2.2.1 Luchtwegen

Alle ademhalingsorganen zijn van elkaar afhankelijk en beïnvloeden elkaar, vergelijkbaar met een machine (het lichaam) waarvan ook de kleinste onderdelen een functie hebben en noodzakelijk zijn om de machine vlekkeloos te laten functioneren. De neus is daarvan een voorbeeld

De neusholte is het startpunt van het ademhalingscentrum. Hier komt de lucht naar binnen. De neusholte bestaat uit een aantal gangen. De lucht wordt er verwarmd en gezuiverd door de vele haartjes in de neusholte. De lucht komt hier ook langs het reukzintuig en wordt gekeurd. De lucht wordt bij de mondademhaling niet verwarmd of gezuiverd.

Achter de neusgaten komt de lucht via de achterste neusopeningen in de neuskeelholte terecht, passeert de stemspleet en stroomt de van kraakbeenringen voorziene luchtpijp (trachea) in. De luchtpijp splitst zich bij de bifurcatio in twee hoofdbronchiën, die zich vervolgens vertakken in steeds kleinere 'luchtbuisjes'. De kleinste vertakkingen noemt men bronchioli, die overgaan in longtrechtertjes en uiteindelijk in longblaasjes (alveoli).

 

Bron: https://www.infonu.nl