Stap 3

Cornelis Verolme 1900-1981

In de negentiende eeuw treden twee belangrijke veranderingen op in de scheepsbouw in Nederland. De schepen worden steeds vaker van ijzer en staal gemaakt en niet meer van hout. En in plaats van een zeil, zorgt een stoommachine voor de aandrijving. Deze veranderingen vinden geleidelijk plaats gedurende het laatste driekwart van de negentiende eeuw.

In de twintigste eeuw wordt Nederland zelfs even een toonaangevend scheepsbouwland. Een bekende naam in die Nederlandse scheepsbouw is Verolme. Cornelis Verolme wordt geboren in 1900. Hij begint op zijn 19e als tekenaar-constructeur bij de scheepswerf Rotterdamsche Droogdokmaatschappij (RDM). Een werf is een plaats waar schepen worden gebouwd en gerepareerd. Een van de eerste grote klussen waaraan hij meewerkt is de verbouwing van een zeilschip van 4000 ton tot een dubbelschroefstoomschip. Verolme werkt hierna ook nog bij Stork. Daar houdt hij zich onder andere bezig met het maken en inbouwen van scheepsdieselmotoren.

In 1946 begint hij een eigen bedrijf, scheepsinstallatie ‘Nederland’. Het bedrijf houdt zich bezig met het ontwerpen, leveren en installeren van complete voortstuwingsinstallatie voor zee- en binnenschepen.

Verolme neemt in de jaren vijftig nog een aantal kleinere Nederlandse scheepswerven over en maakt ze geschikt voor het bouwen van grote schepen. In 1955 wordt Verolme Verenigde Scheepswerven N.V. opgericht, waarbinnen alle scheepsnieuwbouw- en scheepsreparatiebedrijven worden gebundeld.

Mammoettankers

De economische ontwikkelingen wereldwijd zorgen voor een vraag naar steeds grotere schepen. Verolme besluit zich toe te leggen op de bouw van mammoettankers. Deze tankers hebben een laadvermogen van 100.000 ton. In de jaren zestig lopen de opdrachten voor de Nederlandse scheepsnieuwbouw terug. In landen als Japan en Zuid-Korea worden veel goedkoper mammoettankers gebouwd. Een commissie van de regering adviseert om de Nederlandse werven meer te laten samenwerken. Zo kan beter geconcurreerd worden met het buitenland. De overheid geeft financiële steun aan de scheepwerven op voorwaarde dat ze fuseren. Zo ontstaat in 1970 het RSV-concern uit een fusie van Verolme Verenigde Scheepswerven N.V. met de Rijn-Schelde Machinefabrieken en Scheepswerven N.V.

In de loop der jaren ontvangt het RSV-concern 2,7 miljard gulden overheidssteun. Toch gaat het in 1983 failliet. De oliecrisis in 1973 is hiervan een van de oorzaken. Door die crisis valt de vraag naar olietankers weg. Een andere oorzaak is het gebrek aan samenhang tussen de bedrijven die gedwongen waren te fuseren. Ook bleek de politiek te optimistisch en wilde men geen ontslagen laten vallen bij bedrijven waar dat eigenlijk wel moest.

Het debacle leidt tot een parlementaire enquête naar de gang van zaken rondom de RSV-werf. De enquêtecommissie stuit onder andere op verspilling van overheidsgeld, onduidelijke besluitvorming, en geheimhouding van pijnlijke gegevens.

Video: Stapelloop miniatuurtanker
Begrijp je nu de uitdrukking “Te hard van stapel lopen” beter?

Vragen:

  1. Waardoor stortte de Nederlandse scheepsbouwindustrie in?
  2. Aan het eind van het filmpje wordt een woord genoemd waar het in de tegenwoordige scheepsbouw in Nederland om gaat. Welk woord?