Biologische veranderingen

Met het ouder worden nemen allerlei orgaanfuncties geleidelijk af. De algehele fysieke conditie, de mobiliteit en het geheugen lopen terug. Het risico van ziekte en aandoeningen neemt toe. Hierbij is er vaak sprake van specifieke ouderdomsziekten, zoals hart- en vaatziekten, artrose, de ziekte van Parkinson, neurocognitieve stoornissen of dementiesyndromen.

Verder is er vaak sprake van multipathologie (meerdere aandoeningen tegelijk) en polyfarmacie, het gebruik van meer medicijnen naast elkaar. Meer dan de helft van alle 55-plussers gebruikt één of meer medicijenn. Alle 65-plussers samen zijn verantwoordelijk voor 40% van de totale nationale medicijnconsumptie, uitgedrukt in euro's. Van de 75-plussers is circa driekwart (mannen 71%, vrouwen 79%) met een of meer somatische aandoeningen bekend bij de huisarts en meer dan 75% gebruikt één of meer medicijnen. De 65 plussers gebruiken bijna drie keer zo veel geneesmiddelen als de gemiddelde Nederlander; 75-plussers zelfs vier keer zo veel.

Medicijngebruik brengt op zich weer nieuwe risico's met zich mee. Denk aan bijwerkingen van medicatie, bijvoorbeeld een toename van het valrisico bij het gebruik van spierverslappende rustgevende meciatie en allerlei problemen ten gevolge van de combinatie van bepaalde medicijnen. Ouderen zijn ook gevoeiliger voor de effecten van medicijnen, onder meer door een gewijzigde distributie in het lichaam (afname van het hartminuutvolume, toename totale vetgehalte en afname van het bloedeiwitghalte), vertraging van de afbraak, vertraging van de uitscheiding en toename van de medicijngevoeligheid van verschillende organen.

Bij dit alles peelt het probleem dat ouderen hun symptomen vaak (a) specifiek presenteren. Oudere mensen hebben bijvoorbeeld een vermiinderd dorstgevoel, maar tegelijk neemt het risico van uitdroging toe. Ouderen hebben bijvoorbeeld een verminder pijngevoel, waardoor ze nogal eens ernstige aandoeningen (bijvoorbeeld een hartinfarct) naugwelijks gewaarworden. Ouderen met een depressieve stoornis klagen bijvoorbeeld over moeheid en minder kunnen genieten, terwijl een jonger persoon eerder spreekt over somberheid.