Met behulp van de bovenstaande tabel kun je ook een tabel met somfrequenties of cumulatieve frequenties maken. Cumulatief betekent “stapelend”.
Kijk naar de kolom “jongeren” in de bovenstaande relatieve frequentietabel. De somfrequentie van een lengte, bijvoorbeeld \(160\) cm, vind je door alle frequenties van de klassen onder \(160\) cm op te tellen, dus \(1+3+8=12\). Dit betekent dat \(12\%\) van de jongeren kleiner is dan \(160\) cm.
Voor jongeren ziet de cumulatieve frequentietabel er als volgt uit (weer relatief, dus in procenten):
Uit de tabel lees je bijvoorbeeld af dat \(82\%\) van de jongeren kleiner zijn dan \(190\) cm; met andere woorden het \(82\)-percentiel is \(190\) cm.
Bij de somfrequenties maken we de zogenaamde somfrequentiepolygoon of cumulatieve frequentiepolygoon.
Bij een somfrequentiepolygoon staan de stippen altijd boven de rechter grens van een klasse: je leest immers af hoeveel mensen een lengte hebben tot en met het einde van een klasse.
Dat is dus anders dan bij een gewoon frequentiepolygoon (zie bijvoorbeeld het frequentiepolygoon bij het pil-onderzoek). Daar staan de stippen boven de klassenmiddens.
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.