MZA 1920B Ademhaling

MZA 1920B Ademhaling

Inleiding

Welkom op deze Wikiwijs over het ademhalingsstelsel (respiratie).

Voor de opleiding Leraar Gezondheidszorg en Welzijn van de HAN in Nijmegen is het maken van een Wikiwijs een belangrijk product. Het doel is aanbieden van de lesstof die aangeleerd moet worden voor de landelijke kennisbasistoets. Dit op een innoverende wijze zoals dit leerarrangement.

De onderwerpen zoals anatomie, fysiologie en pathologie komen in deze Wikiwijs aan bod.

Het arrangement bevat de lesstof over het ademhalingsstelsel en kan zelfstandig worden doorgenomen ter voorbereiding van het tentamen 'gezondheid en ziekte' van de module MZA. Om hier gebruik van te kunnen maken heb je accounts van verschillende digitale didactische tools nodig. Het handigste is om nu, voordat je begint met het doorwerken van de wiki, deze accounts aan te maken. We hebben gebruik gemaakt van de volgende tools:

- Quizlet (www.quizlet.com)

- Wrts (www.wrts.nl)

- Nearpod (www.nearpod.com)

 

Heel veel studieplezier,

Rob, Sanne en Alexandra

1 Anatomie

Bij de menselijke anatomie worden de organen en orgaansystemen van het menselijk lichaam bestudeerd. Ons lichaam bestaat uit systemen die uit organen worden samengesteld. Deze organen bestaan weer uit weefsels die op hun beurt zijn samengesteld uit cellen.

In deze wiki wordt ingegaan op het ademhalingssysteem.

Anatomie van het ademhalingsstelsel

'Een zucht geeft geen lucht aan een hart vol smart!'

Wanneer je ademhaalt volgt de lucht altijd een vaste route naar de plek waar de gaswisseling plaatsvindt. De zuurstofrijke (O2) lucht komt als eerste in de neusholte (cavitatis nasi) en de mondholte (cavitatis) terecht. Vervolgens gaat de route verder via het strottenhoofd (larynx) naar de luchtpijp (trachea). Deze vertakt zich na ongeveer 12 cm in twee luchtpijpvertakkingen (bronchiën) richting de longen (pulmonis). In de longen vertakken de bronchiën zich steeds verder. Uiteindelijk eindigen de bronchiën in de longblaasjes (alveoli). In de longblaasjes (alveoli) vindt de gaswisseling plaats. Zuurstof (O2) wordt opgenomen in het bloed en koolstofdioxide (CO2) wordt afgegeven vanuit het bloed aan de lucht in de longblaasjes (alveoli). Vervolgens gaat de lucht via dezelfde weg weer naar buiten.

Het zuurstof (O2) rijke bloed gaat naar het hart om van daaruit het hart en de rest van het lichaam van zuurstof (O2) te voorzien.

 

Bij de verdere pagina's van dit hoofdstuk (anatomie) worden de verschillende onderdelen verder uitgewerkt.

 

In onderstaande animatie (even op de link klikken) zie je hoe de lucht door het ademhalingsstelsel verplaatst.

Animatie in- en uitademing

Voorkennis anatomie ademhalingsstelsel

Weefsels van het ademhalingsstelsel

Alle systemen en organen in ons lichaam zijn opgebouwd uit weefsels. Dit is een samenhangend geheel van gelijksoortige cellen. In een orgaan zitten verschillende weefsels, maar in de regel domineert één weefsel in een orgaan. Het orgaan is een van de omgeving afgegrensd geheel met een bepaalde functie.

Wanneer een orgaan een bepaalde prikkel binnen krijgt is de reactie van de cellen in een orgaan afhankelijk van de eigenschappen van de cellen in het orgaan. Wat de aard van de prikkel ook is, de cel zal altijd vanuit zijn eigen eigenschappen reageren.

 

Er worden verschillende weefsels onderscheiden:

  • Dekweefsel,
    • Bekleding van uitwendige oppervlakken
      • beschutting,
      • afsluiting,
      • opnemen van prikkels uit de buitenwereld
    • Bekleding van inwendige oppervlakken
      • opneming van stoffen
      • afgifte aan de buitenwereld
      • deze cellen zijn belangrijk in ons ademhalingsstelsel om de gaswisseling plaats te laten vinden.
  • Steunweefsel,
  • Spierweefsel,
  • Zenuwweefsel.

De bouw van het ademhalingsstelsel

De bouw van het ademhalingsstelsel

Het lichaam heeft zuurstof (O2) nodig om te kunnen functioneren. De luchtwegen zijn de verbinding tussen de buitenlucht en het longweefsel, waar de gaswisseling plaatsvindt.

Het ademhalingsstelsel bestaat uit de bovenste en onderste luchtwegen.

Bovenste luchtwegen:

  • Mondholte (cavum oris)
  • Neusholte (cavum nasi)
  • Keelholte (pharynx)
  • Strottenhoofd (larynx)

Onderste luchtwegen:

  • Luchtpijp (trachea)
  • Luchtpijpvertakkingen (bronchiën)
  • Longbuisjes (bronchiolen)
  • Longblaasjes (alveolen)

 

1.1 Mondholte (cavum oris)

In- en uitademen kan via de mondholte om zo grote hoeveelheden lucht ineens in of uit te ademen. Deze lucht wordt niet zo goed voorbewerkt als via de neusademhaling. Voorverwarmen, zuiveren, bevochtigen en keuren gebeurd niet via de mond.

Bij uitademen via de mond kan  worden gesproken en kunnen klanken worden gevormd, omdat de stembanden dan in trilling worden gebracht. De huig achterin de mondholte sluit de neusholte af bij slikken. Hierdoor wordt voorkomen dat voeding in de neus belandt.

1.2 Neusholte (cavitatis nasi)

Neusholte
Neusholte

Ons reukorgaan vinden we in het midden van je gezicht en is opgebouwd uit 2 delen.

1. Uitwendige neus

In de neusholte vinden we verschillende onderdelen, namelijk het neusbeen, neuskraakbeen, neusvleugels en het neustussenschot. De uitwendige neus is bedekt met huid. In deze huid vinden we talgklieren die talg en huidsmeer produceren.

2. Neusholte

De neusholte bestaat uit 2 ruimten die worden gescheiden door het neustussenschot. De binnenkant van de neusholte is bekleed met slijmvliezen. In deze slijmvliezen zitten de bloedvaten en reukzenuwen.

De slijmvliezen zijn ook weer te verdelen in 2 delen: ademhalingsgedeelte en reukgedeelte.

2.1 Het ademhalingsgedeelte van de neusholte is het grootste deel van de neus. In het neusslijmvlies vinden we de lange trilharen die alles wat erop terecht komt vervoeren naar de keelholte. Denk hierbij aan slijm en deeltjes uit de lucht. Hierdoor worden giftige stofdeeltjes in principe al opgeruimd voordat je er last van krijgt.

2.2 Het reukgedeelte vinden we in het bovenste deel van de neusholte. In het slijmvlies zitten reukreceptoren. Deze staan in contact met de hersenen en geven informatie over de geuren door. Hierdoor kan er snel gereageerd worden op eventueel gevaar.

Vanwege de filterende werking van het neusslijmvlies en de reukreceptoren in de neus heeft het de voorkeur om door de neus adem te halen. Deze voordelen zijn er niet wanneer alleen maar via de mond adem wordt gehaald.

Bron: https://www.gezondheidsplein.nl/menselijk-lichaam/neus/item45079

 

Opdracht

Quizlet Anatomie van de neus
Match de juiste woorden met elkaar! Laat de woorden verdwijnen en speel het veld leeg...... Let's go memory!!

1.3 Keelholte (pharynx)

In het verlengde van de neus- (cavum nasi) en mondholte (cavum oris) bevindt zich de keelholte (pharynx). In de keelholte (pharynx) kruist de baan van het voedsel en de baan van de lucht. De keelholte (pharynx) bestaat uit de mond-keelholte en de neus-keelholte.

De neus-keelholte bevindt zich in het verlengde van de neusholte (cavum nasi) en staat in verbinding met het middenoor, via de buis van Eustachius. De wanden van de buis van Eustachius zijn slap en liggen tegen elkaar. Bij slikken of gapen gaat de buis een beetje open, waardoor lucht wordt aan- of afgevoerd. De luchtdruk aan beide kanten van het trommelvlies blijft zo gelijk.

1.4 Strottenhoofd (larynx)

Het strottenhoofd (larynx) vormt de ingang naar de luchtpijp en is opgebouwd uit kraakbeen, spierweefsel en slijmvlies. Ook vinden we hier de stembanden. Het strottenhoofd (larynx) voorkomt dat voedsel in de luchtpijp terecht komt en zorgt ervoor dat geluid kunnen produceren.

Het kraakbeen in het strottenhoofd (larynx) bestaat uit verschillende onderdelen. Helemaal bovenin bevindt zich het schildkraakbeen (cartilago thyreoides). Daaronder vinden we de kraakbeenringen (cricoïd), de verbinding van het strottenhoofd met de luchtpijp. Deze ringen zorgen ervoor dat de luchtpijp netjes open blijft. Deze ringen zijn aan de achterzijde (dorsaal) open, zodat de slokdarm meer rekmogelijkheid heeft. Het strotklepje (epiglottis) is een klep die de luchtpijp automatisch afsluit wanneer er wordt geslikt. Hierdoor kan er geen voedsel of vloeistof in de luchtpijp terecht komen. De kraanbekerbeentjes (cartilagines arytaenoides) zijn stukjes kraakbeen die de stembanden ondersteunen.

Bron : https://www.lumc.nl/patientenzorg/praktisch/patientenfolders/laryngectomie

Opdracht

Quizlet Anatomie van het strottenhoofd
Zet de juiste naam op de juiste plek in het plaatje. Eerst op de naam / tekst klikken en dan op de juiste plek in het plaatje.

1.5 Luchtpijp (trachea)

Als het goed is heb je voordat je begon met het doorwerken van deze Wiki een account aangemaakt bij Nearpod. Dit account ga je nu gebruiken om de theorie over de luchtpijp door te werken.

Als je op de link klikt kom je in een 'nearpod' over de luchtpijp (trachea).

Hierin bekijk je een filmpje over de luchtpijp en een animatie over het ademhalingsstelsel. De uitleg over de anatomie van de luchtpijp volgt dan in een dia. Tot slot volt nog een kleine opdracht.

Luchtpijp
Nearpod over de anatomie van de luchtpijp.

1.6 Luchtpijpvertakkingen (bronchiën)

Na ongeveer 12 cm vertakt de luchtpijp (trachea) zich in de twee luchtpijpvertakkingen: bronchiën. Via de bronchiën komt de lucht in de beiden longen, waar de bronchiën zich weer verder blijven vertakken. In elke long vertakken de bronchiën zich 5 keer. Vervolgens splitsen ze zich nog 19 keer af (10x rechts / 9x links). In de linkerlong bevinden zich minder vertakkingen, omdat de linkerlong kleiner is. Deze linkerlong is kleiner vanwege de plek die het hart inneemt. Aan het einde van de bronchiën liggen de longblaasjes (alveoli) waar de uiteindelijke gasuitwisseling plaatsvindt.

De binnenkant van de bronchiën is bekleed met slijmvlies en kleine kraakbeenringen. In het slijmvlies zitten ook weer trilhaartjes om stofdeeltjes uit de lucht te filteren en af te voeren. Net als de luchtpijp blijven de bronchiën door de kraakbeenringen open staan.

Het gladde spierweefsel zorgt voor de ontspanning van de bronchiën bij inademing en uitstrekken bij uitademing.

Bron: https://www.longfonds.nl/over-longen/gezonde-longen/bronchi%C3%ABn

Hoe werken de bronchiën?

1.7 Longen (pulmonis)

Op onze route door het ademhalingsstelsel heeft de lucht al een aardige weg afgelegd voordat het in de longen (pulmonis) beland. In feite lijken de longen op omgekeerde bomen met de luchtpijp als stam van de boom, de bronchiën als de takken en de longblaasjes (alveoli) als bladeren.

De longen (pulmonis) bevinden zich in de borstkas en worden omringd (beschermd) door de ribben. Het menselijk lichaam bezit twee longen (linker- en rechterlong).

Tussen de borstwand en de longen bevinden zich twee longvliezen (pleurabladen), waarmee de longen in feite vast zitten aan de borstkas. Wanneer de borstkas uitzet bij inademen, worden de longen automatisch meegetrokken en zetten dus ook uit. Hierdoor kan de lucht ongehinderd de longen instromen.

Tussen de longvliezen zit een soort 'glijmiddel'. De vliezen kunnen hierdoor over elkaar bewegen, zonder te beschadigen. Eén van de longvliezen zit vast aan het orgaan (visceral pleura) en het andere vlies zit vast tegen de wand (parietal pleura). Tussen de vliezen zit een holte (pleuraholte). Deze holte is vacuüm. Als de borstkas uitzet, gaat het parietal pleura mee. Door het vacuüm wordt het volgende vlies (visceral pleura) meegetrokken en zet de long automatisch mee uit. Er blijft altijd een restje lucht in de longen (residuaal volume). Hierdoor hoeft er minder kracht uitgeoefend te worden wanneer de longen weer gevuld worden. Aan de onderkant van de longen bevindt zich het middenrif (diafragma). Door het samentrekken en ontspannen van het diafragma kunnen de longen uitzetten en krimpen waardoor de ademhaling ontstaat.

Bron: https://www.gezondheidsplein.nl/menselijk-lichaam/longen/item45076

1.8 Longblaasjes (alveoli)

Alveoli
Alveoli

Longblaasjes (alveoli) zijn een belangrijk onderdeel van het ademhalingsstelsel. De functie van de longblaasjes (alveoli) is de uitwisseling van zuurstof- (O2) en koolstofdioxidemoleculen (CO2) naar en uit de bloedsomloop. Het zijn kleine, ballonvormige luchtzakjes aan het einde van de luchtpijpvertakkingen (bronchiën) en liggen in groepen geclusterd door de hele longen (pulmonis).

1.8.1 Structuur van de longblaasjes (alveoli)

Structuur

De longblaasjes (alveoli) zijn kleine, ballonvormige structuren en zijn de kleinste doorgangen in het ademhalingsstelsel. De wand van de longblaasjes (alveoli) is maar één cel dik, waardoor de doorgang van de zuurstof- (O2) en koolstofdioxidemoleculen (CO2) relatief gemakkelijk tussen de longblaasjes (alveoli) en de haarvaten (capillairen) mogelijk is. In 1 mm3 longweefsel bevinden zich ongeveer 170 longblaasjes (alveoli). Per persoon kan het aantal longblaasjes (alveoli) best verschillen, maar iedereen heeft milioenen longblaasjes (alveoli) in de longen. Alles bij elkaar omvatten de longblaasjes (alveoli) ruwweg 70 m2.

 

Cellen van de longblaasjes (alveoli)

  1. Type I pneumocyten. Deze cellen zijn verantwoordelijk voor de uitwisseling van zuurstof (O2) en koolstofdioxide (CO2).
  2. Type II pneumocyten. Deze cellen hebben twee belangrijke functies. Ze zijn verantworodelijk voor de reparatie van beschadigingen en scheidt oppervlakteactive stof (surfactant) af.

Ook zijn er in de longblaasjes (alveoli) vele immune cellen, de alveolaire macrofagen. Deze macrofagen zijn in basis de 'afvalwagens' van het immuunsysteem en fagocyteren ('eten') afvalstoffen die ze tegenkomen. Ze zijn verantwoordelijk voor het opruimen van deeltjes (die niet door de trilhaartjes en het slijmvlies van het bovenste deel van het ademhalingsstelsel zijn afgevoerd), dode cellen en bacteriën.

1.8.2 Functie van de longblaasjes (alveoli)

De longblaasjes (alveoli) zijn het eindpunt van het ademhalingsstelsel. Ze zijn bekleed met een vloeistoflaag die bekend staat als oppervlakteactieve stof (surfactant). Deze stof wordt door de longblaasjes afgescheiden en zorgt ervoor dat het longweefsel elastisch blijft. Door deze oppervlakteactieve stof (surfuctant) houden de longblaasjes (alveoli) hun vorm van ‘ballon’. Doordat de longblaasjes (alveoli) ‘open’ blijven in de ballonvorm kan er meer zuurstof (O2) en koolstofdioxide (CO2) worden uitgewisseld.

Filmpje samenvatting anatomie

Samenvatting anatomie (bron: youtube.com / Juf Daniëlle)

Opdracht

Door op de link te klikken kom je bij een wrts om de onderdelen van het ademhalingsstelsel te oefenen. Het gaat om de Nederlandse en de Latijnse namen.

 

Dit is een zeer uitgebreide lijst. In deze lijst staan meer woorden dan in de kennisbasis en in de wiki, maar dat is om ervoor te zorgen dat je van alle termen wel een keer hebt zien langskomen.

 

Om bij de lijst te komen moet je inloggen bij WRTS.

http://leren.wrts.nl/s-heijboer

2 Fysiologie

De cellen in je lichaam hebben voor de verbranding van voedingsstoffen zuurstof (O2) nodig.

De longen zorgen ervoor dat zuurstof (O2) opgenomen wordt in het bloed en dat kooldioxide afgegeven wordt aan de lucht. Dit gebeurt via het proces van cellulaire gaswisseling.

Om dit proces op gang te houden is er sprake van een drie-eenheid:

1.de adembewegingen;

2.de longblaasjes (alveoli);

3.de longcapaciteit.

Daarnaast zijn er nog vele andere factoren die eveneens een belangrijke rol spelen.

 

Bron: https://biologielessen.nl

2.1 De adembewegingen

Bron: samsara.nl - De Ademhaling
Bron: samsara.nl - De Ademhaling

2.1.1 Inademen

De adembewegingen vormen een van de hoofdrolspelers in de fysiologie van de ademhaling. De vergroting of verruiming van de borstkas (of longinhoud) gebeurt door de ademhalingsspieren. De belangrijkste spier in dat proces is het middenrif of diafragma. Een kenmerk is dat het diafragma tijdens de inademing samentrekt en naar beneden beweegt, ofwel minder bol of koepelvormig wordt. Daaruit volgt dat de borstkas groter wordt en de buikholte kleiner.

Daarnaast worden de ribben met behulp van de tussenribspieren opgerekt. De borstkas zet dus uit. De longen volgen deze expansie, waarbij de longblaasjes zich verwijden en de luchtpijp lucht aanzuigt. De inademing is dus een actief proces.

Bij de inademing:

•          vergroot de borstkas

•          wordt het middenrif afgeplat

•          trekken de tussenribspieren samen

•          wordt er spierkracht gebruikt

 

Bron: https://www.infonu.nl

2.1.2 Uitademen

De uitademing heeft een passief karakter. Zodra het middenrif (diafragma) tijdens de uitademing verslapt, zal de veerkracht van de buikholte – in combinatie met de veerkracht van de uitgerekte longen – ervoor zorgen dat de borstholte weer verkleint en de buikholte verruimt.

Toch kan de uitademing ook actief zijn. Dat gebeurt bijvoorbeeld bij blazen. De spieren van de buikwand trekken dan samen met als gevolg dat de buikholte kleiner en het middenrif omhoog wordt gedrukt. Hetzelfde gebeurt bij persen, waarbij de buikspieren eveneens worden aangespannen.

Bij de uitademing:

- vallen de longen samen

- zakt de borstkas terug in zijn oorspronkelijk positie door de zwaartekracht

- ontspant het middenrif (diafragma) en komt in de oorspronkelijke koepelvorm te staan

 

Bron: https://www.infonu.nl

2.1.3 Tussenribspieren

De tussenribspieren nemen een bijzondere plaats in betreffende de inademing. Daarbij is er een verschil tussen de voorste en achterste tussenribspieren. Bij de samentrekking van de achterste tussenribspieren, dus tijdens de inademing, worden de ribben naar voren en naar boven getrokken. De borstkas verruimt dan, de longinhoud vergroot. Tijdens de uitademing verslappen de bovengenoemde spieren en zorgen ze ervoor dankzij de scharnierende ribkraakbeenderen dat de borstkas terugveert. De voorste tussenribspieren, in combinatie met bepaalde rugspieren, trekken samen tijdens het uitademingsproces, waarbij de ribben zakken. De uitgerekte longen krimpen weer ineen dankzij hun eigen veerkracht.

 

Bron: https://www.infonu.nl

Bron: biologielessen.nl - Tussenribspieren
Bron: biologielessen.nl - Tussenribspieren

Opdracht

2.1.4 Buik- en borstademhaling

De buikademhaling noemen we abdominale ademhaling, de borstademhaling de costale ademhaling. Als een mens de borstademhaling combineert met de buikademhaling noemen we dit de costa-abdominale ademhaling.

Als iemand pijn heeft in zijn buikstreek is hij geneigt costaal te ademen.

Bron: biologielessen.nl - De in- en uitademing
Bron: biologielessen.nl - De in- en uitademing

2.1.5 Ademhalingscentrum

Ademen is een semi-autonoom proces. Dat autonoom betekent dat de ademhaling zichzelf regelt: we hoeven er niet op te letten. En het is semi-autonoom omdat we de ademhaling daarnaast ook bewust kunnen beïnvloeden (we kunnen bewust diep en snel gaan ademen, of de ademhaling een tijdje stoppen).

De ademhaling wordt gereguleerd door het ademhalingscentrum in de hersenstam. De werking van dit centrum is redelijk complex, maar dit is wat er ongeveer gebeurt:

Het ademhalingscentrum houdt de zuurgraad, de concentratie zuurstof (O2) en de concentratie koolzuurgas (CO2) van het bloed nauwlettend in de gaten. Daarvoor maakt het gebruik van sensoren (chemoreceptoren) die het langsstromende bloed meten. Een belangrijke sensor zit in de halsslagader die bloed naar het hoofd toebrengt.

Bron: chronische-hyperventilatie..nl - Het ademhalingscentrum
Bron: chronische-hyperventilatie..nl - Het ademhalingscentrum

Op basis van deze informatie regelt het centrum de ademhaling. De concentratie CO2 is daarbij het belangrijkste omdat deze voortdurend wisselt, veel sneller dan de zuurgraad van het bloed of de concentratie concentratie O2 in het bloed.

Het ademhalingscentrum probeert de hoeveelheid CO2 in het bloed constant houden.

Van het ademhalingscentrum lopen zenuwen naar de ademhalingsspieren (zoals het middenrif). Het ademhalingscentrum kan het ademhalingstempo veranderen (als we sporten gaan we bijvoorbeeld vanzelf sneller ademen) of de diepte van de ademhaling veranderen (vaak gaan we bij sporten ook dieper ademen).

Door meer of minder te ademen wordt de ademhaling voortdurend aangepast bij wat we doen en wordt de hoeveelheid CO2 in het bloed zo constant mogelijk gehouden.

 

Bron: https://buteyko-instituut.nl/

Opdracht A

Opdracht B

Door op de onderstaande link te klikken kom je in Quizlet: een oefening betreffende adembewegingen

Quizlet Adembewegingen

2.2 De longblaasjes (alveoli)

Bron: butyko-instituut.nl - De Longblaasjes
Bron: butyko-instituut.nl - De Longblaasjes

2.2.1 Luchtwegen

Alle ademhalingsorganen zijn van elkaar afhankelijk en beïnvloeden elkaar, vergelijkbaar met een machine (het lichaam) waarvan ook de kleinste onderdelen een functie hebben en noodzakelijk zijn om de machine vlekkeloos te laten functioneren. De neus is daarvan een voorbeeld

De neusholte is het startpunt van het ademhalingscentrum. Hier komt de lucht naar binnen. De neusholte bestaat uit een aantal gangen. De lucht wordt er verwarmd en gezuiverd door de vele haartjes in de neusholte. De lucht komt hier ook langs het reukzintuig en wordt gekeurd. De lucht wordt bij de mondademhaling niet verwarmd of gezuiverd.

Achter de neusgaten komt de lucht via de achterste neusopeningen in de neuskeelholte terecht, passeert de stemspleet en stroomt de van kraakbeenringen voorziene luchtpijp (trachea) in. De luchtpijp splitst zich bij de bifurcatio in twee hoofdbronchiën, die zich vervolgens vertakken in steeds kleinere 'luchtbuisjes'. De kleinste vertakkingen noemt men bronchioli, die overgaan in longtrechtertjes en uiteindelijk in longblaasjes (alveoli).

 

Bron: https://www.infonu.nl

2.2.2 Diffusie

Elk longblaasje, waarvan elke long er gemiddeld ruim 150 miljoen heeft, is zeer nauw omsponnen met de zogeheten haarvaatjes (capillair netwerk). Deze haarvaatjes zijn halfdoorlaatbaar (semipermeabel) waardoorheen gassen kunnen diffunderen. Diffunderen betekent dat deeltjes zich mengen en zich verplaatsen van een gebied met een hogere naar een gebied met een lagere concentratie deeltjes. Het totale oppervlak van de longblaasjes (respiratieoppervlak) is dankzij de talloze vertakkingen ongeveer 70 tot 80 m2. Om daar een indruk van te geven: het oppervlak van de huid is ongeveer 1,5 m².

Door middel van diffusie vindt de gaswisseling plaats; de overdracht van zowel zuurstof uit de lucht (zuurstofrijk) naar het bloed (zuurstofarm) als de overdracht van kooldioxide in het bloed (CO2-rijk) naar de lucht (CO2-arm) in de longen.

 

Bron: https://www.infonu.nl

Bron: biologielessen.nl - Difussie
Bron: biologielessen.nl - Difussie
Bron: biologielessen.nl - Difussie in de longen
Bron: biologielessen.nl - Difussie in de longen

Opdracht

2.3 De longcapaciteit

Bron: gamma.nl - De longcapaciteit
Bron: gamma.nl - De longcapaciteit

2.3.1 Ademcapaciteit

Een volwassene ventileert per ademteug 300-500 ml lucht tijdens een rustige ademhaling. Uiteraard verandert deze waarde gedurende inspanning. Er wordt dan dieper in- en uitgeademd. De vitale capaciteit van de longen wil zeggen de hoeveelheid lucht die bij een maximale in- en uitademing verplaatst wordt.

Met behulp van een spirometer meet men het longvolume. Hierdoor krijgt de arts een beter beeld van de longfunctie en in hoeverre die afwijkt van de normale waarden. Voorbeelden van afwijkingen zijn bijvoorbeeld professionele sporters die gemiddeld een groter longvolume hebben en bij ziekten waaronder longemfyseem waarbij de longinhoud beperkter is.

Bron: nl.wikihow.com - De ademcapaciteit
Bron: nl.wikihow.com - De ademcapaciteit

De longvolume is onder te verdelen in het ademvolume (AV), de vitale capaciteit (VC), het inspiratoir reservevolume (IRV), het expiratoir reservevolume (ERV), het residuaal volume (RV) en de totale longcapaciteit (TLC).

Ademvolume (AV)

Bij een rustige ademhaling is het ademvolume ofwel de longventilatie 300-500 ml. Dit is het ademvolume van een gezond persoon in rust. Bij longziekten, of aandoeningen waarbij de longen zijn aangedaan, schommelen deze waarden sterk. De ademfrequentie wijst op het aantal keren dat er per minuut geademd wordt. Normaliter is dat ongeveer 12-15 keer. Samen vormen ze het ademminuutvolume (AMV), ofwel de hoeveelheid lucht die in rust per minuut geventileerd wordt. Dit is ongeveer 7 tot 7,5 liter.

 

Bron: https://www.infonu.nl

2.3.2 Inspiratoir reservevolume (IRV), expiratoir reservevolume (ERV) en totale longcapaciteit (TLC)

Inspiratoir reservevolume (IRV)

Uiteraard is het mogelijk om dieper in en uit te ademen. Bij een maximale inademing wordt het inspiratoir reservevolume (IRV) aangesproken. Het IRV is 2500-3000 ml. Het is de lucht die maximaal ingeademd kan worden en die men extra inademt na een normaal ademvolume (AV).

Expiratoir reservevolume (ERV)

Het expiratoir reservevolume (ERV) wil zeggen de lucht die maximaal verplaatst wordt tijdens een geforceerde uitademing. Dit is ongeveer 1500 ml. Ook deze hoeveelheid staat los van de normale hoeveelheid lucht die verplaatst wordt bij een normaal ademvolume (AV).

 

Bron: https://www.infonu.nl

Bron: nl.wikihow.com - De uitademing
Bron: nl.wikihow.com - De uitademing

2.3.3 Residuaal volume en vitale capaciteit

Residuaal volume (RV)

Dit is de lucht die achterblijft in de longen na een maximale uitademing (ERV), ongeveer 1200 ml. Het residuaal volume of restvolume wordt tijdens een longfunctie-onderzoek bepaald of berekend aan de hand van de gemeten longvolumes. Het is de lucht die altijd achterblijft in de longen, dus ook na een geforceerde uitademing.

Vitale capaciteit (VC)

De vitale capaciteit (VC) is de lucht die na een maximale in- en uitademing geventileerd wordt, ofwel 4500-4800 ml. De vitale capaciteit is van veel factoren afhankelijk, onder andere van de conditie. Een aanzienlijke vermindering van de vitale capaciteit duidt onder andere op COPD, zoals longemfyseem, of een probleem met de flexibiliteit van de borstkas, bijvoorbeeld na een trauma, bij pleuritis of een pneumonie (longontsteking). Er blijft dan veel lucht achter na een maximale uitademing of er kan maar beperkt maximaal worden ingeademd.

Totale longcapaciteit (TLC)

De totale longcapaciteit (TLC) wordt bepaald aan de de hand van de som van het ademvolume (AV), het inspiratoir reservevolume (IRV), het expiratoir reservevolume (ERV) en het residuaal volume (RV), ofwel ongeveer 6000 ml. Alle bovengenoemde waarden verschillen individueel

 

Bron: https://www.infonu.nl

Opdracht

Door op de onderstaande link te klikken kom je in Nearpod; eerst is er een oefening betreffende ademvolume, daarna volgt een filmpje en een presentatie over het meten van de ademvolume.

Nearpod Ademvolume

Film Gezonde lucht

Bron: longfonds.nl - Film 'De gezonde lucht'

Opdracht

Door op de onderstaande link te klikken kom je in WRTS om enkele begrippen betreffende de fysiologie van het ademhalingsstelsel te oefenen.

Om bij de lijst met de naam 'begrippen ademhaling fysiologie' te komen moet je inloggen bij WRTS.

WRTS Begrippen Ademhaling Fysiologie

Toets Fysiologie

3 Pathologie

Pathologie bestudeert het ontstaan en verloop van ziektes. Soorten ziektenbeelden van het ademhalingstelsel zijn onder andere Astma, Bronchitis, COPD en meer.

Nadat je de theorie goed hebt bestudeerd, ben je in staat om je kennis te toetsen a.d.h.v. de digitale toetsen in onze Wikiwijs.

 

3.1 COPD

COPD is een longziekte waarbij de  longen zijn beschadigd. Ademen is moeilijker en de zorgvrager heeft minder energie. De afkorting staat voor Chronic Obstructive Pulmonary Disease (Chronische Obstructieve Long Ziekte). Iemand met COPD wordt niet meer beter, alleen symptoombestrijding.

COPD is een verzamelnaam voor:

- Chronische bronchitis, bij chronische bronchitis zijn de bronchien steeds ontstoken. De bronchien zijn de vertakkingen van de luchtpijp naar de longen. Door de ontstekingen maakt het lichaam meer slijm aan, waardoor ademhalen lastiger is.

- Longemfyseem, bij emfyseem gaan er langzaam longblaasjes verloren. De longblaasjes zorgen ervoor dat zuurstof na het inademen in het bloed komt. En dat de afvalstoffen weer kunt uitademen. Hoe minder longblaasjes er zijn, hoe moeilijker dit wordt. Hierdoor krijgt men het benauwd.

 

3.1.1 Oorzaken & symptomen COPD

Oorzaken:

  1. astma, longontsteking en andere longziekten.
  2. erfelijke ziekten
  3. schadelijke stoffen, zoals houtlijm, lijm en verfdampen.
  4. luchtvervuiling, zoals door fijnstof.

Symptomen:

  1. benauwdheid
  2. hoesten
  3. slijmophoesten
  4. kortademigheid
  5. vermoeidheid
  6. weinig spierkracht
  7. gewichtsverandering

3.1.2 Therapie

Therapie bij COPD:

COPD is een blijvende longziekte die niet te genezen is.

Medicijnen zijn belangrijk bij de behandeling van COPD. Ze kunnen helpen om het ziekteverloop te vertragen en klachten te verminderen.

Stoppen met roken indien men rookt.

Wat gebeurd er in de longen bij zorgvragers met COPD?

3.2 Astma

Astma is een ontsteking van de longen. De ontsteking is bij Astma blijvend. Dit betekent dat er altijd wel kleine ontstekingen zijn in de longen. Dit kan veel klachten veroorzaken.

Bij een Astma aanval reageren de longen op prikkels zoals rook, uitlaatgassen, huisstofmijt of huisdieren. Zodra de zorgvrager geprikkeld wordt door stoffen waar de zorgvrager voor gevoelig is, zwellen de slijmvliezen in de neus, keel en longen op. Hierdoor kan de zorgvrager benauwd worden of gaan hoesten.

 

 

 

3.2.1 Oorzaken & symptomen Astma

Oorzaken Astma:

- Waarom sommige mensen Astma krijgen en anderen niet, is nog niet duidelijk. Wetenschappers en het Longfonds zoeken nog naar de precieze oorzaak van Astma. Astma is vaak erfelijk.

Symptomen:

-niesbuien

- jeukende ogen

-gezwollen oogleden

-droge hoest

-verstopte neus

 

 

 

3.2.2 Therapie

Therapie bij Astma.

Astma is niet te genezen, maar met de juiste behandeling meestal goed onder controle te houden met medicijnen of homeopathie/ acupunctuur.

3.3 Acute bronchitis

Acute bronchitis

- Bronchien zijn vertakkingen, die horen bij de lagere luchtwegen.

- Oorzaak van acute bronchitis is meestal een virus, soms ook een bacterie.

- Symptomen van acute bronchitis is veel hoesten met veel sputum.

- Therapie bij acute bronchitis is vaak ,,uitzieken". Antibiotica vaak niet nodig muv van kwetsbare doelgroepen. Antibiotica werkt namelijk niet bij een virus maar wel bij een bacterie.

longziekten
longziekten

3.4 Longontsteking

Longontsteking (pneumonie)

-Acute longontsteking van de longen waarbij de longblaasjes gevuld zijn met ontstekingsvocht(exsudaat)

- Oorzaak van een acute longontsteking is meestal een bacterie maar kan ook wel eens veroorzaakt worden door een virus of schimmel.

- Symptomen van acute longontsteking zijn dyspneu(kortademig), koorts, hoesten met sputum en pijn. Soms kunnen dit ook wel de eerste symptomen zijn van longkanker.

- Riscicogroepen zijn mensen met longaandoeningen zoals COPD, ouderen met verminderde weerstand en rokers.

- Diagnose, de arts zal luisteren met de stethoscoop (ausculatie) en indien nodig een foto van de longen (X -Thorax).

- Therapie bij longontsteking is meestal antibioticotica.

 

 

3.5 Aandoeningen van de bovenste luchtwegen (influenza)

Een griep wordt ook wel influzena genoemd. Dit is een virusinfectie van de bovenste luchtwegen.

  1. vaak verandering in virus, geen immuniteit.
  2. incubatietijd van 2 dagen
  3. complicatie is een pneumonie
  4. met name de stapylococcenpneumonie is gevaarlijk

Symptomen:

  1. koorts
  2. koude rillingen
  3. hoesten
  4. zere keel
  5. loopneus
  6. hoofdpijn
  7. pijn op de borst
  8. spierpijn
  9. maag,- darm klachten

Therapie uitzieken en symptoom bestrijding.

 

3.6 Pleuritis

Pleuritis is een ontsteking van het longvlies door een andere longaandoening bijvoorbeeld longontsteking,Tuberculose, verwonding of tumor.

Natte pleuritis: vocht zit in de pleuraholte ( vocht zoals pus, bloed, pleuravocht)

Symptomen zijn:

  1. scherpe pijn die verergert bij inademing
  2. droge hoest
  3. dyspneu
  4. snelle, oppervlakkige ademhaling
  5. koorts met koude rillingen

3.7 Tuberculose (TBC)

TBC is een chronische infectie van de longen en/ of nadere organen (hersenen, nieren en botten) door de tubercelbacterie.

TBC zorgt voor necrose van longweefsel, deze wordt ingekapseld en verkalkt. Bij tuberkels waarin de bacterie jaren kan blijven zitten. Dit noemen we secundaire infectie.

Bij open TBC wordt de besmettelijke bacterie overgebracht via hoesten, niezen en spreken.

-Symptomen:

  1. bloed en pus ophoesten
  2. ernstig gewichtsverslies

-Diagnose via een mantoux test en een X -thorax

-Therapie, voor lange tijd antibiotica.

TBC komt in het buitenland nog regelmatig voor, steeds meer resistente TBC

Het is mogelijk tegen tubercolose ingeeint te worden. Dit is de BCG vaccinatie.

Kinderen waarvan minstens 1 ouder uit een land komt waar tubercolose veel voorkomt, komen hiervoor in aanmerking.

 

 

 

 

 

Toets: Pathologie

Start

3.8 Herhalingsopdrachten mbv verschillende tools Pathologie

nearpod presentatie pathologie
In deze Nearpod vind je een presentatie over de pathologie bij het ademhalingsstelsel.

WRTS pathologie ademhalingsstelsel
wrts pathologie ademhalingsstelsel

quizet pathologie
quizlet pathologie ademhalingsstelsel

Toets Ademhaling

Toets: Eindtoets Ademhaling

Start