During our last semester we still have lots of work to do. Luckily, most of the grammar items are repetition. This website will help you to practise all grammar items and to work independently. Obviously, if you need help from your teacher, just ask.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De past simple en de past continuous worden allebei gebruikt in de verleden tijd. Deze uitleg gaat over de past simple.
Gebruik:
Als iets in het verleden is gebeurd en is afgelopen.
Hoe vorm je de 'past simple'?:
a. regelmatige werkwoorden + (e) d
Galileo invented the telescope.
My mother lived in London when she was a child.
Twenty years ago he studied French.
b. onregelmatige werkwoorden tweede rijtje, irregular verbs
Onregelmatige werkwoorden moet je uit je hoofd leren. Bij de verleden tijd gebruik je de tweede rij (to go -went - gone). Wij hebben in het Nederlands ook verleden tijdsvormen die veranderen van vorm, zoals liep, kocht, e.d.; je kunt de onregelmatige werkwoorden van het Engels hiermee vergelijken.
Leer de irregular verbs uit je hoofd.
He saw a strange object last night.
Sarah rang Beth yesterday, but she wasn’t at home.
William Shakespeare wrote Romeo and Juliet.
Vraagzinnen: did + hele werkwoord
I gave her a nice present last week. Did I give her a nice present last week?
My father worked in the garden yesterday. Did my father work in the garden yesterday?
We had a lot of fun an hour ago. Did we have a lot of fun an hour ago?
Ontkenningen: did + not + hele werkwoord
They came last Friday. They didn’t come last Friday.
Last Tuesday Lisa flew to London. Last Tuesday Lisa didn’t fly to London.
We got up at six o’clock this morning. We didn’t get up at six o’clock this morning.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Je hoeft voor de aankomende toets slechts 26 onregelmatige werkwoorden uit je hoofd te leren. Onthoud goed dat deze lijst niet compleet is! Dit zijn wel de enige werkwoorden die we in deze toetsweek zullen vragen:
Je gebruikt de past continuous vaak in combinative met de past simple. De past continuous gebruik je als iets op een bepaald moment in het verleden een tijdje bezig was.
Vorm: was / were + werkwoord + -ing
I was working at 10:30 last night.
She was making sandwiches all afternoon.
My brother was playing loud music all night.
They were waiting for the bus for hours last night.
We were having dinner with some friends at 8:00 o'clock last night.
Samengevat:
was gebruik je bij: I, she,he,it, enkelvoudvormen
were gebruik je bij: we, they, you, meervoudsvormen
Past simple and past continuous in één zin samen
De past simple en past continous worden vaak in één zin gebruikt. Je gebruikt de past continuous voor de activiteit die het langste bezig was, en de past simple voor de activiteit die het korst duurde.
While they were driving home, they suddenly saw a strange object.
(ze waren naar huis aan het rijden toen zij een vreemd object zagen.)
I was taking a bath when the phone rang.
( ik was een bad aan het nemen, toen de telefoon ging).
Past continuous: als twee handelingen tegelijkertijd plaatsvinden
While I was cooking, Mary was taking a bath. (toen ik aan het koken was, was Mary in bad)
While Jack was reading, Daniel was watching TV. (toen Jack aan het lezen was, was Daniel TV aan het kijken)
Vraagzinnen: was / were vooraan de zin
1 They were swimming in the lake. Weretheyswimmingin the lake?
2 The dog was barking. Wasthe dogbarking?
Ontkenningen: was/ were + not
1 Julie was sleeping at 3 o'clock. Julie wasn't/ was not sleeping at 3 o'clock.
2 You were eating lunch at noon. You weren't/ were not eating lunch at noon.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Barack Obama will be President till the end of 2016.
We will help you with your homework.
ontkennende zinnen
won't + hele werkwoord
I won't call you tomorrow.
Barack Obama won't be President till the end of 2016.
We won't help you with your homework.
vraagzinnen
will vooraan de zin zetten
Will ........?
Will you call me tomorrow?
Will Barack Obama be President till the end of 2016?
Will they help you with your homework?
B GEBRUIK:
Gebruik:
Voorbeelden:
1 Neutral way of expressing the future (als iets zo is, als iets in de toekomst gaat gebeuren. Het drukt niet uit dat je iets van plan bent of een voornemen hebt).
I will turn eighteen next month.
Boys will be boys.
The spacecraft will come down in the Pacific Ocean tomorrow morning.
We will know the results tomorrow.
2 Instant decision (beslissing op dat moment)
I am thirsty. I will make some tea.
We will have the tuna salad, please.
A: You left the computer on. B: Thanks, I will switch it off.
3 Predictions (voorspellingen, waarvan de uitkomst onzeker is)
The west will have rain tomorrow.
The world will end in the year 2056.
We will all drive automatic cars in the future.
Why not come over this weekend? The children will enjoy seeing you.
4 Asking someone, offer, agree or refuse doing something (iets aanbieden, om iets vragen, verzoek, weigeren iets te doen)
A: Can I have the book, which I lent you, back? B: Of course, I will brink it back this afternoon.
That bag looks heavy. I will help you with it.
Will you please be quite? I am trying to concentrate.
The car won't start. I wonder what's wrong with it.
5 Invitation (uitnodiging)
Will you come to my party tomorrow?
They will invite Professor Blackberry to speak at the scientific conference.
Will you have lunch with us next Sunday?
6 Promise (belofte)
Thanks for leding me the money. I will pay you back next Friday.
We won't tell anyone what happened. We promise!
I promise I will pick Tommy up from school this afternoon.
WILL wordt vaak gebruikt met:
probably, sure, think, don't think, guess, suppose, doubt and wonder
He will probably come home late tonight.
Don't worry about the exam. I'm sure you will pass.
We don't think the President will be assassinated next month.
I guess your parents will be tired after the long journey.
I doubt you will need a rain coat in Las Vegas.
Veel mensen beginnen het nieuwe jaar met goede voornemens. Doordat niet te voorspelling is of iemand zijn/haar goede voornemen volhoudt, gebruik je 'will' bij het maken van voornemens:
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De hoofdtelwoorden schrijf je in het Engels als volgt:
0
zero
21
twenty-one
1
one
30
thirty
2
two
31
thirty-one
3
three
40
forty
4
four
41
forty-one
5
five
50
fifty
6
six
51
fifty-one
7
seven
60
sixty
8
eight
61
sixty-one
9
nine
70
seventy
10
ten
71
seventy-one
11
eleven
80
eighty
12
twelve
81
eighty-one
13
thirteen
90
ninety
14
fourteen
91
ninety-one
15
fifteen
100
a/one hundred
16
sixteen
101
one hundred and one
17
seventeen
1,000
a/one thousand
18
eighteen
10,000
ten thousand
19
nineteen
100,000
one hundred thousand
20
twenty
1,000,000
a/one million
Let op:
1 Vanaf 21 worden de cijfers geschreven met een – tussen het tiental en het cijfer wat je aan wilt geven: 21 = twenty-first ; 26 = twenty-six ; 34 = thirty-four ; 54 = fifty-four
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Let op: het meervoud in het Engels wordt NOOIT gevormd met een 's zoals soms in het Nederlands gebeurt: auto = auto's. De +s komt altijd aan het woord vast, geen komma!
1. in het meervoud meestal woord +S
Voorbeelden van woorden die -s krijgen
name – names
elephant – elephants
pencil – pencils
dream - dreams
film - films
number – numbers
topic – topics
brochure - brochures
2. als woord eindight op -s, -ch, -x (na s,z,ts, dz klanken) = +ES
Voorbeelden van woorden die –es
adress – adresses
watch – watches
box –boxes
bus -buses
match – matches
fox – foxes
peach – peaches
glass - glasses
bush - bushes
dress – dresses
tax - taxes
witch - witches
3 woorden eindigen op een -y + klinker = geen verandering in spelling +s
Voorbeelden woorden die +s krijgen omdat zij eindigen op klinker (a,e,i,o,u) + y
boy – boys
day – days
key - keys
way - ways
valley - valleys
bay - bays
journey - journeys
toy - toys
4 woorden eindigen op -y + medeklinker = verandering in spelling -y wordt +IES.
Voorbeelden woorden waarbij spelling verandert, omdat woord eindigt op medeklinker +y
hobby – hobbies
baby – babies
lady – ladies
poppy – poppies
story – stories
country - countries
city - cities
berry - berries
5 sommige woorden die eindigen op een -f of -fe = veranderen naar +VES
-f of –fe verandert in –ves
calf - calves
elf – elves
half - halves
hoof – hooves
knife – knives
leaf – leaves
life – lives
loaf – loaves
self – selves
shelf – shelves
thief – thieves
wife – wives
wolf - wolves
6a sommige woorden die eindigen op -O = +S
-o verandert in –os
auto – autos
zoo – zoos
kilo –kilos
memo-memos
photo – photos
piano – pianos
pro – pros
solo – solos
soprano – sopranos
studio – studios
tattoo – tattoos
video-videos
kangaroo – kangaroos
radio - radios
6b sommmige woorden die eindigen op een -O = +OES
-o verandert in –oes
echo – echoes
veto – vetoes
hero – heroes
tomato - tomatoes
potato – potatoes
torpedo – torpedoes
embargo – embargoes
7 ONREGELMATIGE VORMEN (VERANDEREN VAN VORM)
fireman - firemen
foot – feet
goose – geese
louse - lice
man – men
mouse – mice
tooth – teeth
woman - women
child – children
ox – oxen
8 Sommige woorden veranderen helemaal niet. Enkelvoud en meervoud is hetzelfde.
Sommige woorden blijven hetzelfde en veranderen dus niet. Voorbeelden:
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Het arrangement 2GTL François Vatel is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Nancy Glazer
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2019-03-29 13:06:33
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
PRESENT SIMPLE
Test 1 Verb to be
Test 2 Verb to have
Test 3 Present simple
Test 4 Present simple
Toets 5 Present simple - Sir Gingerbread***
Test 1 Present continuous - gebruik
Test 3 Present continuous
Test 4 Present continuous
Present simple or present continuous
Test 1 Present simple or present continuous
Test 2 Present simple or Present Continuous
Test 3 Present simple or present continuous
Test 4 Present simple or present continuous
Test 5 Present simple or present continuous**
Test 6 Present simple or present continuous**
Test 7 Present simple or present continuous**
Past Simple (verleden tijd)
Test Past Simple Irregular Verbs
Test 2 Past simple
Test 1 Past simple - multiple choice
Test 2 Past simple - regular verbs
Test 3 Past Simple - regular and irregular verbs
Test 4 Past simple - regular verbs
Test 5 Past simple - irregular verbs
Test 6 Past simple - irregular verbs
Test 7 Past simple - fill in
Past Continuous
Test 1 Past continuous and past simple - multiple choice
Test 2 Past continuous
Test 1 Will - match sentence with use
Test 2 Will - fill in
Test 1 Will or be going to: een beslissing op dat moment of een voornemen?
Test 2 Will or be going to? - multiple choice
Test 3 Will or be going to - match
Maak vraagzinnen (make questions)
Test 1 Vraagzinnen maken
Test 2 Vraagzinnen maken
Test 3 Vraagzinnen maken
Test 4 Vraagzinnen maken
Ontkenningen
Test 1 Don't / Doesn't / Didn't
Test 2 Ontkenningen maken
Test 3 Ontkenningen maken
WH-Questions (vraagwoorden)
Test 1 Vraagwoorden
Test 2 Vraagwoorden
Word Order (woord volgorde)
Test 1 Word order (plaats en tijd)
Test 2 Word Order
Test 3 Word order
HOOFDTELWOORDEN
Test 1 Hoofdtelwoorden (cardinal numbers)
Test 2 Hoofdtelwoorden (cardinal numbers)
Test Ordinal Numbers
Test Meervoud
Test 1 Meervoud
Test 2 Meervoud
Test 3 Meervoud
Test 4 Meervoud
Test A or AN
Exercise 1 Bijvoeglijke naamwoorden - gatentekst
Exercise 1 Comparatives
Exercise 2 Comparatives
Exercise 3 Superlatives
Exercise 4 Superlatives
Exercise 5 Comparatives or superlatives?
Exercise 6 Comparative or superlative?
Exercise 7 Comparative or Superlative?
Exercise 8 Comparative or superlative?
Exercise 1 Adjectives
Exercise 2 Adjectives
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.