Economie waar gaat het over?
In dit eerste thema ga je op zoek naar het antwoord op de vraag
'Economie: waar gaat het over?'
Geld speelt in de economie een belangrijke rol. Economen bestuderen hoe mensen omgaan met geld. Hoe mensen aan geld komen en welke keuzen ze maken bij het uitgeven van geld.
Economen zijn ook geïnteresseerd in het inkomen van alle Nederlanders samen, het nationaal inkomen. Ze bekijken de oorzaken van inkomensverschillen en hoe deze verschillen vergroot of verkleind kunnen worden.
Je sluit het thema af met het maken van een diagnostische toets.
Leerdoelen
Aan het eind van het thema kan ik:
de definitie van geld geven.
(met behulp van voorbeelden) uitleggen waar het vak economie over gaat.
werken met grote getallen op mijn rekenmachine.
de begrippen behoeften en middelen omschrijven en uitleggen waarom ik moet kiezen.
omschrijven wat bedoeld wordt met welvaart en het verschil uitleggen tussen welvaart en welzijn.
voorbeelden geven van vrije en economischeproducten.
(met behulp van voorbeelden) uitleggen wanneer economen producten schaars noemen.
drie verschillende inkomstenbronnen noemen.
een percentage van een bedrag uitrekenen en uitrekenen hoeveel procent een bedrag is.
(met behulp van voorbeelden) duidelijk maken wat het verschil is tussen een primair inkomen en een secundair inkomen.
voorbeelden van inkomens in natura noemen.
omschrijven wat bedoeld wordt met het nationaal inkomen van een land.
uitleggen hoe ik het nationaal inkomen per hoofd van de bevolking uitreken en kan ik uitleggen dat het nationaal inkomen per hoofd van de bevolking een maat voor de welvaart van een land is.
drie verschillende oorzaken voor inkomensverschillen noemen.
uitleggen wat bedoeld wordt met nivelleren en denivelleren.
twee (overheids)maatregelen noemen die een (de)nivellerend effect hebben.
1. Geld en economie
Vooraf
Het dorp Veenkamp bestaat 500 jaar.
Ter gelegenheid van dit 100ste lustrum is er een speciale zilveren herdenkingsmunt van € 2,- geslagen. Tijdens de Veenkampse feestweek kan bij de winkeliers in Veenkamp en op het festivalterrein met de herdenkingsmunt worden betaald.
Caroline heeft na afloop van de feestweek nog enkele herdenkingsmunten over. Ze wil in de schoolkantine een gevulde koek kopen met zo'n munt.
Wat denk jij?
Zal de herdenkingsmunt in de schoolkantine geaccepteerd worden? Waarom wel of waarom niet? Bespreek je antwoord met een klasgenoot.
Een definitie van geld: Geld is een algemeen aanvaard betaalmiddel; iedereen accepteert het en je kunt er veel verschillende producten mee kopen.
In Europa heeft een groot aantal landen dezelfde munt: de euro.
Er zijn euro-bankbiljetten van 5, 10, 20, 50, 100, 200 en (tot eind 2018) 500 euro en euromunten van 1, 2, 5, 10, 20 en 50 eurocent en van 1 en 2 euro.
Beantwoord de volgende vragen:
Hoeveel verschillende euro-bankbiljetten zijn er?
En hoeveel verschillende euromunten?
Tel de waarde van de verschillende euro-bankbiljetten bij elkaar op.
Hoeveel euro is dat totaal?
Hoeveel euro is de totale waarde van de verschillende euromunten bij elkaar opgeteld?
Zijn alle munten van 2 euro in Europa hetzelfde?
Leg je antwoord uit.
Controleer je antwoorden.
Stap 2: Economie: waar gaat het over?
Iedere dag zie je berichten die met economie te maken hebben:
Wat hebben deze vier krantenkoppen met elkaar gemeen?
Bespreek je antwoord met een klasgenoot.
Stap 3: Economie: waar gaat het over?
Tijdens de lessen economie komen veel verschillende onderwerpen aan de orde. In veel van die onderwerpen speelt geld een belangrijke rol. Denk maar aan:
a inkomen
e handel met het buitenland
b sparen en lenen
f belastingen
c kopen van producten
g milieu
d verkopen van producten
Bekijk het lijstje met begrippen hieronder.
Zoek bij ieder begrip het juiste onderwerp uit het bovenstaande rijtje.
1 import en export
5 overheid
2 winst
6 geluidsoverlast
3 salaris
7 reclame
4 banken
Als Gerda naar het bovenste rijtje kijkt, vraagt ze zich af of milieu wel in het rijtje economische onderwerpen thuis hoort. Maak met een voorbeeld duidelijk dat milieu met economie en met geld te maken heeft.
Stap 4: Economie en geld
Door het gebruik van geld kunnen veel zaken gemakkelijker worden afgehandeld.
Bekijk de zes vragen hieronder:
Waarom is geld makkelijk als je denkt aan het uitbetalen van je salaris?
Waarom is geld makkelijk als je denkt aan sparen?
Waarom is geld makkelijk als je denkt aan lenen?
Waarom is geld makkelijk als je denkt aan het kopen en verkopen van producten?
Waarom is geld (de euro) makkelijk als je denkt aan handel met het buitenland?
Waarom is geld makkelijk voor het innen van belastingen?
Op de vragen hierboven kun je steeds (ongeveer) hetzelfde antwoord geven.
Welk antwoord? Bespreek het antwoord met een klasgenoot.
Stap 5: Grote getallen
In Nederland wonen ongeveer 16,7 (16.700.000) miljoen mensen.
Het gemiddeld inkomen per Nederlander was in 2012 ongeveer € 45.000,-.
Om uit te rekenen hoeveel alle Nederlanders samen verdienen moet je 16.700.000 x € 45.000,- uitrekenen.
Bereken 16.700.000 x 45.000 op je rekenmachine.
Schrijf het antwoord voluit.
Economen werken vaak met grote getallen.
Sommige getallen zijn zo groot dat niet alle cijfers op je rekenmachine passen.
Bestudeer de uitleg over grote getallen op StudioWiskunde: Grote getallen
Maak nu de volgende sommen:
350.000.000 x 20.000 =
12.400.000.000.000 : 62.000 =
32.000.000.000 + 900.000.000 =
Stap 6: Nog meer grote getallen
Maak de volgende twee opgaven.
1
In Nederland werken ongeveer 6,2 miljoen mensen.
Het gemiddeld bedrag dat iemand die werkt aan loon- en inkomstenbelasting betaalt, is ongeveer € 11.000,-.
Bereken het bedrag dat de overheid jaarlijks binnenkrijgt aan loon- en inkomstenbelasting.
2
Nederland verdient veel geld aan de handel met Duitsland. De waarde van de export naar Duitsland bedraagt per jaar ongeveer € 94,4 miljard.
Bereken voor hoeveel euro er gemiddeld per Nederlander naar Duitsland wordt geëxporteerd.
Ga uit van 16,7 miljoen Nederlanders.
Controleer je antwoorden.
2. Economie en welvaart
Vooraf
Stel je voor...
... je bent jarig en je krijgt van een oom € 100,-. Wat ga je kopen?
... je krijgt geen € 100,- maar € 1000,-. Wat koop je nu?
... je wint in de Staatsloterij € 100.000,-. Wat is het eerste dat je koopt?
In het vak economie gaat het om kiezen.
Economen bestuderen hoe gezinnen, bedrijven en de overheid kiezen uit verschillende mogelijkheden.
Wat denk jij?
Moet iedereen keuzes maken? Wat bepaalt welke keuzes je maakt?
Is veel geld keuze nummer één. Of gaat het juist niet om geld, maar alleen om wat je met dat geld kunt doen?
Bespreek je antwoorden met een klasgenoot.
Aan het eind van deze opdracht kun je:
een definitie geven van de begrippen behoeften en middelen en uitleggen waarom je moet kiezen.
uitleggen wat bedoeld wordt met welvaart en het verschil uitleggen tussen welvaart en welzijn.
voorbeelden geven van vrije- en economischeproducten.
uitleggen wanneer economen producten schaars noemen en twee voorbeelden geven van schaarse producten.
Stap 1: Primaire/secundaire behoeften
In het vak economie staat kiezen centraal. Economen bestuderen hoe gezinnen, bedrijven en de overheid kiezen uit verschillende mogelijkheden.
Bestudeer uit de Kennisbank het volgende onderdeel.
Bekijk de volgende producten. Bedenk van ieder product of het tot de primaire of tot de secundaire behoeften behoort.
Vergelijk jouw antwoorden met de antwoorden van een klasgenoot.
Hebben jullie dezelfde antwoorden? Bespreek eventuele verschillen.
Stap 2: Behoeften
Behoeften
In de tabel zie je de jaaruitgaven van een gezin.
Uitgaven
bedrag
Voeding
€ 4430,-
Kleding en schoenen
€ 9600,-
Hygiëne en geneeskundige verzorging
€ 2120,-
Ontspanning
€ 6420,-
Overige bestedingen
€ 1030,-
Totaal
€ 23.600,-
Bereken hoeveel procent van de totale uitgaven wordt uitgegeven aan primaire producten. Rond je antwoord af op een geheel getal.
Wat denk je? Heeft iedereen in de klas hetzelfde antwoord?
Leg uit waarom er verschillende antwoorden mogelijk zijn.
Stap 3: Kiezen
Omdat je behoeften groter zijn dan je middelen moet je keuzes maken.
Verschillende mensen hebben verschillende behoeften en zullen daarom andere keuzes maken. Ouderen hebben veelal andere behoeften dan jongeren.
Bedenk nog twee voorbeelden waarbij behoeften verschillen tussen groepen mensen.
Jij bent niet de enige die steeds moet kiezen. Ook de overheid moet voortdurend keuzes maken. Uit de krant:
Waarom moet de overheid steeds kiezen?
Waar moet de regering, volgens jou, het extra geld dat binnenkomt aan uitgeven. Leg je antwoord uit.
Niet ieder keuzeprobleem is een economisch probleem. Zijn de volgende keuzeproblemen, volgens jou, economische problemen? Leg je antwoord uit.
4. Je twijfelt tussen het kopen van een trui of een cd.
5. Je twijfelt tussen naar de film gaan of thuisblijven.
6. Je twijfelt tussen huiswerk maken of televisie kijken.
Stap 4: Welvaart
Een bekend spreekwoord luidt: "Geld maakt niet gelukkig."
Soms wordt het spreekwoord als volgt uitgebreid: "Geld maakt niet gelukkig, maar het is wel handig als je er veel van hebt."
Ben jij het eens met de uitbreiding van het spreekwoord?
De mate waarin jij in je behoeften kunt voorzien, noem je je welvaart.
Je welvaart wordt voor een deel bepaald door de hoeveelheid geld waarover je beschikt. Met het geld dat je hebt, kun je producten kopen die je wilt hebben. Een ander deel van je welvaart wordt bepaald door je geluksgevoel, je welzijn.
Gebruik de woorden 'middelen' en 'behoeften' om uit te leggen dat de meeste mensen in Nederland welvarender zijn dan de meeste mensen in een arm land in Afrika.
Stap 5: Producten
Hieronder zie je twee rijtjes producten:
lucht
aardappelen
zonlicht
cd-speler
vriendschap
kapper
regenwater
vliegreis
Wat is het verschil tussen de producten in beide rijtjes?
Producten kun je onderverdelen in:
vrije producten: producten waar je vrij over kunt beschikken, zoals bijv. zonlicht.
economische producten: producten die geld kosten.
Economische producten worden door de overheid of door bedrijven geleverd.
Bij het kopen van economische producten moet je keuzes maken.
Economische producten zijn daarom schaars.
Gaat het in de economie vooral over vrije producten of over economische producten?
Leg je antwoord uit.
Is drinkwater in Nederland een schaars product? Leg je antwoord uit.
3. Inkomen en economie
Vooraf
Rosa Hilgers is gediplomeerd kapster. Ze is op zoek naar werk.
Ze ziet de volgende twee advertenties in de krant staan.
Wat denk jij?
Op welke advertentie zal Rosa reageren?
Schrijf ook op waarom je denkt dat Rosa voor die advertentie kiest.
Bespreek je keuze met een klasgenoot.
Aan het eind van deze opdracht kun je:
twee verschillende inkomstenbronnen noemen.
rekenen met procenten.
uitleggen wat het verschil is tussen een primair inkomen en een secundair inkomen
voorbeelden noemen van een primair inkomen en een secundair inkomen.
voorbeelden van inkomens in natura noemen.
Stap 1: Inkomstenbronnen
Bestudeer uit de Kennisbank het volgende onderdeel.
Welke inkomstenbron herken je in de volgende drie gevallen?
Kies uit winst, loon of huur.
1
Meneer Van Bolderen werkt als steward bij een luchtvaartmaatschappij.
Hij verdient € 1800,- per maand.
2
Gerda Scheringa heeft een eigen schoenenzaak. Hoeveel zij per maand verdient, hangt af van het aantal schoenen dat ze verkoopt.
3
John Alberts is de eigenaar van een flatgebouw.
In het flatgebouw huren 40 gezinnen een woning.
Stap 2: Vakantiegeld
Vakantiegeld
Mevrouw Haugee werkt als onderwijsassistent op een basisschool.
Zij verdient € 1000,- per maand. Daarnaast krijgt zij per jaar € 960,- aan vakantiegeld.
Mevrouw Van Gooi werkt als conrector op een middelbare school.
Zij verdient € 4000,- per maand. Zij krijgt per jaar € 3840,- aan vakantiegeld.
Waarom krijgt mevrouw Van Gooi een groter bedrag aan vakantiegeld dan mevrouw Haugee?
Vergelijk het bedrag aan vakantiegeld met de hoogte van het inkomen.
Kun je zeggen dat mevrouw Van Gooi in verhouding meer vakantiegeld krijgt dan mevrouw Haugee?
Als je in loondienst werkt, krijg je naast je loon vakantiegeld. Ook als je vakantiewerk doet, heb je recht op vakantiegeld.
Het bedrag aan vakantiegeld dat je krijgt is meestal een percentage van je inkomen.
Stap 3: Procenten
Procenten Rente is een vorm van inkomen uit bezit.
Je zet bijvoorbeeld spaargeld op de bank en krijgt als vergoeding rente.
De hoeveelheid rente is meestal een percentage van je spaargeld.
Voorbeeld
Jeroen heeft € 1200,- op zijn bankrekening staan. Hij krijgt 5% rente per jaar,
Na een jaar krijgt hij dan € 60,- aan rente. Hij heeft dan € 1260,- op zijn rekening staan. Ga na of dat klopt.
Vind je het rekenen met procenten lastig?
Kijk dan eens op StudioWiskunde:Rekenen met procenten.
Bereken de volgende bedragen:
13% van € 2400,-
62% van € 23.120,-
5,5% van € 45.500,-
Controleer je antwoorden.
Stap 4: Rekenen met procenten
Maak nu de volgende twee opgaven:
1
Jorrick Opdam verdient € 2400,- per jaar.
Daarnaast krijgt hij 8% vakantiegeld.
Hoeveel verdient Jorrick in het totaal per jaar?
2
Ingeborg van de Velde heeft € 3000,- op haar bankrekening staan.
De bank geeft 4% rente per jaar?
Hoeveel rente krijgt Ingeborg na het eerste jaar?
Hoeveel staat er dan op haar rekening?
Ingeborg laat haar geld plus de rente op haar rekening staan.
Hoeveel rente krijgt Ingeborg na het tweede jaar?
Hoeveel staat er dan op haar rekening?
Stap 5: Primair en secundair inkomen
Bestudeer nu uit de Kennisbank het volgende onderdeel.
Een inkomen uit arbeid, bezit of een eigen bedrijf noem je een primair inkomen.
Kindertoeslag, huurtoeslag en een bijstandsuitkering zijn voorbeelden van secundaire inkomens of inkomensoverdrachten.
Iedereen die een groot deel van het inkomen kwijt is aan de huur van een woning kan in aanmerking komen voor huurtoeslag. De toeslag geldt als een tegemoetkoming in de kosten die je moet betalen voor de huur van de woning.
Ga naar het deel over huurtoeslag op de website van de belastingdienst en zoek uit wanneer iemand recht heeft op huurtoeslag.
Stap 6: Inkomen in natura
Bekijk de advertentie hiernaast.
Johan solliciteert op de baan en wordt aangenomen.
Volgens Johan gaat hij meer dan € 32.400,- per jaar verdienen.
Heeft Johan gelijk? Leg je antwoord uit.
Bestudeer nu uit de Kennisbank het volgende onderdeel.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
In veel landen is het gebruikelijk om allerlei economische gegevens over de situatie in dat land te verzamelen. Deze gegevens worden dan jaarlijks gepubliceerd. In Nederland wordt dat gedaan door het Centraal Bureau voor de Statistiek, zie www.cbs.nl.
Wat denk jij?
Waarom is het zinvol voor een land om economische gegevens te verzamelen?
Bespreek je antwoorden met een klasgenoot.
Aan het eind van deze opdracht kun je:
uitleggen wat bedoeld wordt met het nationaal inkomen van een land.
uitleggen hoe je het nationaal inkomen per hoofd van de bevolking uitrekent en begrijp je dat het nationaal inkomen per hoofd van de bevolking een maat voor de welvaart van een land is.
drie verschillende oorzaken voor inkomensverschillen noemen.
uitleggen wat bedoeld wordt met nivelleren en denivelleren.
twee overheidsmaatregelen noemen die een (de)nivellerend effect hebben.
Stap 1: Het nationaal inkomen
Het nationaal inkomen van een land is de som van alle in één jaar verdiende inkomens door de inwoners van het land.
Het nationaal inkomen in combinatie met het aantal inwoners van een land is een manier om de welvaart van een land weer te geven.
In de tabel zie je van een aantal 'Eurolanden' het nationaal inkomen en het aantal inwoners in 2011.
Land
Nationaal inkomen
Aantal inwoners
Spanje
€ 1.120.000.000.000,-
45.100.000
Italië
€ 1.836.000.000.000,-
58.100.000
Frankrijk
€ 2.216.000.000.000,-
63.700.000
Duitsland
€ 2.907.000.000.000,-
82.400.000
België
€ 395.000.000.000,-
10.600.000
Nederland
€ 630.000.000.000,-
16.400.000
Welk land had het hoogste nationaal inkomen?
Zoek uit welk land het hoogste nationaal inkomen per hoofd van de bevolking had.
Stap 2: Welvaart en nationaal inkomen
Welvaart en nationaal inkomen
Het nationaal inkomen per hoofd van de bevolking zegt iets over de welvaart in een land.
Bekijk de gegevens in de tabel.
Land
Nationaal inkomen
Aantal inwoners
Nederland
€ 630.000.000.000,-
16.400.000
Indonesië
€ 819.300.000.000,-
190.000.000
Rwanda
€ 1.650.000.000,-
7.600.000
Welk land heeft het hoogste nationaal inkomen?
Is het land met het hoogste nationaal inkomen ook het welvarendst van deze drie landen?
Bereken van ieder land het nationaal inkomen per hoofd van de bevolking.
Is het land met het hoogste nationaal inkomen per hoofd van de bevolking het welvarendst van deze drie landen?
In België bedroeg in 2009 het gemiddeld inkomen per hoofd van de bevolking ongeveer € 36.000,-. In Nederland was het gemiddeld inkomen per hoofd van de bevolking dat jaar ongeveer € 39.000,-. En in Luxemburg wat het gemiddeld inkomen per hoofd van de bevolking dat jaar ongeveer € 75.000,-.
Volgens Joost bedraagt het gemiddeld inkomen per hoofd van de bevolking in de Benelux (België, Nederland en Luxemburg) ongeveer € 50.000,-.
a. Hoe komt Joost aan dat bedrag?
b. Heeft Joost gelijk? Leg je antwoord uit.
In Portugal bedroeg het gemiddeld inkomen per hoofd van de bevolking in 2009 ongeveer € 21.700,-. Dat was ongeveer 70% van gemiddeld inkomen per hoofd van de bevolking in de Europes Unie (EU).
Bereken het gemiddeld inkomen per hoofd van de bevolking in de EU.
Stap 3: Inkomensverschillen
In Nederland is het inkomen per hoofd van de bevolking ongeveer € 40.000,-. Dat betekent niet dat iedereen € 40.000,- verdient.
Hieronder zie je enkele oorzaken voor inkomensverschillen.
scholing
ervaring
mate van verantwoordeljkheid
leeftijd
zwaarte van het werk
Welke oorzaak/oorzaken voor het inkomensverschil vind je in de volgende zinnen?
Ronald is 16 jaar en verdient het minimumloon. Zijn vader doet hetzelfde werk, maar verdient 3x zoveel.
Een chirurg doet 15 operaties per week. Zijn assistente houdt bij wanneer de patiënten aan de beurt zijn.
Een piloot van een Boeing 747 heeft een langere opleiding moeten volgen dan een stewardess.
Werknemers die 's nachts moeten werken krijgen daarvoor een toeslag op hun loon.
Stap 4: Inkomensverschillen (on)terecht?
In stap 3 heb je vijf verschillende oorzaken voor inkomensverschillen gezien:
scholing
ervaring
mate van verantwoordeljkheid
leeftijd
zwaarte van het werk
Wat vind jij?
Kies één oorzaak uit en leg uit waarom jij het terecht vindt dat er daardoor inkomensverschillen zijn.
Is er ook een oorzaak waarvan jij vindt dat het onterecht is dat er daardoor inkomensverschillen zijn?
Bespreek de antwoorden met een klasgenoot.
Stap 5: Nivelleren en denivelleren
Een van de doelen van het beleid van de overheid is een rechtvaardige inkomensverdeling. Dat wil zeggen dat de inkomensverschillen niet te groot mogen worden.
Het verkleinen van het verschil tussen de hoge inkomens en de lage inkomens noem je nivelleren. Het vergroten van het verschil tussen de hoge inkomens en de lage inkomens noem je denivelleren.
Bekijk de volgende drie maatregelen. Werken de maatregelen nivellerend of juist denivellerend? Leg je antwoord steeds uit.
Het verhogen van de uitkeringen voor mensen met een laag inkomen.
Het extra belasting heffen op de hogere inkomens.
Het verlagen van de huurtoeslag.
Bespreek de antwoorden met een klasgenoot.
Stap 6: Belasting betalen
Belasting betalen
De heer Brouwer verdient € 2000,- per maand. Mervrouw Cornelissen verdient twee keer zoveel, dus € 4000,-. De heer Brouwer en mevrouw Cornelissen moeten allebei nog belasting betalen.
In welk geval of in welke gevallen is er sprake van een nivellering van het inkomensverschil door de belastingheffing?
De heer Brouwer en mevrouw Cornelissen betalen allebei € 500,- belasting.
De heer Brouwer betaalt € 500,- belasting en mevrouw Cornelissen betaalt
€ 700,- belasting.
economische producten
producten waar je wel voor moet betalen.
nivelleren
het verkleinen van inkomensverschillen.
schaars
producten zijn schaars als je er voor moet betalen.
denivelleren
het vergroten van inkomensverschillen.
Diagnostische toets
Wat is economie?
Het thema 'Wat is economie?' sluit je af met een diagnostische toets.
De toets bestaat uit een aantal meerkeuzevragen.
Aan de eind van de toets zie je je score.
Bij een score van ongeveer 80% heb je een voldoende.
Aan het eind van je toets kun je van de vragen die je fout had, zien wat het goede antwoord was.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Examenvragen
Op deze pagina vind je enkele examenvragen uit examens van vorige jaren.
De vragen sluiten zo goed mogelijk aan bij dit thema.
Maak bij het beantwoorden ook gebruik van wat je al eerder geleerd hebt.
Als je de vraag niet kunt beantwoorden, probeer het dan later opnieuw.
Nadat je de vragen beantwoord hebt, kun je de vraag zelf nakijken en je score aangeven.
Het arrangement Thema 1: Wat is economie? is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Larry Kerkhofs
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2025-01-22 16:53:22
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Het thema 'Wat is economie?' is ontwikkeld door auteurs en medewerkers van StudioVO.
Fair Use
In de Stercollecties van StudioVO wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet. Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use. Meer informatie: Fair use
Mocht u vragen/opmerkingen hebben, neem dan contact op via de helpdesk VO-content.
Aanvullende informatie over dit lesmateriaal
Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Inkomen en economie
Wat is economie?
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.