Ouderenpsychiatrie

Ouderenpsychiatrie

Ouderenpsychiatrie

Ouderenpsychiatrie is gericht op de behandeling van psychiatrische aandoeningen bij oudere mensen. Het betreft een aparte tak binnen de psychiatrie, die tevens een onderdeel is van de multidisciplinaire geestelijke gezondheidszorg voor oudere mensen.

Hoewel er al langer aandacht is voor psychiatrische aandoeningen bij ouderen, ontwikkelt zich de laatste decennia een duidelijk subspecialisme ouderenpsychiatrie. Sinds 2012 is ouderenpsychiatrie dor de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie erkend als een aparte (sub)specialisatie. Hierbij kunnen de volgende vragen beantwoord worden, namelijk: Wat zijn oudere mensen en wat onderscheidt de ouderenpsychiatrie van de overige psychiatrie?

 

Klik op onderstaande link om deze aflevering van "doe even normaal" te kijken

https://www.npostart.nl/doe-even-normaal/29-08-2014/VPWON_1227551

 

Veranderingen bij ouderen

Leeftijdsgrenzen

De term 'ouderen' kan in ruime zin worden opgevat. Enerzijds verwijst hij naar de leeftijd, anderzijds naar specifieke problematiek. De raad voor de volksgezondheid en zorg (RVZ) rekent iedereen vanaf 65 jaar tot de ouderen en iedereen vanaf 80 jaar tot de zeer ouderen. De toepassinge van deze strikte leeftijdsgrenzen heeft echter vrijwel uitsluitend nut voor de epidemiologie en de wetenschap.

In de praktijk van de hulpverlingen is van meer belang dat mensen in hun latere levensfase te maken krijgen met een groot aantal veranderingen op zowel biologisch, psychologisch en sociaal terrein. Zie onderstaande tabel. Hierdoor kan bijvoorbeeld iemand van 57 jaar al 'oud' zijn, terwijl iemand van bijvoorbeeld 68 jaar nog heel 'jong en vitaal' kan zijn.

 

 

Biologisch

Psychologisch

Sociaal

↓ orgaanfuncties

Identiteitsvragen

Pensionering

↓ algemene fysieke conditie

Zingeving

↓ maatschappelijke waardering

↓ mobiliteit

↑ Eenzaamheid

Financiën/ inkomsten

Specifieke symptoompresentatie

↑ Verlies en rouw

Wijziging rolpatronen

Specifieke ouderdomsziekten

↑ Zorgafhankelijkheid

↓ sociaal netwerk

Multipathologie

↑ Eindigheidbesef

Primaire netwerkproblematiek

↓ geheugenfuncties

Opmaken levensbalans

Hightechmaatschappij

Dementiesyndromen

Herleving trauma’s

Tekorten in voorzieningen

↑ medicatiegevoeligheid

Persoonlijkheidsverandering

Nieuwe woonomgeving

↑ medicatiebijwerkingen

Aanpassing copingstijlen

Individualisering

↑ Medicatieafhankelijkheid

Veranderend toekomstperspectief

Ontkerkelijking

↑ Polyfarmacie/interacties

 

 

 

 

 

 

 

Biologische veranderingen

Met het ouder worden nemen allerlei orgaanfuncties geleidelijk af. De algehele fysieke conditie, de mobiliteit en het geheugen lopen terug. Het risico van ziekte en aandoeningen neemt toe. Hierbij is er vaak sprake van specifieke ouderdomsziekten, zoals hart- en vaatziekten, artrose, de ziekte van Parkinson, neurocognitieve stoornissen of dementiesyndromen.

Verder is er vaak sprake van multipathologie (meerdere aandoeningen tegelijk) en polyfarmacie, het gebruik van meer medicijnen naast elkaar. Meer dan de helft van alle 55-plussers gebruikt één of meer medicijenn. Alle 65-plussers samen zijn verantwoordelijk voor 40% van de totale nationale medicijnconsumptie, uitgedrukt in euro's. Van de 75-plussers is circa driekwart (mannen 71%, vrouwen 79%) met een of meer somatische aandoeningen bekend bij de huisarts en meer dan 75% gebruikt één of meer medicijnen. De 65 plussers gebruiken bijna drie keer zo veel geneesmiddelen als de gemiddelde Nederlander; 75-plussers zelfs vier keer zo veel.

Medicijngebruik brengt op zich weer nieuwe risico's met zich mee. Denk aan bijwerkingen van medicatie, bijvoorbeeld een toename van het valrisico bij het gebruik van spierverslappende rustgevende meciatie en allerlei problemen ten gevolge van de combinatie van bepaalde medicijnen. Ouderen zijn ook gevoeiliger voor de effecten van medicijnen, onder meer door een gewijzigde distributie in het lichaam (afname van het hartminuutvolume, toename totale vetgehalte en afname van het bloedeiwitghalte), vertraging van de afbraak, vertraging van de uitscheiding en toename van de medicijngevoeligheid van verschillende organen.

Bij dit alles peelt het probleem dat ouderen hun symptomen vaak (a) specifiek presenteren. Oudere mensen hebben bijvoorbeeld een vermiinderd dorstgevoel, maar tegelijk neemt het risico van uitdroging toe. Ouderen hebben bijvoorbeeld een verminder pijngevoel, waardoor ze nogal eens ernstige aandoeningen (bijvoorbeeld een hartinfarct) naugwelijks gewaarworden. Ouderen met een depressieve stoornis klagen bijvoorbeeld over moeheid en minder kunnen genieten, terwijl een jonger persoon eerder spreekt over somberheid.

 

Psychologische en sociale veranderingen

Derde levensfase

In het proces van ouder worden zijn twee fasen te onderscheiden: De derde en de vierde levensfase. In de derde levensfase (van 55 tot 75 jaar) is er sprake van een overgang van arbeid naar pensioen. Hierbij staan veranderingen in maatschappelijke rollen, hervinden van een nieuw evenwicht in de relatie, veranderende dagbesteding en het zich meer bewust worden van het veranderende toekomstperspectief centraal. Tevens krijgen mensen in de derde levensfase toenemend te maken met verlies van betekenisvolle relaties. Gebleken is dat door deze veranderingen de zelfwaardering onder druk kan komen staan. Lichamelijk zijn mensen in de derde levensfase in het algemeen nog vitaal; slechts een klein deel kampt met fysieke belemmeringen, zoals achteruitgang van de zintuigen en verminderde mobiliteit. Zij heben daardoor problemen met de persoonlijke verzorging en huishoudelijke taken, maar ervaren ook problemen in de sociale contacten en dagbesteding. Het merendeel van d mensen in de derde levensfase kan nog op een partner rekenen. 28% van de mensen tussen de 65 en 74 jaar woont alleen.

 

Vierde levensfase

De vierde levensfae (75 jaar en ouder) wordt gedomineerd door het opmaken van de levensbalans, het besef van het naderende einde en vele veranderingen op lichamelijk gebied. Vaak komen zingevingsvragen centraal te staan. Deze ouderen leven in een steeds kleiner wordende wereld; veel betekenisvolle relaties zijn weggevallen en velen van hen blijken gevoelens van eenzaamheid te ervaren. Het percentage lichamelijke gebreken groeit snel. Van de 85-pkussers loopt een derde slecht en kan één op de vijf zichzelf niet meer verzorgen. toch leeft 72% van deze mensen nog steeds alleen redt zichzelf, eventueel met mantelzorg. Uiteindelijk komt ongeveer een derde van de bevolking van 85 jaar of ouder in een verpleeg- of verzorgingshuis terecht.

Wisselwerking

De biologische, psychologische en sociale veranderingen op latere leeftijd staan in onderlinge wisselwerking en in wisselwerking met de gepresenteerde psychiatrische en/of psychosociale problematiek. Afname van de mobiliteit zal bijvoorbeeld leiden tot minder sociale contacten e ndat kan weer leiden tot versterking van eenzaamheidsgevoelens. Tegelijkertijd neemt het sociale netwerk van ouderen af door overlijden van leeftijdsgenoten. Verminderde financien werken weer negatief op de mobiliteit, enzovoort. Een ander voorbeeld is de gecompliceerde relatie tussen wijziging van rolpatronen na pensionering, afname van de maatschappelijke waardering, vragen rondom zingeving, toekomstbesef en de weerslag hiervan op de diagnostiek en behandeling van psychiatrische stoornissen bij ouderen.

Gerontopsychiatrie versus psychogeriatrie

Binnen de ouderenpsychatrie wordt er inmiddels een onderscheid gemaakt tussen gerontopsychiatrie en psychogeriatrie.

De gerontopsychiatrie omvangt in de praktijk vooral stemmingsstoornissen, angststoornissen, psychotische stoornissen en aanpassingsstoornissen. Hiernaast is er vaak sprake van mengbeelden die moeilijk te classificeren zijn en gebruikelijk worden aangeduid als NAO (niet anderszins omschreven).

Een groot deel van de psychiatrische problematiek bij ouderen valt terug te redeneren naar persoonlijkheidsproblematiek al of niet in relatie tot veranderingen binnen de context van het primaire systeem of het grotere sociale netwerk.

 

De psychogeriatrische problematiek omvat allerlei cognitieve stoornissen. Bij iedereen is er met het vorderen van de leeftijd in bepaalde mate sprake van fysiologisch cognitief verval. Het vorderen van de leeftijd vormt echter naast specifieke risicofactoren de grootste gemeenschappelijke risicofactoor voor de ontwikkeling van een ernsitge cognitieve stoornis, te weten: een delier, dementie, amnestische stoornissen (stoornis in het korte en lange termijn geheugen) of cognitieve stoornissen NAO.

Dementie

Dementie is de naam voor een combinatie van symptomen (een syndroom), waarbij de hersenen informatie niet meer goed kunnen verwerken. De bekendste symptomen zijn geheugenverlies en veranderend gedrag. Dementie is een verzamelnaam voor meer dan 50 ziektes, de bekendste is de ziekte van Alzheimer. In Nederland hebben ruim 270.000 mensen dementie. Het aantal mensen met dementie zal als gevolg van de vergrijzing in de toekomst explosief stijgen naar meer dan een half miljoen in 2040.

 

Bij dementie gaan de zenuwcellen in de hersenen kapot. Soms gaan niet de zenuwcellen zelf kapot, maar de verbindingen tussen de cellen. Het is ook mogelijk dat de cellen en de verbindingen het niet meer goed doen. Door deze afname van cellen functioneren de hersenen steeds minder goed.  

Wat is dementie?

Dementie is een verzamelnaam voor bepaalde verschijnselen die optreden door deze beschadigingen aan de hersenen. De verwerking van informatie in de hersenen raakt verstoord. Kenmerkend voor dementie is dat de beschadigingen in de hersenen verergeren en dat iemand met dementie steeds verder achteruitgaat in functioneren. Dementie is een ziekte die niet te genezen valt. Er zijn wel medicijnen die mogelijk het proces kunnen vertragen

Bij sommige mensen verloopt de achteruitgang heel snel. Anderen kunnen nog jarenlang een redelijk gewoon leven leiden. Uiteindelijk raakt iemand door de gevolgen van dementie erg verzwakt. De persoon sterft dan door een ziekte of infectie (bijvoorbeeld longontsteking) of doordat hij niet meer kan slikken.

 

Oorzaken van dementie

Dementie is er niet van de ene op de andere dag. De schade in de hersenen ontstaat vaak geleidelijk.  Er wordt veel onderzoek gedaan naar de oorzaken van dementie, maar de oorzaak van dementie is nog niet duidelijk. Wetenschappers denken dat veranderingen in de hersenen met de ziekte te maken hebben.

 

Vormen van dementie

Dementie is een verzamelnaam voor ruim vijftig ziektes. De meest voorkomende vorm van dementie is de ziekte van Alzheimer, maar liefst 70 procent van alle mensen met dementie heeft Alzheimer. Daarnaast komen vasculaire dementie, frontotemporale dementie (FTD) en Lewy body dementie veel voor.

DE ZIEKTE VAN ALZHEIMER

De ziekte van Alzheimer uit zich vaak in eerste instantie in geheugenproblemen. Iemand met de ziekte van Alzheimer krijgt vervolgens moeite met alledaagse dingen zoals plannen maken, beslissingen nemen en een gesprek volgen. Het onthouden van informatie en begrijpen van taal wordt ook steeds lastiger. Stemmingswisselingen en veranderingen van gedrag of karakter zijn soms ook symptomen van Alzheimer.  

Alzheimer wordt veroorzaakt door ophopingen van bepaalde eiwitten (beta-amyloïd) in de zenuwcellen in de hersenen. Hierdoor ontstaan zogenaamde plaques. Ook kunnen bepaalde vezels zich in de cellen hopen. Dit worden neurofibrillaire tangles genoemd. De ophopingen van vezels en eiwitten maken de zenuwcellen kapot en verstoren de onderlinge communicatie.  

Dit filmpje laat in 6 minuten zien wat er in het brein gebeurt bij de ontwikkeling van de ziekte van Alzheimer:

VASCULAIRE DEMENTIE

Veel mensen met vasculaire dementie hebben hart- en vaatziekten (gehad), zoals een hoge bloeddruk, hartritmestoornissen, diabetes, een beroerte of TIA’s (kortdurende afsluiting van een bloedvat in de hersenen. Problemen met de doorbloeding van de hersenen is dan ook de oorzaak van vasculaire dementie.  

De symptomen zijn afhankelijk van het hersengebied dat beschadigd is geraakt. De verschillen tussen mensen met deze ziekte kunnen dus groot zijn. Veel voorkomende klachten zijn langzamer denken, spreken en handelen, moeite met concentreren en moeilijker meerdere dingen tegelijk doen. De ziekte kan ook gepaard gaan met lichamelijke beperkingen.  

LEWY BODY DEMENTIE

De geestelijke achteruitgang kan bij iemand met Lewy body dementie van dag tot dag sterk wisselen. Iemand met Lewy body dementie heeft in het begin vaak geen geheugenproblemen, maar bijvoorbeeld aandacht stoornissen of hallucinaties (hij ziet dingen die er niet zijn. Ook zijn er vaak verschijnselen van de ziekte van Parkinson, zoals tremoren (beven van bijvoorbeeld handen), stijfheid en afwijkende manier van lopen.  

De klachten worden veroorzaakt door de aanwezigheid van zogenaamde Lewy bodies in de zenuwcellen van de hersenen. Dit zijn speciale eiwitafzettingen, voornamelijk in de hersenschors.  

FRONTOTEMPORALE DEMENTIE (FTD)

Frontotempoerale dementie komt vaak voor op jongere leeftijd en valt op door veranderingen in persoonlijkheid of gedrag. Deze vorm van dementie ontstaat doordat hersencellen in de frontaalkwab (gedragsgebied) en de temporaalkwab (taalgebied) afsterven. Taal en spraak kunnen dus ook aangetast zijn.

De eerste verschijnselen zijn afhankelijk van de plaats in de hersenen waar de schade optreedt. Er zijn drie varianten: een gedragsvariant, een taalvariant en een bewegingsvariant. Deze varianten worden bepaald door de eerste symptomen.

Meer informatie over deze en andere vormen van dementie is te vinden op de website van Alzheimer Nederland.

Risicofactoren en preventie

Wetenschappers denken dat 10 tot 20 procent van de gevallen van dementie voorkomen kan worden, als we allemaal gezonder gaan leven. Hieronder lees je de zeven belangrijkste risicofactoren op een rijtje.

  • Roken
  • Ongezond gewicht
  • Te weinig beweging
  • Hoge bloeddruk
  • Diabetes (suikerziekte)
  • Te weinig mentale en sociale activiteiten
  • Depressie

Erfelijkheid

In de meeste gevallen van dementie speelt erfelijkheid geen rol. Bij dementie op jonge leeftijd kan erfelijkheid wel de oorzaak zijn van de schade in de hersenen. Een gezonde levensstijl heeft bij erfelijke dementie minder effect dan bij andere vormen van dementie. Wel voorkom je zo mogelijk andere ziektes.  

  • Lees meer over erfelijkheid en dementie op dementie.nl

Verloop van dementie

Mensen met dementie leven gemiddeld 8 jaar met de ziekte. De diagnose wordt gemiddeld na 14 maanden gesteld. Bij jonge mensen is dit meer dan vier jaar. Gedurende het ziekteproces neemt zowel het aantal klachten als de ernst ervan toe. Er is geen genezing mogelijk voor dementie. Uiteindelijk overlijdt een patiënt aan de gevolgen van dementie  

Cijfers

In Nederland hebben ruim 270.000 mensen dementie. Het aantal mensen met dementie zal als gevolg van de vergrijzing in de toekomst explosief stijgen naar meer dan een half miljoen in 2040. In 2055 bereikt het aantal mensen met dementie een piek van ruim 690.000. In Nederland hebben ongeveer 12.000 mensen dementie die jonger zijn dan 65 jaar.

 

Hoe herken je dementie?

De fase voor de diagnose is de periode dat mensen zich zorgen maken over vergeetachtigheid of het veranderende gedrag van zichzelf, partner of familielid, maar nog geen diagnose 'dementie' hebben. In deze periode speelt vooral het 'niet-pluis' gevoel. Onderstaande signalen kunnen wijzen op dementie, maar kunnen ook een andere oorzaak hebben.

Signalen van dementie

Het is van belang dat mensen met signalen van dementie op tijd gepaste begeleiding krijgen. Let onder andere op de volgende mogelijke aanwijzingen voor dementie:

  • Achterdochtig zijn (vroeger niet)
  • Bedorven voedsel in koelkast
  • Niet goed meer kunnen bedienen van apparaten, zoals koffiezetapparaat, wasmachine en tv
  • Er onverzorgd uitzien (vroeger niet)
  • Telkens vergeten welke dag het is
  • Telkens herhalen van dezelfde vragen of verhalen
  • Verdwalen op bekend terrein
  • Vergeten van afspraken (vroeger niet)
  • Voortdurend zoeken naar spullen (vroeger niet)

Herken je een zorgvrager hierin, bespreek dit dan met je collega's en indien mogelijk met de naasten van de zorgvrager.

Bekijk ook eens onderstaand filmpje: 10 signalen van dementie.

Vergeetachtigheid of dementie?

Als je vergeetachtig bent, is er niet direct spraken van dementie. Vergeetachtigheid is een onschuldig verschijnsel, waarbij iemand zich tijdelijk iets niet kan herinneren. Dit zijn ‘normale’ geheugenklachten: je kunt bijvoorbeeld niet op iemand naam komen. Deze vergeetachtigheid heeft geen negatieve invloed op je dagelijks leven.  

Bij dementie is dit een ander verhaal. De ‘vergeten’ informatie is niet meer toegankelijk of verdwijnt langzaamaan uit het geheugen. De symptomen zijn vele malen ernstiger en hebben uiteindelijk wel degelijk invloed op je leven. Het lukt bijvoorbeeld niet meer om het huishouden te doen.  

Delier

Een delier is een acute verwardheid die binnen enkele uren tot dagen is ontstaan. Het ene moment is de verwardheid erger dan het andere.

Het komt vooral voor bij ouderen, met name tijdens een ziekte of na een operatie, en bij patiënten in de stervensfase. Maar ook jongere mensen kunnen een delier krijgen, bijvoorbeeld bij diabetes mellitus.

Een delier komt altijd door een of meer lichamelijke oorzaken (een ziekte of ontregeling). De huisarts zoekt eerst naar de oorzaak of oorzaken. Vaak kan de oorzaak behandeld worden waardoor het delier verdwijnt. Soms is de oorzaak niet direct duidelijk of kan deze niet goed worden behandeld.

Het herstel heeft tijd nodig. Ook bij behandeling van de oorzaak kan het delier nog enige tijd blijven bestaan.

Wat zijn de verschijnselen van een delier?

Iemand met een delier gedraagt zich plotseling anders dan normaal. Hij of zij:

  • is verward en praat vaak onsamenhangend (een gesprek is daarom moeilijk te voeren).
  • kan de aandacht er niet bij houden.
  • is niet helder en reageert niet normaal op zijn omgeving.
  • verliest de greep op de werkelijkheid: heeft geen vat meer op zichzelf of de omgeving; hij/zij zegt soms dat hij zich niet zichzelf voelt.
  • heeft soms gedachten die niet kloppen (wanen).
  • ziet, hoort of ruikt soms dingen die er niet zijn (hallucinaties).
  • kan hierdoor heel angstig zijn en in paniek raken.

Iemand met een delier kan door deze verschijnselen onrustig worden of juist stil, of afwisselend onrustig en stil:  

Onrustig en opgewonden: een patiënt die in bed ligt kan aan de lakens gaan plukken of proberen uit bed te stappen. Door de wanen en hallucinaties wordt hij achterdochtig, schrikachtig, kwaad of agressief. Voor de omgeving is het vaak moeilijk hiermee om te gaan.

Stil en teruggetrokken: de patiënt staart voor zich uit of maakt moeilijk oogcontact.

Afwisselend onrustig of stil: de patiënt is bijvoorbeeld overdag heel rustig en teruggetrokken, maar raakt in paniek zodra het donker wordt en is dan moeilijk te kalmeren.

 

Hoe ontstaat een delier?

Allerlei situaties kunnen ervoor zorgen dat iemand een delier krijgt:

  • Ziekten maken iemand extra kwetsbaar voor een delier: bijvoorbeeld een blaasontsteking, een longontsteking, suikerziekte die niet goed onder controle is, een ziekte van de schildklier, een hartinfarct, het niet goed leeg kunnen plassen van de blaas, verstopping, ondervoeding, uitdroging, pijn of een gebrek aan slaap.
  • Een operatie, zelfs een kleine, kan zo ingrijpend zijn dat een ouder persoon daardoor een delier krijgt. Ook de narcose kan een rol spelen bij het ontstaan van een delier.
  • Een ongeval, bijvoorbeeld een gebroken heup, kan aanleiding zijn voor een delier. Bij een ongeval gaat het dus niet alleen om ongevallen met een hersenschudding of hoofdletsel.
  • Iemand met een handicap, zoals slechtziendheid of slechthorendheid, kan zich onzeker voelen en extra gevoelig zijn voor het ontstaan van een delier.
  • Door het gebruik van medicijnen kan een delier ontstaan, bijvoorbeeld: morfine (pijnstiller), plaspillen, antidepressiva, medicijnen tegen hartritmestoornissen, allergie of misselijkheid, medicijnen met bijnierschorshormoon (prednison ) en middelen tegen de ziekte van Parkinson. Bij oudere mensen kunnen in principe alle middelen een delier veroorzaken.
  • Als iemand gewend is aan overmatig gebruik van alcohol, nicotine of kalmeringsmiddelen (benzodiazepinen) en daar abrupt mee stopt, kan een delier ontstaan.
  • Iemand met dementie heeft een grotere kans op het krijgen van een delier.
  • Iemand die al een delier heeft gehad, heeft meer kans om opnieuw een delier te krijgen.
  • Iemand met een ernstige, ongeneeslijke ziekte heeft tegen het levenseinde extra kans op een delier. Bijvoorbeeld als hij of zij erg verzwakt is, niet meer eet of drinkt, sterke pijnstilling krijgt (morfine) of met andere medicijnen is gestopt.

 

Verpleegkundige interventies bij een delier

De omgeving weet vaak niet hoe ze moet reageren op iemand met een delier. Het is belangrijk om te weten dat iemand met een delier zich in de eigen vertrouwde (woon)omgeving vaak het veiligst voelt. Dit geeft minder aanleiding voor angst en paniek. Familie, vrienden en buren kunnen dus veel doen om de patiënt te helpen. Hier volgen enkele tips:

  • Het is goed als familieleden en verzorgers zich realiseren dat iemand met een delier ziek is. Hij kan zich niet anders gedragen dan hij doet, al lijkt het soms of de persoon zijn best niet doet.
  • Zorg voor rust.
  • Laat iemand met een delier zo min mogelijk alleen. Zorg dat er steeds een vertrouwd (het liefst rustig) familielid, vriend of buur aanwezig is. Zorg dat er niet te veel mensen tegelijk bij de patiënt zijn.
  • Bied steeds herkenningspunten uit de werkelijkheid aan, zoals een klok, een kalender en foto's. Vertel zo nodig regelmatig welke dag het is, hoe laat het is, wie u bent en waar u bent.
  • Spreek in korte, eenvoudige zinnen en stel korte, eenvoudige vragen.
  • Als iemand bang is voor dingen die hij denkt te voelen of te zien (die u zelf niet voelt of ziet), toon dan begrip. Zeg niet dat het onzin is. Ga geen discussie aan, maar toon begrip en leg uit hoe ú de werkelijkheid ziet. Probeer met uw stem en houding rust en kalmte over te dragen.
  • Wek geen achterdocht door te fluisteren of kamers op slot te doen.
  • Heeft de patient een bril of een gehoorapparaat? Zorg dat hij of zij deze gebruikt, en ook op de juiste manier. Dat geeft wat zekerheid.
  • Zorg voor goede verlichting (overdag gordijnen open, 's nachts bedlampje of sluimerverlichting).
  • Zorg voor een normaal dag/nacht ritme: ’s nachts slapen en overdag opstaan en bewegen als dat kan.
  • Probeer er voor te zorgen dat de persoon genoeg drinkt, gezond eet en zijn/haar medicijnen volgens voorschrift inneemt.

 

Behandeling van de oorzaak van een delier

Het belangrijkste bij een delier is om de oorzaak van het delier te behandelen.

Dat betekent bijvoorbeeld:

  • antibiotica bij een infectie (bijvoorbeeld een blaasontsteking of longontsteking)
  • goede pijnbehandeling bij bijvoorbeeld een gebroken heup
  • laxeermiddelen bij verstopping
  • het stoppen van medicijnen die juist een delier veroorzaken
  • het zo nodig geleidelijk afbouwen van medicijnen (opeens stoppen kan ook weer een delier geven)

 

Medicijnen voor een delier

Door de oorzaak van een delier aan te pakken, kan een delier verdwijnen. Dan zijn medicijnen tegen een delier niet of maar kort nodig.

Soms is iemand zo in de war of zo angstig dat de arts haloperidol voorschrijft. Dit middel werkt vaak goed tegen verwardheid.

Soms schrijven artsen tijdelijk ook benzodiazepinen (slaappillen) voor om een patiënt met een delier te kalmeren. Dat kan bijvoorbeeld ook helpen bij mensen die een delier krijgen nadat ze plotseling met alcohol zijn gestopt.

 

Hoe gaat het verder met een delier?

Hoe lang een delier duurt, hangt erg af van de oorzaak. Zo kan soms door behandeling van een blaasontsteking een delier binnen een paar dagen verdwijnen.
Bij ouderen kan het herstel na een delier wel eens tegenvallen. Soms blijft iemand verward of vergeetachtig. Het kan zijn dat hij de medicijnen, bijvoorbeeld tegen de verwardheid, dan langere tijd moet slikken.

Veel mensen die een delier hebben gehad kunnen zich later weinig van die periode herinneren. Als het delier voorbij is, is het goed om het delier na te bespreken. Dan kan er ondervonden worden wat de daadwerkelijke oorzaak is geweest en kan er eerder op geanticipeerd worden. Daarnaast is het van belang dat je de zorgvrager hoort, bij een delier komen regelmatig gevoelens van schaamte naar boven omdat men zich anders dan gebruikelijk heeft gedragen.

 


Beeldvorming
Bekijk onderstaand fragment door op de link te klikken
https://zembla.bnnvara.nl/nieuws/vader-ziet-spoken 

 

Depressie, Delier en Dementie

 

Delier

Dementie

Depressie

begin

acuut (in uren tot dagen)

sluipend

geleidelijk (meestal in

enkele weken)

beloop

symptomen fluctueren over het etmaal (doorgaans meer uitgesproken in avond en nacht)

langzaam progressief

dagschommelingen:

doorgaans zijn de

klachten ’s morgens

erger dan ’s avonds

Bewustzijn

en

aandacht

gedaald bewustzijn met gestoorde aandacht

in beginstadium:

bewustzijn en

aandacht ongestoord

bewustzijn en

aandacht ongestoord

(interesseverlies kan

beoordeling

bemoeilijken)

oriëntatie

gestoord

gestoord

ongestoord

geheugen

kortetermijn-

geheugen gestoord

korte- en langetermijn-

geheugen gestoord

geheugen intact

hallucinaties

en wanen

doorgaans aanwezig

(vluchtig en inhoudelijk

niet-complex;

kruipende insecten)

doorgaans afwezig in

Beginstadia. Wel vaak

paranoïde wanen

bij klein aantal

patiënten aanwezig

(psychotische

depressie)

 

  • Het arrangement Ouderenpsychiatrie is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Elsa Wolfs
    Laatst gewijzigd
    2019-04-24 23:21:34
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Trefwoorden
    delier, dementie, gerontopsychiatrie, ouderen, ouderenpsychiatrie, psychogeriatrie
  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.