Inleiding
Thema

Tijdvak 4 is de tijd van Steden en Staten.
Dit tijdvak begint rond het jaar 1000 en duurt tot 1500.
Het is de tweede helft van de Middeleeuwen.
Genoeg te doen. Aan de slag!

Leerdoelen + eindopdracht
Leerdoelen
Aan het eind van het thema kun je:
- aan de hand van voorbeelden de opkomst van handel en het ontstaan van steden herkennen.
- de samenstelling van de stedelijke burgerij beschrijven.
- uitleggen waarom de steden zelfstandiger werden ten opzichte van de adel.
- het ontstaan van staten beschrijven aan de hand van een voorbeeld. (bijvoorbeeld Nederland)
Eindopdracht
Je maakt een overzicht van ambachten en een kaart van Nederland met daarop drie steden met informatie daarbij. Je sluit dit tijdvak af met een toets over dit onderwerp.
Planning
Planning
'Tijdvak 4' bestaat uit de volgende onderdelen (* = Keuzeopdrachten):
Onderdeel |
Tijd |
Eindproduct |
Inleiding |
1 lesuur |
- |
Onderdeel: Handel en steden: Markten en nieuwe steden |
2 lesuren |
Kaart van Nederland en overzicht ambachten |
Onderdeel: Stedelijke burgerij |
1 lesuur |
|
Onderdeel: Staatsvorming en centralisatie |
1 lesuur |
|
Afsluiting |
1 lesuur |
Toets |
Totaal |
6 lesuren |
|
Markten en steden
Leerdoelen + eindproduct

Leerdoelen
Door een aantal verbeteringen in de landbouw werd er meer voedsel geproduceerd. Meer voedsel zorgde voor een groei van de bevolking. Niet iedereen hoefde in de landbouw te werken. Mensen gingen ook andere beroepen uitoefenen.
De handel bloeide op en er ontstonden steden.
In deze opdracht staan deze ontwikkelingen centraal.
Aan het eind van deze opdracht kun je:
- uitleggen waarom er (jaar)markten werden georganiseerd.
- beschrijven dat de handel zorgde voor de opkomst van steden.
- beschrijven wat een goede plaats was om een stad te stichten.
- uitleggen waarom er nieuwe beroepen ontstonden.
Eindproduct
Je maakt een kort ambachtenoverzicht en je maakt een kaart met steden die ontstaan zijn tussen 1000 en 1500.
Werkwijze
Activiteiten
Stap |
Groepsgrootte |
Activiteit |
Stap 1 |
Alleen |
Kennisbanken 'Nieuwe steden' en 'Markten en jaarmarkten' bestuderen en vragen beantwoorden. |
Stap 2 |
Alleen |
Op internet informatie zoeken over ambachten en daar een verslag van maken en inleveren. |
Stap 3 |
Alleen |
Eindproduct: De jaartallen opzoeken waarin drie door jou gekozen steden tussen 1000 en 1500 zijn ontstaan en een kaart maken. |
Benodigdheden
Een kaart van Nederland
Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 2 lesuur nodig.
Stap 1: Markten en nieuwe steden
In de vroege middeleeuwen waren de steden niet erg belangrijk.
Ongeveer vanaf het jaar 1000 veranderde dat.
De bevolking nam toe en er werden steden gebouwd waar handel werd gedreven.
Bestudeer uit de Kennisbank geschiedenis de volgende twee onderdelen:
KB: Nieuwe steden
KB: Markten en jaarmarkten
Kijk of je in de teksten het antwoord kunt vinden op de volgende vragen:
- Wat heeft het ontstaan van markten te maken met overschotten in de landbouw?
- Waar werden markten georganiseerd?
- Welke activiteiten vonden er, naast het kopen en verkopen van producten, zoal plaats op een middeleeuwse markt?
- Handelsnederzettingen ontstonden op strategische plekken.
Schrijf een aantal voorbeelden van strategische plekken op.
Stap 2: Ambachten
Door de overschotten in de landbouw hoefde niet iedereen te werken.
Mensen gingen zich bezighouden met het maken van andere producten.
Die producten werden verhandeld op de (jaar)markten.
Hier zie je een aantal (middeleeuwse) ambachten.
Ken je deze ambachten? Nee?
Ga op internet op zoek naar een omschrijving en afbeelding van ieder ambacht. Bestaan de ambachten nu nog? Zoek ook daar iets over op. Maak hiervan een mooi verslag in je eigen woorden (WORD-document) en lever dat in via it's learning.
Stap 3: Kaart
Download de kaart van Nederland .
Op de kaart zie je drie belangrijke rivieren getekend.
In de periode 1000 tot 1500 zijn in Nederland veel steden ontstaan.
Gebruik internet om drie steden te zoeken die tussen 1000 en 1500 ontstaan zijn. Teken die steden in op de kaart. Schrijf bij iedere stad het jaartal waarin de stad is ontstaan. Zoek van iedere stad een foto van een middeleeuws gebouw. Plak die foto bij de stad op de kaart. Kijk goed naar de ligging van de steden die je op de kaart hebt getekend. Schrijf onder de kaart op wat je opvalt als je kijkt naar de ligging van de steden.
Beoordeling
Voldoet de kaart aan de beoordelingscriteria? Laat de kaart door je docent beoordelen. Je krijgt een goede beoordeling voor je kaart met steden als:
- er op de kaart drie steden staan die ontstaan zijn tussen 1000 en 1500.
- bij iedere stad op de kaart het jaar staat waarin de stad gesticht is.
- bij iedere stad een afbeelding van een gebouw uit die stad uit de Middeleeuwen staat.
- de kaart met zorg gemaakt is en op tijd klaar is.
Klaar? Lever de kaart in bij je docent als je deze op papier hebt gemaakt of via it's learning als je deze digitaal hebt gemaakt.

|
Op een kaart kun je aangeven waar een gebeurtenis heeft plaatsgevonden of gaat plaatsvinden.
|

|
Extra: lvoorl

Leerlingen voor leerlingen
Op de website www.lvoorl.nl vind je verschillende video's die door leerlingen voor leerlingen zijn gemaakt.
Hieronder staan video's die goed passen bij dit thema.
Bekijk de video's. Kun je de video's goed volgen?
Bespreek de inhoud van de video's met een klasgenoot.
Video: De markt
Video: Urbanisatie
'Urbanisatie' is de trek van de landelijke gebieden naar de stad.
Let op:
Als je de video wilt stoppen, druk dan eerst op de stopknop en klik dan de popup weg.
Begrippenlijst
Opkomst steden
Steden ontwikkelden zich door de toegenomen handel (rol van de kooplieden en markten) en door de opkomst van de ambachten (beroepen). Steden ontstonden op strategische plekken. Bijvoorbeeld naast een rivier. |
Handel
Door de opkomst van de handel kwam er weer geld in omloop. Dat stimuleerde de economie. Mensen die geld verdienden wilden daar allerlei producten en gebruiksvoorwerpen voor kunnen kopen. Het was dus winstgevend om die te produceren. |
Markten
Overschotten uit de landbouw werden op de markten verhandeld. Op de grote jaarmarkten kwamen handelaren vanuit verre streken om hun goederen te verhandelen. |
Geldeconomie
Voor het eerst sinds de val van het West-Romeinse rijk in 476 n. Chr. kwam de geldeconomie weer op. |
Stedelijke burgerij
Leerdoelen

Leerdoelen
In de 2e helft van de Middeleeuwen ontstonden er veel nieuwe steden in West-Europa. Het leven in de stad was anders dan het leven op het platteland.
Deze opdracht gaat over het leven in een Middeleeuwse stad.
Aan het eind van deze opdracht kun je:
- uitleggen waarom de adel graag stadsrechten gaf aan een stad.
- een beschrijving geven van het stadsbestuur in een middeleeuwse stad.
- uitleggen waarom mensen met eenzelfde beroep zich organiseerden in gilden.
- uitleggen waarom geld belangrijker werd met de opkomst van de handel.
- uitleggen waarom het Hanzeverbond ontstond.
Werkwijze
Activiteiten
Stap |
Groepsgrootte |
Activiteit |
Stap 1 |
Alleen of samen met een klasgenoot |
Kennisbank 'Stadsrechten' en 'Hanzesteden' bestuderen en vragen beantwoorden. |
Tijd
1 lesuur
Stap 1: Opkomst van de stedelijke samenleving
De steden in de late middeleeuwen maakten een nieuwe manier van leven mogelijk. Mensen in de stad werkten in de handel en in ambachten.
Ze waren niet afhankelijk van een landheer.
Een stadsmens was vrijer dan een horige of een boer op het platteland.
Omdat in de steden veel mensen bij elkaar woonden waren er nieuwe regels nodig.
De steden kregen een eigen bestuur en rechtspraak.
De adel vond de vrijheid van de stedelijke burgerij in de steden maar niets. De adel had daardoor steeds minder macht in de steden. Toch gaf de adel graag stadsrechten aan een handelsnederzetting, want in een stad met stadsrechten moesten alle handelaren belasting aan de adel betalen.
Bestudeer uit de Kennisbank geschiedenis de volgende onderdelen:
KB: Stadsrechten - Gilden - Geld en kooplieden - Stadsbestuur
KB: Hanzesteden
Vragen:
- Waar of niet waar?
De koning was de enige persoon die een stad stadsrechten kon geven.
- Waar
- Niet waar
- Het was voor een landheer interessant om een stad stadsrechten te geven, omdat …
- een stad met stadsrechten belasting af moest dragen aan de landheer.
- een stad met stadsrechten een muur om de stad liet bouwen.
- Het hoogste gezag in een stad met stadsrechten kwam te liggen bij ...
- de adel
- het stadsbestuur
- Het stadsbestuur in een middeleeuwse stad bestond uit ...
- de burgemeester, de vroedschap, de schout en de schepenen.
- de koning en zijn landheren.
- Hoe werd een vereniging van mensen met hetzelfde beroep genoemd?
- een vereniging
- een gilde
- Waar of niet waar?
Alle bakkers, slagers en brouwers waren lid van hetzelfde gilde.
- Waar
- Niet waar
- Waarom was het aantal leden van een gilde beperkt?
- Om teveel concurrentie tegen te kunnen gaan.
- Alleen de beste bedrijven mochten lid worden.
- Hoe noem je iemand die een aantal jaren als leerling in een gilde gewerkt heeft en die onder toezicht van de baas, zelfstandig producten maakt?
- gezel
- gildeknecht
- Hoe heette het bekende middeleeuwse verbond tussen ongeveer 70 handelssteden in Europa?
- IJsselverbond
- Hanzeverbond
- Welke Nederlandse steden hoorden bij het Hanzeverbond?
- Onder andere Deventer, Kampen, Zutphen en Zwolle.
- Onder andere Amsterdam, Rotterdam, Utrecht en Den Haag.
Extra: lvoorl

Leerlingen voor leerlingen
Op de website www.lvoorl.nl vind je verschillende video's die door leerlingen voor leerlingen zijn gemaakt.
Hieronder staat een video die goed passt bij dit thema.
Bekijk de video. Kun je de video goed volgen?
Bespreek de inhoud van de video met een klasgenoot.
Video: Het gilde
Let op:
Als je de video wilt stoppen, druk dan eerst op de stopknop en klik dan de popup weg.
Begrippenlijst
Stadsrechten
Veelal voor geld kochten steden van hun landsheer voorrechten: stadsrechten. Waaronder het recht de stad te verdedigen door grachten, ophaalbruggen, stadsmuren en poorten. |
Gilden
In de steden sloten werklieden met hetzelfde beroep zich aaneen tot verenigingen: de gilden. |
Stadsbestuur
Steden werden niet door adel bestuurd maar door het stadsbestuur. Het stadsbestuur bestond uit: de schout en schepenen, de vroedschap en de burgemeester. |
Schout en schepenen
De schout en schepenen waren verantwoordelijk voor de veiligheid in de stad. Ze zorgden voor de rechtspraak (wetten) en de politie. |
Vroedschap
De vroedschap was een groep regenten (wijze mannen), die geraadpleegd werd over belangrijke zaken die de stad aangingen. |
Burgemeester
De burgemeester verzorgde de uitvoerende taken van het stadsbestuur. |
Hanzeverbond
Het Hanzeverbond was een Middeleeuws verbond van ongeveer 70 Europese handelssteden. Zutphen, Deventer, Zwolle en Kampen hoorden erbij. Het zijn Hanzesteden. |
Staatsvorming
Leerdoelen

Leerdoelen
De periode 1000-1500 is een belangrijke periode voor het ontstaan van landen onder leiding van één vorst. Hoe de koningen en vorsten erin slaagden een centraal gezag in te stellen, daarover gaat deze opdracht.
Aan het eind van deze opdracht kun je:
- beschrijven wat centraal bestuur is.
- drie kenmerken noemen van centraal bestuur.
- uitleggen waarom de koning onenigheid kreeg met de adel en de steden toen hij een centraal bestuur probeerde in te stellen.
Werkwijze
Activiteiten
Stap |
Groepsgrootte |
Activiteit |
Stap 1 |
Alleen |
Kennisbank 'Verhouding tussen vorst en adel' bestuderen en zinnen in de goede volgorde zetten. |
Stap 2 |
Alleen |
Kennisbank 'Verhouding tussen vorst en adel' bestuderen en vragen beantwoorden. |
Benodigdheden
Geen bijzonderheden.
Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 1 lesuur nodig.
Stap 1: Verhouding tussen vorst en adel
Bestudeer uit de Kennisbank geschiedenis het volgende onderdeel:
KB: Verhouding tussen vorst en adel
Hieronder staan vijf zinnen over staatsvorming en centralisatie. De zinnen staan niet in de goede volgorde. In welke volgorde vormen de zinnen een logisch verhaal?
- De koning had veel geld nodig voor oorlogsvoering en het dure hofleven.
- Dat kwam omdat de macht gedeeltelijk in handen was van leenheren.
- Om de belastingopbrengsten omhoog te krijgen, moest het bestuur centraal geregeld worden.
- Die leenheren speelden 'koning' in hun eigen gebied.
- In de vroege Middeleeuwen had de koning niet alle macht over zijn gehele gebied.
Vergelijk jouw volgorde met de volgorde van een klasgenoot.
Zijn jullie het met elkaar eens? Bespreek eventuele verschillen.
Stap 2: Belastingen, leger en ambtenaren
Gebruik bij het beantwoorden van de volgende vijf vragen ook de informatie uit het onderdeel:
KB: Verhouding tussen vorst en adel
- Waar of niet waar?
Bij een centraal bestuur heeft de vorst alle macht in het land.
- Waar
- Niet waar
- Waar of niet waar?
Door ambtenaren in dienst te nemen voor bestuur en belasting-inning nam de macht van de adel toe.
- Waar
- Niet waar
- Koningen vormden een permanent leger. Dit hield in dat:
- Soldaten vast in dienst waren van de koning.
- Leenheren soldaten in dienst namen.
- Leden van de vorstenhuizen in Europa kregen gebieden in handen...
- door familiebanden en huwelijkspolitiek
- door 'lenen' die geërfd werden van vader op zoon.
- Waar of niet waar?
Ambtenaren waren betrouwbaar omdat ze voor hun inkomen afhankelijk waren van de vorst.
- Waar
- Niet waar
Begrippenlijst
Leger
Een krijgsmacht of leger houdt zich bezig met het verdedigen van de staat. |
Permanent leger
Een leger dat ook in tijden van vrede in dienst wordt gehouden. De soldaten zijn vast in dienst van de koning. |
Leenman
Iemand die een leen, een grondgebied, heeft ontvangen van een leenheer. In ruil daarvoor moest de leenman bepaalde taken uitvoeren en zijn leenheer beschermen door te vechten in de strijd. |
Centralisatie
Het besturen van een land vanuit één centraal punt door de vorst en zijn ambtenaren. |
Hof/hofleven
Alle personen waarmee een koning of vorst zich omringt. De hofhouding bestond niet alleen uit de huishouding van de vorst. De hofhouding vormde ook het bestuurlijke centrum van een staat. |
Centraal bestuur
De vorsten gingen centraal – vanuit één punt (de hoofdstad) - hun gebied besturen. Daarvoor stelden ze ambtenaren aan. Die moesten de belastingen innen. |
Adel
De adel bestond uit graven, hertogen en andere leenheren die van de vorst een stuk grond als 'leen' hadden ontvangen. De adel was rijk en machtig. |
Directe dienaar
Ambtenaren waren directe dienaren in dienst van de koning of vorst. Ze ontvingen loon en daarom waren ze erg trouw aan de koning. |
Ambtenaren
Ambtenaren waren goed opgeleid en in dienst van de koning. Zij werden de vertegenwoordigers van de staat. |
Bezit
Wat van jou is, waar je eigenaar van bent. |
Verhouding
Onderling verband. |
Vorst
Een monarch, ook wel vorst of koning genoemd, is een staatshoofd. Een vorst heeft het gezag over het gebied waar hij of zij over regeert. |
Afsluiting
Tijdvak 4
Proefwerk
Je krijgt een proefwerk over dit tijdvak. Leer alles wat in de kennisbank staat wat we hebben behandeld, bekijk nog eens de film De Middeleeuwse Stad van Histoclips en leer de begrippen goed.