Thema 1 "Wat is leven?"

Thema 1 "Wat is leven?"

Inleiding

Leerdoelen

Leerdoelen

Aan het einde van dit thema kan of kun je:

A. N&T

  • Uitleggen dat biologie te maken heeft met al het levende om ons heen.
  • Uitleggen dat scheikunde te maken heeft met stoffen.
  • Uitleggen dat natuurkunde te maken heeft met krachten.
  • De drie vakken van N&T koppelen aan de ruimte.

B. Ontstaan van leven op aarde en planeten

  • 4 voorwaarden voor het ontstaan van leven op een planeet benoemen.
  • 3 mogelijke theorieën voor het ontstaan van leven op Aarde benoemen en beargumenteren.
  • Uitleggen welke rol bacteriën hebben in de natuur.
  • Uitleggen hoe bacteriën zich voortplanten.

C. Levenskenmerken

  • De 7 levenskenmerken benoemen.
  • Uitleggen wat het verschil is tussen Levend, Levenloos en Dood.
  • Bij een voorbeeld-organisme de aanwezige levenskenmerken omschrijven.

D. Microscopie

  • Alle onderwerpen van een microscoop benoemen.
  • Een microscoop op de juiste manier scherp stellen.
  • De tekenregels van biologisch tekenen op de juiste manier toepassen.
  • Op een veilige manier omgaan met practicum materiaal.

E. Groei of ontwikkeling

  • Het verschil tussen groei en ontwikkeling opnoemen.
  • Van een bepaalde verandering aangeven of het groei of ontwikkeling is.
  • Uitleggen wat een groeispurt is.
  • Uitleggen wat groeisnelheid is.
  • De twee soorten ontwikkelingen bij dieren van elkaar onderscheiden.
  • Uitleggen wat een biologische metamorfose is.
  • De metamorfose van een kikker en een vlinder uitleggen.

F. Tree of life

  • Uitleggen waarom wij (biologen) alle levensvormen categoriseren in de vorm van een boom.

A. N&T

1. Scheikunde

Chemistry | Coursera

Overal om ons heen is materie. Materie is alles wat ruimte inneemt en massa heeft. Volgens die betekenis is de tafel waaraan je zit en de tablet die je hebt dus ook materie. En je bent natuurlijk zelf ook materie. Zelfs de lucht die je uitademt is materie, ookal kun je er dwars doorheen kijken en lijkt het niet te bewegen. Alles om je heen is opgebouwd uit hele kleine deeltjes: atomen. Als je naar de onderstaande afbeelding kijkt, zie je water. Het water bestaat uit watermoleculen. De watermoleculen bestaan uit atomen. Atomen zijn dus kleiner dan moleculen.

 

Het verschil tussen natuurkunde en scheikunde is dat bij natuurkunde de samenstelling van de moleculen hetzelfde blijven. Bij scheikunden verandert de samenstelling van de moleculen wel.

Scheikundigen kijken naar stoffen, hoe ze op elkaar reageren en hoe ze veranderen.

Scheikunde komt overal om je heen voor. Als je bijvoorbeeld suiker in je thee doet en deze lost op, wat gebeurt er dan met de suiker? Wat gebeurt er in je maag met je ontbijt?

 

4 tips voor een perfect kopje thee

 

2. Biologie

Biologie is de leer der leven. Het woord biologie is gevormd uit de twee Griekse woorden "bios" (leven) en "logos" (wetenschap). In de biologie worden organismen bestudeerd.

 

Misschien kost een reep Milka over een paar jaar wel 10 euro. Dit komt doordat de cacaobomen worden bedreigd door virussen die ze via luizen kunnen krijgen. Ook de opwarming van de aarde zorgt ervoor dat cacaobomen op minder plekken kunnen groeien. Dit heeft dan weer gevolgen voor de inkomsten van de cacaoboeren. Biologen zijn op zoek naar oplossingen voor dit soort problemen.

 

Andalusie teelt eerste cacao in europa

afbeelding 1: cacaoboom

 

Het komend jaar ga je kennis maken met het onderdeel biologie binnen het domein N&T. Je leert hierbij zelf onderzoek doen, en duikt in thema's zoals planten, ordening van organismen en water, lucht en dichtheid. Je leest het misschien al: bij N&T krijg je niet alleen theorie maar ga je zelf ook onderzoek doen. Je oefent vaardigheden om onderzoek te kunnen doen, bekijkt organismen onder de microscoop en leert de tekenenregels.

3. Natuurkunde

Voorbij Einstein | Wiskunde, natuurkunde en filosofie | NatuurkundeOnderzoek naar licht, warmte of water behoort tot natuurkunde. Eigenlijk alles om ons heen en in de ruimte. Maar niet alleen naar licht, warmte of water wordt door natuurkundigen onderzoek gedaan, ook naar kracht, elektriciteit en beweging. Bij natuurkunde wordt veel gebruik gemaakt van experimenten en theorieen. Ook sterrenkunde is een onderdeel van natuurkunde.

Het zijn allemaal dingen die levenloos zijn. Dit betekent dat ze niet leven, niet gaan leven of ooit hebben geleefd. Het verschil tusen levend en levenloos wordt gekenmerkt door de zeven levenskenmerken, die je verder in dit thema leert.

Het grote verschil tussen natuurkunde en biologie is dus dat natuurkunde zich bezig houdt met de levenloze natuur en biologie houdt zich bezig met de levende natuur. Echter vallen deze twee wel onder hetzelfde domein N&T en hebben ook overlapping. De levende en levenloze natuur beinvloeden elkaar. Het klimaat is iets levenloos, maar heeft wel invloed om welke dieren en planten er in een gebied wonen.

 

4. Oefeningen

Voor deze week is het de bedoeling dat jullie in tweetallen of drietallen een mindmap maken over alles wat je al weet van N&T: scheikunde, biologie en natuurkunde. Kijk om je heen en probeer eens iets te linken aan een van de drie of alledrie de vakken!

Je kunt dit doen via: https://sketchboard.io

Je klikt op “sign up”, op de volgend pagina kan je je dan aanmelden met Google. Kies hiervoor je schoolmail! Als je eerst de voorbeeld stapjes volgt, dan leer je hoe je op deze site een mindmap kunt maken.

Wat moet er minimaal in je mindmap staan?

  • Wat weet je al van scheikunde?
  • Wat weet je al van biologie?
  • Wat weet je al van natuurkunde?
  • Wat wil je nog leren over de drie vakken?
  • Welke vaardigheden denk je nodig te hebben bij de vakken?
  • Welke onderwerpen vallen onder alledrie de vakken?
  • Waar zie je de drie vakken om ons heen?
  • Wat lijkt jou een leuk proefje om uit te voeren bij N&T?

 

Lever je opdracht in voor de volgende les!

 

B. Ontstaan van leven op aarde & planeten

1. De ruimte

Als je naar de ruimte (ook wel het heelal of het universum genoemd) Arthouse Imagine Fun Behang 668100 Space/Ruimte/Sterren/Peuter ...kijkt komen alle drie de vakken samen. De kracht die ons naar de aarde trekt heet zwaartekracht en hoort bij het vak natuurkunde. De stoffen die op verschillende planeten aanwezig zijn horen bij het vak scheikunde en de levende organismen van de planeet aarde horen bij biologie. In ons zonnestelsel zijn acht planeten.

Filmpje 1: https://schooltv.nl/video/ons-zonnestelsel-acht-planeten-en-een-heleboel-sterren-en-manen/#q=zonnestelsel

Wetenschappers denken dat het heelal zo'n 13,7 miljard jaar geleden is ontstaan bij de oerknal (ook wel de big bang genoemd). Het sterrenstelsel is een verzameling van alle hemellichamen bij elkaar. Hemellichamen zijn bijvoorbeeld sterren, zoals onze eigen zon. Maar ook planeten, manen en kometen vallen hieronder.

Filmpje 2: https://schooltv.nl/video/is-er-leven-mogelijk-op-andere-planeten/#q=

Wil je meer weten over de oerknal, dan kan je deze film kijken:

https://www.bnnvara.nl/dewerelddraaitdoor/videos/250443

2. Voorwaarden voor het leven op een planeet

Vele onderzoekers in de geschiedenis hebben zich afgevraagd waarom er leven op Aarde is ontstaan, maar zover wij weten niet op andere planeten. Dus werden er onderzoeken gedaan, expedities in de ruimte gepland en meerdere onderzoeksmethoden toegepast, om maar een antwoord te krijgen op die vraag.

Wat daaruit voortkwam, is dat er 6 voorwaarden zijn voor het ontstaan en behouden van leven op een planeet. Dat zijn:

  • Een veilige plek in de ruimte, ver weg van exploderende hemellichamen.
  • Aanwezigheid van water, stikstof en koolstof.
  • Een vaste omloopbaan van de planeet.
  • Een ster waar de planeet omheen kan draaien.
  • Een atmosfeer die de planeet beschermt.
  • Een goede afstand tot de zon, waardoor het niet te warm is op de Aarde.

 

 

3. De 3 theorieën

Theorie der Schepping.  

Het creationisme of "scheppingsleer" is
gebaseerd op verschillende geloofsovertuigingen. Deze theorie zegt dat de Aarde het leven te danken heeft aan een Schepper. Dit kan God, Allah, JWHW, Vishnu, Ymir of Gaia zijn.
 

Theorie der Oersoep

In 1953 toonden Stanley Miller en Harold Urey in een experiment aan dat, onder bepaalde omstandigheden,
levende stoffen konden ontstaan. Dit experiment
wordt gezien als aanwijzing voor hoe het leven op Aarde kon
ontstaan, dit noemden zij de
Oersoep.
In het experiment wordt een mengsel van bepaalde levenloze stoffen blootgesteld aan een elektrische lading. Deze elektrische lading is hetzelfde als de bliksem die vroeger op Aarde insloeg. Uit het experiment kwam naar voren dat er levende stoffen gevonden werden ná de elektrische lading. Deze levende stoffen zagen er echter niet uit als het leven op Aarde die wij nu kennen, maar was veel simpeler. Deze stoffen vertoonden een aantal van
de levenskenmerken die we later in dit thema nog gaan behandelen.
 

Theorie der buitenaards leven

Er zijn veel mensen die geloven dat het leven niet op Aarde is ontstaan, maar vanuit het heelal komt en voor
'besmetting' heeft gezorgd op Aarde. Deze mensen geloven simpelweg dat er levende stoffen te vinden zijn
in het heelal in bijvoorbeeld gesteenten, die rondvliegen en neerstorten op Aarde.

Een kleine subgroep van deze mensen gaat nog een stapje verder, zij geloven dat er buitenaardse groepen levende wezens zijn die opzettelijk hun 'zaden' op Aarde verspreiden.

4. De oudste levensvormen

Je hebt net gelezen over het experiment waarbij twee mannen aantoonden dat er onder invloed van elektriciteit en bepaalde stoffen, leven kon ontstaan. Dit eerste leven is de simpelste levensvorm die we kennen. Gek genoeg zijn er nu, miljarden jaren na het ontstaan van leven, nog steeds organismen die er precies zo uitzien als het leven op aarde toen.

Deze organismen noemen we de bacteriën. Deze bacteriën leven overal. Ze leven op je huid, op planten, op je eten, op je kleding, op de deuren en op de vloeren. Ze zweven zelfs constant door de lucht. Daarom is dit ook meteen de meest wijdverspreide en succesvolste levensvorm op aarde. Ze zijn letterlijk constant overal. Bacteriën bestaan maar uit 1 cel, daarom kunnen we ze niet zien met het blote oog! Ze zijn daar simpelweg te klein voor.


Voortplanting

Alle bacteriën planten zich voort door middel van deling. Dat wil zeggen dat 1 bacterie "groeit" tot hij twee keer zo groot is en zichzelf opsplitst in 2 exacte kopieën.

1 bacterie wordt 2

2 bacteriën worden 4

4 bacteriën worden 8

8 bacteriën worden 16

etc etc, zie ook onderstaand filmpje:

https://www.youtube.com/watch?v=gEwzDydciWc

Bacteriën en de mensheid

Ondanks dat mensen het vaak niet door hebben, zijn bacteriën letterlijk overal om je heen. (psst, vindt je bacteriën nou heel interessant? Klik dan op het blauwe woordje "overal" om meer te lezen op de site van Micropia!)

Bacteriën kunnen zowel "slecht" of "goed" zijn. Zij zelf hebben geen bewustzijn en proberen gewoon te bestaan, maar mensen kunnen ze wel gebruiken of last van ze hebben.

Bacteriën zijn heel erg nuttig in de natuur! Zij eten namelijk delen van dode dieren en planten op en zetten dat om in stoffen die levende dieren en planten weer kunnen gebruiken. Op deze manier blijft de cirkel van leven doorgaan.

5. Oefeningen

 

  1. Wat is géén voorwaarde voor leven op een planeet?
    a. Zuurstof
    b. Een vaste omloopbaan
    c. Een atmosfeer
     
  2. Wat hebben de Theorie der schepping en de Theorie der buitenaards leven gemeen?
     
  3. Waarom kunnen wij bacteriën niet zonder hulpmiddelen zien?
     
  4. Een bacterie kan zichzelf klonen
    a. Waar
    b. Niet waar
     
  5. Bij welke theorie hoort het geloof dat een schepper de Aarde heeft gemaakt?
     
  6. Waarom zijn bacteriën nuttig in de natuur?
     
  7. Het vak biologie gaat over alles wat leeft. Hoe kan je bewijzen dat iets leeft?
     
  8. Wat is het verschil tussen het vak scheikunde en tussen het vak natuurkunde?
     
  9. Hoe heet de ster die op onze planeet voor licht zorgt?
     
  10. Als onderzoekers onderzoek zouden doen naar de volgende onderwerpen, bij welk vak zou het dan horen? Schrijf het vak bij het nummer. Kies uit: natuurkunde, biologie en scheikunde. 
    1. de overgang van ijs naar water
    2. het gooien van een bal
    3. de bacterien in je darmen
    4. de geur van parfum
    5. de samenstelling van de lucht
    6. de zwaartekracht van de aarde
    7. het menselijk brein
       
  11. Wat is groter, moleculen of atomen?
     
  12. Wat is het verschil tussen het vak biologie en het vak natuurkunde?
     
  13. Wat is een voorbeeld van een hemellichaam?
     
  14. Bekijk filmpje 1 uit paragraaf 'de ruimte'. Welke twee soorten planeten hebben wij in ons zonnestelsel?
     
  15. Bekijk filmpje 2 uit paragraaf 'de ruimte'. Kies een planeet uit en noteer waarom er geen leven op deze planeet mogelijk is.
     
  16. Bekijk filmpje 2 uit paragraaf 'de ruimte'. Wat zit er tussen Mars en Jupiter in?

C. Levenskenmerken

1. De 7 levenskenmerken

Biologie is de leer van het leven. Dit betekent dat wij, biologen, levende wezens bestuderen. Een levend wezen wordt ook wel een "organisme" genoemd. Tot de organismen behoren onder anderen: Dieren, Planten, Schimmels en Bacteriën.

Organismen vertonen levenskenmerken. Alle levende organismen ademen bijvoorbeeld. Op het moment dat een organisme geen levenskenmerken meer vertoont, noemen we het dood. Er zijn in de natuur ook voorwerpen die nooit hebben geleefd. Dit noemen we levenloos.

Levende organismen vertonen dus levenskenmerken. Maar wat zijn levenskenmerken nou eigenlijk? In de praktijk spreken we altijd van dé 7 levenskenmerken:

  • Ademhalen
  • Voeden
  • Uitscheiden
  • Waarnemen
  • Bewegen
  • Voortplanten
  • Groeien

Hoe zien deze kenmerken eruit? Wat gebeurt er dan met een organisme?

Ademhalen

Alle levende organismen hebben zuurstof nodig om te kunnen "werken"/functioneren. Deze zuurstof zit in de lucht om ons heen, maar ook in het water van de zee of in een sloot. Organismen kunnen op verschillende manieren ademhalen: via longen (mensen), kieuwen (vissen), huidmondjes (planten), tracheën (insecten) en via celmembranen (pantoffeldiertje).  

Voeden

Als een organisme actief stoffen binnen krijgt die het helpen om te overleven, noemen we dat voeden. Voor ons betekent dat genoeg energie binnen krijgen via een broodje kaas of vocht in de vorm van een glas water. Je kan alle dieren indelen in 3 grote groepen op basis van hun voedselvoorkeur: Herbivoren (planteneters), Carnivoren (vleeseters) en Omnivoren (alleseters).

Uitscheiden

Alles wat het lichaam niet gebruikt, wordt weer afgegeven aan de omgeving in de vorm van poep, plas of gas.

Waarnemen

Om als organisme te kunnen overleven, moet je wel weten wat er om je heen gebeurd. Elk organisme heeft hier verschillende zintuigen voor, waarmee je kan ruiken, proeven, horen, zien en voelen. Met behulp van deze zintuigen kan je de wereld om je heen in kaart brengen en weet je wanneer er gevaar dreigt of er juist wat lekkers te eten is.

Bewegen

Veel organismen reageren op de wereld om zich heen door zich te bewegen. Een egeltje ziet bijvoorbeeld een vos en vlucht zijn holletje in. Beweging is mogelijk door een samenwerking tussen spieren in je lichaam.

Voortplanten

Misschien heb je wel eens gehoord dat het "doel" van het leven is om je voort te planten. Dieren vatten het ook zo op, voor de overleving van de soort is voortplanting namelijk heel erg belangrijk. Door voortplanting kunnen nieuwe levens ontstaan. 

Groeien

Groeien is het groter en zwaarder worden van een organisme. Bijvoorbeeld: een vrouw groeit, waardoor haar lengte en gewicht toenemen.

2. Oefeningen

  1. Wat is een organisme?
     
  2. Geef vier voorbeelden van organismen.
     
  3. Waarom kunnen organismen niet levenloos zijn?
     
  4. Uitscheiden is géén levenskenmerk.
    a. Waar
    b. Niet waar
     
  5. Noem 2 manieren van ademhalen.
     
  6. Waarom is het handig om te kunnen bewegen?
     
  7. Welke drie soorten van voedselvoorkeuren/ dieeten zijn er?
     
  8. Welke belangrijke stof ademen wij dieren in?
     
  9. Benoem twee zintuigen waarmee je iets kan waarnemen en hoe je dit kan doen.
     
  10. Planten hebben levenskenmerken
    a. Waar
    b. Niet waar
     
  11. Samenvatting
    Maak een samenvatting van de lesstof van deze week. Vul daarbij de woorden op de juiste plekken in. Dit zijn de woorden:
    ademhalen - dood - leven - levend wezen - waarnemen - levenloos  - opnemen en afgeven van stoffen - reageren op de omgeving - levend - uitscheiden - voortplanten - levenskenmerken - voortbestaan

    Biologie gaat over alles wat (1) .................... heeft. Een organisme is een (2) ....................
    Elk organisme heeft (3) .................... Voeden,  (4) .................... en (5) ....................  zijn levenskenmerken die te maken hebben met (6) .................... Bewegen en (7) .................... zijn levenskenmerken die te maken hebben met (8) .................... Groeien en (9) .................... zijn levenskenmerken die te maken hebben met (10) ....................
    Als een organisme levenskenmerken vertoont, is het (11) .................... Als een organisme geen levenskenmerken vertoont, is het (12) ......................... Als een organisme nooit levenskenmerken heeft vertoond is het (13).........................

 

D. Microscopie

1. De microscoop

De microscoop is een apparaat waarmee we kleine onderdelen van organismen of voorwerpen kunnen bekijken. Met een lichtmicroscoop, die wij op school gebruiken, kan je iets maximaal 1000 keer vergroten. Op deze manier kan je toch dingen zien die je met je blote oog niet kan zien.

 

Een microscoop heeft verschillende onderdelen, die elk heel belangrijk zijn. Hieronder beschrijven we een voor een wat elk onderdeel doet.

 

1. Oculair: het oculair is de bovenste lens, hier kijk je doorheen. Het oculair vergroot altijd 10x.

2. Revolver: de revolver is een draaibare schijf waar 3 verschillende lenzen/objectieven aan vast zitten. Zo kan je altijd kiezen welke lens je wilt gebruiken.

3. Objectieven: in de objectieven zitten lenzen. Elk objectief heeft een eigen vergroting, namelijk 4x, 10x en 40x. De "echte" vergroting reken je uit door de vergroting van het oculair (10x) te vermenigvuldigen met die van het gekozen objectief.

4. Preparaatklemmen: met de preparaatklemmen zet je het preparaat vast. Op die manier kan datgene wat je wilt bekijken niet zomaar heen en weer schuiven.

5. Tafel: op de tafel leg je het preparaat. De tafel heeft een opening waar licht doorheen komt, zonder licht kan je namelijk niks zien!

6. Diafragma: onder de tafel zit een diafragma, hiermee regel je de hoeveelheid licht die door de opening komt.

7. Lampje: dit lampje geeft het licht dat door de diafragma en de opening in de tafel schijnt.

8. Tubus: de tubus is de buis waaraan het oculair zit.

9. Statief: je pakt een microscoop vast bij een statief.

10. Preparaat: het preparaat bestaat uit een glaasje met daarop datgene dat je wilt bekijken. Dit klem je vast onder de preparaatklemmen.

11. Kleine schroef: met de kleine schroef kun je nauwkeurig scherpstellen.

12. Grote schroef: met de grote schroef beweeg je de tafel snel omhoog of omlaag.

13. Voet: het deel van de microscoop dat op je tafel staat. Hierop vind je ook vaak het lichtknopje en de aansluiting voor je stekker.

2. Biologisch tekenen

In de biologie proberen we organismen zo goed objectief mogelijk te bekijken. De beste manier om dit te doen, is door het organisme na te tekenen. Om dit te doen kun je kiezen uit 2 soorten tekeningen: Schematische tekeningen en Natuurgetrouwe tekeningen

Bij een schematische tekening teken je alleen de belangrijkste kenmerken en lijnen.
Een natuurgetrouwe tekening is een tekening waar in je alle details duidelijk naar voren laat komen.

Er zijn 3 manieren om naar een organisme te kijken en hem na te tekenen. Je kunt een tekening maken van het buitenaanzicht, maar je kunt het organisme ook door snijden en daar een tekening van maken. Bij een lengtedoorsnijdesnij je het organisme of voorwerp in de lengte door, dus van voor naar achter. Bij een dwarsdoorsnede snij je het organisme of voorwerp dwars door, dus van zijkant naar zijkant. Er zijn verschillende manieren van snijden en bekijken, omdat je zo veel mogelijk informatie wilt verzamelen. Elk aanzicht is namelijk weer verschillend!

3. Oefeningen

Voor het oefenen van de onderdelen van de microscoop, zie deze link.

https://biologiepagina.nl/Brugklasnieuw/Biologie/Microscoop/microscoop.htm

Maak een screenshot van je score en lever deze in Magister.me in!

E. Groei of Ontwikkeling?

1. Wat is het verschil?

Wanneer een organisme ouder wordt en genoeg voeding binnen krijgt, wordt het groter en zwaarder. Dit noemen we groei. Organismen groeien vaak geleidelijk aan door de jaren heen. Er zijn echter momenten in het leven van een organisme waarin het binnen een korte tijd heel erg explosief groeit. Zo'n moment noemen we een groeispurt. Het gemiddelde aantal centimeters dat een organisme groeit per jaar noemen de groeisnelheid.

Ontwikkeling is het optreden van veranderingen in de bouw van een organisme. Dit betekent dat het uiterlijk van het organisme verandert. Door deze veranderingen kunnen organismen hun functies beter uitvoeren. Bijvoorbeeld een plant dat een nieuw blad aan maakt of borsten die zich ontwikkelen tijdens puberteit of zwangerschap

2. Metamorfose

Er zijn een aantal dieren die tijdens hun leven zo erg van uiterlijk veranderen dat ze niet meer lijken op het dier dat uit het ei kwam. Dit gebeurd vaak binnen een bepaalde tijd in het leven van een dier. Zo'n periode noemen we de metamorfose. Twee hele duidelijke voorbeelden hiervan zijn de vlinder en de kikker.
 

De vlinder

Zoals jullie misschien wel weten, is de vlinder een insect. Vlinders leggen eitjes op bladeren, waarna de jongen voor zichzelf moeten zorgen.

In het plaatje hiernaast staat de levenscyclus van de vlinder afgebeeld. We beginnen bij de eitjes. Uit de eieren komt een rups.

De rups wordt ook wel larve genoemd. Let op! Alleen de jongen van dieren die een metamorfose ondergaan worden larve genoemd.

Deze larve/rups vreet zich vol en wordt groter en dikker. Hij groeit dus.

Als de larve/rups groot genoeg is, vormt hij een coconnetje waarin hij beschermt is tegen de buitenwereld. De cocon is van best wel stevig materiaal gemaakt.

In de cocon verandert het lichaam van het diertje. Eerst valt de rups een beetje uit elkaar, waarna de organen van plek ruilen of er anders uit komen te zien. Er worden hele nieuwe onderdelen aangemaakt! Deze specifieke gebeurtenis noemen we de metamorfose.

Als de metamorfose is afgerond, kruipt het diertje met een heel ander uiterlijk uit het coconnetje. Hij heeft nu vleugels gekregen en lange poten, maar het is wel nog steeds hetzelfde individu dat het coconnetje in ging.

 

De kikker

De kikker ondergaat ook een metamorfose, maar eentje die je duidelijk kan zien. De kikker bouwt namelijk geen coconnetje of holletje waarin hij verandert. De kikker is echter wel een heel ander soort dier dan de vlinder. Een kikker hoort namelijk met salamanders bij de amfibieën en leeft half op het land en half in het water.

Net als bij de vlinder legt een kikker eerst eitjes.
Dit wordt ook wel kikkerdril genoemd.

Uit deze kikkerdril komen kleine vis-achtige babies. Die noemen we de kikkervisjes. De kikkervisjes hebben kieuwen en een staart, maar geen poten.

De kikkervisjes eten en groeien en zodra ze groot genoeg zijn, wordt hun metamorfose in gang gezet. De staart van het kikkervisje wordt langzaam afgebroken en de kikker ontwikkelt in het lichaam longen. De kieuwen worden, net als de staart, langzaam afgebroken tot er niks meer van te zien is. Daarnaast krijgt de kikker poten, zodat hij het land op kan klimmen.

Eenmaal volwassen, plant het dier zich weer voort en begint de cyclus opnieuw.

 

Ander voorbeeld

In onderstaand filmpje kun je zien hoe de metamorfose van een lieveheersbeestje er uit ziet!

https://www.youtube.com/watch?v=wqddneGYkc4

3. Oefeningen

  1. Wat bedoelen we met groeisnelheid?
     
  2. Wat bedoelen we met een levenscyclus?
     
  3. Tijdens de groei verandert de bouw van een organisme.
    a. Waar
    b. Niet waar
     
  4. Wat is een verschil tussen de metamorfose van een vlinder en die van een kikker?
     
  5. Hoe reken je het gemiddelde uit?
     
  6. Wanneer krijgen mensen hun laatste groeispurt?
     
  7. Alle jonge dieren worden larve genoemd.
    a. Niet waar
    b. Waar
     
  8. Amfibieën zijn hetzelfde als insecten.
    a. Niet waar
    b. Waar
     
  9. Bij de kikker en de vlinder is er éérst groei en daarna pas ontwikkeling.
    a. Niet waar
    b. Waar

 

 

 

F. Tree of life

1. Verwantschap

Bij de indeling van organismen doen we dat op basis van kenmerken. Niet zomaar op kleur of vorm, want in de biologie proberen we de verwantschap van organismen zoveel mogelijk aan te geven.

Met verwantschap wordt bedoeld dat organismen worden ingedeeld in groepen die qua voorouders dicht bij elkaar staan. Dit kan aan de hand van DNA onderzoek achterhaald worden. DNA is de code in al jouw cellen waarin staat hoe jij eruit moet komen te zien, hoe je lichaam hoort te functioneren en met wie jij je kan voortplanten.

 


In de afbeelding hierboven zie je een eenvoudige weergave van verschillende soorten organismen en hun afstamming. We noemen dit "the tree of life". Je kunt met een beetje goede wil ook wel een boom zien in de afbeelding. Bij echte bomen groeien er constant nieuwe takken uit oude takken of uit de stam. Zo groeien en ontstaan nieuwe soorten ook uit oude soorten organismen.

Je ziet dat de stam van de boom wordt gevormd door het eerste leven op aarde. Alle organismen stammen af van deze eerste levensvorm. Bacteriën zijn hier als eerste groep uit ontstaan. Bacteriën zijn vandaag de dag nog steeds een van de meest succesvolle levensvormen.

Eigenlijk lijken we allemaal op elkaar

Als je naar de afbeelding hiernaast kijkt, zie je allemaal verschillende dieren naast elkaar. Het zijn de embryo's van dieren. Een embryo is eigenlijk het vroegste stadium van een baby. In de bovenste rij lijken alle dieren nog op elkaar, maar in de middelste rij zie je ze veranderen. In de onderste rij zie je dat de dieren steeds meer beginnen te lijken op die dieren hoe wij ze kennen. Hoe dichter verwand de dieren aan elkaar zijn, hoe meer ze op elkaar lijken. 

2. Oefeningen

  1. Iedereen heeft DNA, waarom?
     
  2. Kenmerken zijn eigenschappen waaraan je dingen of organismen kunt herkennen.
    a. Niet waar
    b. Waar
     
  3. Als je heel erg ver terug in de tijd kijkt, wie zijn dan onze oudste voorouders?
     
  4. Volgens de boom in de vorige paragraaf, zijn wij het dichtst verwant aan LMC Mavo Centraal, Biologie jaar 2 - Lesmateriaal - Wikiwijs...?
     
  5. In de afbeelding zie je een stamboom. Een hert heeft meer gemeen met varkens dan met giraffes.
    a. Waar
    b. Niet waar
     
  6. Een walvisachtige heeft meer gemeen met nijlpaard dan met een perkari.
    a. Waar
    b. Niet waar

 

OEFENINGEN

Om verder te oefenen voor de toets ga je naar onderstaande pagina:

https://biologiepagina.nl

Daar ga je naar het niveau waar je op werkt en klik je op 1.

Je kan kiezen voor "wat is biologie" of "organen en cellen".

Bovenin kan je kiezen tussen de samenvatting, oefenen etc. Let er wel op dat er soms onderwerpen onderstaan waar wij het dit thema niet over hebben. Die hoef je dus niet te maken.

Nu kan je verschillende onderdelen van het hoofdstuk oefenen of een diagnostische toets maken.

  • Het arrangement Thema 1 "Wat is leven?" is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Laatst gewijzigd
    2020-09-14 08:26:56
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    4 uur en 0 minuten
  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    Meer informatie voor ontwikkelaars

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.