Je hebt zojuist geoefend met het herkennen van referenties. Vanaf dit punt in de cursus gaat het over het zelf maken ervan.
Benodigde elementen
Het spreekt vanzelf dat je bij het vermelden van een boek in een literatuurlijst in ieder geval de volgende elementen noteert:
Daarnaast is de gewoonte om ook de uitgever, jaar en plaats van uitgave te vermelden. Als het gaat om een vertaling, verdient ook de naam van de vertaler een plek, en wanneer het als deel van een serie is verschenen, moet de serietitel genoteerd worden.
Misschien vind jij zelf andere zaken vermeldenswaard, zoals de woonplaats van de auteur, maar die hoort in een bronvermelding niet thuis. Wat er wel in thuishoort ligt vast in bibliografische conventies.
Zo vermelden we bijvoorbeeld
bij een |
altijd ook o.a. |
tijdschriftartikel |
tijdschrifttitel, jaargang, paginanummers |
digitaal tijdschriftartikel |
DOI (digital object identifier) |
hoofdstuk uit boek |
auteurs of editors van het boek, paginanummers |
krantenartikel |
datum |
radioprogramma |
zender en uitzenddatum |
film |
regisseur |
ongepubliceerde brief |
geadresseerde |
nieuw ontdekte prent |
vindplaats, techniek |
typoscript van een auteur |
vindplaats |
Niet alleen de elementen liggen per soort bron vast, ook de vorm, de volgorde en de interpunctie is gereguleerd in de vorm van citeerstijlen ofwel bibliografische stijlen (styles). Je kiest dus niet zelf welke elementen je vet maakt of onderstreept, en of je voornamen of alleen initialen van een auteur vermeldt. In een stijlboek (style guide of style manual) wordt dit voorgeschreven.
Stijlen zijn vaak specifiek voor een bepaald vakgebied of academisch tijdschrift. Enkele veelgebruikte stijlen zijn APA, Harvard, Chicago en MLA. Informeer zonodig bij jouw opleiding, of je voor jouw paper of scriptie een specifieke stijl moet gebruiken en zo ja: welke.
Door een stijl toe te passen kun je op een correcte en consequente manier naar bronnen verwijzen.
Niet alleen de precieze volgorde en vorm van referenties in een literatuurlijst wordt gereguleerd via de stijl. Ook de manier waarop je in jouw tekst via een
- letterlijk citaat
- samenvatting
- parafrase
of anderszins verwijst naar een bron, ligt vast.
Sommige stijlen dicteren dat je aan het eind van een zin tussen haakjes verwijst naar een auteur en pagina, of naar een auteur, jaar van uitgave en pagina. Voorbeelden hiervan zijn APA en Harvard. Als je bij één zin naar meerdere bronnen wilt verwijzen, kan dat. Let wel op dat de sluithaak vóór de interpunctie komt (zoals punt of komma).
Andere stijlen schrijven voor dat je een voetnoot creëert en daarin auteur en pagina, of auteur, jaar van uitgave en pagina vermeldt. De voetnoten komen in een doorlopende numerieke volgorde onderaan de betreffende pagina. Dit geldt bv. in de Chicago-stijl (16e editie).
Sommige stijlen willen dat je een eindnoot creëert met de gegevens over de bron en de precieze plaats daarbinnen. De genummerde voetnoten worden helemaal aan het eind van de tekst geplaatst.
Als je in je tekst vaker naar dezelfde bron verwijst, moet je telkens een nieuwe verwijzing tussen haakjes of via een eind- of voetnoot aanmaken. Als je verwijst naar een andere pagina in hetzelfde werk dat in je vorige noot werd aangehaald, kan je in sommige stijlen volstaan met ibidem, afgekort ibid. gevolgd door de pagina waarnaar je verwijst.
De volledige vermelding van een bron waarnaar je (tussen haakjes, of via een eindnoot of voetnoot) hebt verwezen, plaats je in de literatuurlijst (andere benamingen: bibliografie, cited works); in de regel op alfabetische volgorde van auteur.
In de literatuurlijst komt elke bron maar 1 keer voor:
References
Bender Sebring, Allensworth, Bryk, Easton & Luppescu (2006). The essential supports for school improvement. Chicago: Consortium on Chicago School Research.
Hargreaves & Fullan (2012). Professional capital. Transforming teaching in every school. Toronto: teachers College Press.
Kambel, E. (2013). Sirius Peer review Norway, 14 and 15 November 2013. Barcelona: Sirius.
Lomos, C., Hofman, R. & Bosker, R. J. (2011). Professional community and student achievement –a meta-‐analysis. School Effectiveness and School Improvement,22(2), 121-‐148.
Muijs, S. Harris, A. Chapman, C., Stoll, L. & Russ, J. (2004). Improving schools in socioeconomically disadvantaged areas – A review of research evidence. School effectiveness and school improvement: An international Journal of research, policy and practice, 15(2), 149-‐175.
Payne, C.M. (2008). So much reform, so little change. The persistence of failure in urban schools. Cambridge: Harvard Education Press.
Severiens, S. & Tudjman, T. (2013). Professional capital in schools as regards education for migrant children. An exploration of policies in the Sirius network countries. Barcelona: Kit-book.
Severiens, S., Wolff, R. & Herpen, S. van (2014). Teaching for diversity. European Journal of Teacher Education.
doi 10.1080/02619768.2013.845166.
Tudjman, T. (2012). Sirius Peer review Zagreb, 10 and 11 October 2012. Barcelona: Sirius.
Tudjman, T. (2013a). Equal educational opportunities policy in educational practice. Creating optimal learning and development chances for pupils with a migrant background in Antwerp 22 and 23 January 2013. A peer review report. Barcelona: Sirius.
Tudjman, T. (2013b) Policy makers meeting Rotterdam, 11th of December 2012. Policies in the Sirius countries on professional capacity building with a focus on improving the educational position of migrant children. Barcelona: Sirius.