uitleggen wat er wordt bedoeld met het begrip 'zware industrie'.
toelichten dat technologische ontwikkelingen kan leiden tot het ontstaan van nieuwe bedrijven.
twee voorbeelden noemen van zware industrie in Nederland.
Werkwijze
Activiteiten
Stap
Groepsgrootte
Activiteit
Stap 1
Alleen
Tekst lezen over zware industrie.
Stap 2
Alleen
Tekst lezen over de machinefabriek van Stork.
Stap 3
Alleen
Tekst lezen over de scheepswerven van Verolme.
Stap 4
Alleen
Tekst lezen over Philips.
Stap 5
Alleen
Een "in memoriam" schrijven over een vorm van zware industrie die uit Nederland verdwenen is.
Benodigdheden
Geen bijzonderheden.
Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 lesuren nodig.
Stap 1
Zware industrie
Bij het begrip zware industrie denk je al gauw aan rokende schoorstenen en grote bedrijventerreinen. In het algemeen worden de mijnbouw, staalindustrie, machine-industrie en de chemische industrie ertoe gerekend. In Engeland, België en Duitsland ontstaat eerder zware industrie dan in Nederland. In ons land blijft deze tak van industrie een randverschijnsel. Van oudsher is Nederland meer een land van landbouw, handel en financiële transacties. Tot de tweede helft van de 19e eeuw. Vanaf 1860 industrialiseert ons land meer en meer. Er ontstaan nieuwe textielfabrieken in Noord Brabant en Twente. In Zuid-Holland en Noord-Holland komt de scheepsbouw op gang.
De meeste apparaten, werktuigen en machines worden in het tijdvak 1850-1890 nog in het buitenland gekocht. Voor reparaties zijn veel bedrijven aangewezen op een plaatselijke gieterij, smid of andere metaalbewerker. Die smederijen en metaalbedrijven doen zo geleidelijk veel kennis op. Sommige besluiten zich te specialiseren in het repareren van machines. Uit enkele van die reparatiebedrijven ontstaan vervolgens machinefabrieken.
De verdeling van het aantal machinefabrieken per provincie (in percentage van het totaal) in het tijdvak 1850-1890.
1850
N = 10
1870
N = 71
1890
N = 111
Zuid-Holland
42
29
35
Noord-Holland
33
20
18
Overijssel
18
10
11
Noord-Brabant
-
14
10
Utrecht
7
4
4
Groningen
-
7
8
Limburg
-
5
6
Gelderland
-
7
5
Friesland
-
3
3
Zeeland
1
1
N = aantal bedrijven (bron H.W. Lintsen Geschiedenis van de techniek in Nederland. De wording van een moderne samenleving 1800-1890)
Stap 2 - Stork en Co
Coenraad Stork 1865-1924
Een belangrijk bedrijf uit de tijd waarin in Nederland fabrieken opkomen is Stork. Dit bedrijf wordt in 1865 in Borne opgericht. Het heet dan nog machinefabriek Gebr. Stork en Co. Een paar jaar later verhuist het naar Hengelo. Een van de oprichters is Coenraad Stork, een ingenieur die in Delft gestudeerd heeft.
Het bedrijf begint met het uitvoeren van reparatiewerkzaamheden voor machines. Al vrij snel gaat het ook zelf machines bouwen. Een voorbeeld hiervan is de productie van stoommachines voor de textielindustrie. Hiermee werden spin- en weefmachines aangedreven.
Stork is sterk gericht op vernieuwing en vindt steeds nieuwe afzetmarkten. Zo worden er stoommachines en stoomketels voor gemalen (inrichting om te bemalen, water weg te pompen) geproduceerd. Ook internationaal timmert het bedrijf aan de weg. De sterk opkomende rietsuikerindustrie op Java biedt een veelbelovende nieuwe afzetmarkt. Vanaf 1883 wordt Stork op die markt actief. Later worden er ook machines geëxporteerd naar Cuba, het rietsuikerland bij uitstek.
Vanaf 1898 worden er in een apart bedrijf hijskranen geproduceerd. Stork is in die tijd ook als leverancier en medefinancier betrokken bij de opkomst van elektriciteitsproducenten. Dirk en Coen Stork waren in 1918 betrokken bij de oprichting van de Koninklijke Hoogovens en Staalfabrieken (Dat bedrijf heet tegenwoordig Tata Steel).
De rode draad in de activiteiten van Stork is altijd de zware industrie geweest. Het bedrijf was sterk in het produceren van zware kapitaalgoederen (goederen die gebruikt worden om andere goederen te produceren). In de loop der jaren heeft het bedrijf bijvoorbeeld motoren, hijskranen, zeesleepboten, machines voor de productie van levensmiddelen en pompen geproduceerd.
Vooral in de periode van opbouw na de Tweede Wereldoorlog was er veel behoefte aan zware kapitaalgoederen. In de jaren zeventig worden die vooruitzichten somberder. Stork schakelt dan over naar het werken voor lichtere sectoren.
Op dit moment heeft het bedrijf vestigingen over de hele wereld maar vele activiteiten zijn ook afgestoten.
Video over het maken van een enorme scheepsmotor bij Stork:
Vragen naar aanleiding van de video:
Voor welk soort schepen maakte Stork dit soort motoren
Wie moeten er goed opletten bij het plaatsen van de grote zware machinedelen
Vragen naar aanleiding van de video:
De wethouder noemt een aantal gebieden waarop Stork invloed heeft gehad in Hengelo. Noem er drie
Wat is volgens de medewerker van Stork het grootste probleem van het bedrijf in Hengelo op dit moment? Hoe kan de verhuizing bijdragen aan de oplossing van dat probleem?
Stap 3
Cornelis Verolme 1900-1981
In de negentiende eeuw treden twee belangrijke veranderingen op in de scheepsbouw in Nederland. De schepen worden steeds vaker van ijzer en staal gemaakt en niet meer van hout. En in plaats van een zeil, zorgt een stoommachine voor de aandrijving. Deze veranderingen vinden geleidelijk plaats gedurende het laatste driekwart van de negentiende eeuw.
In de twintigste eeuw wordt Nederland zelfs even een toonaangevend scheepsbouwland. Een bekende naam in die Nederlandse scheepsbouw is Verolme. Cornelis Verolme wordt geboren in 1900. Hij begint op zijn 19e als tekenaar-constructeur bij de scheepswerf Rotterdamsche Droogdokmaatschappij (RDM). Een werf is een plaats waar schepen worden gebouwd en gerepareerd. Een van de eerste grote klussen waaraan hij meewerkt is de verbouwing van een zeilschip van 4000 ton tot een dubbelschroefstoomschip. Verolme werkt hierna ook nog bij Stork. Daar houdt hij zich onder andere bezig met het maken en inbouwen van scheepsdieselmotoren.
In 1946 begint hij een eigen bedrijf, scheepsinstallatie ‘Nederland’. Het bedrijf houdt zich bezig met het ontwerpen, leveren en installeren van complete voortstuwingsinstallatie voor zee- en binnenschepen.
Verolme neemt in de jaren vijftig nog een aantal kleinere Nederlandse scheepswerven over en maakt ze geschikt voor het bouwen van grote schepen. In 1955 wordt Verolme Verenigde Scheepswerven N.V. opgericht, waarbinnen alle scheepsnieuwbouw- en scheepsreparatiebedrijven worden gebundeld.
Mammoettankers
De economische ontwikkelingen wereldwijd zorgen voor een vraag naar steeds grotere schepen. Verolme besluit zich toe te leggen op de bouw van mammoettankers. Deze tankers hebben een laadvermogen van 100.000 ton. In de jaren zestig lopen de opdrachten voor de Nederlandse scheepsnieuwbouw terug. In landen als Japan en Zuid-Korea worden veel goedkoper mammoettankers gebouwd. Een commissie van de regering adviseert om de Nederlandse werven meer te laten samenwerken. Zo kan beter geconcurreerd worden met het buitenland. De overheid geeft financiële steun aan de scheepwerven op voorwaarde dat ze fuseren. Zo ontstaat in 1970 het RSV-concern uit een fusie van Verolme Verenigde Scheepswerven N.V. met de Rijn-Schelde Machinefabrieken en Scheepswerven N.V.
In de loop der jaren ontvangt het RSV-concern 2,7 miljard gulden overheidssteun. Toch gaat het in 1983 failliet. De oliecrisis in 1973 is hiervan een van de oorzaken. Door die crisis valt de vraag naar olietankers weg. Een andere oorzaak is het gebrek aan samenhang tussen de bedrijven die gedwongen waren te fuseren. Ook bleek de politiek te optimistisch en wilde men geen ontslagen laten vallen bij bedrijven waar dat eigenlijk wel moest.
Het debacle leidt tot een parlementaire enquête naar de gang van zaken rondom de RSV-werf. De enquêtecommissie stuit onder andere op verspilling van overheidsgeld, onduidelijke besluitvorming, en geheimhouding van pijnlijke gegevens.
Waardoor stortte de Nederlandse scheepsbouwindustrie in?
Aan het eind van het filmpje wordt een woord genoemd waar het in de tegenwoordige scheepsbouw in Nederland om gaat. Welk woord?
Stap 4
Hoofdkantoor Philips
In 1891 wordt in Parijs de eerste elektriciteitstentoonstelling gehouden. Hier worden verschillende toepassingen van elektriciteit gepresenteerd. Verschillende Nederlandse ondernemers raken hierdoor geïnspireerd.
In datzelfde jaar wordt het bedrijf Philips en Co opgericht door Gerard Philips (1858-1942) en zijn vader Frederik. Het heeft als doel om gloeilampen en andere elektrotechnische artikelen te gaan produceren en daarin handel te drijven. De beginjaren waren niet gemakkelijk. Ten tijde van de eerste gloeilampen bestond in Nederland al een uitgebreid netwerk van gasverlichting. Alleen in kleine gemeentes zonder gasfabriek maakte de gloeilamp een kans. Elektriciteit was in die tijd ook nog eens 90% duurder dan gas. De gloeilamp begon dus als een modegril, een statussymbool waarover alleen de allerrijksten konden beschikken.
Om goede lampen te kunnen maken moest ook op technisch gebied alles kloppen. De kwaliteit van de installaties, meetinstrumenten, toeleveranciers en personeel, het moest allemaal goed zijn.
Anton Philips
Nadat de moeilijkheden grotendeels waren opgelost, nam de productie vanaf 1894 met grote sprongen toe. In 1895 werd de fabricage opgevoerd tot ongeveer 1000 stuks per dag. Ook lampen van hoog voltage kwamen in productie. Aanvankelijk werd de lamp vooral verkocht in Nederland en in geringer aantal ook in België. Na 1896 was de afzet in het buitenland groter dan die in het binnenland. Onder leiding van Anton Philips (1874-1951), jongere broer van Gerard nam de verkoop van de Philipslamp snel toe. Anton was sinds 1895 in dienst en bleek een groot commercieel talent. Ondanks de sterke concurrentie van andere gloeilampenfabrikanten, wist de firma Philips en Co. een eigen plaats te verwerven op de elektrische verlichtingsmarkt. De onderneming groeide uit tot een in binnen- en buitenland geduchte concurrent.
Gloeilamp
De gloeilamp maakt zijn opmars uiteindelijk als bijproduct van grotere uitvindingen zoals de elektrische tram en de elektrische fabriek. Nederland raakte vanaf het begin van de 20e langzamerhand geëlektrificeerd. Dat wil zeggen dat het land geschikt wordt gemaakt voor het gebruik van elektriciteit. Bijna een eeuw lang is de gloeilamp niet weg te denken uit de huizen van mensen. Totdat per 1 september 2012 een einde komt aan de gloeilamp. Per die datum mag de gloeilamp niet meer geproduceerd worden in de EU. Ze worden vervangen door spaarlampen en LED lampen. Zo wil de EU energie besparen.
En dit nieuwsfragment over de gloeilamp die uit de winkels verdwijnt:
Begrippenlijst
Zware industrie
Zware industrie wordt zo genoemd, omdat de grondstoffen zwaar en omvangrijk zijn. Voorbeelden hiervan zijn: staalindustrie, mijnbouw, machine-industrie, chemische industrie.
Elektrificatie
Vanaf het begin van de 20e eeuw werd Nederland geëlektrificeerd. Het land werd geschikt gemaakt voor het gebruik van elektriciteit en de mensen gingen het steeds meer gebruiken.
Het arrangement Zware industrie vmbo-kgt34 - kopie 1 is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Harry Maas
Laatst gewijzigd
2025-03-21 11:38:59
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen
4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en
publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of
bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.