Elke stof en elk materiaal bestaan uit hele kleine deeltjes ook wel moleculen (zie afbeelding) genoemd.
Die deeltjes zitten niet overal even dicht bij elkaar en zijn ook niet allemaal hetzelfde.
In de ene stof zitten ze dichter bij elkaar (of zijn anders van formaat) dan in een andere stof.
Dit verschijnsel noemen we de: dichtheid. Dichtheid is een grootheid. Hij wordt uitgedrukt in de griekse letter þ (Rho)
Dichtheid kan je berekenen.
Hiervoor heb je vooraf twee dingen nodig:
massa
volume
Dit gaan we bekijken per item zoals je kunt zien in de inhoudsopgave hier links in beeld.
Het doel van deze les is om zelf te ontdekken wat deze begrippen inhouden en je uiteindelijk goed voorbereid bent op de toets.
Succes
Afbeelding: H2O molecuul
2 - Massa
Massa is de hoeveelheid materiaal waaruit een voorwerp bestaat. Massa meet je met een balans.
Hieronder zijn 2 soorten afgebeeld, een ´gewone´ balans en een elektronische bovenweger.
Het symbool voor de grootheid massa is de kleine letter m.
Achter het getal komt de eenheid.
De eenheid van massa is g.
Voor kleine massa's wordt gebruikt: mg (milligram 1/1000 g) Voor grote massa's wordt gebruikt: kg (killo gram 1000 g)
Voorbeeld: m = 30 g
Hierin is: m de grootheid massa g de eenheid.
3a - Volume
Volume geeft aan hoeveel ruimte iets inneemt.
Inhoud wordt gebruik als je wilt aangeven hoeveel gas/vloeistof er ergens in kan.
Inhoud en volume zijn in dit hoofdstuk hetzelfde.
De grootheidvan Volume is de hoofdletter V. De eenhedendie we gebruiken bij het volume zijn de volgende. De standaard eenheidis m3 . Echter gebruiken we ook wel eens de eenheid L. Hoofdletter Lstaat voor Liter.
Hieronder leer je hoe je het volume kan bepalen van
eenregelmatig voorwerp (bijvoorbeeld een balk)
en
een onregelmatig voorwerp(bijvoorbeeld een steen).
3b - Metriek
In de natuurkunde staat voor de eenheid vaak een letter om grote / kleine getallen leesbaarder op te schrijven. denk aan:
mm cm dm m dam hm km maar ook bij
mg g kg
mL cL dL L daL hL kL
omschrijving
afkorting
wetenschappelijk
factor
kilo
k
x103
x 1000
hecto
h
x102
x 100
deca
da
x101
x 10
_
x100
x 1
deci
d
x10-1
x 1/10
centi
c
x10-2
x 1/100
milli
m
x10-3
x 1/1000
omrekenen standaard maten
denk aan
lengte m1 een stap per trede (de m1 schrijf je nooit zo)
oppervlakte (erop) 2 maten m2 twee stappen per trede
Volume/inhoud (erin) 3 maten m3 drie stappen per trede
Oefeningen metriek
Oefeningen om lengte,oppervlakte,volume enz om te rekenen.
Denk er aan om de macro in te schakelen om nieuwe opgave/antwoorden te kunnen maken bij de opgave.
4 - Volume - regelmatig voorwerp
Van een regelmatig voorwerp meet je met een liniaal de lengte, breedte en de hoogte.
Daarna gebruik je de formule V = l x b x h om het volume te berekenen.
De V is een hoofdletter; del, b en h zijn kleine letters.
Je kan ook een schuifmaat gebruiken. Met een schuifmaat bepaal je nauwkeuriger de afmetingen.
5 - Volume - onregelmatig voorwerp
Bij een onregelmatig woorwerp gebruik je de: dompelmethode.
1. Vul een maatcilinder tot een bepaalde hoogte (bijv. 50 cm3)
2. Dompel de steen in de maatcilinder.
3. Lees opnieuw de stand van de vloeistof (bijv. 70 cm3)
4. Het volume van de steen is:
Vsteen = 70 cm3 - 50 cm3 = 20 cm3
Zo moet je de vloeistof aflezen. Aan de onderkant van het "kuiltje". Dit noemen we ook wel de meniscus
Hieronder vindt je het instructiefilmpje van de onderdompelmethode:
6 - Dichtheid
Elke stof bestaat uit hele kleine deeltjes die met elkaar de massa van de stof vormen.
Deze kleine deeltjes worden moleculen (zie afbeelding in de Inleiding van het H2O molecuul)genoemd.
Over het algemeen kan je zeggen:
Hoe dichter de moleculen op elkaar zitten des te groter is de dichtheid van de stof.
Hoe verder de moleculen van elkaar af zitten des te kleiner is de dichtheid van de stof.
Bij een vaste stofzitten de moleculen dicht bij elkaar >> grote dichtheid.
Bij een vloeistofzitten de moleculen verder van elkaar >> kleinere dichtheid.
Bij een gaszitten de moleculen 'ver' van elkaar >> kleinste dichtheid.
Let op: er zijn uitzonderingen op deze regel omdat moleculen van verschillende stoffen ook een verschillende opbouw hebben.
Berekeningen met dichtheid, massa en volume doe je met de formule:
ρ = m / V(ρis een griekse letter en spreek je uit als'rho')
Hierin is:
ρ het symbool voor dichtheid
de eenheid is:
g/cm3
of
kg/dm3
m het symbool voor massa
de eenheid is:
g
of
kg
V het symbool voor volume
de eenheid is:
cm3
of
dm3
Voorbeeld 1:
Bereken de dichtheid als m = 40 g en V = 10 cm3.
G = gegevens F = Formule
i = ingevulde formule A = Antwoord met eenheid (inclusief eventuele berekening)
G:
F:
m = 40g
V = 10 cm3 ρ = ?
ρ = m / V
i:
ρ = 40 / 10
A:
ρ = 4 g/cm3
Voorbeeld 2:
Bereken de massa als ρ = 4 g/cm3 en V = 10 cm3.
G:
F:
m = ?
V = 10 cm3 ρ = 4 g/cm3 ρ = m / V
i: 4 = m / 10 A: m = 4 × 10 ( / 10 wordt × 10 onderkant van de breuk weghalen. 'Delen' wordt 'keer') m = 40 g
Voorbeeld 3:
Bereken het volume als ρ = 4 g/cm3 en de massa = 40 g
G:
F:
m = 40 g
V =? ρ = 4 g/cm3 ρ = m / V
i: 4 = 40 / V A: 4 × V = 40 ( / V wordt × V onderkant van de breuk weghalen. 'Delen' wordt 'keer') V = 40 / 4 (Grootheid laten staan. 'keer 4' wordt 'delen door 4') V = 10 cm3
7 - Tabel
8 - Oefen opgaven
Oefenkwis
Dit is een klein oefen kwisje.
Het kamernummer is : Sundermeijer
Waar nodig: gebruik de dichtheid tabel.
1. a. Bereken de dichtheid van een stof met een massa van 130 g en met een volume van 50 cm3.
b. Welke stof is dit?
2. a. Een vloeistof heeft een massa van 168 g en een volume van 200 cm3.
Bereken de dichtheid van deze vloeistof.
b. Welke vloeistof is dit?
3. a. In een 400 cm3 grote ballon zit 71,2 g gas. Bereken de dichtheid van het gas.
b. Met welk gas is de ballon gevuld?
____
4. Bereken de massa van een ijzeren voorwerp van 25 cm3 groot.
5. Een baksteen is 150 cm3 groot. Bereken de massa van de steen.
6. Bereken de massa van 70 cm3 alcohol.
____
7. De massa van een koperen voorwerp is 403,2 g. Bereken het volume.
8. Angela heeft een armbandje van 43 g zilver. Bereken het volume van het armbandje.
9. Bereken het volume van 1224 g benzine.
___
10. Een plank van eikenhout is 1,2 m lang, 3 dm breed en 6 cm hoog.
a. Bereken het volume van de balk. b. Bereken de massa van de balk.
11. De balk hiernaast is gemaakt van vurenhout.
Bereken de massa van deze balk in g en kg.
12. Een stuk nikkel is 28 cm lang, 3 cm breed en 8 mm hoog.
a. Bereken het volume van het stuk nikkel.
b. Bereken de massa van het stuk nikkel.
___
13. Een schip loost op zee illegaal 200 liter stookolie.
a. Bereken de massa van de geloosde stookolie.
b. Waarom drijft stookolie op zeewater?
c. Waarop drijft stookolie het best: water of zeewater? Waarom?
14. Waarmee meet je de massa?
15. Waarmee kan je het volume van een vloeistof meten?
16. Waarmee kan je het volume bepalen van een regelmatig voorwerp?
17. Een maatglas is gevuld tot 50 mL.
Men doet een baksteen in het maatglas
waardoor de vloeistof stijgt tot 78 mL.
a. Bereken het volume van de baksteen in cm3.
b. Bereken de massa van de baksteen.
18. Een leeg maatglas heeft een massa van 125 g. Men schenkt in het maatglas 60 mL vloeistof. Men weegt het maatglas met de vloeistof erin. Het weegt nu samen 172,4 g.
a. Maak een tekening van het lege maatglas en schrijf de massa erbij.
b. Maak ernaast een tekening van het gevulde maatglas en schrijf de massa erbij.
c. Bereken de massa van de vloeistof die in het maatglas is gegoten.
d. Bereken de dichtheid van de vloeistof.
e. Welke vloeistof is in het maatglas gegoten?
19. In de Afdeling Zorg en Welzijn maakt men een medicijn door op een balans de massa van een stof af te wegen.
a. Hoeveel gram weegt deze stof?
Het volume van de stof is 73,25 cm3.
b. Bereken de dichtheid van het medicijn.
20. Tijdens intensief sporten moet je goed drinken, maar je wilt niet teveel aan massa bij je dragen. Je hebt voor je drinken een flesje van 200 mL.
Als je zo min mogelijk massa wilt tillen, moet je dan het flesje vullen met water, of juist met een energiedrank met een dichtheid 1,15 g/cm3 ? Waarom?
21. In een maatbeker zit melk. Zie de afbeelding hiernaast.
De dichtheid van melk kan enigszins variëren.
a. Bereken de maximale massa van de melk.
b. Bereken de minimale massa van de melk.
22. Zie de afbeelding hiernaast.
Op een weegschaal (balans) ligt een stuk rubber (massa in g).
Bereken het volume van het rubber.
9 - Applet
In deze les ga je aan de hand van opdrachten een digitaal practicum doen over DICHTHEID.
Werkt de applet (flash-animatie) niet?
Open dan deze opdracht in de Puffin-browser(zie app-store).
Klik op de afbeelding hiernaast om de applet te openen.
1. Het volume van het blok hout = 5,00 L.
Hoe groot is het volume van het blok hout in dm3?
2. Bereken de dichtheid van het blok hout.
Selecteer rechts boven het materiaal: IJs.
3. Hoe groot is het volume van het ijs in dm3?
4. Laat met een berekening zien dat de massa van dit ijsblok 4,6 kg is.
Selecteer linksboven achter Materiaal: Piepschuim.
5. Laat met een berekening zien dat het volume van piepschuim 5 dm3 is. Gebruik in je berekening de dichtheid die is aangegeven in de applet.
Klik rechtsboven op: Zelfde massa.
De vier getekende blokken hebben alle vier dezelfde massa (even zwaar).
6. Waarom zijn de vier blokken wel even zwaar, maar niet even groot?
7. Welk blok heeft volgens jou de grootste dichtheid: het gele of het rode blok? Verklaar je antwoord.
Klik rechtsboven op: Zelfde volume.
De vier getekende blokken zijn even groot, maar niet even zwaar.
8. Wat moet je doen om de dichtheid van het gele blok te bepalen?
9. Bereken het volume van het gele blok.
10. Bereken de dichtheid van het gele blok.
11. Bereken het volume van het rode blok.
12. Bereken de dichtheid van het rode blok.
Klik rechtsboven op: Zelfde dichtheid.
13. Bereken de dichtheid van het groene blok.
Klik rechtsboven op: Mysterie.
14. Bereken de dichtheid van het gele blok (A).
15. Bereken de dichtheid van het rode blok (D).
10 - Eindtoets
Toets: Eindtoets Dichtheid
0%
Deze toets is om te kijken of je het begrijpt en of je al klaar bent voor de uiteindelijke toets. Aan het einde van de toets zie je je resultaat.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Het arrangement 2 HV Dichtheid is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Wim Tomassen
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2021-04-05 17:33:42
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Eindtoets Dichtheid
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.