijke habitat, wordt vaak onderscheid gemaakt tussen 'stadsmerels' en 'bosmerels'.

Dagelijkse verzorging

De merel wordt niet in gevangenschap gehouden.

Periodieke verzorging

De merel wordt niet in gevangenschap gehouden.

 

 

Japanse Nachtegaal

Japanse Nachtegaal
(Leiothrix lutea)

Uiterlijke beschrijving

Het is een kleurige zangvogel, het voorhoofd is geel, de keel is lichtgeel, de borst is oranje-rood en zijn snaveltje is rood. Zijn buik is olijfgroen, bovenzijde is grijs- olijfgroen. De vleugels hebben een oranje band. De staart is gevorkt en glanzend zwart. De totale lengte van de Japanse nachtegaal meet van kop tot staart 15 centimeter.

Herkomst, biotoop en habitat

 

Oorspronkelijk komt de soort uit de Himalaya tot Zuid- China.

Japanse nachtegalen, die in bergbossen tot 2700 meter hoogte voorkomen, zijn goed aangepast aan ons Europese maritieme klimaat: ze kunnen het grootste deel van het jaar in een buitenvoliere verblijven.

Samenlevingsvorm

Ze leven in koppels.

Voeding

De vogels zijn enorme insecteneters.

Huisvesting

Deze sociale vogel zou eigenlijk altijd in paartjes gehouden moeten worden. Samenhouden met andere soorten is goed mogelijk. Ook als ze als paartje worden gehouden, worden ze snel tam.

Japanse nachtegalen houden van beweging, daarom moeten ze ruim worden gehuisvest.

Voortplanting

 

Een legsel bestaat uit drie tot vier eieren en de broedtijd is 14 tot 21 dagen. Er zijn ongeveer 4 broedsels per jaar.

Kenmerkend gedrag van de vogelsoort

et komt voor dat Japanse nachtegalen eieren roven en opeten.

Dagelijkse verzorging

Het is belangrijk dat ze dagelijks schoon drinkwater krijgen. Ze vinden het ook fijn om regelmatig een bad te nemen.

Periodieke verzorging

Als de nageltjes niet voldoende slijten, is het belangrijk dat deze bijgehouden worden. Ze moeten dan af en toe geknipt worden.

Het is ook belangrijk dat de kooi/volière regelmatig wordt schoongemaakt. 

 

 

Schama lijster

Afbeeldingsresultaat voor SchamalijsterSchama Lijster
(Copsychus malabaricus)

Uiterlijke beschrijving

De schamalijster is 23 - 27 cm. groot. Het mannetje heeft mooiere kleuren en hebben een langere staart dan de poppen.

Herkomst, biotoop en habitat

Oorspronkelijk leven ze in heel Zuid-Oost Azië. Voora op de Indonesische eilanden zijn deze vogels talrijk.

Samenlevingsvorm

In hun natuurlijke leefomgeving leven schamalijsters buiten de broedtijd solitair. Hun agressief gedrag richting andere vogels (en soortgenoten) zal hier ongetwijfeld mee te maken hebben.

Voeding

Schamalijster eten insecten, wormen en bessen.

Huisvesting

In het algemeen verlangen deze vogels wel wat warmte. De soort dient derhalve de beschikking te hebben over een goed af te sluiten droog en verwarmd nachtverblijf. Het is aan te bevelen de temperatuur niet onder de 10 °C te laten komen.

Voortplanting

 

De favoriete plek om te broeden is bij deze vogelsoort een boomholte. Die voorziet het vrouwtje van takjes en andere plantendelen zoals stukjes varens, als een soort nestje. Dan legt ze er haar eitjes, meestal vier of vijf. Het vrouwtje broedt alleen. Maar als de jongen zijn uitgekomen, dan helpt het mannetje mee om voedsel voor de kleintjes te brengen.

Kenmerkend gedrag van de vogelsoort

Schamalijsters zijn vrij agressieve vogels, zowel tegenover andere vogels als tegenover soortgenoten.

De mannetjes, herkenbaar aan hun fellere kleuren en langere staart, gedragen zich sterk territoriaal. In het broedseizoen dulden de mannetjes vrouwtjes in hun leefgebied, maar in andere tijden van het jaar reageren ze zelfs op vrouwtjes best fel. Die hebben en verdedigen dan buiten het broedseizoen ook hun eigen territoria. Mannetjes onderling dulden elkaar nooit in elkaars territoria.

Dagelijkse verzorging

Het is belangrijk dat ze dagelijks schoon drinkwater krijgen.

Periodieke verzorging

Als de nageltjes niet voldoende slijten, is het belangrijk dat deze bijgehouden worden. Ze moeten dan af en toe geknipt worden.

Het is ook belangrijk dat de kooi/volière regelmatig wordt schoongemaakt. 

 

Huismus

Huismus

 

Afbeeldingsresultaat voor huismus(Passer domesticus)

 

 

Uiterlijke beschrijving

Het mannetje is duidelijk te onderscheiden van het vrouwtje, omdat de eerste zwarter en bruiner getekend is.

De huismus is 160 tot 165 mm lang[2] en weegt 24 tot 39,5 gram. Het mannetje heeft een grijze kruin, grijze wangen, een zwarte keel en borst, een zwart masker met witte stip achter het oog, een witte streep over de vleugels en in het broedseizoen een zwarte snavel. Het vrouwtje heeft een minder contrastrijke tekening dan het mannetje, een lichte oogstreep, enige tekening op rug en vleugels en een effen lichtgrijze/bruine borst. In de ruitijd is hun verenkleed soms nauwelijks meer te herkennen als van een huismus.

Herkomst, biotoop en habitat

De huismus leeft in grote delen van de wereld, in ieder geval in bijna alle gematigde en subtropische gebieden. Het dier komt vaak dicht bij of in de woongebieden van mensen voor en geldt als cultuurvolger. Voor een deel is de verspreiding op een natuurlijke wijze verlopen, voor een deel is de huismus door de mens actief verspreid.

Samenlevingsvorm

De huismus is een vogel die het liefst in een groepje leeft. Als je er in je tuin maar eentje ziet dan kun je je dus afvragen of dat wel een huismus is. De groepjes Huismussen zijn vaak niet veel groter dan 12 individuen. 's Zomers kunnen dat er opeens drie keer zo veel zijn, of nog meer. Dat komt door alle jonge, uitgevlogen, huismussen die zich bij de groep voegen.

Voeding

De huismus eet voornamelijk zaden en insecten. Volwassen huismussen zijn graan- en onkruidzadeneters en passen zich gemakkelijk aan aan wat beschikbaar is. Granen als haver, tarwe en gerst hebben de voorkeur.

Huisvesting

Deze vogel wordt niet in gevangenschap gehouden.

Voortplanting

 

Mannetjes zoeken vanaf januari geschikte nestgelegenheid en richten dat met droog gras enigszins in. Dat is meestal een aantal nestplekken vlak bij elkaar. Een mannetje dat zijn nestbouw begonnen is, is herkenbaar aan de zwart verkleurde snavel, die vanaf januari is te zien.

Het vrouwtje legt één tot negen eieren, maar vaak vier. Na ongeveer 12 dagen broeden komen de eieren uit.

Kenmerkend gedrag van de vogelsoort

 

Dagelijkse verzorging

Deze vogel wordt niet in gevangenschap gehouden.

Periodieke verzorging

Deze vogel wordt niet in gevangenschap gehouden.

(Passer domesticus)

 

 

Vink (boekvink)

 

Vink (Boekvink)

 

 

 

 

Orde: Passeriformes (zangvogels)

Nederlandse naam: Vink (Boekvink)

Wetenschappelijke naam: Fringilla coelebs

Uiterlijke kenmerken: de lengte van een vink is ongeveer 15cm en zijn de poten bruin.

de volwassen mannetjes: zijn van de onderzijde wijnrood, buik is wat lichter van kleur, de kruin en de nek leiblauw van kleur, voorhoofdje is zwart, de rug is donkerroodbruin, vleugels met 2 witte banden, het stuitje in groenachtig van kleur, de staart heeft een witte rand.

Volwassen vrouwtje: de vleugel en de staart zijbruiner van kleur, de onderzijde s lichtgrijsbruin van kleur, de rug is donkerder olijfgroen van kleur.

Herkomst: Groot-Brittannië en Ierland, Faeröer, Europa van Middellandse Zee. Azië tot Tomsk. N.W.-Afrika. Binnen deze gebieden worden 18 ondersoorten onderscheiden.

Biotoop: Het leefgebied van de vink bestaat uit halfopen cultuurlandschap met middelhoge bomen in loof-, gemengde en naaldbossen, parklandschap en in steden in parken, tuinen en lanen. In streken met weinig oude bomen tref je ook weinig vinken aan.

Habitat: ze leven het liefst in lage landen met bomen.

Samenlevingsvorm: vinken zijn territoriaal en geen koloniebroeders

Voedsel van Nature: Allerlei zaden, vooral oliehoudende; kiemend zaad, vruchten en bessen, knoppen, insecten, maar ook broodkruimels. Jonge vogels worden met insecten grootgebracht.

Huisvesting: vinken kunnen het best gehuisvest worden in een overkapte buiten volière, die gedeeltelijk beplant is met groenblijvende planten zoals star en conifeer. Een nachthok is niet perse nodig als er genoeg beschutting is (het mag niet tochten.

Voortplanting: De vink broedt van half april tot juli. De broedduur bedraagt 12 - 15 dagen. Hoofdzakelijk broed de man die soms eten van het vrouwtje krijgt. De nesten kun je vinden op verschillende hoogtes omdat het randbroeders zijn, meestal vinden je de nesten in de boss, open lek of weg.

Kenmerkend gedrag: de vink is een trek vogel. Trekrichting is west tot zuidwest richting Europa, Noord-Afrika en het Midden-Oosten. De vink trekt alleen overdag.

Dagelijkse verzorging: ze zijn gevoelig voor verandering het is belangrijk op de zelfde kleding aan te doen als je naar ze toegaan om onrust te voorkomen. Het is ook niet slim om onbekende mee te nemen naar de vinken. Voor de rest is het belangrijk om dagelijks de voer en water te verversen en te verschonen

Periodieke verzorging: nagels knippen, de bodem van de volière moet minstens elke 2 tot 3 weken worden vervangen en helemaal schoon worden gemaakt.

 

Mannetje                                                                                                          vrouwtje

 

 

 

 

 

 

 

Putter (distelvink)

Putter (Distelvink)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Orde: Passeriformes (zangvogels)

Nederlandse naam: Putter (Distelvink)

Wetenschappelijke naam: Carduelis carduelis

Uiterlijke kenmerken: opvallend kleed met een rood gezicht en een verder zwart met witte kop. Spits-driehoekige snavel (zaden- en insecteneter). De vleugels zijn zwart met een brede gele vleugelstreep, die in vlucht duidelijk opvalt. De stuit is wit en de staart is zwart met witte vlekken. De staart is, typisch voor vinkachtigen, ondiep gevorkt. Bovendelen zijn verder bruin en de onderdelen licht tot wit.

Herkomst: Het oorspronkelijke verspreidingsgebied van de putter beslaat een groot deel van Europa, delen van Noord-Afrika en het westen van Azië.

Biotoop: De putter komt oorspronkelijk voor langs de zonnige randen van vochtige loofbossen.

Habitat: Putters leven vooral op het halfopen platteland, bij boerderijen, in dorpen, ook in buitenwijken van steden. Daar waar laanboompjes, boomgaarden en houtwallen zijn, voelen ze zich thuis, net als in tuinen met wat meer structuur. Komt in de bergen tot op een hoogte van 2.000 meter voor. Putters houden van drogere, schrale plekken. Spoortaluds, overhoekjes van industrieterreinen en andere plekken met een droge ruige plantengroei zijn plekken waar putters te vinden zijn. De vogels zoeken op dit soort plekken graag naar plantenzaden.

Samenlevingsvorm: het is een sociale vogel die het grootste deel van het jaar in groepsverband leeft.

Voedsel van Nature: distels, paardenbloemen deze planten produceren de zaden waarvan de putter vrijwel geheel afhankelijk is. Alleen de jongen krijgen tijdens hun groei ook veel insecten. Deze bevatten de voor de groei zo belangrijke eiwitten.

Uiterlijk met geslachtsbepaling: Het grootste verschil is de grootte van het rode gezichtsmasker. Deze loopt bij het mannetje tot voorbij het oog, maar bij het vrouwtje tot halverwege het oog.

Huisvesting: Putters passen prima in een gemengde samenstelling in een volière met andere vinken, om goede broedresultaten te behalen is het beter om een paartje alleen te zetten in de volière of in een broedkooi. Zorg er wel voor dat waar ze ook gehouden worden dat er genoeg beplanting is, want dan vinden de putters zich het meest op hun gemak.

Voortplanting: Broedt van april tot begin augustus. Het nest wordt door het vrouwtje gebouwd, het mannetje helpt met het aandragen van geschikt nestmateriaal; grassprieten, mos, veertjes.

Kenmerkend gedrag: ze zijn erg territoriaal,

Dagelijkse verzorging: voer en water geven en verversen

Periodieke verzorging: het hok verschonen en schoon maken, nagels knippen

 

 

 

 

Kapoetsensijs

Kapoetsensijs

 

 

 

 

 

 

 

 

Orde: Passeriformes (zangvogels)

Nederlandse naam: Kapoetsensijs

Wetenschappelijke naam: Spinus cucullatus

Uiterlijke kenmerken: De mannetjes zijn felrood en hebben een intens zwarte kop. De vrouwtjes hebben een overwegend vale, roodachtige kleur en een grijze kop.

Herkomst: Het is een bedreigde vogelsoort uit het noorden van Zuid-Amerika

Biotoop: De Kapoetsensijs bewoont de open savanneachtige gebieden van Venezuela en Colombia op een hoogte van 200-400 meter.

Habitat: Het zijn bewoners van dicht bebost gebied waarbij ze soms ook aan de rand ervan voorkomen. De vogels voelen zich het prettigst bij temperaturen rond de 22º en zijn zeer gevoelig voor vocht en kou.

Samenlevingsvorm: in groepen maar mannetjes leven meestal apart van de vrouwtjes en komen voor de voortplanting naar elkaar toe, anders word het vechten

Voedsel van Nature: De vogel eet voornamelijk kleine zaden van verschillende soorten grassen, struiken en bomen maar ook delen van planten en bloemhoofdjes en de vruchten van cactussen en wilde vijgenbomen.

Huisvesting: Het geniet de voorkeur om mannen van de poppen afgezonderd te huisvesten om gevechten te voorkomen. Dat geldt ook voor de jonge vogels. Kapoetsensijsjes hebben voorkeur voor dunne zitstokkken en slapen het liefst zo hoog mogelijk.  Bij gebrek aan hoge zitstokken slapen zij ook wel hoog tegen het gaas.

Voortplanting: ze nestelen in 25 m hoge bomen of in dicht struikgewas op 5 tot 7 m hoogte. Daarin maken ze een nest met een vrij diepe nestkom die wordt bekleed met katoenachtige vezels.

Kenmerkend gedrag: De jeugdrui begint als de jongen ongeveer 2 maanden zijn en de geslachten zijn dan vrij snel van elkaar te onderscheiden. De jonge mannen krijgen al vlug enkele zwarte veertjes op de kop. Bij een goede gevarieerde voeding en verzorging levert de rui meestal geen problemen op. Om de vogels dieprood te krijgen is het noodzakelijk om ze hiervoor speciaal voedsel te verstrekken. De volwassen rui geeft geen problemen, mits de vogels in deze periode niet verplaatst worden of van eigenaar veranderen. Verplaatsen van kapoetsen  naar een andere omgeving doet de vogels geen goed.

Dagelijkse verzorging: voer en water geven en verversen

Periodieke verzorging: het hok verschonen en schoon maken, nagels knippen

 

 

Links mannetje

Rechts vrouwtje

 

 

 

 

Groenling

Groenling

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Orde: Passeriformes (zangvogels)

Nederlandse naam: Groenling

Wetenschappelijke naam: Chloris chloris

Uiterlijke kenmerken: Het mannetje is olijfgroen van kleur, vooral op de stuit. De rug heeft een bruine tint en de onderzijde is meer geelachtig. De randen van de vleugel en de meeste staartpennen zijn aan de basis helder geel. De dikke snavel is bijna wit en de poten zijn vleeskleurig. Het vrouwtje is minder intensief van kleur, zij is meer grijsgroen en haar geel in de veren is veel valer.

Herkomst: Europa, West-Azië en Noord-Afrika

Biotoop: vaak vind je de groenling in parklandschappen met dichte bosjes of boomgroepen, met name in parken, tuinen, heggen alsook langs bosranden.

Habitat: De groenling is oorspronkelijk een bewoner van bosranden en halfopen zoomvegetatie.

Samenlevingsvorm: groepsverband

Voedsel van Nature: Het voedsel bestaat voornamelijk uit jonge plantjes, zaden, haver, bessen, bladknoppen en soms ook weleens insecten

Huisvesting: Groenlingen

Voortplanting: Broedt van eind maart tot in augustus. Heeft meestal twee legsels, met meestal 4 of 5 eieren. Broedduur 11-14 dagen.

Kenmerkend gedrag: De groenling broedt in een groot deel van het West-Palearctisch gebied in de boreale, gematigde, steppe- en mediterrane zones.

Dagelijkse verzorging: Groenlingen zijn sterke vogels die wel tegen een koude winter kunnen.

Als voeding vertrekken we een zaadmengsel voor wil zangvogels, maar ze lusten ook graag onkruiden bijvoorbeeld vogelmuur. Ook eivoer, insecten en graszaden worden graag opgenomen door de groenlingen.

Natuurlijk mag ook bij de groenlingen niet vergeten worden, grit en maagkiezel gegeven.

Periodieke verzorging: het hok verschonen en schoon maken, nagels knippen

 

 

 

mannetje boven

vrouwtje onder

 

 

 

 

 

 

 

 

Goudvink

Goudvink

 

 

 

 

 

 

 

 

Orde: Passeriformes (zangvogels)

Nederlandse naam: Goudvink

Wetenschappelijke naam: Pyrrhula pyrrhula

Uiterlijke kenmerken: Het mannetje is van het vrouwtje te onderscheiden aan zijn felgekleurde rozerode onderzijde. Deze is bij het vrouwtje aanzienlijk valer gekleurd.

Herkomst: Europa en de gematigde delen van Azië

Biotoop/ Habitat: De goudvink broedt in gemengde bossen en parken, mits er genoeg coniferen zijn. Gedurende de rest van het jaar komt hij voor in allerlei typen habitats met dichte ondergroei, zoals struiken en jonge (naald)bomen.

Samenlevingsvorm: De vogels vormen gewoonlijk in de herfst al broedkoppels en blijven dan tot het einde van de broedperiode bij elkaar.

Voedsel van Nature: een volwassen goudvink eet vooral plantaardig voedsel hij lijkt een voorkeur te hebben voor knoppen van pruimenbomen en esdoorns en de zaden van esdoorn en brandnetels.[2] In het najaar eet de goudvink vooral veel bessen, zoals lijsterbessen en bramen. bessen.

Huisvesting: Goudvinken kunnen zowel buiten in een volière gehouden worden met een goede beplanting, als in een kamer volière en een ruime broedkooi kan ook voldoen.

Voortplanting: De broedperiode loopt van april tot juli, waarin doorgaans twee broedsels worden grootgebracht.

Kenmerkend gedrag: In België en Nederland is het een vrij algemene standvogel.

Dagelijkse verzorging: voer en water geven en verversen

Periodieke verzorging: het hok verschonen en schoon maken, nagels knippen

 

 

 

 

Links vrouwtje

Rechts mannetje

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Rode Kardinaal

Rode Kardinaal

 

 

 

 

 

 

 

Orde: Passeriformes (zangvogels)

Nederlandse naam: Rode Kardinaal

Wetenschappelijke naam: Cardinalis cardinalis

Uiterlijke kenmerken: Het verenkleed van het mannetje is helderrood met zwarte keel en rode snavel, het vrouwtje is olijfkleurig.

Herkomst: Van oorsprong komen ze uit Canada en Midden-Amerika.

Biotoop/ Habitat: Het leefgebied bestaat uit lage dichte begroeiing in plantsoenen, tuinen, bossen en moerassen, overal waar struikgewas aan te treffen is.

Samenlevingsvorm:

Voedsel van Nature: jongen: meelwormen, buffalo wormen, miereneieren, edc. Volwassen: zaadmengssels, kiemzaden, eivoer, insecten, universeelvoer.

Huisvesting: De rode kardinaal kunnen goed in een volière. Het Nederlandse klimaat kunnen ze prima overleven, wel is aan te raden om een vorst- en tochtvrij nachtverblijf te maken.

Voortplanting: Het vrouwtje bouwt het nest van halmen en hennepvezels, zowel in een dichte struik als ook in een spar. De 2 tot 3 eitjes, blauw-groen van kleur

Kenmerkend gedrag: De rode kardinaal is een dure vogel, houd hem niet in een kooi, dit is zonde. Het zijn namelijk prachtige vogels die ruimte nodig hebben om te vliegen.

Dagelijkse verzorging: voer en water geven en verversen

Periodieke verzorging: het hok verschonen en schoon maken, nagels knippen

 

 

 

                              Links vrouwtje                                  rechts mannetje

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Pagodespreeuw

Pagodespreeuw

 

 

 

 

 

 

 

 

Orde: Passeriformes (zangvogels)

Nederlandse naam: Pagodespreeuw

Wetenschappelijke naam: Sturnia pagodarum

Uiterlijke kenmerken: het is een roomkleurig tot oranje gekleurde spreeuw met zwart op de kop en een kuifje. De snavel is geel, aan de basis blauw. Rond het oog is een smalle ring van naakte huid die ook blauwachtig van kleur is.

Herkomst: rond tempels in Zuid-India

Biotoop: De Pagodespreeuw leeft gewoonlijk in cultuur - en landbouwgebied

Habitat: tuinen en parken en bij de huizen

Samenlevingsvorm: kleine groepjes van 6 tot 12

Voedsel van Nature: insecten zoals sprinkhanen en aardwormen genuttigd, vooral in de broedtijd, omdat de jongen voornamelijk met insecten en spinnetjes worden grootgebracht

Uiterlijk met geslachtsbepaling: De kuif is bij het mannetje opvallender dan bij het vrouwtje.

Huisvesting: Volières van 2,5 meter lang x 1,5 meter breed x 2,10 m hoog. Deze waren niet begroeid en op de bodem werden houtsnippers gestrooid.

Voortplanting: De vogel broedt in Nepal en India en komt in Sri Lanka voor als wintergast.

Kenmerkend gedrag: er is voor de rest weinig kenmerkends bekent van deze vogel

Dagelijkse verzorging: voer en water geven en verversen

Periodieke verzorging: het hok verschonen en schoon maken, nagels knippen

 

 

 

 

Driekleurglansspreeuw

Driekleur Glansspreeuw

 

 

 

 

 

 

 

 

Orde: Passeriformes (zangvogels)

Nederlandse naam: driekleurige Glansspreeuw

Wetenschappelijke naam: Lamprotornis superbus

Uiterlijke kenmerken: heeft een blauwgroene kop, met een groene en blauwe metaalglans. De roodachtig/bruine buik wordt van de borst gescheiden door een smalle, witte band. De onderstaartdekveren zijn wit. De vogel heeft gele ogen, een zwarte snavel en zwarte poten.

Herkomst: Deze vogel is te vinden in Noordoost-Afrika, waaronder Ethiopië, Somalië, Oeganda, Kenia en Tanzania en wordt af en toe gespot in Nederland.

Biotoop/ Habitat: Bewonen de steppen en savannen

Samenlevingsvorm: in groepen

Voedsel van Nature: wormen, insecten, vruchten en bessen.

Uiterlijk met geslachtsbepaling: er is weinig om ze te kunnen onderscheiden van het uiterlijk.

Huisvesting: Voor een kooi (minstens 1 m lang) niet aan te bevelen; worden ze toch hierin gehouden, dan vloeipapier dat dun wordt bestrooid met zand en bosaarde als bodembedekking gebruiken. Vanwege de geur vaak vernieuwen. Ze zijn bij uitstek geschikt voor volières. De buitenvolière beplanten met struiken en kleine bomen, die, als de volière ruim genoeg is en niet te dicht bevolkt, niet zo gauw bevuild worden. Als er een verwarmd nachthok aanwezig is, kunnen ze gedurende de winter in de buitenvolière blijven.

Voortplanting: Broeden in bomen, zelden in struiken. Het nest is kogelvormig en wordt gemaakt van takjes, vaak worden meerdere nesten aan elkaar gebouwd.

Kenmerkend gedrag: De jongen vliegen na ongeveer 20 dagen uit en worden aansluitend nog ca. 14 dagen gevoerd, daarna zijn ze zelfstandig.

Dagelijkse verzorging: voer en water geven en verversen

Periodieke verzorging: het hok verschonen en schoon maken, nagels knippen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

  • Het arrangement Soortenlijst CE Vogel is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    joyce vonk Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    2020-02-22 22:18:02
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    4 uur en 0 minuten
  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    Meer informatie voor ontwikkelaars

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.