Procenten: een percentage uitrekenen
Vaak moet je een percentage uitrekenen. Dat kan op verschillende manieren.
Voorbeeld
Je wilt uitrekenen hoeveel \(\small{24 \%}\) van \(\small{750}\) is.
Manier 1
- Schrijf het percentage als een kommagetal: \(\small{24 \% = 0\text{,}24}\)
- Voer de vermenigvuldiging uit: \(\small{0\text{,}24 \times 750 = 180}\)
- Dus \(\small{24 \%}\) van \(\small750\) is \(\small180\)
Manier 2
- Reken eerst \(\small{1 \%}\) uit: \(\small{1 \%}\) van \(\small750\) is \(\small{750: 100 = 7\text{,}5}\)
- Reken dan \(\small{24 \%}\) uit: \(\small{24 \%}\) van \(\small750\) is \(\small{24 \times 7\text{,}5 = 180}\)
Procenten: hoeveel procent is het?
Soms wil je weten hoeveel procent iets is.
Voorbeeld
Het inkomen van een gezin is \(\small{\text{€ }2000\text{,-}}\) per maand.
Het gezin geeft per maand \(\small{\text{€ }700\text{,-}}\) uit aan huisvesting.
Hoeveel procent is dat?
- \(\small{700}\) van de \(\small{2000}\) is \(\small{\frac{700}{2000}}\) deel
- \(\small{\frac{700}{2000} = 0{,}35 = 35 \%}\)
- Dus het gezin geeft ongeveer \(\small{35 \%}\) van haar inkomen uit aan huisvesting.
Procenten: erbij en eraf
Soms verandert de prijs van een artikel met een bepaald percentage.
Je wilt dan de nieuwe prijs kunnen uitrekenen.
Voorbeeld 1
Een televisietoestel van \(\small{\text{€ }320\text{,-}}\) wordt \(\small{15 \%}\) duurder.
- \(\small{15 \%}\) van \(\small{320 = 0\text{,}15 \times 320 = 48}\)
- de nieuwe prijs is \(\small{\text{€ }320\text{,-} + \text{€ }48\text{,-} = \text{€ }368\text{,-}}\)
Voorbeeld 2
In \(\small2010\) maakte een schildersbedrijf \(\small{\text{€ }110.000\text{,-}}\) winst.
In \(\small{2011}\) was de winst \(\small{8\%}\) lager.
- \(\small{8\%}\) van \(\small{110000= 0\text{,}08 \times 110000 = 8800}\)
- de winst in \(\small{2011}\) was \(\small{\text{€ }110.000\text{,-} - \text{€ }8.800\text{,-} = \text{€ }101.200\text{,-}}\)
Procenten: hoeveel prcent erbij/ eraf?
Soms is iets duurder of goedkoper geworden.
Je wilt weten met hoeveel procent de prijs is veranderd.
Voorbeeld 1
Een broek van \(\small{\text{€ }75\text{,-}}\) kost in de uitverkoop \(\small{\text{€ }52\text{,}50}\).
- \(\small{75 - 52\text{,}5 = 22\text{,}5}\)
- \(\small{\frac{22{,}5}{75} = 0{,}3 = 30\%}\), de broek is dus \(\small{30\%}\) goedkoper geworden.
Voorbeeld 2
Gregory leent \(\small{\text{€ }500\text{,-}}\) bij een bank.
Door de rente is de lening na één jaar \(\small{\text{€ }525\text{,-}}\).
- De rente is dus\(\small{\text{€ }520 - \text{€ }500 = \text{€ }25}\)
- De bank rekent: \(\small{\frac{25}{500} = 0\text{,}05 = 5\%}\) rente