Hoofdstuk 1 en 2 (met opdrachten)

1. Ondernemen

In dit keuzedeel is marketing een onderdeel van ondernemerschap. Dan is het ook belangrijk om te weten wat ondernemerschap nu precies inhoudt.

Wat is ondernemerschap?

Ondernemerschap in de meest pure vorm is het hebben van een eigen bedrijf voor eigen geld en risico.

Ondernemerschap draait om kansen zien, kansen grijpen en waarde creëren.

De belangrijkste redenen om ondernemer te worden zijn volgens leerlingen/studenten:

Aangaan van een uitdaging

Het eigen baas/onafhankelijk zijn

Het kunnen verwezenlijken van eigen ideeën

Iets kunnen bijdragen aan de maatschappij

Veel flexibiliteit hebben

Zelf iets kunnen opbouwen


Opdracht 1A: Ruilen
1. Bekijk onderstaande opdracht en voer deze uit in groepjes van drie personen.
2. Presenteer in de klas jullie uiteindelijke voorwerp en vertel hoe jullie daar aan zijn gekomen.

Opdracht A.      Ruilen

 

Groepje


Elke groep krijgt een bepaald voorwerp mee en krijgt ongeveer een uur de tijd om in de buurt het voorwerp om te ruilen tegen iets dat mooier, groter of kostbaarder is. Het nieuw verkregen voorwerp mag bij iemand anders ook weer worden geruild voor iets dat nog groter, mooier of kostbaarder is. Welke groep komt met het meest bijzondere of het mooiste voorwerp terug?

 

 

2. Management en organisatie


In een organisatie werken mensen samen. Belangrijk hierbij is een goede samenwerking met een duidelijk indeling wie welke taken uitvoert. In dit hoofdstuk besteden we aandacht aan hoe een organisatie eruit ziet en waar een manager zich mee bezig houdt.

In jouw organisatie ga je de volgende vragen uitwerken aan de hand van onderstaande theorie en opdrachten:

- Hoe moet je de taken in jouw organisatie verdelen?

- Welke afdelingen zijn er in jouw organisatie?

- Hoe wordt jouw bedrijf gemanaged?


2.1 Management
Een manager stuurt en beheert de juiste mensen en gebruikt de juiste middelen om bepaalde doelen te bereiken.

De doelen kunnen daarbij zijn om de winst te vergroten of bijvoorbeeld de tevredenheid van klanten te vergroten.

Daarbij is het dus ook belangrijk dat een manager leidinggevende capaciteiten heeft.

Een goede manager heeft als taken:

1. plannen

2. organiseren

3. coördineren

4. opdrachten geven

5. controleren

6. corrigeren.

Verder zijn er verschillende managementniveaus te vinden in een organisatie.


2.2 Organisatie

De organisatiestructuur

In de structuur van de organisatie wordt duidelijk getoond hoe de taken en bevoegdheden zijn verdeeld tussen de verschillende mensen en afdelingen. Dit wordt weergegeven in een organisatieschema. Zo kan je precies aflezen wie met elkaar te maken hebben en hoe de hiërarchie in de organisatie werkt. Hiërarchie staat voor de lijnen tussen personen die laten zien wie het bevel heeft over wie.

Zo'n organisatieschema noemen we ook wel een organogram.

Als we de organogram van onze school, bekijken zou die er ongeveer  als volgt eruit zien:

Verder zijn er ook ondersteunende diensten in een organisatie. Afdelingen zoals "Financiën, Administratie, Personeelszaken" hebben vaak geen directe link met de medewerkers van de afdeling "Inkoop", "Productontwikkeling", "Marketing", "Verkoop", etc. Deze ondersteunde diensten verbinden wij in de organisatiestructuur door een lijn naar de zijkant tussen de directie en de andere afdelingen.

Voorbeeld organogram



Er zijn twee verschillende structuren te zien in een organogram.

De lijntjes die de afdelingen en medewerkers met elkaar verbindt noem je ook wel de bevelstructuur. Zo kan je zien dat de directie het bevel heeft over de vier blauwe afdelingen. De Manager van de afdeling "Productontwikkeling heeft het bevel over twee teammanager die vervolgens weer ieder twee medewerkers onder zich hebben.

Als je goed naar de organogram kijkt zie je dat er meerdere driehoeken zijn. Je zou met een geodriehoek een driehoek kunnen tekenen die alle blauwe afdelingen met de directie verbindt. En je zou bijvoorbeeld een driehoek kunnen tekenen die de teammanager verbindt met zijn twee medewerkers. Dit noemen wij ook wel een overlegstructuur. In een organisatie wordt er veel overleg gepleegd. Soms elke dag, soms wekelijks, soms maandelijks. In een organogram kan je veelal goed zien wie met elkaar in overleg zit.

 

Opdracht 2A: "Maak een organogram"

1. Bedenk voor jouw organisatie hoe jullie in een echt bedrijf zouden passen en waar jullie dus staan. Je gaat dus een eigen organogram maken met een duidelijk management structuur.

2. Vul daarbij de namen van alle leerlingen in, rekening houdend met welke persoon goed bij welke rol zou passen.