Leesopdracht 5

Opdracht 5 - schrijf drie gedichten

Je gaat zelf drie gedichten schrijven die passen bij het boek. Daarvoor kies je ook drie verschillende gedichtvormen. Je hebt de keuze uit 9 gedichtvormen, namelijk:

  1. 160 (SMS-gedicht)
  2. copla
  3. elfje
  4. haiku
  5. kwatrijn
  6. limerick
  7. naamdicht
  8. rondeel
  9. sonnet.

Uitwerking:

Typ elk gedicht uit en plak dit op een gekleurd vel papier. De drie blaadjes niet je aan elkaar. Zet op de achterkant duidelijk de volgende gegevens:

Je kunt hieronder meer informatie lezen over de gedichtvormen.

1.160 of SMS gedicht

Een 160 bestaat uit 160 tekens. Dit zijn zowel letters als spaties als leestekens. Een sms heeft als maximum 160 tekens en daar is deze dichtvorm door ontstaan.
Er zijn verder geen regels als rijmschema’s of aantal regels verbonden aan deze dichtvorm. Daarnaast zie je in een SMS vaak afkortingen als: d8 (dacht), ff (even), 4U (voor jou). Die afkortingen kun je dus ook gebruiken in je 160.
Hieronder zie je een paar voorbeelden van een 160 of SMS gedicht.

  • Als kleurn vervagn
    N nix meer cker =
    G1 vogel meer zingt
    Wil ik rnn springn schreeuwn slaan
    Bewijzen dat ik je liefheb
    Dat ik voor altijd op je w8
    Jij bent mn kr8

 

  • Aan de stille waterkant lig ik te staren
    Naar de bomen aan de overkant
    In mij is de storm aan het bedaren
    Vindt de rust weer de overhand
    Ik, ik ga je nooit meer zien

2.Copla

Een copla is een volkse Spaanse dichtvorm die vaak als onderwerpen als liefde, heimwee, verlangen, enz. hebben. De structuur van een copla is vier regels die elk acht lettergrepen hebben. Er is niet een vast rijmschema.
Hieronder zie je een wat voorbeelden van een copla.

  • Haar blonde haren dansen wild
    Haar ogen kijken door mij heen
    Ik zie wat ik nooit zal krijgen
    Maar in gedachten zijn we één

 

  • In het licht zie ik de lijnen
    Van je getekende gezicht
    Laat de tranen nu verdwijnen
    En verscheur dit droeve gedicht

3.Elfje

Een elfje is een relatief eenvoudig gedicht wat uit vijf regels bestaat en in totaal elf woorden heeft.
Elke regel in een elfje heeft een vaststaand aantal woorden die gebruikt mag worden. De opbouw van het aantal woorden per regel is als volgt:
   1 (woord)
   2 (woorden)
   3 (woorden)
   4 (woorden)
   1 (woord)
Hieronder staan een paar elfjes ter inspiratie.

  • Ogen
    Zwart omrand
    Staren mij aan
    Tranen vallen naar beneden
    Liefdesverdriet

 

  • Vogel
    Verstopt zich
    In de lucht
    Achter de witte wolk
    Weg

     

 

 

 

4.Haiku

Een haiku is een Japanse dichtvorm. In Japan werden in haiku’s veelal waarnemingen uit de natuur beschreven. De verschillende seizoenen waren de thema’s waar de haiku’s over ging. De structuur van de haiku is drie regels en in totaal zeventien lettergrepen.

De eerste regel heeft vijf lettergrepen, detweede zeven en de derde weer vijf.

  • Stil staat de reiger
    Wachtend op de jonge vis
    Pijlsnel slaat hij toe

 

  • Bloem, kom uit je knop
    Aanschouw het vroege morgenlicht
    En kleur de wereld

 

  • De winter valt vroeg
    Bomen verkleed in het wit
    Smachten naar de zon

5.Kwatrijn

Een kwatrijn bestaat uit vier regels. Vaak zie je ze met een rijmschema als A, A, B, A, maar A, B, A, B, of A, B, B, A, of A, A, B, B, is ook mogelijk. Veelal zijn ze wat zwaarder van inhoud en hebben ze een stichtelijke boodschap.
Hieronder zie je twee voorbeelden van kwatrijnen.

  • Toen jaloezie en afgunst werden geboren (A)
    Werd hun broederlijke band diep bedorven (B)
    Na een gevecht had de ene zijn leven verloren (A)
    En zijn er in feite twee mensen gestorven (B)

 

  • Al jaren jaagt ik op mijn ultieme dromen (A)
    Ik duik in de diepste zee, beklim de hoogste bomen (A)
    Ik ga en ga zonder ophouden jaag ik het na (B)
    Al weet ik dat het nooit zo ver zal komen (A)

6.Limerick

Vaak is een limerick grappig gedicht wat over een persoon uit een bepaalde plaats. Naast een dichtvorm is een limerick vaak ook goed te zingen. Een limerick bestaat uit vijf regels en heeft als rijmschema: A – A – B – B – A

  • Er was eens een opa in den Haag (A)
    Die zoop elke dag een stuk in zijn kraag (A)
    Maar zijn vrouw maakte een fout (B)
    En kocht alleen havermout (B)
    En daalde het bloed in zijn alcoholspiegel gestaag (A)

 

  • Bij ons op school loopt een docent (A)
    Zo’n biologie typ die iedereen wel kent (A)
    Sandalen en een baard (B)
    Zijn vette haar in een staart (B)
    Die missinglink is nu wel bekend (A)

7.Naamdicht

In een naamdicht vormen een aantal letter een nieuw woord. Het bekendste voorbeeld van een naamdicht is het Nederlandse volkslied het Wilhelmus. Als je alle eerste letters van elk couplet op een rij zet krijg je de naam van Willem van Nassou (Willem van Oranje). Meestal zijn bij een naamdicht de beginletters van de regels bij elkaar een naam.

  • Met lood in mijn schoenen
    Arriveer k bij jou
    Rusteloos trek ik aan de bel, jij doet open
    Ik spreek de gerepeteerde woorden:
    Alleen met jou kan ik leven

8.Rondeel

Een rondeel werd vroeger eerst als een soort lied gebruikt, maar is later een dichtvorm geworden. Waar in een lied vaak een refrein terugkomt is dat bij de rondeel een herhaling van bepaalde regels. Een rondeel heeft acht regels en regel 1, 4 en 7 zijn het zelfde en de regels 2 en 8 ook. De andere regels zijn vrij in te vullen.
Hieronder ziet twee voorbeelden van een rondeel.

  • Sprekende ogen kijken mij aan
    Maar wat ze zeggen kan ik niet verstaan
    Kon ik ze maar lezen, ze compleet bevatten
    Sprekende ogen kijken mij aan
    Zie ik de liefde voor vandaag de dag
    Of is het angst verhuld in een lach
    Sprekende ogen kijken mij aan
    Maar wat ze zeggen kan ik niet verstaan

 

  • O, laat mij zweven
    In blauw met heel veel wit
    Ontstijgen alles wat ik ben
    O, laat mij zweven
    Met onder mij de molens en het koren
    En mensen die krioelen als mieren
    O, laat mij zweven
    In blauw met heel veel wit

 

 

9.Sonnet

De sonnet is wellicht de bekendste dichtvorm. Van oorsprong komt de sonnet uit Italië maar William Shakespeare staat ook bekend om zijn sonnetten. Een sonnet bestaat uit veertien regels en vier verzen. De eerste twee verzen hebben elk vier regels en de laatste twee hebben elk drie regels Ook heeft een sonnet een vast rijmschema:
A,B,B,A
C,D,D,C
E,F,E
F,E,F

  • Hoe lang is het geleden dat ik in je armen lag (A)
    Jouw zachte hand door mijn haren woelde (B)
    Ik je warme lippen op de mijne voelde (B)
    Te lang geleden dat ik je lieve ogen zag (A)

    ’s Avonds, in bed ben jij in mijn gedachten (C)
    Met open ogen droom ik dan mijn dromen (D)
    Terwijl ik wist dat je niet zou komen (D)
    Heb ik daar uren op je liggen wachten (C)

    Waarom moest nu uitgerekend jij verdwijnen (E)
    Ik koester de laatste ogenblikken dat ik je zag (F)
    Ik mis je gebaartjes, de grote en de kleine (E)

    Ik mis je lieve woorden, je vrolijke lach (F)
    Ik mis je lichaam dicht tegen de mijne (E)
    Ik mis alles aan je en mis het elke dag (F)

Bron: http://www.allesovergedichten.nl/dichtvormen.html