Keuzevak marketing 't R@velijn

Keuzevak marketing 't R@velijn

Opbouw keuzevak

Wat is marketing?

In de winkel draait het eigenlijk maar om één ding en dat is zoveel mogelijk artikelen verkopen aan zoveel mogelijk klanten. Je wilt dat een klant bij jou artikelen koopt en niet bij een andere winkel. Een klant heeft veel keuzemogelijkheden, dus waarom zou die klant bij jou iets kopen?

De vraag bij "Marketing" is: hoe krijgt de klant zover dat bij jou zijn spullen koopt? Je richt je dus op jouw klanten en zoekt uit hoe je deze zo goed mogelijk kunt bereiken. Door marktgericht te denken en te handelen kun je klanten verleiden om bij jou te kopen. Marktgericht denken en handelen noemen we ook wel: Marketing.

Bij marketing zoek je onder andere uit wat jouw klant wilt en daar houd je rekening mee. Hieronder vallen allerlei activiteiten die je onderneemt om tegemoet te komen aan de wensen en behoeften van de klant. het aanbieden van producten met aantrekkelijke prijzen hoort erbij, maar bijvoorbeeld ook het presenteren, het promoten en het kiezen van de juist plaats. Bij dit keuzevak leer je al deze aspecten.

Benodigdheden per leerling voor de keuzevak:

- Multomap gevuld met tabbladen
- Collegeblok
- Gevulde Etui
- Grote klemborden voor brainstormen

Tijdens dit keuzevak werken we in teams, iedere week zal dit het zelfde team zijn. De teams bestaan uit 4 leerlingen.

 

Marketingmix

Vooraf

Je ziet een afbeelding van een scooter.
Beantwoord samen met een klasgenoot de volgende vragen.

  • Wordt een scooter vooral gekocht door ouderen of door jongeren?
  • Is er in ieder dorp of iedere stad een winkel waar je een scooter kunt kopen?
  • Maakt de verkoper van de scooters veel reclame?
  • Vind het belangrijk dat je goed advies krijgt voor je een scooter koopt?
  • Zijn er verschillende merken scooters?
    Zijn er goedkopere en duurdere merken?

Aan het eind van deze opdracht kun je:

  • in eigen woorden toelichten wat een doelgroep is.
  • verschillende manieren noemen waarop een doelgroep bereikt kan worden door een producent.

Activiteiten

Stap Groepsgrootte Activiteit
Stap 1 Alleen Vraag over de marketingmix beantwoorden.
Stap 2 Alleen Vragen over speciaalzaken beantwoorden.
Stap 3 Alleen Advertentie bekijken en vraag beantwoorden met behulp van de advertentie.
Stap 4 Alleen + samen Vragen over personeel beantwoorden en bespreken met klasgenoot.
Stap 5 Alleen Vragen over de prijs beantwoorden.
Stap 6 Alleen + samen Vragen over promotie beantwoorden en bespreken met klasgenoot.
Stap 7 Alleen Vragen over promotie beantwoorden.
Samenvatting Alleen Samenvattende sleepoefening maken.
Extra Alleen + samen Video bekijken en bespreken met klasgenoot.


Benodigdheden
Voor deze opdracht heb je een rekenmachine nodig.

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 uur nodig.

 

 

Stap 1: Marketingmix

De winkelier richt zich op een groep kopers.
Deze groep kopers is de doelgroep van de winkelier.
Om zijn doelgroep te bereiken, heeft de winkelier vijf instrumenten.

De vijf instrumenten worden wel de 5 P's genoemd.
Kun je uitleggen waarom?

 

Stap 2: Product

Een ondernemer moet die producten verkopen die zijn doelgroep graag wil hebben.
Een speciaalzaak verkoopt producten die bij elkaar passen.
Voorbeelden van speciaalzaken zijn: een schoenenwinkel en een kaaswinkel.

  1. Bekijk de negen winkels hieronder.
    Maak twee kolommen. Zet boven de eerste kolom 'speciaalzaak' en boven de tweede kolom 'geen speciaalzaak'.
    Verdeel de winkels over de kolommen
    slager supermarkt Hema
    De Bijenkorf beddenwinkel computershop
    kaaswinkel V&D rijwielshop
  1. Als je een paar sportschoenen wilt kopen, kun je dat doen bij een winkel als V&D, bij een schoenenwinkel of bij een sportwinkel.
    1. In welke winkel is, volgens jullie, de keuze het grootst?
    2. In welke winkel kun je het beste advies krijgen?
    3. Waar koop jij je sportschoenen? Waarom kopen je ze in die winkel?

Stap 3: Plaats

Voor de dagelijkse boodschappen ga je graag naar een winkel in de buurt.
Voor de aankoop van artikelen die je niet iedere dag koopt, wil je best een eindje reizen, bijvoorbeeld naar het winkelcentrum in de stad.

Bekijk de advertentie.

In de straat zijn al drie schoenenwinkels.
Vind jij het verstandig van Het Schoenenpaleis om zich in die straat te vestigen?
Leg je antwoord uit.

Stap 4: Personeel

In een winkel met zelfbediening pakt de klant zelf de artikelen.
Personeel is nodig voor het kassawerk en 'de weg wijzen'.
In een bedieningswinkel geeft de verkoper ook advies over de artikelen die worden verkocht.

  1. Yasmin werkt als verkoopster in een kledingzaak.
    Paul werkt als vakkenvuller in een supermarkt.
    Yasmin en Paul werken beide in een winkel.
    Toch zijn er wat betreft het werk wel verschillen.
    Schrijf zoveel mogelijk verschillen op.
  1. Bekijk de negen winkels hieronder.
    Maak twee kolommen. Zet boven de eerste kolom 'bediening' en boven de tweede kolom 'zelfbediening'.
    Verdeel de winkels over de kolommen
    slager supermarkt Hema
    De Bijenkorf beddenwinkel computershop
    kaaswinkel V&D rijwielshop

Bespreek de antwoorden op de vragen met een klasgenoot.

Stap 5: Prijs

Prijs
De winkelier stelt de prijs van zijn producten vast.
Bij het vaststellen van de prijs houdt hij rekening met:

  • de kostprijs: als de verkoopprijs niet hoger is dan de kostprijs maakt de winkelier geen winst.
  • de concurrentie: de verkoopprijs mag niet veel hoger zijn dan de verkoopprijs in een winkel van een concurrent.

Bakkerij Kamphuis bakt zijn eigen stokbroden.
Per dag worden 100 stokbroden gemaakt en verkocht.
De bakker heeft de volgende kosten:
- ingrediënten € 7,-
- arbeidskosten € 39,-
- overige kosten € 4,-

  1. Laat zien dat de kostprijs van één stokbrood € 0,50 is.
  2. Wat vind jij een goede verkoopprijs voor één stokbrood?
  3. Eén dag per maand heeft de bakkerij 'stokbrodendag'.
    Hij verkoopt de stokbroden op die dag voor € 0,50 per stuk.
    Waarom zal de bakker dat doen?

Stap 6: Prijspromotie

Om een product te verkopen, doen veel winkeliers aan promotie of reclame.
Een veel voorkomende vorm van promotie is prijspromotie:
het product wordt (tijdelijk) tegen een lagere prijs verkocht.

Hieronder staan 9 reclame-uitingen.
In welke reclame-uitingen gaat het om prijspromotie?

  1. Drie halen, twee betalen.
  2. Deze week € 2,- goedkoper.
  3. Iets duurder, stuk lekkerder.
  4. Niet goed, geld terug.
  5. Tijdelijk 20% meer inhoud.
  6. Zolang de voorraad strekt.
  7. Met goud bekroond.
  8. Tijdens de uitverkoop 25% korting.
  9. Waar voor je geld.

Vergelijk je antwoord met het antwoord van een klasgenoot.

Stap 7: Vragen promotie

Beantwoord de volgende vragen:

  1. Bij prijspromotie is het belangrijk dat de winkelier de reactie van de concurrent goed inschat.
    Een prijsactie die klanten bij een andere winkelier weglokt, kan leiden tot een prijzenoorlog.
    1. Wat wordt, denk je, bedoeld met een prijzenoorlog?
    2. Leg uit waarom een prijzenoorlog voor alle winkeliers nadelig kan zijn.
  1. Bedrijven gebruiken in al hun reclameboodschappen vaak dezelfde slagzin. Bijvoorbeeld:
    - 'AH blijft op de kleintjes letten',
    - 'Heerlijk, helder Heineken'
    - 'Nike, just do it'.
    1. Schrijf nog twee slagzinnen op.
    2. Waarom werken veel bedrijven steeds met dezelfde slagzin?

Samenvatting

In de onderstaande zinnen ontbreekt nog een aantal woorden.
Sleep de woorden naar het juiste vak en controleer je antwoord.

Wat heb je geleerd?

 

Oefening:Samenvatting

Extra: LvL

Op de website www.vimeo.com vind je verschillende video's die door leerlingen voor leerlingen zijn gemaakt.

Hieronder staat een video die goed past bij dit thema.
Bekijk de video. Kun je de video goed volgen?
Bespreek de inhoud van de video met een klasgenoot.

Video: Beïnvloeden tot kopen

Taak 1

Hoofdstuk 1 en 2 (met opdrachten)

1. Ondernemen

In dit keuzedeel is marketing een onderdeel van ondernemerschap. Dan is het ook belangrijk om te weten wat ondernemerschap nu precies inhoudt.

Wat is ondernemerschap?

Ondernemerschap in de meest pure vorm is het hebben van een eigen bedrijf voor eigen geld en risico.

Ondernemerschap draait om kansen zien, kansen grijpen en waarde creëren.

De belangrijkste redenen om ondernemer te worden zijn volgens leerlingen/studenten:

Aangaan van een uitdaging

Het eigen baas/onafhankelijk zijn

Het kunnen verwezenlijken van eigen ideeën

Iets kunnen bijdragen aan de maatschappij

Veel flexibiliteit hebben

Zelf iets kunnen opbouwen


Opdracht 1A: Ruilen
1. Bekijk onderstaande opdracht en voer deze uit in groepjes van drie personen.
2. Presenteer in de klas jullie uiteindelijke voorwerp en vertel hoe jullie daar aan zijn gekomen.

Opdracht A.      Ruilen

 

Groepje


Elke groep krijgt een bepaald voorwerp mee en krijgt ongeveer een uur de tijd om in de buurt het voorwerp om te ruilen tegen iets dat mooier, groter of kostbaarder is. Het nieuw verkregen voorwerp mag bij iemand anders ook weer worden geruild voor iets dat nog groter, mooier of kostbaarder is. Welke groep komt met het meest bijzondere of het mooiste voorwerp terug?

 

 

2. Management en organisatie


In een organisatie werken mensen samen. Belangrijk hierbij is een goede samenwerking met een duidelijk indeling wie welke taken uitvoert. In dit hoofdstuk besteden we aandacht aan hoe een organisatie eruit ziet en waar een manager zich mee bezig houdt.

In jouw organisatie ga je de volgende vragen uitwerken aan de hand van onderstaande theorie en opdrachten:

- Hoe moet je de taken in jouw organisatie verdelen?

- Welke afdelingen zijn er in jouw organisatie?

- Hoe wordt jouw bedrijf gemanaged?


2.1 Management
Een manager stuurt en beheert de juiste mensen en gebruikt de juiste middelen om bepaalde doelen te bereiken.

De doelen kunnen daarbij zijn om de winst te vergroten of bijvoorbeeld de tevredenheid van klanten te vergroten.

Daarbij is het dus ook belangrijk dat een manager leidinggevende capaciteiten heeft.

Een goede manager heeft als taken:

1. plannen

2. organiseren

3. coördineren

4. opdrachten geven

5. controleren

6. corrigeren.

Verder zijn er verschillende managementniveaus te vinden in een organisatie.


2.2 Organisatie

De organisatiestructuur

In de structuur van de organisatie wordt duidelijk getoond hoe de taken en bevoegdheden zijn verdeeld tussen de verschillende mensen en afdelingen. Dit wordt weergegeven in een organisatieschema. Zo kan je precies aflezen wie met elkaar te maken hebben en hoe de hiërarchie in de organisatie werkt. Hiërarchie staat voor de lijnen tussen personen die laten zien wie het bevel heeft over wie.

Zo'n organisatieschema noemen we ook wel een organogram.

Als we de organogram van onze school, bekijken zou die er ongeveer  als volgt eruit zien:

Verder zijn er ook ondersteunende diensten in een organisatie. Afdelingen zoals "Financiën, Administratie, Personeelszaken" hebben vaak geen directe link met de medewerkers van de afdeling "Inkoop", "Productontwikkeling", "Marketing", "Verkoop", etc. Deze ondersteunde diensten verbinden wij in de organisatiestructuur door een lijn naar de zijkant tussen de directie en de andere afdelingen.

Voorbeeld organogram



Er zijn twee verschillende structuren te zien in een organogram.

De lijntjes die de afdelingen en medewerkers met elkaar verbindt noem je ook wel de bevelstructuur. Zo kan je zien dat de directie het bevel heeft over de vier blauwe afdelingen. De Manager van de afdeling "Productontwikkeling heeft het bevel over twee teammanager die vervolgens weer ieder twee medewerkers onder zich hebben.

Als je goed naar de organogram kijkt zie je dat er meerdere driehoeken zijn. Je zou met een geodriehoek een driehoek kunnen tekenen die alle blauwe afdelingen met de directie verbindt. En je zou bijvoorbeeld een driehoek kunnen tekenen die de teammanager verbindt met zijn twee medewerkers. Dit noemen wij ook wel een overlegstructuur. In een organisatie wordt er veel overleg gepleegd. Soms elke dag, soms wekelijks, soms maandelijks. In een organogram kan je veelal goed zien wie met elkaar in overleg zit.

 

Opdracht 2A: "Maak een organogram"

1. Bedenk voor jouw organisatie hoe jullie in een echt bedrijf zouden passen en waar jullie dus staan. Je gaat dus een eigen organogram maken met een duidelijk management structuur.

2. Vul daarbij de namen van alle leerlingen in, rekening houdend met welke persoon goed bij welke rol zou passen.

Taak 2

Hoofdstuk 3 (met opdrachten)

3. Van productie tot verkoop


3.1 Inkoop & Productmanagement

Wat zijn de taken van de afdeling ‘Inkoop’ in een bedrijf?

›Inkoop van goederen/diensten

›Onderhouden van leveranciers (afspraken)

›Onderzoeken van mogelijke nieuwe leveranciers

›Contacten onderhouden met ‘derden’ over inkoopvraagstukken.

›Verwerken van inkoopgegevens

Waar moet je op letten tijdens het inkoopproces?
›Doelgroep

›Prijs + kwaliteit van product/dienst

›Leverings-en betalingsvoorwaarden

›Maatschappelijk verantwoord inkopen (leveranciers onder de loep nemen)


Inkoopproces:

 

1. Specificeren
Het uitzoeken welke goederen/diensten nodig zijn en wat de precieze wensen zijn van een klant.

2. Selecteren
Aan de hand van onderzoek kijken welke leverancier de beste producten tegen de beste prijs levert.

3. Contracteren (maken van contact)
Het contracteren van de juiste leverancier en tevens onderhandelen over de condities.

4. Bestellen
Het daadwerkelijk bestellen van de goederen die nodig zijn zoals uitgezocht in stap 1.

5. Bewaken
Het bewaken van de levering, gekeken naar beveiliging en controle van de goederen.

6. De nazorg en evaluatie
Zorgen dat de goederen in het magazijn op de juiste plek komen en worden geadministreerd. Daarnaast het gehele proces evalueren en archiveren.

 

Praktijk opdracht 1a Product ontwikkelen
1. Gebruik het document “1A product ontwikkeling”. Je gaat in jouw team een nieuw product bedenken en maken.
2. Volg de aanwijzingen in de opdracht " 1A product ontwikkeling" en beantwoord de vragen.


3.2 Product & Verkoop

Bij productie worden er een aantal productiefactoren gecombineerd om zo uiteindelijk een product of dienst te leveren. Deze 4 zijn dus altijd nodig bij het produceren oftewel maken van een product. De vier productiefactoren zijn (KANO):
1. Kapitaal
2. Arbeid
3. Natuur
4. Ondernemerschap

 

Laten we de productie van appelsap als voorbeeld gebruiken. De boer plant de appelbomen in zijn grond om appels te oogsten (Natuur). Als de appels rijp zijn worden ze geplukt door zijn werknemers (Arbeid). Nu worden de appels door grote machines verwerkt tot appelsap en in pakjes of flessen gedaan (Kapitaal). De ondernemer combineert bovenstaande productiefactoren om uiteindelijk het product te leveren met het doel winst te generen en loopt daarbij dus ondernemersrisico op (Ondernemerschap).

Verkoop is het leveren van goederen of diensten aan derden tegen een betaling. Je kan zowel verkopen aan bedrijven als aan consumenten. Bij verkopen is het niet alleen belangrijk dat je een verkooppraatje kan houden.

Ook dit is erg belangrijk bij verkopen:

  • Ken je productaanbod.

  • De juiste uitstraling hebben.

  • Goed luisteren.

  • Stel de juiste vragen.

  • Wees creatief en inventief.

  • Heb oog voor 'bijverkoop'.

  • Service verlenen.


Praktijkopdracht 1B: Kostprijs & Verkoopprijs
1. Gebruik de theorie uit de genoemde PowerPoint.
2. Gebruik het document “ 1B - kostprijs en verkoopprijs”. Let goed op welke opdrachten individueel of samen gemaakt moeten worden.

Taak 3

Hoofdstuk 4 (met opdrachten)

4. Marktonderzoek


4.1 Onderzoek de markt
In de eerste lessen heb je vastgesteld welk product jullie willen gaan verkopen. Met dit product gaan jullie dus verder. Maar hoe bepaal je nou of het product ook echt kansrijk zal zijn. Hoe kan je vooraf inschatten of het product het ‘goed gaat doen’? Dat is nog niets eens zo’n makkelijke vraag. Om op die vraag antwoord te geven gaan we ons in dit hoofdstuk bezig houden met marktonderzoek.

Een marktonderzoek
Waarschijnlijk ben je heel enthousiast over het gekozen product. Misschien ga je er vanuit dat heel veel mensen het product leuk vinden en graag willen hebben. Maar misschien is dat niet zo. Door marktonderzoek te doen kan je nagaan of mensen interesse hebben in je product, wie die mensen zijn en waar je ze kunt vinden. Daarnaast ga je in een marktonderzoek bekijken welke andere producten er op de markt zijn die op jouw product lijken.

Marktonderzoek is dus een onderzoek waarbij je informatie verzamelt over een markt (concurrenten) en over klanten. Een marktonderzoek start je niet zomaar. Het is belangrijk om eerst jezelf de vraag te stellen wat je wilt onderzoeken. Je begint een marktonderzoek dus met het formuleren van een probleem. Of nog anders gezegd, wat wil je uiteindelijk te weten komen over jouw product na het marktonderzoek? Op welke vraag moet het onderzoek antwoord gaan geven?

Een voorbeeld van zo’n probleemstelling die in ons project zou passen is:

“Is er onder het winkelend publiek op de markt een meerderheid aan mensen die ons product wil kopen en tegen welke maximale prijs zijn ze bereid dat te doen?”

Des te concreter de probleemstelling, des te beter zal je kunnen onderzoeken

Praktijkopdracht 2A Formuleer de probleemstelling
1. Bedenk in je team (van drie leerlingen) een probleemstelling voor het gekozen product.
2. Maak de probleemstelling zo concreet mogelijk en formuleer hem in de vorm van een centrale vraag. Het resultaat van deze opdracht is dus dat je een goede probleemstelling hebt gemaakt voor het gekozen product.
3. Bewaar de probleemstelling op een centrale plek (voor het hele team toegankelijk) voor jullie marktonderzoek.

 

Onderzoeksvragen
Heb je eenmaal de probleemstelling geformuleerd, dan kan je gericht vragen bedenken voor het marktonderzoek. We noemen dit de ‘onderzoeksvragen’. Het zijn nog niet de vragen die je aan het publiek gaat stellen, maar meer de vragen die je aan jezelf stelt. Als je de onderzoeksvragen op een rij hebt, dan kan je daarna de vragen gaan formuleren die je aan het publiek wilt stellen. We geven nu eerst een voorbeeld van een aantal onderzoeksvragen.

voorbeeld onderzoeksvragen:

Wie gaat ons product kopen?

Wie zal ons product waarschijnlijk niet kopen?

Wie gaat ons product gebruiken?

Waarvoor kun je het product gebruiken?

Hoe gaan we het product verkopen?

Welke producten zijn er al op de markt die op ons product lijken?

Wat is er uniek aan ons product?

Voor welke leeftijdsgroep zou ons product het meest geschikt zijn?

Verdient ons product een verpakking en zo ja wat voor?

Welk gevoel krijgt de klant bij ons product?

Hoeveel geld zou een klant voor ons product over hebben?


Al deze vragen zijn voorbeelden van onderzoeksvragen. Het is nu de kunst om bij de probleemstelling die je hebt bedacht zelf je eigen onderzoeksvragen te bedenken. Voordat we dat gaan doen, vertellen we je eerst iets over de marketingmix.

Opdracht 2B: Onderzoeksvragen maken
1. Bedenk in je team op basis van de probleemstelling die jullie in opdracht A "formuleer de probleemstelling hebben gedacht, een lijst met tussen de 15 - 20 onderzoeksvragen.
2. Deel de vragen in naar de 4 P’s. Je formuleert dus vragen ten aanzien van de Prijs, het Product, de Promotie en de Plaats.
3. Bewaar de onderzoeksvragen op een centrale plek (voor het hele team toegankelijk) voor jullie marktonderzoek.

 

Je hebt zojuist de onderzoeksvragen geformuleerd. Je hebt dus structuur gebracht in wat je wilt weten om antwoord te geven op je probleemstelling. Nu is het de bedoeling dat je antwoord gaat krijgen op de onderzoeksvragen. Dat kan op twee manieren. We beginnen met ‘deskresearch’.

Je kunt natuurlijk eerst zelf antwoorden zien te vinden op vragen of sommige vragen uit je lijst. We noemen dat ‘deskresearch’. Deskresearch is een methode van onderzoek waarbij je met behulp van verschillende bronnen op zoek gaat naar antwoorden op je vragen. Je kunt daarvoor heel goed het internet gebruiken, maar soms ook naslagwerken, folders of ander leesmateriaal. Wij beperken ons tot het internet. Denk dan eens aan de volgende bronnen.

Voorbeeldbronnen deskresearch via internet:

Websites van bedrijven die een zelfde product aanbieden;

Klantenforums waarin klanten die een soortgelijk product kochten dingen schrijven;

Onderzoeksrapporten van bijvoorbeeld de Kamer van Koophandel en het CBS;

Natuurlijk kun je nog veel meer bronnen bedenken. Het is ook een beetje afhankelijk van welk product je hebt gekozen.


Opdracht 2C: Deskresearch plegen
1. Maak een selectie van onderzoeksvragen waar je via deskresearch zelf al antwoorden op kunt vinden.
2. Bedenk welke bronnen je wilt raadplegen.
3, Beantwoord de selectie van vragen met behulp van deze bronnen.
4. Vermeld bij de opstelling die je maakt aan het eind alle bronnen die je hebt geraadpleegd. De antwoorden die je hebt opgeschreven moeten dus met behulp van de bronnen die jij vermeldt terug te vinden zijn.
5. Bewaar de antwoorden op een centrale plek (voor het hele team toegankelijk) voor jullie marktonderzoek.

 

4.2 Enquêteren

Je kunt veel informatie en antwoorden op je onderzoeksvragen vinden bij je toekomstige klanten. Via een marktonderzoek vraag je mogelijke klanten om informatie.

Vormen van marktonderzoek
Er bestaan verschillende vormen van marktonderzoek. Bij ieder soort gaat het om het verzamelen van gegevens.

Kwalitatief markonderzoek (gericht op kwaliteit, hoe goed de respons is) en kwantitatief marktonderzoek (gericht op hoge respons, dus hoeveelheid)

Je kunt mensen schriftelijk of mondeling vragen stellen of via interviews hun reactie peilen op je product.

Bij kwantitatief onderzoek ondervraag je een grote groep mensen door middel van een enquête met meerkeuzevragen. Deze vragen worden via de telefoon, via de post of online gesteld. Met de uitkomst kun je met redelijke zekerheid voorspellingen doen. Wil je reacties op jullie nieuwe product peilen dat kun je het beste kiezen voor kwalitatief onderzoek. Je hebt zo een meer persoonlijk contact met een kleinere groep mensen en kun je beter hun meningen, houdingen, en ‘voors- en tegens’ ontdekken. Het geeft een eerste indruk over hoe mensen over het onderwerp denken.

Een manier van kwantitatief onderzoek is:
Online onderzoek:

De meest gebruikte methode is de online enquête.  Je maakt een digitale enquête waarbij je een link stuurt naar je doelgroep die deze vervolgens online in kan vullen. Een voordeel van deze methode is het snel verkrijgen van veel respons.

Een manier van een kwalitatief onderzoek is:

Face-to-face onderzoek:

Je spreekt persoonlijk respondenten aan voor het invullen van de enquête.

Soorten vragenlijsten:

›Online

›Schriftelijk

›Telefonisch

›Face-to-face


Enquêtevragen
Er zijn ook verschillende type vragen die je kan stellen. Je hebt bijvoorbeeld een Ja/nee vraag gebruiken waar het antwoord van de respondent alleen een ja of een nee kan zijn.
Hieronder staan de verschillende type enquête vragen:

›Ja/Nee vraag

Voorbeeld:
Koop je weleens wat in de kantine?

Kruis 1 antwoord aan.

0 Ja

0 Nee

›Meerkeuze/multiple-choice vraag

Voorbeeld:

Hoe vaak per week koop je wat te eten/drinken op school?
Kruis 1 antwoord aan.

0 - 2-3 keer per dag

0 - Dagelijks

0 - Aantal keer per week

0 - Wekelijks

0 - Nauwelijks/nooit

›Volgorde vragen

Voorbeeld:

Op welke dag zou je het liefst wat willen kopen in de kantine?
Zet een 1 bij de dag dat je het liefst iets zou willen kopen, een 2 voor de dag waar je tweede keuze op valt, etc.

… Maandag

… Dinsdag

… Woensdag

… Donderdag

… Vrijdag

›Schaalvragen

Voorbeeld:

Hoe bevalt het eten je in de kantine?
Kruis 1 antwoord aan.

0 – Heel goed

0 – Goed

0 – Niet goed en niet slecht

0 – Slecht

0 – Heel slecht

0 – Geen mening

›Open vragen

Voorbeeld:
Wat voor product zou je graag in de kantine willen kopen?

………………………………………………………………………………………………………………


De vragen kun je daarnaast indelen in een aantal factoren. Bijvoorbeeld:

›Demografische factoren:

-Leeftijd, beroep, opleiding

› Psychografische factoren:

-Lifestyle, persoonlijkheid, attitudes

› Sociaaleconomische factoren:

-Budget

Een enquête start vaak met vragen over de demografische factoren zodat je weet wie de enquête invult. Je vraagt hierbij bijvoorbeeld naar leeftijd, woonplaats en/of geslacht.

Opdracht 2D: Enquête maken
1.Gebruik het document “ 4D - enquête maken”
2.Volg de aanwijzingen in de opdracht Enquête maken, beantwoord de vragen en volg de instructies.
3.Als je enquête af is en goedgekeurd door de docent dan kan je beginnen met enquêteren.
4.Laat je enquête door minstens 20 mensen invullen! Zorg wel dat degene die de enquête invult tot de doelgroep behoort. Bijvoorbeeld: als jij jouw product gericht is op vrouwen van tussen de 40 en 65 is het niet de bedoeling dat mede leerlingen de enquête invullen.

 

4.3 Schrijf je marktonderzoeksverslag
Je bent nu bijna aan het einde van het marktonderzoek gekomen. De onderzoeksvragen zijn vooraf vastgesteld, de enquête is gemaakt en de antwoorden van de doelgroep zijn binnengekomen. Daarbij komen meestal ook tips over hoe je de enquête beter kan maken, en – nog belangrijker – hoe jullie product beter kan worden gemaakt of beter aan de man kan worden gebracht.

De volgende stap is om de binnengekomen gegevens te verwerken. Deze informatie gebruik je om uiteindelijk het product straks aan te passen en een duidelijk beeld te krijgen van de consument. Want de consument moet het product uiteindelijk kopen en gaan bepalen of de verkoop van het product een succes wordt.

Opdracht 2E: Marktonderzoeksverslag schrijven
1. Gebruik het document “1E - Marktonderzoeksverslag maken”
2. Volg de aanwijzingen in de opdracht "Marktonderzoeksverslag maken" en beantwoord de vragen.

Taak 4

Hoofdstuk 5 en 6 (met opdrachten)

5. Verbetervoorstel

5.1 Verbetervoorstel maken
Nu jouw marktonderzoek gedaan is en de resultaten binnen zijn kan je aan de volgende stap beginnen. Het marktonderzoek heeft jou hopelijk veel inzicht gegeven hoe de klanten over jouw product/dienst denken en wat je er eventueel aan kan verbeteren. Als conclusie op jouw marktonderzoeksverslag ga je nu een verbetervoorstel maken. Oftewel, welke verbeteringen of aanpassingen kunnen jullie maken op jouw product/dienst om te zorgen dat de klant gaat het product / dienst gaat kopen.

Met jouw team schrijf je een verslag waarin je wat vertelt over de volgende punten:

1. Doelgroep
2. Product
3. Prijs
4. Plaats
5. Promotie

(denk hierbij aan zaken als logo/huisstijl, locatie, social media, service etc.)

 

5.2 Presenteer het verbetervoorstel


De resultaten van het onderzoek heb je verwerkt in een verbetervoorstel en dat betekent dat het nu tijd is om jouw voorstel te presenteren.

Opdracht 3a: PowerPoint maken
1.Maak in een groep een PowerPoint of Prezi waarin je de resultaten van je marktonderzoeksverslag presenteert.


6. Bedrijfsvoering

6.1. Een verkoopdag

In het hoofdstuk Bedrijfsvoering leer je wat erbij komt kijken als je daadwerkelijk start met het verkopen.

Opdracht 3B: Kas berekenen
- Gebruik het document “kas berekenen”
- Volg de aanwijzingen en vul het formulier in met jouw groepje.


6.2 Manager
Misschien heb jij de smaak wel te pakken gekregen en zie jij jezelf al nieuwe producten ontwikkelen en verkopen. Fantastisch! Helaas is een goede ontwikkelaar niet altijd een goede manager, met andere woorden “een goede baas”.


Opdracht 3C: Personeel Managen
1. Gebruik het document “3C - Manager” en lees aandachtig de eerste bladzijde door.
2. Volg de aanwijzingen in de opdracht en beantwoord de vragen.

 

Toetsing

pta praktijk (marktonderzoeksverslag)

Het cijfer voor het pta praktijk wordt gebaseerd op het markonderzoeksverlag. Wat je hiervoor moet doen is bijgevoegd in document "indeling marktonderzoeksverslag"

pta theorie

leren voor het pta

theorie uit de hoofdstukken, sommen uit de praktijkopdrachten en BEGRIPPENLIJST!

  • Het arrangement Keuzevak marketing 't R@velijn is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Chantalle van Dongen
    Laatst gewijzigd
    2019-08-29 14:46:47
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Taak: het beoordelen en verbeteren van een bestaande retailformule, rekening houdend met: o doelgroep o assortiment o marktpositie
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    van Dongen, Chantalle. (2019).

    Marketingmix start opdracht

    https://maken.wikiwijs.nl/130775/Marketingmix__start_opdracht

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.