De biologische, psychologische en sociale veranderingen op latere leeftijd staan in onderlinge wisselwerking en in wisselwerking met de gepresenteerde psychiatrische en/of psychosociale problematiek. Afname van de mobiliteit zal bijvoorbeeld leiden tot minder sociale contacten e ndat kan weer leiden tot versterking van eenzaamheidsgevoelens. Tegelijkertijd neemt het sociale netwerk van ouderen af door overlijden van leeftijdsgenoten. Verminderde financien werken weer negatief op de mobiliteit, enzovoort. Een ander voorbeeld is de gecompliceerde relatie tussen wijziging van rolpatronen na pensionering, afname van de maatschappelijke waardering, vragen rondom zingeving, toekomstbesef en de weerslag hiervan op de diagnostiek en behandeling van psychiatrische stoornissen bij ouderen.