Tijdens je stage bij de Gemeente Amsterdam krijg je de opdracht om onderzoek te doen naar de spreiding van toerisme.
Oriëntatie
Het is heel belangrijk om te weten wat je precies wilt onderzoeken. Dit begint met het verkennen van je onderwerp. Als je begint is je onderwerp vaak veel te breed om te onderzoeken. In de video zie je hoe je van een breed onderwerp tot een afgebakend onderwerp komt.
Om gericht de informatie te vinden die je nodig hebt formuleer je je onderwerp als (hoofd)vraag. Met deze vraag omschrijf je precies wat je wilt weten en geef je zo richting aan je zoektocht. Hoe formuleer je een goede hoofdvraag?
Vraag
Je hebt als hoofdvraag bedacht:
“Moet de infrastructuur worden aangepast om het groeiend aantal toeristen te kunnen verwerken en wat zijn die mogelijke aanpassingen?”
Deze hoofdvraag kan een stuk beter. Bedenk wat er niet goed is en wat je anders zou doen. Schrijf je verbetersuggesties eventueel op!
Hoe kom je tot een goede hoofdvraag?
Tijdens je oriëntatie heb je een probleem omgezet naar je onderwerp: “Aanpassingen in het openbaar vervoer voor een goede doorstroming van het groeiend aantal toeristen in Amsterdam.” Hoe kom je nu tot een goede hoofdvraag?
Je zult zien hoe de volgende vraag stap voor stap beter wordt:
De vraag volgt niet logisch uit de probleemstelling en het onderwerp. Je onderzoekt namelijk de Amsterdamse infrastructuur en niet de economie. Beter is:
Een goede hoofdvraag bestaat uit één vraag en niet uit meerdere. Je hoofdvraag wordt nu:
Nog iets om op te letten, een goede hoofdvraag is een open vraag en geen ja/nee vraag. Dus:
Deze vraag is nog wat vaag, wat bedoel je met “verwerken”? Maak je vraag specifieker:
Zorg dat je hoofdvraag niet te breed en niet te smal is. In je onderwerp had je al gekozen voor “openbaar vervoer” in plaats van “infrastructuur”. Dit moet terugkomen in je hoofdvraag. Je uiteindelijke hoofdvraag wordt nu:
Belang van je onderzoekspopulatie
Veel opleidingen verwachten dat je onderzoekspopulatie deel uitmaakt van je hoofdvraag. Een onderzoekspopulatie is de groep mensen of objecten waarop een onderzoek betrekking heeft en waarover een uitspraak wordt gedaan. Voorbeelden:
bij onderzoek naar het voorkomen van dementie onder vrouwen van dertig is je onderzoekspopulatie "vrouwen van dertig".
bij onderzoek over de kwaliteit van apotheken in de Randstad is je onderzoekspopulatie "apotheken in de Randstad".
Het opnemen van de onderzoekspopulatie in je hoofdvraag zorgt voor de juiste focus en een duidelijke afbakening.
Ook voorkomt het dat je zelf antwoorden gaat verzinnen: bij marktonderzoek zul je bijvoorbeeld willen weten wat je klantengroep (onderzoekspopulatie) vindt van een bepaald product. Bij sociale studies zul je misschien de mening willen kennen van een specifieke bevolkingsgroep (onderzoekspopultatie) over bijvoorbeeld het thema discriminatie.
Deelvragen
Vaak is een hoofdvraag te complex om hem in één keer te kunnen beantwoorden. Daarom splits je hem op in deelvragen. Zo maak je de hoofdvraag hanteerbaar.
Deelvragen geven altijd antwoord op een specifiek deel van de hoofdvraag. Alle deelvragen gezamenlijk beantwoorden de hoofdvraag. Vragen die niet bijdragen aan het beantwoorden van de hoofdvraag zijn niet relevant.
Je hoofdvraag is:
“Welke aanpassingen in het openbaar vervoer zijn nodig om te zorgen voor een efficiënte doorstroming van het groeiend aantal toeristen in Amsterdam?”
Je hebt nu een aantal deelvragen bedacht:
Wat waren de aanpassingen in de infrastructuur in Amsterdam in de laatste vijf jaar?
Hoe groot is het aantal toeristen in Nederland?
Is de doorstroming van toeristen in Amsterdam goed in vergelijking met andere Nederlandse steden?
Welke aanpassingen in het openbaar vervoer zijn er de afgelopen vijf jaar geweest?
Er mankeert wel wat aan deze deelvragen. Wat is er niet goed aan deze deelvragen en wat zou je anders doen? Schrijf je suggesties eventueel op!
Wat zijn goede deelvragen?
Het is belangrijk dat er een directe relatie is tussen deelvraag en hoofdvraag. Bij de hoofdvraag:
“Welke aanpassingen in de infrastructuur zijn nodig om te zorgen voor een efficiënte doorstroming van het groeiend aantal toeristen in Amsterdam?”
kunnen deelvragen zijn:
Wat waren de effecten van de groei van het aantal toeristen in Amsterdam op de verkeersdoorstroming in de laatste vijf jaar?
Hoe groot is de verwachte groei van het aantal toeristen in Amsterdam voor de komende vijf jaar?
Wat zijn de voornaamste knelpunten in de verkeersdoorstroming?
Hoe is de infrastructuur ingericht op de belangrijkste knelpunten?
Wat zijn de voornaamste criteria voor een efficiente verkeersdoorstroming?
Welke maatregelen in de infrastructuur zijn in vergelijkbare steden genomen om de doorstroming van toeristen te verbeteren?
Soms kun je deelvragen nog verder specificeren in zoekvragen.
Zoekvragen bij de laatste deelvraag kunnen zijn:
Welke maatregelen in de infrastructuur zijn in Berlijn genomen om de doorstroming van toeristen te verbeteren?
Welke maatregelen in de infrastructuur zijn in Barcelona genomen om de doorstroming van toeristen te verbeteren? etc.
Samenvatting
Je hebt geleerd om:
je vraag te verhelderen en je opdracht af te bakenen
je op verschillende manieren te oriënteren
je hoofdvraag op te splitsen in deelvragen
hoofd- en deelvragen te formuleren
Zoeklogboek
Het zoeklogboek kun je gebruiken voor je eigen project! Vul in wat je hebt gedaan en sla het op. Doe dit na elke module. Na de laatste module kun je het gehele logboek printen.
Noteer nu in jouw logboekje probleemstelling en je (onderzoeks-, deel-, zoek-) vragen.
Het arrangement 1 - Definieer probleem is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.