Thema 11: Arbeidsmarkt

Inleiding - Arbeidsmarkt

Thema

Je hebt in de krant of op internet vast al wel eens een personeelsadvertentie gezien. Of jij later gemakkelijk een baan vindt die je graag wilt hebben, hangt van veel factoren af. Zijn er veel banen beschikbaar? Zijn er veel mensen die solliciteren op dezelfde baan? Heb je de juiste opleiding? Ben je bereid op onregelmatige tijden te werken? Wil je een voltijdbaan of een deeltijdbaan? Of wil je juist als vrijwilliger aan de slag? 

De eindopdracht van dit thema heeft als titel 'Personeelsadvertenties'.
Je gaat in de krant, in tijdschriften en op internet op zoek naar personeelsadvertenties. Met die personeelsadvertenties maak je vier A4-posters. Op iedere poster komen personeelsadvertenties uit één van de volgende sectoren: zorg en welzijn, techniek, economie en landbouw

Naast de eindopdracht vind je bij de afsluiting ook een overzicht van alle Kennisbankitems van dit thema plus een begrippenlijst, een diagnostische toets, examenvragen en enkele vragen die je helpen bij het terugkijken op het thema.

Genoeg te doen. Aan de slag!

Leerdoelen

Aan het eind van het thema kan ik:

  • omschrijven wat de arbeidsmarkt is.
  • (met behulp van een voorbeeld) uitleggen wat het verschil is tussen de vraag naar arbeid in personen en de vraag naar arbeid in volledige banen.
  • (met behulp van een voorbeeld) uitleggen wat het verschil is tussen een krappe (gespannen) arbeidsmarkt en een ruime arbeidsmarkt.
  • omschrijven wat het Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen is en wat het verschil is tussen het UWV en een commercieel uitzendbureau.
  • omschrijven wat wordt verstaan onder werkgelegenheid.
  • (met behulp van een voorbeeld) duidelijk maken dat de vraag naar arbeid kan veranderen.
  • duidelijk maken wanneer een particulier bedrijf een werknemer wel of niet in dienst zal nemen.
  • (met behulp van voorbeelden) uitleggen wanneer iemand wel en wanneer iemand niet tot de beroepsbevolking behoort.
  • (met behulp van voorbeelden) duidelijk maken dat de omvang van de beroepsbevolking steeds verandert.
  • het begrip baanmobiliteit omschrijven en een factor noemen die van invloed is op de baanmobiliteit.
  • (met voorbeelden) duidelijk maken wat bedoeld wordt met vrijwilligerswerk.
  • twee redenen noemen waarom mensen aan vrijwilligerswerk doen.
  • (met behulp van voorbeelden) uitleggen wat het verschil is tussen de formele sector en de informele sector.
  • het begrip zwartwerken omschrijven.

1. Vraag en aanbod

Vooraf

Bekijk de advertentie:

Wat denk jij?
Staat deze personeelsadvertentie in de krant onder het kopje 'Personeel biedt zich aan' of onder het kopje 'Personeel gevraagd'?
Leg je antwoord uit aan een klasgenoot.


Aan het eind van deze opdracht kun je:

  • uitleggen wat de arbeidsmarkt is.
  • uitleggen wat het verschil is tussen de vraag naar arbeid in personen en de vraag naar arbeid in volledige banen.
  • uitleggen wat het verschil is tussen een krappe (gespannen) arbeidsmarkt en een ruime arbeidsmakrt.
  • uitleggen wat het Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen is en wat het verschil tussen het UWV en een commerciëel uitzendbureau is.


Activiteiten

Stap Groepsgrootte Activiteit
Stap 1 Alleen Informatie lezen en vragen beantwoorden over de vraag naar arbeid.
Stap 2 Alleen Advertentie bekijken en vragen beantwoorden met behulp van deze advertentie.
Stap 3 Alleen + samen Informatie lezen, vragen beantwoorden en bespreken met klasgenoot.
Stap 4 Alleen Informatie lezen en vragen beantwoorden over het Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen.


Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 uur nodig.

Stap 1: Vraag naar arbeid

Ga naar de Kennisbank economie en bestudeer pagina 1 van het onderdeel 'Arbeidsmarkt' en beantwoord daarna de vragen.

KB: Arbeidsmarkt

  1. Het Kristal Paleis Glaswerk zoekt een verkoopmedewerker.
    Eveline Swart solliciteert op de baan.
    1. Is Kristal Paleis Glaswerk een vrager naar arbeid of aanbieder van arbeid?
    2. Is Evelien Swart een vrager naar arbeid of aanbieder van arbeid?
  2. Bij de stichting kinderopvang 'Ieniemienie' werken 32 mensen.
    Op dit moment zijn er nog drie werknemers nodig.
    1. Is de stichting kinderopvang een vrager naar arbeid of een aanbieder van arbeid?
    2. Hoe groot is de totale vraag naar arbeid bij 'Ienieminie'?
      Kies uit 3, 32 of 35 personen.
  3. Hans Meijer werkt als automonteur in een garage. Hij is 66 jaar; volgend jaar gaat hij met pensioen.
    1. Verandert het aanbod van arbeid als Hans met pensioen gaat? Leg je antwoord uit.
    2. Verandert de vraag naar als Hans met pensioen gaat? Leg je antwoord uit.
  4. Joost Staal is 22 jaar. Hij heeft zijn MTS-diploma gehaald en gaat op zoek naar een baan als automonteur.
    1. Verandert het aanbod van arbeid als Joost op zoek gaat naar een baan? Leg je antwoord uit.
    2. Verandert de vraag naar als Joost op zoek gaat naar een baan? Leg je antwoord uit.

Stap 2: Personen of volledige banen

Bekijk de advertentie. Hoe groot is de vraag naar arbeid: vier of twee?

Er is een verschil tussen de vraag naar arbeid in personen en de vraag naar arbeid in volledige banen.
De vraag naar arbeid in personen is het aantal personen waar een baan beschikbaar voor is.
De vraag naar arbeid in volledige banen is het aantal volledige banen dat op de arbeidsmarkt beschikbaar is.

  1. Bekijk nogmaals de advertentie hierboven
    1. Hoe groot is de vraag naar arbeid in personen?
    2. Hoe groot is de vraag naar arbeid in volledige banen?
  2. Waar of niet waar?
    De vraag naar arbeid in personen is groter dan de vraag naar arbeid in volledige banen.

Stap 3: Ruime en krappe arbeidsmarkt

Ga opnieuw naar de Kennisbank economie en bestudeer nu pagina 2 van het onderdeel 'Arbeidsmarkt'.

KB: Arbeidsmarkt

Zijn de stellingen hieronder waar of niet waar?

  1. Als er sprake is van een ruime arbeidsmarkt is het aanbod van werknemers groter dan de vraag naar werknemers.
  2. Als er sprake is van een ruime arbeidsmarkt dan kunnen werkgevers gemakkelijk personeel vinden.
  3. Als er sprake is van een ruime arbeidsmarkt dan zullen de lonen van werknemers snel stijgen.
  4. Als je een opleiding doet waarmee je gemakkelijk een baan kunt vinden, is er sprake van een ruime deelmarkt voor dat beroep.

Vergelijk je antwoorden met de antwoorden van je buurman/buurvrouw.
Zijn jullie het met elkaar eens? Bespreek de verschillen.

Stap 4: UWV

Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen
Teun Lablans is verpleegkundige. Hij is op zoek naar een baan.
Hij heeft bij een aantal ziekenhuizen in de buurt gesolliciteerd.
Tot nu toe helaas zonder succes.
Het lukt Teun niet om aan werk te komen.
Wat kan hij nog doen om aan een baan te komen?

Bestudeer nu pagina 3 van het onderdeel 'Arbeidsmarkt' uit de Kennisbank en beantwoord daarna de vier vragen.

KB: Arbeidsmarkt

  1. Waar houdt het Werkbedrijf van het UWV zich mee bezig?
  2. De overheid vindt het belangrijk dat vragers van arbeid in contact komen met aanbieders van arbeid. Waarom?
  3. Wat wordt bedoeld met 'het Werkbedrijf is een niet-commercieel bedrijf'?
  4. Wat is een belangrijk verschil tussen het Werkbedrijf en een uitzenbureau?
  5. Zoek de namen van twee commerciële uitzendbureaus op.
  6. Je bent op zoek naar vakantiewerk.
    Ga je naar het Werkbedrijf of naar een uitzendbureau?

2. Vraag naar arbeid

Vooraf

Frits van Voort is de eigenaar van een fietsenwinkel.
Bij zijn winkel kun je terecht voor alles wat met een fiets te maken heeft.
Je kunt er een nieuwe fiets kopen, maar je kunt er ook een lekke band laten plakken.

De zaken gaat goed. Zo goed zelfs dat Frits het werk in zijn eentje eigenlijk niet meer aankan.
Hij overweegt iemand in dienst te nemen.

Wat denk jij?
Op welke vragen zal Frits antwoord willen hebben voor hij besluit of hij wel of niet iemand in dienst neemt?
Schrijf zoveel mogelijk vragen op.

Bespreek de vragen met een klasgenoot.
 


Aan het eind van deze opdracht kun je:

  • uitleggen wat wordt verstaan onder werkgelegenheid.
  • uitleggen wanneer particuliere bedrijven wel en wanneer particuliere bedrijven geen werknemers in dienst zullen nemen door voor elke situatie een duidelijk voorbeeld te verzinnen.


Activiteiten

Stap Groepsgrootte Activiteit
Stap 1 Alleen Informatie lezen en vragen beantwoorden over werkgelegenheid.
Stap 2 Alleen Vraag over particuliere bedrijven beantwoorden.
Stap 3 Alleen Vragen over het minimumloon beantwoorden.
Stap 4 Alleen Vragen over de veranderde vraag naar arbeid beantwoorden.
Stap 5 Alleen Vragen over de vraag naar geschoold en ongeschoold werk beantwoorden.
Stap 6 Alleen Vragen over de arbeidsproductiviteit beantwoorden.


Benodigdheden
Voor deze opdracht heb je een rekenmachine nodig.

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 uur nodig.

Stap 1: Werkgelegenheid

Bestudeer uit de Kennisbank het onderdeel 'De vraag naar arbeid' en beantwoord daarna de vragen.

KB: De vraag naar arbeid

  1. Kies het juiste antwoord.
    De werkgelegenheid is ...
    1. het aantal mensen met een baan.
    2. het aantal vacatures.
    3. het aantal mensen met een baan plus het aantal vacatures.
  2. In een steenfabriek worden per dag 20.000 stenen gemaakt en verkocht.
    Iedere werknemer in de fabriek werkt 8 uur per dag en maakt gemiddeld 100 stenen per uur.
    Laat met een berekening zien dat de werkgelegenheid in deze fabriek 25 is.
  3. Bedrijven en de overheid zijn de vragers van arbeid.
    Wanneer zal een bedrijf iemand in dienst nemen?

Stap 2: Particuliere bedrijven

Particuliere bedrijven streven naar het maken van winst. Een particulier bedrijf zal alleen iemand in dienst nemen als hij meer oplevert dan hij kost. Wat een nieuwe werknemer oplevert, hangt af van het aantal producten dat hij maakt en de verkoopprijs van die producten. De kosten van een nieuwe werknemer zijn vooral loonkosten.

Hans van Klaver heeft een eigen timmerbedrijf. Het bedrijf kan een opdracht krijgen om 200 houten kasten te maken. De opdrachtgever wil € 50,- per kast betalen. Als Hans de opdracht aanneeemt, zal hij op zoek moeten naar een timmerman die de opdracht voor hem kan uitvoeren.
Hans maakt het volgende overzicht:

materiaal kosten (hout, lijm, schroeven)
overige bedrijfskosten
aantal arbeidsuren
€ 4.000,-
€ 2.400,-
1,5 uur per kast


Hans kan een timmerman vinden die wil werken voor € 12,50 per uur.
Zal Hans de timmerman aannemen? Leg je antwoord uit.

Stap 3: Minimumloon

Sommige werkgevers pleiten voor het afschaffen van het minimumloon.
De afschaffing van het minimumloon zal, volgens hen, leiden tot een grotere vraag naar arbied.
Hoe dat gaat kun je uitleggen in zes stappen.
Hieronder zie je de deze stappen. Ze staan alleen nog niet in de goede volgorde. Wat is de juiste volgorde?

  1. Verlaging minimumloon,
  2. meer afzet door bedrijven,
  3. lagere kostprijs van producten,
  4. lagere loonkosten voor de werkgever,
  5. lagere verkoopprijs van producten,
  6. grotere vraag naar arbeid.

Goede volgorde:

1   >   .....   >   .....   >   .....   >   .....   >   6

De vakbonden zijn tegen de afschaffing van het minimumloon.
Waarom, denk je, zijn de vakbonden tegen de afschaffing van het minimumloon?

Stap 4: Veranderende vraag naar arbeid

1
In een bedrijf is de vraag naar arbeid niet steeds gelijk. Een landbouwbedrijf bijvoorbeeld heeft 's zomers meer mensen nodig dan in de winter. En ook een aannemer kan als hij een grote opdracht binnen haalt tijdelijk behoefte hebben aan extra personeel.
Waarom zullen bedrijven voor het aantrekken van extra personeel vaak liever naar een uitzendbureau gaan dan een advertentie plaatsen?

2
In veel steden zijn de supermarkten van maandag tot en met zaterdag van 's morgens 8 uur tot 's avonds 8 uur geopend en ook op zondag kun je boodschappen doen.
Dit kan sinds de wet waarin de verruiming van de winkeltijden is geregeld.

  1. Wat heeft de verruiming van de winkeltijden voor invloed op de vraag naar personeel?
    Leg je antwoord uit.
  2. De verruiming van de winkeltijden heeft gevolgen voor de werktijden van het personeel.
    Welke gevolgen zijn dat?

Stap 5: Vraag naar (on)geschoold werk?

1
In veel bedrijven spelen machines een belangrijke rol bij de productie. Als er meer machines in gebruik worden genomen kan dat invloed hebben op de vraag naar arbeid. De ingebruikname van machines kan zowel invloed hebben de omvang van de vraag naar arbied als op het soort werknemers dat nodig is.

  1. Wat zal de invloed zijn van het in gebruik nemen van extra machines op het aantal werknemers dat nodig is? Leg je antwoord uit.
  2. Wat zal de invloed zijn van het in gebruik nemen van extra machines op het soort werknemers dat nodig is?

2
Werk kun je onderverdelen in geschoold en ongeschoold werk.
Geschoold werk is werk waar je een opleiding of specifieke vakkennis voor nodig hebt.
Werk waarvoor je dat niet nodig hebt, noem je ongeschoold werk.

  1. Geef drie voorbeelden van ongeschoold werk.
  2. Geef drie voorbeelden van geschoold werk.
  3. Is de vraag naar geschoold werk nu groter of kleiner dan de vraag naar geschoold werk 50 jaar geleden? Leg je antwoord uit.

Stap 6: Arbeidsproductiviteit/vraag naar arbeid

In 2012 had papierfabriek GAMMA 600 werknemers in dienst. Iedere werknemer werkte 36 uur per week. Per week werd er in de fabriek in totaal 108.000 kg papier gemaakt en verkocht.
Het gemiddeld aantal kilogram papier dat per werknemer per uur wordt gemaakt, noem je de arbeidsproductiviteit per uur.

  1. Laat met een berekening zien dat in 2012 de arbeidsproductiviteit 5 kg papier bedroeg.

In 2014 nam het bedrijf een nieuwe machine in gebruik. Hierdoor steeg de arbeidsproductiviteit naar 6 kg papier. De totale productie per week bleef 108.000 kg papier. De werkweek bleef 36 uur.

  1. Bereken hoeveel mensen er ontslagen moesten worden.
  2. Wat denk je, zal er ongeschoold of juist geschoold personeel zijn ontslagen?

3. Aanbod van arbeid

Vooraf

In de tabel zie je de gegevens over de vraag naar arbeid en het aanbod van arbeid in Nederland in 2016.

Totale bevolking

17.034.000

Aantal personen van 16-67 jaar

12.768.000

Aantal personen met een baan

  8.403.000

Aantal vacatures

     156.000

Aantal werkzoekenden zonder baan

     538.000

 

Wat denk jij?
Hoe groot is het totale aanbod van arbeid?


Aan het eind van deze opdracht kun je:

  • uitleggen wanneer iemand wel en wanneer iemand niet tot de beroepsbevolking behoort.
  • uitleggen hoe het komt dat de omvang van de beroepsbevolking steeds verandert.
  • uitleggen wat bedoeld wordt met het begrip baanmobiliteit.


Activiteiten

Stap Groepsgrootte Activiteit
Stap 1 Alleen Informatie lezen en vragen beantwoorden over de beroepsbevolking.
Stap 2 Alleen Vragen over de omvang van de beroepsbevolking beantwoorden.
Stap 3 Alleen Vragen over de beroepsbevolking, herintreders en deeltijdwerk beantwoorden.
Stap 4 Alleen Vragen over een krappe arbeidsmarkt beantwoorden.
Stap 5 Alleen Vragen over baanmobiliteit beantwoorden.


Benodigdheden
Voor deze opdracht heb je een rekenmachine nodig.

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 uur nodig.

Stap 1: Beroepsbevolking

Bestudeer uit de Kennisbank het onderdeel 'Het aanbod van arbeid' en beantwoord daarna de vragen.

KB: Het aanbod van arbeid

  1. Kies het juiste antwoord.
    De beroepsbevolking (= aanbod van arbeid) bestaat uit ...
    1. alle mensen tussen de 16 en 67 jaar.
    2. alle mensen tussen de 16 en 67 jaar met een baan.
    3. alle mensen tussen de 16 en 67 jaar die werken of die willen werken.
  2. Behoren de volgende mensen tot de beroepsbevolking?
    Leg je antwoord steeds uit.
    1. Ellie Versteeg, 17 jaar, is op zoek naar een baan van 20 uur per week.
    2. John Versteeg, 15 jaar, bezorgt huis aan huis reclamefolders.
    3. Gerard Versteeg, 45 jaar, heeft een eigen boekwinkel.
    4. Els Versteeg, 47 jaar, is door een ongeluk arbeidsongeschikt.
  3. De gegevens uit de tabel stammen uit 2016.

    Totale bevolking

    17.034.000

    Aantal personen van 16-67 jaar

    12.768.000

    Aantal personen met een baan

      8.403.000

    Aantal vacatures

        156.000

    Aantal werkzoekenden zonder baan

        538.000

Niet iedere Nederlander behoort tot de beroepsgeschikte bevolking.

  1. Maak met behulp van twee voorbeelden duidelijk waarom dat zo is.
  2. Niet iedereen tussen de 16 en 67 behoort tot de beroepsbevolking.
    Geef twee voorbeelden om dit duidelijk te maken.
  3. Gebruik de gegevens over 2016 in de tabel.
    Hoeveel procent van de beroepsgeschikte bevolking behoorde in 2016 tot de beroepsbevolking?

4. Alle personen van 16 tot 67 jaar behoren tot de beroepsgeschikte bevolking.

  1. Waarom zal de onderste leeftijdsgrens 16 jaar zijn?
  2. Er gaan stemmen op om de bovenste grens te koppelen aan de levensverwachting.
    Kun je daar een reden voor bedenken?

Stap 2: Omvang beroepsbevolking

Het aantal mensen dat tot de beroepsbevolking behoort, verandert steeds.
In de Kennisbank heb je een aantal factoren gezien die van invloed zijn op de omvang van de beroepsbevolking.

Beantwoord de volgende vragen.

  1. Het aantal inwoners van Nederland is de laatste 50 jaar toegenomen.
    1. Noem twee mogelijke oorzaken voor de toename van het aantal inwoners van Nederland.
    2. Deze toename van het aantal inwoners heeft invloed op de omvang van de beroepsbevolking.
      Wat kun je zeggen over de omvang van de beroepsbevolking?
  2. Het vmbo heeft 4 leerjaren.
    Stel dat de minister van Onderwijs vindt dat leerlingen één jaar langer naar school moeten.
    Hij stelt voor om de 4 jaar te veranderen in 5 jaar.
    1. Wat zou jij van dat voorstel vinden?
    2. Een verlenging van het vmbo met één leerjaar heeft invloed op de omvang van de beroepsbevolking. Welke invloed? Leg je antwoord uit.

Stap 3: Omvang beroepsbevolking

In de tabel zie je gegevens over de beroepsbevolking in 2014, 2015 en 2016.

 

2014

2015

2016

beroepsbevolking

9.790.000

9.901.000

9.999.000

mannen

5.103.000

5.170.000

5.220.000

vrouwen

4.686.000

4.731.000

4.779.000

 

Gebruik de gegevens in de tabel voor het beantwoorden van de volgende vragen.

  1. Laat met een berekening zien dat de beroepsbevolking tussen 2014 en 2016 met iets meer dan 4,7% toegenomen is.
  2. Laat met een berekening zien dat in 2015 het aandeel vrouwen in de beroepsbevolking ongeveer 47,8% bedroeg.
  3. Bereken het aandeel vrouwen in de beroepsbevolking in 2016.
    Wat valt je op?

Herintreders
Els Eijkman is 46 jaar. Zij is moeder van twee kinderen en getrouwd met Henk Boom.
Na de geboorte van hun eerste kind is Els gestopt met werken. Ze werkte als kapster.
Nu haar kinderen 14 en 16 zijn, wil ze weer aan de slag als kapster.
Ze zoekt een baan voor vier dagen in de week.

  1. Behoort Els tot de beroepsbevolking?
    Leg je antwoord uit.
  2. Els wordt ook wel een 'herintreder' genoemd.
    Wat betekent deze term?
  3. Waarom zijn herintreders vaak vrouwen?
  4. Wat is het effect op de omvang van de beroepsbevolking als er veel herintreders zijn?

Deeltijdwerk
Bekijk de gegevens over de werkzame beroepsbevolking in de tabel.

arbeidsduur per week 2014 2015 2016
meer dan 35 uur 50,2% 47,6% 44,8%
tussen de 20 en 35 uur 38,5% 38,7% 39,2%
minder dan 20 uur 11,3% 14,7% 16,0%


Uit de gegevens in de tabel kun je aflezen dat een steeds groter deel van de beroepsbevolking kiest voor een deeltijdbaan,
in plaats van een volledige baan. Geef hiervoor een mogelijke verklaring.

Stap 4: Krappe arbeidsmarkt

Op sommige deelmarkten van de arbeidsmarkt is het moeilijk om aan geschoold personeel te komen. Door te adverteren met aantrekkelijke salarissen en inkomens in natura, proberen werkgevers personeel aan te trekken.

  1. Als het aanbod van personeel klein is, spreek je dan van een krappe arbeidsmarkt of van een ruime arbeidsmarkt?
  2. Geef een voorbeeld van een deelmarkt van de arbeidsmarkt waarop het op dit moment moeilijk is om aan geschoold personeel te komen.
  3. Geef een voorbeeld van een inkomen in natura waarmee werkgevers kunnen proberen personeel aan te trekken.
  4. Een krappe deelmarkt van de arbeidsmarkt hoeft niet altijd krap te blijven. Leg uit hoe een krappe deelmarkt kan verdwijnen.

Stap 5: Baanmobiliteit

Baanmobiliteit
Het aanbod van arbeid bestaat uit werkzoekenden zonder baan én uit werkzoekenden met een baan.
Geef een voorbeeld van een werkzoekende met een baan.

Het veranderen van baan noem je baanmobiliteit. Een maat voor de baanmobiliteit is het percentage van de werknemers dat in een bepaald jaar van baan verandert.

Bekijk de gegevens in de tabel.

jaar

2005

2007

2009

2011

2013

2015

baanmobiliteit

2,7

3,4

3,0

3,1

2,9

3,8

Bron: SCP oktober 2017

  1. In de tabel zie je dat in 2011 de baanmobiliteit 3,1% was.
    Wat betekent dat?
  2. In tijden van crisis vallen niet alleen meer ontslagen, maar wisselen vooral ook minder werknemers van baan.
    Zie je dat terug in de tabel?

4. Soorten werk

Vooraf

Hieronder zie je vier oproepen waarin personeel wordt gevraagd.

Wat denk jij?
Wat is het verschil tussen de oproepen links en de oproepen rechts?
Bespreek je antwoord met een klasgenoot.

Aan het eind van deze opdracht kun je:

  • uitleggen wat bedoeld wordt met vrijwilligerswerk.
  • twee redenen geven waarom mensen aan vrijwilligerswerk doen.
  • uitleggen wat het verschil is tussen de formele sector en de informele sector.
  • uitleggen wat verstaan wordt onder zwartwerken.
  • zowel een voordeel als een nadeel noemen voor zwartwerken.

Activiteiten

Stap Groepsgrootte Activiteit
Stap 1 Alleen + samen Vragen over vrijwilligerswerk beantwoorden en bespreken met klasgenoot.
Stap 2 Alleen Vragen over vrijwilligerswerk beantwoorden.
Stap 3 Alleen + samen Vragen over de formele en de informele sector beantwoorden en bespreken met klasgenoot.
Stap 4 Alleen + samen Vragen over zwartwerken beantwoorden en bespreken met klasgenoot.
Extra Samen Onderzoek houden naar vrijwilligerswerk bij een vereniging bij jou in de buurt.


Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 uur nodig.

Stap 1: Vrijwilligerswerk

Veel mensen werken buitenshuis zonder dat ze ervoor betaald krijgen.
De verzamelnaam voor onbetaald werk buitenshuis is vrijwilligerswerk.

  1. Linda en Dick Haverkort hebben drie kinderen.
    Linda heeft een betaalde baan als architect.
    Dick werkt in het huishouden.
    1. Het werk dat Linda doet behoort niet tot vrijwilligerswerk.
      Leg uit waarom niet.
    2. Behoort het werk dat Dick doet tot vrijwilligerswerk?
      Leg je antwoord uit.
  1. Er zijn verschillende redenen waarom mensen vrijwilligerswerk doen.
    1. Noem drie voorbeelden van vrijwilligerswerk.
    2. Waarom doen mensen aan vrijwilligerswerk?
      Schrijf twee redenen op.
    3. Doe jij aan vrijwilligerswerk?
      Zo ja, wat voor soort werk doe je?

Bespreek de antwoorden met een klasgenoot.

Stap 2: Vrijwilligerswerk - 2

Johan de Vries is geen voorstander van vrijwilligerswerk. Hij vindt het verkeerd dat er voor werk dat gedaan moet worden niet betaald wordt. Volgens Johan is het ook goed voor de inkomsten en de uitgaven van de overheid als vrijwilligerswerk betaald werk wordt.
Om zijn redenering duidelijk te maken heeft Johan twee schema's gemaakt:

vrijwilligerswerk betaald > ...... > ...... > minder uitgaven overheid

vrijwilligerswerk betaald > ...... > ...... > meer inkomsten overheid

Zoals je ziet zijn de schema's nog niet af. De volgende zinnen moeten nog worden ingevuld.

  1. minder mensen zonder betaald werk
  2. meer mensen met betaald werk
  3. minder mensen met een uitkering
  4. meer mensen betalen belasting

Neem de twee schema's over en vul de zinnen op de juiste plaats in.

Stap 3: Formele en informele sector

Betaald werk waarbij over het inkomen belasting wordt betaald, is werk in de formele sector. Werk in de informele sector is onbetaald werk of werk waarbij over de verdiensten geen belasting wordt betaald. Voorbeelden van werk in de informele sector zijn vrijwilligerswerk, werk in de eigen huishouding en zwart werken.
Zwartwerken is betaald werken zonder belasting te betalen. Zwartwerken is verboden. Als je zwartwerkt, krijgt je geen geld als je ziek wordt. Je krijgt ook geen werkloosheidsuitkering als je ontslagen wordt.

Behoren de volgende werkzaamheden tot de formele sector of tot de informele sector?
Leg je keuze steeds uit.

  1. Eduard is 16 jaar. Hij wast iedere zaterdag voor € 5,- de auto van zijn vader.
  2. Joan is 17 jaar. Ze werkt iedere zaterdag in het magazijn van Albert Heijn.
  3. Mevrouw Helmer is op woensdagochtend leesmoeder op de basisschool van haar dochter.
  4. Meneer Londemans schrijft economieboeken voor het middelbaar onderwijs.

Vergelijk je antwoorden met een klasgenoot. Zijn jullie het steeds met elkaar eens?

Stap 4: Zwartwerken

1
Joschka is na zijn vmbo-opleiding gaan werken in de bouw. Joschka werkt zwart. Volgens zijn baas is dat zowel voor Joschka als voor hem aantrekkelijk.
Na een paar maanden krijgt Joschka een ongeluk op zijn werk. Hij kan zes maanden niet werken.

  1. Waarom is het voor Joschka aantrekkelijk om zwart te werken?
  2. Waarom is het voor de baas van Joschka aantrekkelijk als Joschka zwartwerkt?
  3. Krijgt Joschka een ziekte-uitkering nu hij niet kan werken na zijn ongeluk?

2
Mensen die zwartwerken gebruiken als argument om zwart te werken dat ze te veel belasting moeten betalen. Maar dat ze zoveel belasting moeten betalen, komt voor een deel omdat ze geen belasting betalen. Kun je dat uitleggen?

3
Hieronder zie je een aantal beroepen.

leraar elektricien boer
dominee tegelzetter huisarts
vakkenvuller piloot schoonmaker
voetballer buschauffeur politieagent


Niet ieder beroep leent zich even goed voor zwartwerken. Wat denk jij?
Welke van deze beroepen lenen zich goed voor zwartwerken?

4
Wat vind jij? Met welke opvatting ben je het eens?
- Tegen zwartwerken moet streng worden opgetreden.
- Zwartwerken is wel verboden, maar niet zo erg.
- Zwartwerken moet toegestaan worden.

Bespreek je opvatting met enkele klasgenoten.
Zijn jullie het allemaal met elkaar eens?

 

Extra: Vrijwilligerswerk

Veel verenigingen werken met vrijwilligers.
Houd samen een onderzoekje naar vrijwilligerswerk bij verenigingen.
Kies een vereniging uit bij jullie in de buurt.
Probeer antwoord te krijgen op de volgende vragen.

  • Waarom werken mensen als vrijwilliger bij een vereniging?
  • Waarom werkt een vereniging met vrijwilligers?
  • Hoeveel vrijwilligers werken er bij de vereniging?
  • Hoeveel uur per week werken de vrijwilligers?
  • Wat voor werk doen de vrijwilligers?
  • Hebben de vrijwilligers naast het vrijwilligerswerk nog een andere baan?
  • ......

Verwerk de antwoorden in een kort verhaal.
Plaats een aantal passende afbeeldingen bij het verhaal.

Klaar?
Laat het verhaal lezen aan jullie docent.

Begrippenlijst

Arbeidsmarkt

Aanbod van arbeid
het aantal mensen met een baan en het aantal werkzoekenden.
Ruime arbeidsmarkt
het aanbod van arbeid is groter dan de vraag naar arbeid.
Vraag naar arbeid
het totaal aantal banen: bezette banen plus vacatures.
Krappe (gespannen) arbeidsmarkt
de vraag naar arbeid is groter dan het aanbod van arbeid.
Arbeidsmarkt
vraag naar en aanbod van arbeid.
Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen​ (UWV)
probeert werknemers en werkzoekenden met elkaar in contact te brengen. Het UWV is een niet-commercieel bedrijf; het bedrijf hoeft geen winst te maken.
Deelmarkt
kosten die een ondernemer ook maakt als hij geen goederen of diensten produceert.
Uitzendbureau
probeert mensen die werk zoeken in contact te brengen met bedrijven die personeel zoeken. Een uitzendbureau is wel commercieel.
Werkgelegenheid
de totale vraag naar arbeid.
Vrijwilligerswerk
onbetaald werk buitenshuis.
Beroepsgeschikte bevolking
alle personen tussen de 16 en 67 jaar.
Formele sector
werk waarbij over het inkomen belasting wordt betaald.
Beroepsbevolking
alle personen tussen de 16 en 67 jaar die minstens 12 uur per week willen en kunnen werken.
Informele sector
onbetaald werk of werk waarbij over het inkomen geen belasting wordt betaald.
Baanmobiliteit
de producten die een ondernemer verkoopt.
Zwartwerken
betaald werken zonder belasting te betalen.

 

Diagnostische toets

Arbeidsmarkt

Het thema 'Arbeidsmarkt' sluit je af met een diagnostische toets.

De toets bestaat uit een aantal meerkeuzevragen.
Aan de eind van de toets zie je je score.
Bij een score van meer dan 80% heb je een voldoende.
Aan het eind van je toets kun je van de vragen die je fout had, zien wat het goede antwoord was.

Succes.

Examentraining

vmbo-kgt34

Examenvragen
Op deze pagina vind je een aantal examenvragen uit examens van vorige jaren.
De vragen sluiten zo goed mogelijk aan bij dit thema.

Op deze pagina vind je binnenkort examenvragen van ExamenKracht om mee te oefenen.

 

 

 

Wil je meer oefenen en met recentere examens?
Ga dan naar ExamenKracht.

  • Het arrangement Thema 11: Arbeidsmarkt is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Larry Kerkhofs Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    2025-01-22 16:46:27
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Het thema 'Arbeidsmarkt' is ontwikkeld door auteurs en medewerkers van StudioVO.

    Fair Use
    In de Stercollecties van StudioVO wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet. Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use. Meer informatie: Fair use

    Mocht u vragen/opmerkingen hebben, neem dan contact op via de helpdesk VO-content.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Leerniveau
    VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 4;
    Leerinhoud en doelen
    Arbeid, productie en bedrijfsleven; Economie;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    11 uur en 25 minuten
    Trefwoorden
    arrangeerbaar, leerlijn, rearrangeerbare

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content Economie. (2020).

    Thema: Arbeidsmarkt - vmbo-kgt34

    https://maken.wikiwijs.nl/73796/Thema__Arbeidsmarkt___vmbo_kgt34

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    Arbeidsmarkt

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Versie 2.1 (NL)

    Versie 3.0 bèta

    Meer informatie voor ontwikkelaars

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.