Thema 5: Rondkomen

Inleiding - Rondkomen

Thema

Het is pas woensdag en je zakgeld voor die week is alweer op. Waar heb je je geld aan uitgegeven? Het lijkt wel of het weggevlogen is. Ligt het aan jouw koopgedrag of heeft iedereen dat probleem?
Als je dat wilt, kun je hulp krijgen over hoe je het beste met je geld kunt omgaan. Zeker als je iets duurs koopt, is het verstandig om vooraf advies in te winnen.

Bekijk de video 'Hoe ga je met je eerste geld om?'

Eindopdracht
De eindopdracht van dit thema heeft als titel 'Waar geven we geld aan uit?'.
In de opdracht onderzoek je de vraag:
'Wat zijn de verschillen in uitgaven tussen een gezin met een hoog inkomen en een gezin met een laag inkomen?'

Dat onderzoek je door de uitgaven van drie gezinnen met een verschillend inkomen met elkaar te vergelijken.
De resultaten geef je weer in drie cirkeldiagrammen.

Naast de eindopdracht vind je bij de afsluiting ook een overzicht van alle Kennisbankitems van dit thema plus een begrippenlijst, een diagnostische toets, examenvragen en een aantal vragen die je helpen bij het terugkijken op het thema.

Genoeg te doen. Aan de slag!

Leerdoelen

Aan het eind van het thema kan ik:

  • het verschil is tussen primaire producten en secundaire producten beschrijven.
  • uitgaven onderverdelen in dagelijkse uitgaven, vaste uitgaven en incidentele uitgaven.
  • de begrippen budget en begroting beschrijven.
  • werken met indexcijfers.
  • het verschil tussen mijn nominale inkomen en mijn reële inkomen illustreren.
  • factoren noemen die mijn koopgedrag bepalen.
  • noemen wat wordt bedoeld met consumentisme en met een vergelijkend warenonderzoek.

1. Wat doe je met je geld?

Vooraf

Ken je dat: het is pas woensdag en je geld voor die week is al op? Waar heb je teveel geld aan uitgegeven? Hoe los je dat op? Lukt het je om de rest van de week wat minder uit te geven?

Het is belangrijk om goed zicht te hebben op je inkomsten en uitgaven.
Maar dat geldt natuurlijk niet alleen voor jou. Dat is ook belangrijk voor je ouders/verzorgers; ook zij moeten goed weten hoeveel geld ze te besteden hebben en hoeveel geld ze aan verschillende zaken kunnen uitgeven. En het liefst niet alleen voor de komende week, maar als het even kan voor een wat langere periode.

Wat denk jij?

  • Waarom is het handig om regelmatig een overzicht te maken van de verwachte inkomsten en uitgaven?
  • Maak een lijstje met uitgaven die in ieder gezin voorkomen.
    Geef bij iedere uitgave aan of het een eenmalige uitgave is of dat de uitgave regelmatig terugkomt.

Bespreek de antwoorden met een klasgenoot.


Aan het eind van deze opdracht kun je:

  • uitleggen dat je producten kunt indelen in goederen en diensten.
  • uitleggen dat je producten kunt indelen in primaire producten en secundaire producten.
  • de definitie van de begrippen dagelijkse uitgaven, vaste uitgaven en incidentele uitgaven geven.
  • de definitie van de begrippen budget en begroting geven.

Stap 1: Producten

Met je inkomen kun je sparen of consumeren.
Consumeren is het kopen van producten.
Het niet uitgeven van je geld noem je sparen.

Producten kun je onderverdelen in goederen en diensten.

  • Goederen kun je aanraken, bijvoorbeeld een schrift of een brommer.
  • Diensten kun je niet aanraken, bijvoorbeeld een busrit of les krijgen.

Producten kun je ook nog onderverdelen in primaire en secundaire producten.

  • Primaire producten zijn goederen en diensten die je nodig hebt om in leven te blijven. Denk aan voeding, kleding en huisvesting.
  • Secundaire producten zijn goederen en diensten die niet echt nodig zijn. Denk aan: een wintersportvakantie of een zonnebank.

Beantwoord de volgende vragen:

  1. Primaire producten worden ook wel basisbehoeften genoemd. Leg uit waarom.
  2. Secundaire producten worden ook wel luxe producten genoemd. Leg uit waarom.

Stap 2: Indeling producten

Bekijk het schema hieronder. Het schema is nog niet af.
Neem het schema over en vul het verder in.

 

Welk woord ontbreekt in de volgende zinnen, primaire of secundaire?

  1. Een bakker verkoopt voornamelijk ............... producten.
  2. Bij de Bijenkorf koop je vooral ............... producten.
  3. Als je moet bezuinigen kun je dat het best doen op ............... producten.

Stap 3: Verschillende uitgaven

Hieronder zie je een aantal verschillende uitgaven van een gezin.

1 brood     5 huur woning 9 nieuwe schoenen
2 kaas 6 gas en elektra 10 reparatie wasmachine
3 melk 7 krantenabonnement 11 nieuwe computer
4 rijst 8 contributie muziekschool     12 reparatie fiets

 

  1. Wat is het verschil tussen de producten in het 1e rijtje en de producten in het 2e rijtje?
  2. Schrijf op wat het verschil is tussen het 2e rijtje en het 3e rijtje.

 

Bestudeer nu de eerste pagina van het volgende onderdeel.

KB: Indeling uitgaven

Bekijk nogmaals de drie kolommen met uitgaven.

  1. In welke kolom gaat het om dagelijkse uitgaven?
  2. In welke kolom gaat het om vaste uitgaven?
  3. In welke kolom gaat het om incidentele uitgaven?

Stap 4: Telefoonkosten

Edwin en Bianca zijn het niet met elkaar eens.
Volgens Edwin behoren telefoonkosten tot tot de dagelijkse uitgaven; je maakt immers iedere dag gebruik van je telefoon.
Volgens Bianca behoren de telefoonkosten tot de vaste uitgaven; je betaalt maar één keer per maand.

  • Wie heeft er volgens jou gelijk? Leg je antwoord uit.

Stap 5: Budget en begroting

Bestudeer nu uit de Kennisbank economie het volgende onderdeel.

KB: Budgetteren

Beantwoord vervolgens de vragen.

  1. Hoe noem je de hoeveelheid geld waarvan je een bepaalde periode moet rondkomen?
  2. Hoe noem je een overzicht van de inkomsten en uitgaven?
  3. Waar of niet waar?
    Als je wilt sparen, moet je minder uitgeven dan je budget toelaat.
  4. Waar of niet waar?
    Als je moet bezuinigen, kun je dat het best doen op de uitgaven aan primaire behoeften.
  5. Waar of niet waar?
    Als je meer gaat verdienen, zullen de uitgaven aan primaire producten in procenten toenemen.
  6. Waar of niet waar?
    Als je meer gaat verdienen, zullen de uitgaven aan secundaire producten in procenten toenemen.

Stap 6: Bezuinigen

Anne is student. Zij heeft € 800,- aan inkomsten per maand.
In de tabel zie je de uitgaven van Anne in de maand september.

  Dagelijkse uitgaven   Vaste lasten   Incidentele uitgaven  
Boodschappen € 180,-    
Huur   € 300,-  
Gas, water en licht     € 40,-  
Verzekeringen   € 24,-  
Studieboeken     € 200,-
Kleding     € 140,-
Telefoon   € 45,-  


Beantwoord de volgende vragen. Bespreek de antwoorden met een klasgenoot.

  1. Komt Anne in september uit met haar inkomsten?
  2. Hoe kun je in een maand meer uitgeven dan je inkomen toelaat?
    Geef twee mogelijkheden.
  3. Wat denk je, zijn de uitgaven van Anne iedere maand even hoog? Leg uit.
  4. Op welke uitgaven kan Anne het gemakkelijkst bezuinigen?

Stap 7: Omrekenen

Soms moet je een bedrag per maand omrekenen naar een bedrag per jaar of naar een bedrag per kwartaal. Daarvoor kun je het onderstaand schema gebruiken.


Reken uit.

  1. Een abonnement van € 60,- per kwartaal is gelijk aan ……… per maand.
  2. Een autoverzekering van € 120,- per jaar is gelijk aan …….. per maand.
  3. € 60,- per week aan boodschappen is gelijk aan ……… per maand.

Stap 8: Begroten

Een gezin heeft een schatting gemaakt van de uitgaven voor het komend jaar.

  Periode Bedrag
Boodschappen wekelijks € 120,-
Huur, gas, water en licht maandelijks € 800,-
Kleding maandelijks € 400,-
Auto wekelijks € 60,-
Vakantie jaarlijks € 2520,-
Overigen maandelijks € 300,-


De inkomsten van het gezin bedragen € 2500,- per maand.
Is dat genoeg? Leg je antwoord uit met een berekening.

Stap 9: NIBUD

Op de website van het NIBUD (www.nibud.nl) vind je veel nuttige informatie over allerlei geldzaken. Op de site vind je ook een aantal zinvolle tests en spellen.
Bezoek de site van het NIBUD en surf er minimaal 10 minuten rond.

Ga in ieder geval op zoek naar antwoord op de volgende vragen:

  1. Krijg jij genoeg zakgeld in vergelijking tot je leeftijdsgenoten?
  2. Hoeveel belgeld krijgt iemand van jouw leeftijd gemiddeld?
  3. Hoeveel procent van de jongeren koopt wel eens iets via internet?
  4. Wat is een spaarplan?
  5. Hoeveel procent van de jongeren leent wel eens geld om iets te kunnen kopen?

2. Indexcijfers

Vooraf

In de tabel hieronder zie je de loonontwikkeling tussen 2010 en 2018 in een drietal bedrijfstakken.

Lonen per bedrijfstak (2010 = 100)

  2010     2012     2014     2016     2018    
Landbouw     100 109 112 114 117
Horeca 100 111 116 117 118
Onderwijs 100 108 112 114 116


Wat denk jij?

  1. De lonen zijn tussen 2010 en 2018 in de drie bedrijfstakken steeds gestegen. Hoe zie je dat in de tabel?
  2. In welke bedrijfstak zijn de lonen tussen 2010 en 2018 het meest gestegen?
  3. Kun je uit de tabel afleiden dat in 2018 iemand in de horeca meer verdient dan iemand in het onderwijs?

Bespreek de antwoorden met een klasgenoot.


Aan het eind van deze opdracht kun je:

  • uitleggen hoe je verschillende perioden kunt vergelijken met indexcijfers.
  • uitleggen wat het verschil is tussen het nominale inkomen en reële inkomen.

Stap 1: Indexcijfers

Indexcijfers
Bestudeer uit de Kennisbank het volgende onderdeel.

KB: Indexcijfers

Tabel indexcifers: Lonen per bedrijfstak (2000 = 100)

  2000     2002     2004     2006     2008    
Landbouw     100 109 112 114 117
Horeca 100 111 116 117 118
Onderwijs 100 108 112 114 116

 

  1. Welk jaar is het basisjaar? Wat wordt bedoeld met het basisjaar?
  2. In 2002 waren in de landbouw de lonen 9% hoger dan in 2000. Hoe zie je dat?
  3. Met hoeveel % zijn de lonen in het onderwijs gestegen tussen 2000 en 2004?
  4. In welke bedrijfstak zijn de lonen tussen 2000 en 2008 het meest gestegen?
  5. Kun je uit de tabel afleiden dat iemand in de horeca in 2008 meer verdiende dan iemand in het onderwijs. Leg je antwoord uit

 

Bespreek de antwoorden met een klasgenoot.

Stap 2: Rekenen met indexcijfers

Hieronder zie je nogmaals de loonontwikkeling in een aantal bedrijfstakken tussen 2010 en 2018.

Lonen per bedrijfstak (2010 = 100)

  2010     2012     2014     2016     2018    
Landbouw     100 109 112 114 117
Horeca 100 111 116 117 118
Onderwijs 100 108 112 114 116


Reken uit.

  1. Herman Glas werkt in de horeca. In 2010 verdiende hij € 2000,- per maand.
    Hoeveel verdiende Herman in 2018 per maand?
  2. Yvonne Jager werkt in de landbouw. In 2010 verdiende zij € 1800,- per maand.
    Hoeveel verdiende Yvonne in 2018 per maand?
  3. Ito Markouc werkt in het onderwijs. In 2010 verdiende zij € 2400,- per maand.
    Hoeveel verdiende Ito in 2018 per maand?

Stap 3: Rekenen met indexcijfers - 2

In de tabel zie je hoe het maandsalaris van Roland Hendrixs de afgelopen jaren is veranderd.

jaar salaris indexcijfer
2014 € 1500,- 100
2015 € 1590,- 106
2016 € 1725,- .. 1 ..
2017 € 1620,- .. 2 ..
2018 € 1470,- .. 3 ..

 

  1. Laat met een berekening zien dat het indexcijfer in 2015 klopt.
  2. Bereken het indexcijfer in 2016, 2017 en 2018.

 

Stap 4: Prijsindexcijfer

Ook de ontwikkeling van de prijzen van producten wordt vaak weergegeven met indexcijfers. Een grafiek die de prijsontwikkeling in een land over een aantal jaren weergeeft zou er zo uit kunnen zien.

Gebruik de grafiek bij het beantwoorden van de volgende vragen.

  1. De grafiek loopt steeds omhoog.
    Wat betekent dat voor de prijzen van de producten.
  2. Hoe noem je het duurder worden van producten?
  3. Volgens de grafiek is het prijsindexcijfer in jaar 5 gelijk aan 110. Dat betekent dat de prijzen met 10% zijn gestegen ten opzichte van het basisjaar.
    Betekent dat dat alle producten in dat land 10% duurder zijn geworden? Leg je antwoord uit.
  4. Het duurder worden van producten kan gevolgen hebben voor je koopkracht. Leg dat uit.

Stap 5: Lonen en prijzen

Lonen en prijzen
Bekijk de gegevens in de tabel.

jaar indexcijfer lonen indexcijfer prijzen
2010 100 100
2013 105 108


Beantwoord de volgende vragen.

  1. Met hoeveel procent zijn de lonen gestegen tussen 2010 en 2013?
  2. En met hoeveel procent zijn de prijzen gestegen tussen 2010 en 2013?
  3. Is de koopkracht van de consumenten er op vooruit of op achteruit gegaan tussen 2010 en 2013? Leg je antwoord uit.

De hoeveelheid geld die je verdient, wordt ook wel je nominale inkomen genoemd. Het aantal producten dat je van je inkomen kunt kopen, noem je je reële inkomen.
Je reële inkomen is hetzelfde als de koopkracht van je inkomen.

Stap 6: Nominaal of reëel?

In Astraland is de munteenheid de Astra. Een leraar in Astraland heeft een maandinkomen van 150 Astra.

  1. Is 150 Astra het nominale inkomen of het reële inkomen van een leraar in Astraland?
  2. Waar moet je iets over weten om iets te kunnen zeggen over het reële inkomen van een leraar in Astraland?

Je hebt het afgelopen jaar 10% zakgeldverhoging gekregen.
De inflatie was het afgelopen jaar ongeveer 3%.

  1. Wat klopt? Kies het juiste antwoord.
  1. Je zakgeld is nominaal met 10% verhoogd en reëel met ong. 10% verhoogd.
  2. Je zakgeld is nominaal met 7% verhoogd en reëel met ong. 10% verhoogd.
  3. Je zakgeld is nominaal met 10% verhoogd en reëel met ong. 7% verhoogd.
  4. Je zakgeld is nominaal met 7% verhoogd en reëel met ong. 7% verhoogd.
  5. Je zakgeld is nominaal met 10% verhoogd en reëel met ong. 3% verhoogd.
  6. Je zakgeld is nominaal met 7% verhoogd en reëel met ong. 3% verhoogd.

Stap 7: Samengestelde indexcijfers

Samengesteld indexcijfers
Bestudeer uit de Kennisbank het onderdeel:

KB: Consumentenprijsindex (CPI)

Beantwoord de volgende vragen.

  1. Geef een omschrijving van het begrip inflatie.
  2. In de Kennisbank staat: "Bij het bepalen van de inflatie, houd je rekening met het belang van de prijsstijging van de verschillende producten."
    Maak met een voorbeeld duidelijk wat met deze zin wordt bedoeld.
  3. Geef een omschrijving van het begrip samengesteld indexcijfer.
  4. Leg uit waarom het CPI een samengesteld indexcijfer is.

Bespreek de antwoorden met een klasgenoot.

Stap 8: Berekening samengesteld indexcijfer

Berekening samengesteld indexcijfer
Op pagina 2 in het volgende Kennisbankitem staat een voorbeeld van hoe je een samengesteld indexcijfer kunt berekenen. Bestudeer dat voorbeeld goed.

KB: Consumentenprijsindex (CPI)

Gebruik de informatie uit de Kennisbank om de volgende vragen te beantwoorden.

  1. De uitgaven van een gezin zijn onderverdeeld in vier productgroepen.
    Welke vier?
  2. Iedere productgroep heeft een wegingsfactor.
    Welke productgroep heeft de hoogste wegingsfactor?
    Wat betekent dat?
  3. In de kolom prijsverschil zie je hoeveel de prijzen gestegen of gedaald ten opzichte van het vorige jaar.
    Van welke productgroep is de prijs het meest gestegen?
  4. Hoe wordt het CPI berekend?
    Wat betekent een CPI van 101,5?

Bespreek de antwoorden met een klasgenoot.

 

Stap 9: Samengesteld indexcijfer

Samengesteld indexcijfer
Bekijk de tabel hieronder.

Berekening CPI

productgroep wegingsfactor prijsverschil  
wonen 25% 104 0,25 x 104 = ....
voeding 20% 102  
kleding 20% 96  
ontspanning 15% 110  
overig 20% 104  
totaal 100%    


Neem de tabel over.
Bereken het CPI op basis van de gegevens uit de tabel.

 

3. Koopgedrag

Vooraf

Als je een spijkerbroek koopt, heb je veel keus. De keuze die je uiteindelijk maakt voor het merk of het model wordt beïnvloed door allerlei factoren.
Hieronder zie je een aantal factoren.

het weer je humeur
je vrienden je woonplaats
je leeftijd je geslacht
je inkomen de dag van de week


Wat denk jij?
Welke factoren hebben invloed op de manier waarop je een spijkerbroek koopt?
Bespreek je antwoord met een klasgenoot.

Aan het eind van deze opdracht kun je:

  • uitleggen wat bedoeld wordt met koopgedrag en kun je twee factoren noemen die je koopgedrag bepalen.
  • uitleggen wat het verschil is tussen commerciële en ideële reclame door voor beide een voorbeeld te geven.
  • in eigen woorden uitleggen wat een vergelijkend warenonderzoek is.
  • twee voorbeelden van consumentenorganisaties noemen en kun je het begrip consumentisme beschrijven.

Stap 1: Koopgedrag

Bestudeer uit de Kennisbank de eerste twee pagina's van het volgende onderdeel.

KB: Koopgedrag

Beantwoord nu de volgende vragen.

Toets:Koopgedrag

Stap 2: Reclame

Commerciële reclame is bedoeld om je koopgedrag te beïnvloeden.
Ideële reclame is bedoeld om je gedrag te beïnvloeden.

Ga op zoek naar Nederlandse commerciële reclameslogans.
Schrijf drie reclameslogans op die jij goed vindt. Schrijf ook op waarom je deze reclameslogans goed vindt.

Ga ook op zoek naar drie ideële reclameslogans.
Kijk bijvoorbeeld eens op www.sire.nl.
Schrijf weer drie reclameslogans op die jij goed vindt.
Waarom vind je de slogans goed?

Stap 3: Vergelijkend warenonderzoek

Bestudeer uit de Kennisbank de laatste twee pagina's het volgende onderdeel.

KB: Koopgedrag

Bekijk het vergelijkend warenonderzoek naar hamburgers bij McDonalds.

Gebruik het onderzoek om de volgende vragen te beantwoorden.

  1. In welk land zijn de hamburger het duurst?
  2. In welk land worden de kleinste hamburgers verkocht?
  3. In welk land hebben de hamburgers per portie de meeste calorieën?
  4. In welke landen scoort McDonalds op het punt hygiëne minimaal goed?
  5. Wat kun je zeggen over de vleessamenstelling van de hamburgers in Finland?

Bespreek je antwoorden met een klasgenoot.

Stap 4: Enquête koopgedrag

Enquête koopgedrag
Je gaat onder je klasgenoten een kleine enquête houden.

Stel je wilt een nieuw telefoontoestel + abonnement kopen.
Wat beïnvloedt je koopgedrag het meest?
Kies twee factoren uit:

  • Vrienden/familie
  • Tv-reclame
  • Folder
  • Nieuwsbrief
  • De verkoper
  • Een vergelijkend warenonderzoek

Verzamel de antwoorden van minstens 10 klasgenoten.
Verwerk de uitkomsten in een tabel of in een staafdiagram.

Komt de uitkomst overeen met je verwachting?

Stap 5: Kinderzitjes

Hieronder zie je een gedeelte van een onderzoek naar kinderzitjes.


 
  1. Welk kinderzitje is het duurst?
  2. Welk kinderzitje scoort het slechts op veiligheid?
  3. Jasper en Inge de Bruin willen een kinderzitje kopen.
    Welk zitje zou jij hen aanraden? Leg je antwoord uit.

Bij het vergelijkend warenonderzoek is het volgende schema gemaakt.

  1. Welk merk kinderzitje hoort bij het cijfer 2? En welk merk bij het cijfer 4?
  2. Wat is het voordeel van dit schema in vergelijking met het vergelijkend warenonderzoek? Schrijf ook een nadeel van dit schema op.

Stap 6: Consumentenorganisaties

Veel vergelijkend warenonderzoek wordt uitgevoerd door de de Consumentenbond. De resultaten worden gepubliceerd in de Consumentengids.
Andere consumentenorganisaties zijn de ANWB en vereniging Eigen Huis.

  1. Schrijf de afkorting ANWB voluit.
  2. Voor welke groep consumenten komt de ANWB op?
  3. Schrijf ook de groep consumenten op die lid zijn van de Vereniging Eigen huis

Doe samen met iemand uit je klas een onderzoek naar één van de drie genoemde consumentenorganisaties.
Geef onder andere antwoord op vragen als:

  • Welke activiteiten organseren de organisaties voor hun leden?
  • Hoeveel leden heeft iedere organisatie?
  • Hoe komen de organisaties aan hun geld?
  • ....

Geef aan het eind van je onderzoek aan of je zelf wel of geen lid denkt te worden van een consumentenorganisatie.

Begrippenlijst

Rondkomen

consumeren
het kopen van producten.
dagelijkse uitgaven
uitgaven die bijna elke dag voorkomen.
sparen
het niet uitgeven van een deel van je inkomen.
vaste uitgaven
uitgaven die regelmatig terugkeren.
goederen
producten die je kunt aanraken.
incidentele uitgaven
uitgaven die onverwachts voorkomen.
diensten
producten die je niet kunt aanraken.
budget
bedrag waarvan je een bepaalde periode moet rondkomen.
primaire producten
de meest noodzakelijke producten.
begroting
een overzicht van de verwachte inkomensten en de verwachte uitgaven.
secundaire producten
luxeproducten. Producten die niet echt noodzakelijk zijn.
indexcijfer
verhoudingscijfer; geeft de procentuele verandering weer ten opzichte van het basisjaar.
basisjaar
het jaar waarmee je andere jaren vergelijkt; het jaar met indexcijfer 100.
commerciële reclame
reclame die als doel heeft de winst te vergroten.
nominaal inkomen
de hoeveelheid geld die je verdient.
consumentenorganisatie
een vereniging van consumenten met het doel op te komen voor de belangen van de consumenten.
reëel inkomen
de koopkracht van je inkomen.
vergelijkend warenonderzoek
een test tussen aantal soortgelijke producten.
consumentisme
het streven van consumenten om meer invloed te hebben op de producenten.
koopgedrag
de manier waarop je aankopen doet.

Diagnostische toets

Rondkomen

Het thema 'Rondkomen' sluit je af met een diagnostische toets.

De toets bestaat uit een aantal meerkeuzevragen.
Aan de eind van de toets zie je je score.
Bij een score van 80% heb je een voldoende.
Aan het eind van je toets kun je van de vragen die je fout had, zien wat het goede antwoord was.

Succes.

Examentraining

vmbo-kgt34

Op deze pagina vind je een aantal examenvragen uit examens van vorige jaren.
De vragen sluiten zo goed mogelijk aan bij dit thema.

VMBO-GT34 2016-TV1

2016-TV1 Vraag 14
2016-TV1 Vraag 21

VMBO-GT34 2017-TV2

2017-TV2 Vraag 4
2017-TV2 Vraag 29

VMBO-GT34 2019-TV1

2019-TV1 Vraag 32

VMBO-GT34 2021-TV3

2021-TV3 Vraag 26

 

Meer oefenen?
Wil je meer oefenen met examens? Log dan in op ExamenKracht

  • Het arrangement Thema 5: Rondkomen is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Larry Kerkhofs
    Laatst gewijzigd
    2025-01-22 16:50:48
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Het thema 'Rondkomen' is ontwikkeld door auteurs en medewerkers van StudioVO.

    Fair Use
    In de Stercollecties van StudioVO wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet. Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use. Meer informatie: Fair use

    Mocht u vragen/opmerkingen hebben, neem dan contact op via de helpdesk VO-content.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Leerniveau
    VMBO gemengde leerweg, 3; VMBO theoretische leerweg, 3; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 3;
    Leerinhoud en doelen
    Consumptie en consumenten-organisaties; Arbeid, productie en bedrijfsleven; Economie;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    11 uur 30 minuten
    Trefwoorden
    arrangeerbaar, leerlijn, rearrangeerbare

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content Economie. (2020).

    Thema: Rondkomen - vmbo-kgt34

    https://maken.wikiwijs.nl/62276/Thema__Rondkomen___vmbo_kgt34

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    Koopgedrag

    Rondkomen

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Versie 2.1 (NL)

    Versie 3.0 bèta

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.