Fictiedossier | klas 3 en 4

Fictiedossier | klas 3 en 4

Wat ga je doen?

Hoe ziet de planning eruit?

Dit fictiedossier telt mee voor je SE3-cijfer voor het 4e jaar. Je begint met de opdrachten die horen bij de leesboeken in de 3e klas. Zo zijn de opdrachten wat meer verspreid en heb je meer tijd om het af te maken.

Jaar 3

  • Leesopdracht 1: inleveren eerste maandag na de herfstvakantie voor 17.00 uur
  • Leesopdracht 2: inleveren eerste maandag na de kerstvakantie voor 17.00 uur
  • Leesopdracht 3: inleveren eerste maandag na de voorjaarsvakantie voor 17.00 uur
  • Leesopdracht 4: inleveren eerste maandag na de meivakantie voor 17.00 uur
  • Filmopdracht 1: inleveren eerste maandag na de meivakantie voor 17.00 uur

Jaar 4

  • Leesopdracht 5: inleveren eerste maandag na de herfstvakantie voor 17.00 uur
  • Filmopdracht 2: inleveren eerste maandag na de herfstvakantie voor 17.00 uur
  • 3 achtergrond artikelen: tijdens de les met je docent (het artikel mag niet ouder zijn dan 5 jaar)
  • PowerPoint maken voor je mondeling tijdens de les met je docent
  • Mondeling wordt gepland met je docent

Het complete dossier moet vóór 5 december ingeleverd worden in je 4e jaar.

Je presentatie doe je na 5 december en zal plaatsvinden in de SE3-week.

Alvorens je je werk inlevert bij de docent, plaats je deze op de klassenomgeving binnen peerScholar. Je gaat met de verkregen feedback aan het werk om vervolgens je eindproduct in te elveren bij de docent.

Wat is de bedoeling?

Je gaat 5 boeken lezen en 2 films kijken. Daarnaast zoek je dus nog drie artikelen, maak je een PowerPoint en heb je een mondeling over je dossier.

Over de boeken 3e + 4e jaar

Je leest een boek geschreven in/vertaald naar het Nederlands. Je mag maar één boek van dezelfde schrijver lezen. Dus één keer Carry Slee, één keer J.K. Rowling, etc.

Je kunt boeken kiezen uit de lijst. Kies je een ander boek, en weet je niet zeker of dit boek geschikt is, vraag het aan je docent. Kijk ook op www.leesplein.nl of www.leesadviezen.nl.

Ben je dyslectisch? Dan mag je in overleg met je docent een luisterboek luisteren/lezen.

Over de film 3+ 4e jaar

Je kijkt met je docent een film in de les. Je kijkt een film in de derde klas en in de vierde klas. Per film maak je een opdracht. Mocht de film nu hetzelfde zijn als één van je boeken, overleg dan met je docent welke film je dan moet kijken.

Over de artikelen 4jaar

In het 4e jaar ga je tijdens de les op zoek naar 3 artikelen die te maken hebben met jouw boeken. Je gaat eerst bepalen welk thema het vaakst bij jou terug komt. Daarna ga je op zoek naar recente nieuwsberichten op internet. De berichten mogen niet ouder zijn dan 5 jaar. De uitgebreide informatie voor het zoeken en verwerken van deze artikelen krijg je te zijner tijd van jouw docent.

Over de presentatie 4jaar

De presentatie wordt gehouden nadat alle opdrachten voor het leesdossier zijn afgerond. De presentatie zal gaan over één van jouw gelezen boeken. Daarvoor maak je gebruik van een PowerPoint of in overleg met je docent op een andere manier. Je krijgt hierover meer uitleg tijdens de les. Vervolgens wordt je ingedeeld door je docent om een presentatie te houden over jouw leesdossier. Deze presentatie zal plaatsvinden in de SE3-week. Ook dan pas krijg je je cijfer voor het complete dossier. Je gaat presenteren in kleine groepjes.

Over de leesopdrachten

Je docent bespreekt met je wanneer je een (nieuw) leesboek moet hebben. Je gaat in de klas lezen. Daarvoor wordt er een vast moment in de week ingepland met je docent. Per leesboek moet je een verwerkingsopdracht maken. Je kunt één keer een uitwerking kiezen. Daarna moet je dus een andere opdracht kiezen.

De verwerkingsopdrachten worden op de volgende pagina’s uitgelegd.

Wat als je geen boek bij je hebt?

Het is aan jou als leerling de taak om goed te kijken wanneer je je leesboek mee moet nemen. Een tip is om sowieso elke dag je leesboek mee te nemen. Er zijn genoeg momenten op de dag dat je tijd over hebt. Bijvoorbeeld na een toets of als je huiswerk af is. Je hebt op die manier altijd een boek bij de hand.

Maar wat als je je boek niet bij je hebt? Je schrijft dan tijdens de les een stuk tekst over. De docent geeft aan wat je moet overschrijven. Vervolgens kom je ook een les uur terug om je lees uurtje in te halen.

Inleveren

Lever de opdrachten op tijd in! Je doet dit via Magister – Opdrachten. Dus niet via berichten. Niet op tijd inleveren is dezelfde week/weken nablijven tot 16.30 uur totdat je opdrachten zijn ingeleverd! Eventueel worden ouders op de hoogte gesteld. Ook zorg je voor een geprinte versie. De docent bewaart jouw dossier. Je levert in schooljaar 3 een snelhechter in bij je docent.

Uitwerking

Bij je opdrachten zal je veel moeten typen. Daarvoor zijn richtlijnen. Gebruik een goed leesbaar lettertype. Bijvoorbeeld: Calibri of Arial. (Dus niet Arial Black of Narrow, etc.). De tekst mag een lettergrootte hebben van 11, 12 of 13. Titels mogen natuurlijk iets groter.

Zorg er voor dat je werk er altijd netjes uit ziet. Lees je tekst nog een keer over op fouten.

Leesopdrachten

Leesopdracht 1

Opdracht 1 - ABC'tje

Maak een abc - tekst bij het verhaal.

Bijvoorbeeld:

de a is van de angst die Sander voelt als hij …..,

de b is van bericht dat ..…. enz.

De letters q, x en y hoeven niet. Je moet de ‘letters’ goed uitleggen! Dus niet te kort. Je gaat goed uitleggen waarom je voor het woord bij de letter hebt gekozen. Je gaat voorbeelden geven uit het boek.

Gebruik een mooi en duidelijk leesbaar lettertype. Netjes uitschrijven mag ook!

Minimaal 500 woorden.

Voorbeeld:

  • de dis van Diederick. Hij is een belangrijk persoon in het verhaal. Hij is namelijk de vijand van de hoofdpersoon Ali. Ze hebben altijd ruzie en de strijd gaat door als ze tijdens een sportactiviteit tegen elkaar moeten spelen. Het gaat er ruw aan toe en er ontstaat zelfs een gevecht.
  • de gis van gevaren. Ali moet ’s avonds vaak wat wegbrengen van zijn vader naar de klanten. Hij komt dan bij gevaarlijke mensen thuis, omdat het criminelen zijn. Het gevaarlijkste moment was toen de klant een mes trok en hem wilde aanvallen.

Knip jouw ABC uit en plak het op een gekleurd blad. Zet op de achterkant duidelijk de volgende gegevens:

  • jouw voor- en achternaam
  • klas
  • titel boek
  • schrijver
  • uitgeverij van het boek
  • druk/editie

Leesopdracht 2

Opdracht 2 - diepte-interview

Je gaat een interview houden met de hoofdpersoon of een ander belangrijk persoon uit jouw boek. Je doet alsof het een waargebeurd verhaal is. Je stelt goede vragen waar je niet alleen ja/nee op kunt antwoorden. Ook vraag je door. Je stelt minimaal 15 (open) vragen. Je gaat dus zelf antwoorden bedenken die de persoon zou kunnen geven. De antwoorden moeten wel realistisch zijn en bij het verhaal en het karakter passen.

Maak er een mooie geprinte versie van! Maak gebruik van een voorblad met de zakelijke gegevens (hieronder staat dit uitgelegd).

Richtlijn: ongeveer 500 woorden.

Tip: kijk op internet naar goede interviews of kijk in tijdschriften.

Zet op de voorkant duidelijk de volgende gegevens:

  • jouw voor- en achternaam
  • klas
  • titel boek
  • schrijver
  • uitgeverij van het boek
  • druk/editie

Leesopdracht 3

Opdracht 3 - ander eind schrijven

Stel je voor dat het verhaal anders zou eindigen. Wat zou er volgens jou anders gaan? Bedenk een andere uitwerking. Loopt het dan volgens jou slecht af? Of had je liever een ander positief einde gezien? Je verhaal moet minimaal 500 woorden hebben.

Zet onder je verhaal hoeveel woorden je hebt gebruikt.

Tip: als je het in Word uittypt, dan kun je zien hoeveel woorden je al hebt!

Zet op de voorkant/achterkant duidelijk de volgende gegevens:

  • jouw voor- en achternaam
  • klas
  • titel boek
  • schrijver
  • uitgeverij van het boek
  • druk/editie

 

 

Leesopdracht 4

Opdracht 4 - recensie

Je hebt nu het boek uit. Je gaat een recensie schrijven. Hieronder staat hoe je een recensie het best kunt maken. Gebruik minimaal 500 woorden.

Zet op de achterkant duidelijk de volgende gegevens:

  • jouw voor- en achternaam
  • klas
  • titel boek
  • schrijver
  • uitgeverij van het boek
  • druk/editie

Tip 1: vermeld de belangrijkste gegevens

Bij een recensie vermeld je altijd de titel en de schrijver. Vaak schrijf je onderaan nog wat andere belangrijke gegevens: zoals de uitgever, aantal pagina's, het thema en de maand + het jaar van uitgave.

 

Tip 2: verklap niet teveel

Geef je mening. Een recensie is geen samenvatting waarin je driekwart van het boek al verklapt; het is juist de kunst om zo weinig mogelijk over de inhoud te vertellen, maar de lezer van je recensie wel nieuwsgierig te maken. Je schrijft wat jij van het boek vond, daar draait het om.

 

Tip 3: onderbouw

Of je het boek nou compleet waardeloos vond of steengoed: zolang je het niet onderbouwt, komt het niet over. Met: ''Ik vond het boek niet leuk, omdat het saaiwas'' kom je niet zo ver. Als je kan onderbouwen waarom je het boek zo saai vond, kom je een stuk geloofwaardiger over. Bijvoorbeeld: ''Ik vond het boek saai, omdat de hoofdpersoon van het boek mij niet wist te raken. Dat kwam omdat….''

 

Tip 4: geef voorbeelden

Om je verhaal nog beter te onderbouwen, kun je goed gebruik maken van voorbeelden. Nee, daar verklap je heus niet het hele verhaal mee, zolang je het maar slim aanpakt.

 

Hoe het niet moet: ''De hoofdpersonen zijn egoïstisch: zo begint hoofdpersoon Liz een affaire met haar vastgoedmakelaar.'' Zo verklap je natuurlijk al bijna de grootste verhaallijn in het boek.

Zo is het beter: ''De alinea’s zonder gesprekken laten de gedachten van de hoofdpersonen goed zien. Zo kan Lauren urenlang naar de wolken staren en nadenken over haar leven.''  Je verklapt hier niks, maar legt wel goed uit wat je bedoelt aan de hand van een voorbeeld.

 

Tip 5: begin goed

BAM! Het beste kun je met de deur in huis binnenvallen: als je inleiding spetterend, sprankelend en interessant is, heb je de lezer in de houdgreep. Hij/zij is dan nieuwsgierig en zal je recensie van het begin tot het eind willen uitlezen.

 

Hoe begin je dan goed? Daar zijn verschillende manieren voor. Zo kan je beginnen met een spannende quote of scène uit het boek. Bijvoorbeeld zo: ''De hond zit kwispelend aan mijn voeten. In de keuken zoemt de broodbakmachine. De radio brengt een gesprek over Barack Obama. En Joey is dood.'' De lezer is dan meteen nieuwsgierig: wat is er met Joey gebeurd? waarom is hij dood?

 

Een andere manier is om de belangrijkste, spannendste ingrediënten uit het boek in een zin te noemen. ''Volwassenen die kinderen slaan, relatieproblemen en nog meer drama: je krijgt het allemaal voorgeschoteld in dit boek.'' Zolang je een klein beetje van de details geeft, maar nog heel veel verborgen houdt, zul je ook op deze manier je lezer nieuwsgierig weten te maken.

 

Wat je beter niet kan doen? Zet nooit, maar dan ook nooit je eigen mening al volledig in de inleiding. Dan heeft het voor de lezer al geen zin meer om je recensie te lezen. Ook is het niet handig om de volledige boekinhoud al te verklappen.  

 

Tip 6: wees origineel

Origineel beginnen. Ja, dan moet je even nadenken.

Hoe vaak heeft je docent nu al een recensie over een boek van Carry Slee of Jan Terlouw gelezen? Waarschijnlijk al zo'n honderd keer. Jouw recensie zal er dan ook echt niet uitspringen, tenzij je probeert origineel te zijn. Gebruik bijvoorbeeld zinnen en vergelijkingen die niet iedereen gebruikt. Dat doet deze recensent heel goed (die trouwens een cd recenseerde, geen boek): ''Het resultaat is een energieke en prikkelende plaat waarbij elke houten klaas wordt gedwongen tot een ouderwets ‘voetjes van de vloer''. Hij had natuurlijk ook gewoon kunnen schrijven dat de cd aanzet tot dansen, maar op deze manier leest de recensie een stuk vlotter.

 

Kortom, met wat creativiteit onderscheid je jouw recensie van die andere 100 die je docent vol verveling heeft zitten lezen. Score!

 

Tip 7: verdiep

Verdiep je in het boek: lees wat over de schrijver, de achtergrond, de andere boeken, etc. Al die informatie kan van pas komen in je recensie. Zo kan je laten zien dat je veel weet en goed uitleggen wat er aan het boek vooraf is gegaan. Je snapt de keuzes van de schrijver beter en leert wat over zijn/haar schrijfstijl. Ook kun je zo een goede vergelijking leggen tussen dit boek en eerder werk van de schrijver. Dat kan handig zijn voor je oordeel over het boek.

 

Tip 8: wees beknopt

Schrijf kort en beknopt, ook al vraagt een docent van je om een recensie van 650 woorden in te leveren. Je kunt drie alinea's lang schrijven over het gedrag van de hoofdpersoon, maar dat kun je ook in een paar zinnen. Zoals het bekende cliché zegt: kwantiteit is niet altijd kwaliteit. Het is beter om verschillende kanten van het boek te belichten. (zie volgende tip.)

 

Tip 9: verschillende kanten

In een goede recensie belicht de recensent verschillende kanten van het boek. Aan bod kunnen komen: het thema, de hoofdpersonen, de achtergrond, de schrijfstijl, de structuur, zelfs de spelling, noem maar op. Alles wat jij mee vindt tellen voor jouw oordeel, kun je beschrijven. Als je de boekcover bijvoorbeeld hartstikke lelijk vindt, kun je dat ook in je recensie zetten. Het is jouw werk en jij beslist! (Zolang je het maar goed onderbouwt: het past niet bij eerder werk van de schrijver, etc.)

Bron: https://www.scholieren.com/blog/2462/zo-schrijf-ik-een-recensie

Leesopdracht 5

Opdracht 5 - schrijf drie gedichten

Je gaat zelf drie gedichten schrijven die passen bij het boek. Daarvoor kies je ook drie verschillende gedichtvormen. Je hebt de keuze uit 9 gedichtvormen, namelijk:

  1. 160 (SMS-gedicht)
  2. copla
  3. elfje
  4. haiku
  5. kwatrijn
  6. limerick
  7. naamdicht
  8. rondeel
  9. sonnet.

Uitwerking:

Typ elk gedicht uit en plak dit op een gekleurd vel papier. De drie blaadjes niet je aan elkaar. Zet op de achterkant duidelijk de volgende gegevens:

  • jouw voor- en achternaam
  • klas
  • titel boek
  • schrijver
  • uitgeverij van het boek
  • druk/editie

Je kunt hieronder meer informatie lezen over de gedichtvormen.

1.160 of SMS gedicht

Een 160 bestaat uit 160 tekens. Dit zijn zowel letters als spaties als leestekens. Een sms heeft als maximum 160 tekens en daar is deze dichtvorm door ontstaan.
Er zijn verder geen regels als rijmschema’s of aantal regels verbonden aan deze dichtvorm. Daarnaast zie je in een SMS vaak afkortingen als: d8 (dacht), ff (even), 4U (voor jou). Die afkortingen kun je dus ook gebruiken in je 160.
Hieronder zie je een paar voorbeelden van een 160 of SMS gedicht.

  • Als kleurn vervagn
    N nix meer cker =
    G1 vogel meer zingt
    Wil ik rnn springn schreeuwn slaan
    Bewijzen dat ik je liefheb
    Dat ik voor altijd op je w8
    Jij bent mn kr8

 

  • Aan de stille waterkant lig ik te staren
    Naar de bomen aan de overkant
    In mij is de storm aan het bedaren
    Vindt de rust weer de overhand
    Ik, ik ga je nooit meer zien

2.Copla

Een copla is een volkse Spaanse dichtvorm die vaak als onderwerpen als liefde, heimwee, verlangen, enz. hebben. De structuur van een copla is vier regels die elk acht lettergrepen hebben. Er is niet een vast rijmschema.
Hieronder zie je een wat voorbeelden van een copla.

  • Haar blonde haren dansen wild
    Haar ogen kijken door mij heen
    Ik zie wat ik nooit zal krijgen
    Maar in gedachten zijn we één

 

  • In het licht zie ik de lijnen
    Van je getekende gezicht
    Laat de tranen nu verdwijnen
    En verscheur dit droeve gedicht

3.Elfje

Een elfje is een relatief eenvoudig gedicht wat uit vijf regels bestaat en in totaal elf woorden heeft.
Elke regel in een elfje heeft een vaststaand aantal woorden die gebruikt mag worden. De opbouw van het aantal woorden per regel is als volgt:
   1 (woord)
   2 (woorden)
   3 (woorden)
   4 (woorden)
   1 (woord)
Hieronder staan een paar elfjes ter inspiratie.

  • Ogen
    Zwart omrand
    Staren mij aan
    Tranen vallen naar beneden
    Liefdesverdriet

 

  • Vogel
    Verstopt zich
    In de lucht
    Achter de witte wolk
    Weg

     

 

 

 

4.Haiku

Een haiku is een Japanse dichtvorm. In Japan werden in haiku’s veelal waarnemingen uit de natuur beschreven. De verschillende seizoenen waren de thema’s waar de haiku’s over ging. De structuur van de haiku is drie regels en in totaal zeventien lettergrepen.

De eerste regel heeft vijf lettergrepen, detweede zeven en de derde weer vijf.

  • Stil staat de reiger
    Wachtend op de jonge vis
    Pijlsnel slaat hij toe

 

  • Bloem, kom uit je knop
    Aanschouw het vroege morgenlicht
    En kleur de wereld

 

  • De winter valt vroeg
    Bomen verkleed in het wit
    Smachten naar de zon

5.Kwatrijn

Een kwatrijn bestaat uit vier regels. Vaak zie je ze met een rijmschema als A, A, B, A, maar A, B, A, B, of A, B, B, A, of A, A, B, B, is ook mogelijk. Veelal zijn ze wat zwaarder van inhoud en hebben ze een stichtelijke boodschap.
Hieronder zie je twee voorbeelden van kwatrijnen.

  • Toen jaloezie en afgunst werden geboren (A)
    Werd hun broederlijke band diep bedorven (B)
    Na een gevecht had de ene zijn leven verloren (A)
    En zijn er in feite twee mensen gestorven (B)

 

  • Al jaren jaagt ik op mijn ultieme dromen (A)
    Ik duik in de diepste zee, beklim de hoogste bomen (A)
    Ik ga en ga zonder ophouden jaag ik het na (B)
    Al weet ik dat het nooit zo ver zal komen (A)

6.Limerick

Vaak is een limerick grappig gedicht wat over een persoon uit een bepaalde plaats. Naast een dichtvorm is een limerick vaak ook goed te zingen. Een limerick bestaat uit vijf regels en heeft als rijmschema: A – A – B – B – A

  • Er was eens een opa in den Haag (A)
    Die zoop elke dag een stuk in zijn kraag (A)
    Maar zijn vrouw maakte een fout (B)
    En kocht alleen havermout (B)
    En daalde het bloed in zijn alcoholspiegel gestaag (A)

 

  • Bij ons op school loopt een docent (A)
    Zo’n biologie typ die iedereen wel kent (A)
    Sandalen en een baard (B)
    Zijn vette haar in een staart (B)
    Die missinglink is nu wel bekend (A)

7.Naamdicht

In een naamdicht vormen een aantal letter een nieuw woord. Het bekendste voorbeeld van een naamdicht is het Nederlandse volkslied het Wilhelmus. Als je alle eerste letters van elk couplet op een rij zet krijg je de naam van Willem van Nassou (Willem van Oranje). Meestal zijn bij een naamdicht de beginletters van de regels bij elkaar een naam.

  • Met lood in mijn schoenen
    Arriveer k bij jou
    Rusteloos trek ik aan de bel, jij doet open
    Ik spreek de gerepeteerde woorden:
    Alleen met jou kan ik leven

8.Rondeel

Een rondeel werd vroeger eerst als een soort lied gebruikt, maar is later een dichtvorm geworden. Waar in een lied vaak een refrein terugkomt is dat bij de rondeel een herhaling van bepaalde regels. Een rondeel heeft acht regels en regel 1, 4 en 7 zijn het zelfde en de regels 2 en 8 ook. De andere regels zijn vrij in te vullen.
Hieronder ziet twee voorbeelden van een rondeel.

  • Sprekende ogen kijken mij aan
    Maar wat ze zeggen kan ik niet verstaan
    Kon ik ze maar lezen, ze compleet bevatten
    Sprekende ogen kijken mij aan
    Zie ik de liefde voor vandaag de dag
    Of is het angst verhuld in een lach
    Sprekende ogen kijken mij aan
    Maar wat ze zeggen kan ik niet verstaan

 

  • O, laat mij zweven
    In blauw met heel veel wit
    Ontstijgen alles wat ik ben
    O, laat mij zweven
    Met onder mij de molens en het koren
    En mensen die krioelen als mieren
    O, laat mij zweven
    In blauw met heel veel wit

 

 

9.Sonnet

De sonnet is wellicht de bekendste dichtvorm. Van oorsprong komt de sonnet uit Italië maar William Shakespeare staat ook bekend om zijn sonnetten. Een sonnet bestaat uit veertien regels en vier verzen. De eerste twee verzen hebben elk vier regels en de laatste twee hebben elk drie regels Ook heeft een sonnet een vast rijmschema:
A,B,B,A
C,D,D,C
E,F,E
F,E,F

  • Hoe lang is het geleden dat ik in je armen lag (A)
    Jouw zachte hand door mijn haren woelde (B)
    Ik je warme lippen op de mijne voelde (B)
    Te lang geleden dat ik je lieve ogen zag (A)

    ’s Avonds, in bed ben jij in mijn gedachten (C)
    Met open ogen droom ik dan mijn dromen (D)
    Terwijl ik wist dat je niet zou komen (D)
    Heb ik daar uren op je liggen wachten (C)

    Waarom moest nu uitgerekend jij verdwijnen (E)
    Ik koester de laatste ogenblikken dat ik je zag (F)
    Ik mis je gebaartjes, de grote en de kleine (E)

    Ik mis je lieve woorden, je vrolijke lach (F)
    Ik mis je lichaam dicht tegen de mijne (E)
    Ik mis alles aan je en mis het elke dag (F)

Bron: http://www.allesovergedichten.nl/dichtvormen.html

 

 

 

 

Leesopdracht 6

Opdracht 6 - maak een stripverhaal

Je kunt een stripverhaal maken bij één van de belangrijkste gebeurtenissen van jouw verhaal. Dat mag je tekenen of, als je dat kunt, digitaal ontwerpen. Het is de bedoeling dat jouw stripverhaal minimaal 6 afbeeldingen heeft.

Zet op de achterkant duidelijk de volgende gegevens:

  • jouw voor- en achternaam
  • klas
  • titel boek
  • schrijver
  • uitgeverij van het boek
  • druk/editie

Voorbeelden:

Deze strip is gemaakt met: PIXTON (www.pixton.com)

Afbeeldingsresultaat voor stripverhaal zelf getekend

Dit is een voorbeeld van www.google.nl

Leesopdracht 7

Opdracht 7 - dagboek van een hoofdpersoon

Je gaat één of twee pagina’s schrijven van het dagboek van de hoofdpersoon. Meer pagina’s mag altijd! Hieruit moet duidelijk zijn wat de gevoelens zijn van deze persoon en welke gebeurtenis uit het boek je hebt gekozen. Ook moeten er minimaal 500 woordenin. Je mag het schrijven met pen of uittypen op de computer. Versieren met potlood/pen/mooi papier/afbeeldingen etc. Zet op de achterkant duidelijk de volgende gegevens:

  • jouw voor- en achternaam
  • klas
  • titel boek
  • schrijver
  • uitgeverij van het boek
  • druk/editie

Voorbeeld van twee pagina’s bij het boek Spijt! van Carry Slee.

 

 

 

 

Leesopdracht 8

Opdracht 8 - woordspin

Een woordspin maken bij je boek! Dit kun je op papier doen of op de computer. Doe je het op papier, dan kun je dit het beste doen op een A3-papier of groter. Je mag daarop schrijven, plakken, tekenen etc. Je mag ook stukken tekst typen en uitprinten, zodat je het er daarna op plakt. Hieronder een klein voorbeeld van je poster. Uiteraard wordt jouw versie nog veel mooier en uitgebreider! Je mag natuurlijk ook meerdere woordspinnen maken als jij dat mooier vindt.

Waar kan het over gaan?

  • De hoofdpersoon (of hoofdpersonen). Wie zijn ze? Hoe zien ze er uit? Noem karaktereigenschappen met voorbeelden uit het boek.
  • De tijd: welke invloed heeft de tijd op je verhaal? Welke ontwikkeling maken de personages door? Hoe zijn ze aan het begin van het verhaal en hoe zijn ze aan het eind? Zijn ze veranderd? Waardoor kwam dat?
  • Plaatsen: welke plaatsen waren belangrijk voor het verhaal en waarom waren ze zo belangrijk? Wat gebeurde daar?
  • Thema van dit boek. Wat is volgens jou het thema? Waarom vind je dat bij dit thema passen?
  • Normen en waarden. Geef jouw mening over de gebeurtenissen, gedachtes en handelingen van de personages uit je boek. Zou jij dat ook doen? Waarom wel of niet?
  • Jouw mening. Geef jouw mening aan de hand van beoordelingswoorden. Leg met voorbeelden uit het verhaal uit waarom jij dat vindt. Dus niet alleen: saai, omdat ze saaie dingen deden. Maar bijvoorbeeld: Spannend, omdat ze telkens het gevecht aan moesten gaan met de tegenstander. Vooral het laatste gevecht was spannend, want het leek er op dat de hoofdpersoon zou verliezen toen de moordenaar zijn mes uit zijn tas pakte.
  • Vergelijkbare boeken. Welke boeken heb jij gevonden die op jouw boek lijken. Waarom lijken ze er op?

Zet op de achterkant duidelijk de volgende gegevens:

 

  • jouw voor- en achternaam
  • klas
  • titel boek
  • schrijver
  • uitgeverij van het boek
  • druk/editie

Tip:

Je kunt gebruik maken van de website: bubbl.us(dit is niet verplicht).

Ook kun je op je laptop of iPad gebruik maken van Popplet.

Afbeeldingsresultaat voor woordspin bij leesboek

 

Leesopdracht 9

Opdracht 9 - voorpagina van een krant

Maak een voorpagina van een krant met de gebeurtenissen uit jouw boek.

Je mag dit op papier doen. Gebruik een echte krant als voorbeeld. Je kunt het ook maken op: www.zelfkrantmaken.nl. Zorg dan wel dat je het kunt printen of als Pdf-bestand hebt.

Tekstvak: Zet op de achterkant duidelijk de volgende gegevens:
-	jouw voor- en achternaam
-	klas
-	titel boek
-	schrijver
-	uitgeverij van het boek
-	druk/editie

 

Over de filmopdrachten

Je gaat in de klas een film kijken. Bij deze film ga je een opdracht maken. Je gaat in je 3ejaar een film kijken en in je 4ejaar. Is de film toevallig hetzelfde als jouw boek? Bespreek dan met de docent welke film je dan moet kijken.

Filmopdrachten

Filmopdracht 1

Opdracht 1 - filmposter maken (klas 3)

Je gaat zelf een filmposter maken. Doel: mensen moeten de film gaan kijken! Zorg dat duidelijk is wie de hoofdpersoon en belangrijke personen zijn.
Tip: kijk op internet naar voorbeelden.

Eisen:

  • Zakelijke gegevens staan er op. (Titel, regisseur en jaar van uitgave).
  • Zelf geknipt en geplakt of getekend
  • A3 of groter
  • Een paar belangrijke woorden (themawoorden)
  • 5 plaatjes/afbeeldingen of meer
  • De poster moet helemaal (in)gekleurd zijn
  • De hoofdpersoon is duidelijk herkenbaar als hoofdpersoon
  • Ten minste één extra personage is herkenbaar op de poster

Filmopdracht 2

Opdracht 2 - collage (jaar 4)

Je gaat een poster maken bij de film. Dit is niet zomaar een poster, maar een collage. Met de poster probeer jij één van de hoofdpersonen zo goed mogelijk in beeld te brengen.

Waar kun je aan denken:

  • Uiterlijke kenmerken
  • Karaktereigenschappen (+ uitleg)
  • Ontwikkeling van personage. Hoe was de persoon aan het begin en hoe is hij/zij veranderd aan het eind?
  • Grappigste, leukste of belangrijkste quotes (dingen die de persoon zei in de film)
  • Hoe ging de persoon om met anderen?
  • Leukste actie, beste actie, meest verrassende actie?
  • Hoe kent hij de andere personen?

Eisen:

  • Neem een groot blad.
  • Foto van persoon in het midden.
  • Plak meerdere foto’s plaatjes of teksten om de foto heen. Schrijf of typ en print stukjes tekst uit en plak dit bij de juiste foto’s.
  • Zakelijke gegevens staan er op (titel, regisseur en jaar van uitgave).

Andere manier?

Wil je graag op een andere manier te werk gaan?

  1. Ga naar www.classtools.net en maak een Fakebookaccount van jouw persoon. Houd het netjes en maak het niet te kort! Vraag aan je docent of jouw uitwerking voldoende is.
  2. Ga naar www.wix.com. Hier kun je een website maken over jouw personage.

Ga naar www.jilster.nl en maak een tijdschrift.

Beoordelingsbladen

peerScholar

Link naar klassenomgeving
Zorg dat je minimaal twee keer feedback geeft op een product van een klasgenoot.

Inleverpunt

Leesopdracht 1
Klik op de link om naar Magister te gaan en op de juiste plek je leesopdracht in te leveren.

Leesopdracht 2
Klik op de link om naar Magister te gaan en op de juiste plek je leesopdracht in te leveren.

Leesopdracht 3
Klik op de link om naar Magister te gaan en op de juiste plek je leesopdracht in te leveren.

Leesopdracht 4
Klik op de link om naar Magister te gaan en op de juiste plek je leesopdracht in te leveren.

Leesopdracht 5
Klik op de link om naar Magister te gaan en op de juiste plek je leesopdracht in te leveren.

Filmopdracht 1
Klik op de link om naar Magister te gaan en op de juiste plek je filmopdracht in te leveren.

Filmopdracht 2
Klik op de link om naar Magister te gaan en op de juiste plek je filmopdracht in te leveren.

  • Het arrangement Fictiedossier | klas 3 en 4 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Joost Snijders
    Laatst gewijzigd
    2019-03-21 14:16:02
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Schooljaar 2018/2019
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld

    Bronnen

    Bron Type
    Link naar klassenomgeving
    http://peerscholar.com
    Link
    Leesopdracht 1
    http://magister.com
    Link
    Leesopdracht 2
    http://magister.com
    Link
    Leesopdracht 3
    http://magister.com
    Link
    Leesopdracht 4
    http://magister.com
    Link
    Leesopdracht 5
    http://magister.com
    Link
    Filmopdracht 1
    http://magister.com
    Link
    Filmopdracht 2
    http://magister.com
    Link
  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.