2.1.5 Ademhalingscentrum

Ademen is een semi-autonoom proces. Dat autonoom betekent dat de ademhaling zichzelf regelt: we hoeven er niet op te letten. En het is semi-autonoom omdat we de ademhaling daarnaast ook bewust kunnen beïnvloeden (we kunnen bewust diep en snel gaan ademen, of de ademhaling een tijdje stoppen).

De ademhaling wordt gereguleerd door het ademhalingscentrum in de hersenstam. De werking van dit centrum is redelijk complex, maar dit is wat er ongeveer gebeurt:

Het ademhalingscentrum houdt de zuurgraad, de concentratie zuurstof (O2) en de concentratie koolzuurgas (CO2) van het bloed nauwlettend in de gaten. Daarvoor maakt het gebruik van sensoren (chemoreceptoren) die het langsstromende bloed meten. Een belangrijke sensor zit in de halsslagader die bloed naar het hoofd toebrengt.

Bron: chronische-hyperventilatie..nl - Het ademhalingscentrum

Op basis van deze informatie regelt het centrum de ademhaling. De concentratie CO2 is daarbij het belangrijkste omdat deze voortdurend wisselt, veel sneller dan de zuurgraad van het bloed of de concentratie concentratie O2 in het bloed.

Het ademhalingscentrum probeert de hoeveelheid CO2 in het bloed constant houden.

Van het ademhalingscentrum lopen zenuwen naar de ademhalingsspieren (zoals het middenrif). Het ademhalingscentrum kan het ademhalingstempo veranderen (als we sporten gaan we bijvoorbeeld vanzelf sneller ademen) of de diepte van de ademhaling veranderen (vaak gaan we bij sporten ook dieper ademen).

Door meer of minder te ademen wordt de ademhaling voortdurend aangepast bij wat we doen en wordt de hoeveelheid CO2 in het bloed zo constant mogelijk gehouden.

 

Bron: https://buteyko-instituut.nl/