Handen aan het bed

Handen aan het bed

Inleiding

Voor de module 'Handen aan het bed' ga je aan de slag met verschillende doelgroepen. We beginnen klassikaal en daarna kun je zelfstandig aan de slag met de theorie en (praktijk)opdrachten.

Opdracht

Door middel van deze Wikiwijs ga je met verschillende doelgroepen aan de slag, namelijk:

  • Baby
  • Dreumes
  • Peuter
  • Kleuter en basisschoolkind

Werkwijze

We beginnen de les klassikaal. Na de intro bekijk je eerst de video die aan elke doelgroep is toegevoegd, neem je de theorie door en beantwoord je de vragen die je kunt vinden onder de theorie. Na de theorie kun je aan de slag met de opdrachten. Als je een doelgroep hebt afgerond, vul je het bijbehorende reflectieformulier in.

Je print alle opdrachten uit en samen met het reflectieformulier lever je dit in bij de docent.

Informatiebronnen

Kinderopvang: Theorie

Pedagogisch medewerker in de Kinderopvang

Wat ga je doen?

·        Je verdiept je in het werken op een kinderopvang.

·        Je kunt aangeven welke opleiding je nodig hebt om te werken op een kinderopvang.

 

Theorie

Kinderopvang

Als je gaat werken in een kinderopvang, mag je jezelf een pedagogisch medewerker noemen. werk je met kinderen van verschillende leeftijden, namelijk:

·        Baby (0 – 1 jaar)

·        Dreumes (1 – 2 jaar)

·        Peuter (2 – 4 jaar)

 

Kinderen tot 4 jaar gaan naar een kinderdagverblijf, crèche of een ander soort opvang. Kinderen kunnen ook naar een gastouder gaan. Soms is de opvang bij de gastouder thuis, maar kan ook bij het gezin thuis zijn. Ook kunnen familieleden of kennissen oppassen, dan spreek je van informele opvang.

 

Wanneer je werkt in een kinderopvang, ben je verantwoordelijk voor een groepje kinderen. Vaak zijn er verschillende groepen, namelijk de babygroep, een dreumesgroep en een peutergroep. Hieronder een deel van de taken:

·        Dagelijkse verzorging (luiers verwisselen, kinderen eten en drinken geven en naar bed brengen)

·        Activiteiten organiseren

·        Kinderen voorlezen, samen zingen, spelen en met ze praten (dit helpt voor de taalontwikkeling, ze leren meer woordjes).

·        Contact met de ouders/ verzorgers

·        Begeleidingsplannen maken en administratieve taken

 

Vragen over de theorie

 

  1. Welke taak lijkt jou leuk als pedagogisch medewerker?

……………………………………………………………………………………………….

 

2. Welke taak lijkt jou minder leuk?

………………………………………………………………………………………………..

 

3. Meneer de Groot brengt zijn kind naar zijn ouders. Zij passen elke maandag op. Van welke vorm van opvang is hier sprake?

………………………………………………………………………………………………..

 

4. Waarom is praten tegen een baby/ dreumes goed?

……………………………………………………………………………………………………………………………………………

Kinderopvang: Opdracht

Opdracht 1. LOB

Zoek op internet op met welke Mbo-opleidingen je kunt werken op een kinderopvang of een BSO. Neem de opleidingen door en beschrijf kort wat de werkzaamheden zijn.

 

Mbo-opleiding

Beroepen

Werkzaamheden/ taken

Niveau 1:

 

 

 

Niveau 2:

 

 

 

Niveau 3:

 

 

 

Niveau 4:

 

 

 

 

 

Baby: Theorie

Het consultatiebureau

Wat ga je doen?

·        Je verdiept je in de voeding van een baby.

·        Je kunt uitleggen waarom baby’s en kinderen naar het consultatiebureau gaan.

·        Je kunt de voor- en nadelen benoemen van borst- en flesvoeding.

·        Je kunt aan een ander voordoen hoe je een baby in bad doet.

 

Theorie

Voeding

De voeding van een pasgeboren baby bestaat alleen maar uit melk drinken. Een baby kan borstvoeding of kunstvoeding (fles) krijgen. Vanaf 5 maanden kan een baby oefenhapjes krijgen. Borstvoeding is de gezondste voeding voor een baby. Niet elke moeder wil of kan borstvoeding geven, dit kan doordat:

·        De moeder niet genoeg voeding heeft

·        Moeder medicijnen slikt waarbij borstvoeding niet gegeven mag worden (door borstvoeding kan de medicatie ook in het lichaam van een kind komen)

·        Moeder een borstontsteking krijgt en hierdoor de productie niet meer op gang komt

·        De baby niet wil drinken van de borst

 

Consultatiebureau

Een baby kan nog niet aangeven hoe hij/ zij zich voelt en wat hij/ zij wil. Sommige moeders vinden het spannend om een baby te hebben, zeker als het de eerste baby is. Daarom kunnen ze hun vragen altijd stellen aan de arts of verpleegkundige van het consultatiebureau. Als je jouw kindje inschrijft bij de gemeente krijgt het consultatiebureau automatisch bericht. Zij nemen contact met je op. De eerste keer komen ze bij jou thuis langs, daarna maken ze afspraken wanneer je op het consultatiebureau komt met jouw baby.

 

Na een paar dagen na de geboorte komt er al een medewerker langs voor de hielprik. Ze halen een druppel bloed uit de hiel wat ze gaan testen op verschillende aandoeningen. Je krijgt bij de eerste afspraak met het consultatiebureau een groeiboekje. Hierin houden ze elke afspraak bij hoe jouw baby gegroeid is. Daarnaast kijkt de arts ook naar de ontwikkeling. De ouders mogen kiezen of ze hun kind willen laten vaccineren. Als ze dit wel willen, krijgt de baby de vaccinaties op het consultatiebureau.

 

Wanneer je net een baby hebt gekregen, ga je regelmatig naar het consultatiebureau. Dit wordt na een half jaar minder vaak. Wel blijven de afspraken staan tot het kind 4 jaar is geworden. Het consultatiebureau heeft ook een inloopspreekuur, dan kunnen de ouders de vragen stellen of bijvoorbeeld een extra keer de baby wegen. Het consultatiebureau werkt samen met het centrum voor Jeugd en Gezin, wat in elke gemeente zit. Zij geven voorlichting en begeleiding aan gezinnen. Iedereen kan hier terecht met vragen over bijvoorbeeld de ontwikkeling of het opvoeden van kinderen.

 

 

Vragen over de theorie

1.     Kim gaat op bezoek bij haar zus Laila en haar baby van 3 maanden oud. Kim ziet in de supermarkt babyvoeding staan. Ze wil deze kopen voor de baby, zodat ze dit later op de dag aan de baby kan geven. Mag de baby dit hebben?

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

 

2.     Zoek op internet op wat voor babyhapjes een baby van 6 maanden mag hebben.

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

 

3. Zoek de betekenis van het woord ‘aandoeningen’ op.

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

 

4. Zoek op internet op welke vaccinaties kinderen tussen de 0 en 4 krijgen.

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

 

Baby: Opdrachten

Opdracht 1. Informatieve folder borst- en kunstvoeding

Je volgt de opleiding ‘Pedagogisch medewerker niveau 4’. De opleiding wil graag een recente folder hebben over borst- en kunstvoeding. Jij biedt aan om deze te maken. Zoek op internet informatie op over borst- en kunstvoeding. Lees wat de voor- en nadelen zijn en beschrijf dit in een folder.

 

De folder voldoet aan de volgende eisen:

·        De folder is in Word gemaakt

·        De folder voldoet aan de werkkaart ‘Hoe maak ik een folder in Word?’. Deze kun je aan de docent vragen.

 

De eisen voor wat betreft de inhoud van de folder:

·        Je legt uit wat borstvoeding en kunstvoeding inhoudt.

·        Je benoemt de voor- en nadelen van beide soorten voedingen.

·        Je geeft aan welke materialen je nodig hebt voor kunstvoeding.

·        Je maakt een korte stappenplan voor het maken van kunstvoeding.

·        Je voegt minimaal twee afbeeldingen toe.

 

Wanneer je klaar bent, doe je de folder in jouw portfolio.

 

Opdracht 2. Babyverzorging

Alle opdrachten die je zo gaat doen, daar maak je foto’s van. Deze foto’s heb je nodig voor het maken van een werkkaart. Je gaat van elke opdracht een werkkaart maken op de computer.

 

De werkkaarten voldoen aan de volgende eisen:

  • De werkkaarten zijn in Word gemaakt
  • Er staan foto’s van jezelf op
  • Een aantrekkelijke lay-out

 

De opdrachten waar je een werkkaart voor gaat maken:

·        Babybedje opmaken

·        Baby in bad doen

·        Een flesvoeding klaar maken

 

Voordat je met de opdrachten begint, lees je de werkkaart goed door. De werkkaart van ‘Baby in bad doen’ kun je bij de docent vragen, deze mag je doorlezen als voorbeeld. Zo weet je wat er van je wordt verwacht. Na het doorlezen, lever je de werkkaart in en mag je beginnen.

 

Wanneer je klaar bent, doe je de 3 werkkaarten in jouw portfolio.

 

 

Dreumes: Theorie

Ontwikkeling dreumes 13 t/m 18 maanden

Wat ga je doen?

·        Je verdiept je in de ontwikkeling van een dreumes.

·        Je kunt de verschillende vormen van hulpverlening van Jeugdzorg benoemen en toelichten.

 

Theorie

Ontwikkeling

Een dreumes wil steeds meer ontdekken van de wereld. Spelletjes, boekjes lezen en met speelgoed spelen zijn gericht op de ontwikkeling van een kind. Kinderen leren bijvoorbeeld samen te spelen met andere kinderen, ze leren om te gaan met winnen en verliezen, maar ook de motoriek wordt getraind. De motoriek bestaat uit de fijne en grove motoriek.

 

Naast de fijne en grove motoriek leren dreumessen ook andere zaken aan, wat te maken heeft met de ontwikkeling. De dreumes wil alles ontdekken en vooral zelf op onderzoek uit. De volgende ontwikkelingen zal de dreumes gaan leren:

·        Taalontwikkeling: van een eerste woordje (mama, papa, eet, aai) naar tweewoordzinnen (mij pop, mama weg, opa broem)

·        Lichamelijke ontwikkeling: de dreumes zal gaan leren lopen.

·        Sociaal- en emotionele ontwikkeling: een eigen willetje krijgen. Nee zeggen op vragen die de dreumes krijgt. Ook kan de dreumes eenkennig worden.

 

Voorlezen

Voorlezen is belangrijk voor de ontwikkeling van een dreumes. De dreumes leert nieuwe woordjes en werkt hierdoor aan de taalontwikkeling. Daarnaast is het goed voor het luisteren en het concentreren op een verhaal of stukje tekst. Ook fantaseert de dreumes regelmatig. Daarnaast brengt het voorlezen plezier en kan het grappig zijn, wanneer je gekke stemmetjes gebruikt.

 

 

Vragen over de theorie

 

1. Leg in eigen woorden uit wat fijne motoriek betekent en geef een voorbeeld.

………………………………………………………………………………………………

 

2. Leg in eigen woorden uit wat grove motoriek betekent en geef een voorbeeld.

………………………………………………………………………………………………

 

3. Noem 3 redenen waarom voorlezen goed is voor een dreumes.

………………………………………………………………………………………………

 

Dreumes: Opdrachten

Opdracht 1. Voorlezen

Je loopt stage op de basisschool Leren Doen We Met Plezier. De meester vraagt of jij Saartje wilt gaan voorlezen. Saartje is vijf jaar oud en ze houdt van dieren.

Voor een opdracht op school moet je een filmpje hebben waar je een kind op stage één-op-één begeleidt. Dit lijkt jouw een goed moment om te filmen, zodat je dit filmpje kunt indienen voor de studie.

-        Je mag het boekje eerst doorlezen, voordat je Saartje gaat voorlezen.

-        Zorg dat je eerst een testfilmpje maakt, voordat je gaat beginnen. Als dit gelukt is, mag je gaan filmen.

-        Leg eerst uit waarom je voor dit boekje hebt gekozen.

-        Benoem welke motoriek een kleuter traint, als ze zelf de bladzijde omslaan.

-        Als je klaar bent met voorlezen, leg je het boek weer in de bak en geef je aan bij de docent dat je klaar bent.

 

Opdracht 2. Zorgcollage Jeugdzorg

In Nederland hebben we de Jeugdwet. Vanuit de Jeugdwet wordt de Jeugdzorg geregeld. Ieder kind hoort veilig op te groeien, zonder grote problemen thuis of op school. Wanneer dit niet gebeurt, kan Jeugdzorg worden ingeschakeld. Deze instellingen bieden hulp en ondersteuning aan ouders en de kinderen. Jeugdzorg is er voor baby’s, kinderen en jongeren in de leeftijd van 0 – 18 jaar.

 

Jeugdzorg kan verschillende vormen van hulpverlening aanbieden, namelijk:

·        Ambulante jeugdhulp

·        Pleegzorg

·        Verblijf in een jeugdinstelling

·        Dagbehandeling

 

Je gaat een zorgcollage maken over Jeugdzorg. Zoek op internet (kijk voor de link onder aan deze pagina) informatie over Jeugdzorg. Daarna schrijf je vragen op papier die je gaat stellen aan een medewerker van Jeugdzorg. Wanneer je de vragen op papier hebt, bespreek je dit met de docent.

 

De collage moet aan de volgende eisen voldoen:

  • Op A3 formaat
  • Er staan een paar afbeeldingen op
  • Het ziet er interessant en aantrekkelijk uit
  • Kernwoorden staan er op, zodat je het kunt presenteren

 

Van de zorgcollage maak je een foto die je in jouw portfolio doet.

Jeugdzorg Nederland

Peuter: Theorie

Waterpokken

Wat ga je doen?

·        Je verdiept je in de ontwikkeling van een peuter.

·        Je kunt de verschillende kinderziektes benoemen.

·        Je kunt anderen informeren over de waterpokken.

 

Theorie

Een kind blijft zich ontwikkelen. Zeker als een kind nog jong is, maakt het grote stappen en staat het ontdekken voorop.

·        Taalontwikkeling: van de tweewoordzinnen wordt de taal uitgebreid naar meerdere woorden achter elkaar. Ook leert de peuter veel woorden bij, door middel van praten met anderen en voorgelezen worden.

·        Lichamelijke ontwikkeling: een kind leert lichamelijk veel. De belangrijkste is het zindelijk worden.

·        Sociale- en emotionele ontwikkeling: de peuter krijgt een eigen persoonlijkheid. De peuter heeft complimenten en correcties nodig.

 

Kinderziektes

Ieder kind krijgt, zeker wanneer ze nog jong zijn, een aantal kinderziektes. Hier kun je niet zoveel aan doen, dit kan bijvoorbeeld gebeuren wanneer kinderen in contact komen met elkaar. Wanneer een ziektekiem (bijvoorbeeld een virus) in een mens is binnengedrongen, wordt dit wel een besmetting genoemd. Vaak wanneer je één keer een kinderziekte hebt gehad, krijg je het niet nog een keer. Je bent dan immuun voor deze ziekte.

Bij elke kinderziektes heb je symptomen. Een symptoom is een kenmerk of een bepaalde klacht (bijvoorbeeld pijn) wat hoort bij de ziekte.

 

 

Vragen over de theorie

 

1. Noem een lichamelijke ontwikkeling van een peuter?

……………………………………………………………………………………………..

 

2. Wat betekent het dat een peuter een eigen persoonlijkheid krijgt?

……………………………………………………………………………………………..

 

3. Zoek op internet op hoe kinderen besmet kunnen worden. Schrijf hieronder op hoe dit kan.

……………………………………………………………………………………………..

 

4. Heeft ieder mens een immuunsysteem? Wat doet het immuunsysteem?

……………………………………………………………………………………………..

Peuter: Opdrachten

Opdracht 1. Kinderziektes herkennen

Soms lijken de symptomen van kinderziektes op elkaar. Het is soms lastig, wanneer je geen dokter bent, te herkennen wat voor kinderziekte het is.

 

Neem onderstaand schema over op de computer. Je gaat van elke ziekte een afbeelding zoeken en zet dat in de kolom, naast de ziekte. Ook schrijf je erbij wat de symptomen zijn.

 

Ziekte

Afbeelding en symptomen

Hoofdluis

 

Krentenbaard

 

Griep

 

Rode hond

 

Zesde ziekte

 

Ontstoken ogen

 

Buikgriep

 

Waterpokken

 

Loopoor

 

 

 

Opdracht 2. Folder waterpokken

De waterpokken is één van de bekendste kinderziektes. Veel mensen hebben de waterpokken gehad en op de kinderopvang is dit een terugkerend onderwerp. Belangrijk is dat de medewerkers op de kinderopvang kunnen uitleggen wat de waterpokken zijn. Ook voor stagiaires is het belangrijk te weten wat deze kinderziekte inhoudt. Daarom is aan jou gevraagd hier een folder over te maken.

·        Vraag aan de docent de werkkaart ‘Hoe maak ik een folder’.

·        De folder maak je voor stagiaires, maar ook voor ouders of andere geïnteresseerden.

·        Verzamel informatie over de waterpokken. Zoek een paar afbeeldingen die bij de tekst passen.

Verwerk de informatie in eigen woorden in jouw folder.

Basisschoolkind: Theorie

Een dagje op de BSO

Wat ga je doen?

·        Je verdiept je in de doelgroep basisschoolkinderen.

·        Je kunt de verschillende vormen en soorten activiteiten benoemen en je kunt er een voorbeeld van noemen.

·        Je kunt een draaiboek maken.

 

Theorie

Kinderen vanaf 4 jaar gaan naar de basisschool en kunnen naar een buitenschoolse opvang (BSO) gaan. In de schoolvakanties kunnen de kinderen van de BSO hier de hele dag komen.

Wanneer kinderen 4 of 5 jaar oud zijn, spreekt men nog van een kleuter. Kinderen van 6 jaar en ouder worden (basisschool)kinderen genoemd.

 

Activiteiten

Tijdens de vakanties worden er regelmatig activiteiten georganiseerd. Er zijn twee vormen van activiteiten:

·        Individuele activiteit: je hebt een activiteit met één cliënt.

·        Groepsactiviteit: je hebt een activiteit met meerdere cliënten.

 

Als je een activiteit gaat organiseren, bedenk je eerst voor welke doelgroep je dit gaat doen. Je verdiept je in de doelgroep; welke activiteit is geschikt voor de leeftijd en wat vinden ze leuk (interesses). Daarnaast is het belangrijk een doel te hebben, wanneer je een activiteit wilt gaan plannen.

 

Er zijn verschillende soorten activiteiten:

·        Sportieve activiteiten: doel hiervan is dat de mensen in beweging komen, bijvoorbeeld een voetbaltoernooi.

·        Educatieve activiteiten: doel hiervan is dat je er iets van kunt leren, bijvoorbeeld een bezoek aan een museum.

·        Sociale activiteiten: doel hiervan is dat mensen elkaar ontmoeten en in gesprek gaan met elkaar, bijvoorbeeld een spelletjesmiddag.

·        Recreatieve activiteiten: doel hiervan is ontspannen, bijvoorbeeld schilderen.

 

Draaiboek

Wanneer je een activiteit gaat plannen, is het verstandig om een draaiboek te maken. Zo weet je wat er geregeld moet worden, wat de takenverdeling is en weet je welke boodschappen gedaan moet worden.

 

Hieronder een voorbeeld van een draaiboek.

 

Activiteit

 

Plaats en datum

 

Doelgroep

 

Doel

 

Wie organiseert het

 

 

 

Voorbereiding

Wat

Wanneer

Wie

Materiaal + Kosten?

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Uitvoering

Wat

Tijdstip

Wie

Materiaal + Kosten?

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Evalueren en opruimen

Wat

Wanneer

Wie

Materiaal + Kosten?

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Vragen over de theorie

1. Stagiaire Marieke werkt op een BSO. Zij gaat op pad met 3 kinderen, met een leeftijd tussen de 4 en 7 jaar. Is hier sprake van een individuele- of een groepsactiviteit?

……………………………………………………………………………………………………….

 

2. Oma Truus leest de krant. Ze vindt dit fijn om elke dag te doen, zodat ze op de hoogte blijft van het nieuws. Van wat voor soort activiteit is hier sprake?

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

 

3. Begeleider Jos organiseert een voetbaltoernooi voor kinderen tussen de 8 en 13 jaar. Van wat voor soort activiteit is hier sprake?

………………………………………………………………………………………………………

 

4. Noem drie redenen waarom het belangrijk is een draaiboek te maken.

………………………………………………………………………………………………………

Basisschoolkind: Opdrachten

Opdracht 1. Een activiteitenprogramma organiseren

Je loopt stage bij de BSO. Tijdens de schoolvakantie gaan de begeleiders met de kinderen op stap. Er wordt aan jou gevraagd geschikte uitjes te organiseren.

 

Ga op zoek naar informatie over 4 uitjes die geschikt zijn en in de buurt zijn. Je bedenkt 2 uitjes voor de leeftijd 4 tot 8 jaar en 2 uitjes voor de leeftijd 8 tot 13 jaar.

 

1.     Welke uitjes heb je gekozen voor welke doelgroep? Benoem waarom je ervoor hebt gekozen.

 

Doelgroep

Uitje

Waarom dit uitje

1.

 

 

 

2.

 

 

 

3.

 

 

 

4.

 

 

 

 

2.     Kies één van bovenstaande uitjes uit en schrijf hieronder welk uitje dit is. Voor dat uitje ga je een draakboek maken.

 

Ik heb gekozen voor: …………………………………………………..

 

3.     In het theoriestuk heb je gelezen hoe je een draaiboek kunt maken. Je gaat nu zelf een draaiboek maken voor het uitje wat je gekozen hebt. Jij begeleidt het uitje en twee vaders (Pieter en Dirk) hebben zich vrijwillig aangemeld om te helpen met de voorbereidingen en het begeleiden van het uitje.

Maak het draaiboek op de computer en sla dit op in het mapje Z&W, met als titel draaiboek_jouwnaam

 

Reflectieschema

Aan het eind van elke les kijk je terug op wat je hebt gedaan tijdens de les. Wat ging er goed en wat ga je de volgende keer anders doen? Welke opdracht vond je leuk en wat vond je minder leuk?

Beschrijf onderstaande punten in verhaalvorm. Maak in Word een bestand aan, sla deze op in de map Z&W onder reflectie + jouw naam.

 

1. Wat heb je vandaag gedaan?

2. Wat vind je van de doelgroep waar je mee bezig bent geweest?

3. Noem twee punten die goed gingen.

4. Noem een verbeterpunt waar je de komende tijd aan wilt gaan werken.

5. Hoe zou je dit de volgende keer anders willen doen?

6. Zou je met deze doelgroep later willen werken? Waarom wel/ niet?

Terugblik

Door de theorie en opdrachten heb je gewerkt aan de volgende doelen:

  • Je verdiept je in het werken op een kinderopvang
  • Je kunt aangeven welke opleiding je nodig hebt om te werken op een kinderopvang.
  • Je verdiept je in de voeding van een baby
  • Je kunt uitleggen waarom baby's en kinderen naar het consultatiebureau gaan.
  • Je kunt de voor- en nadelen benoemen van borst- en flesvoeding.
  • Je kunt aan een ander voordoen hoe je een baby in bad doet.
  • Je verdiept je in de ontwikkeling van een dreumes.
  • Je kunt de verschillende vormen van hulpverlening van Jeugdzorg benoemen en toelichten.
  • Je verdiept je in de ontwikkeling van een peuter.
  • Je kunt de verschillende kinderziektes benoemen.
  • Je kunt anderen informeren over de waterpokken.
  • Je verdiept je in de doelgroep basisschoolkinderen.
  • Je kunt de verschillende vormen en soorten activiteiten benoemen en je kunt er een voorbeeld van noemen.

Leerkracht

Titel: Handen aan het bed

Opleidingsniveau: VMBO, basis en kader

Bestemd voor de klassen: Klas 3 en 4

Vakgebied: Zorg en welzijn

Uitvoering door (hoeveel) leerlingen: 15

Tijdsinvestering voor leerling (en): 3 x 4 lesblokken

Webkwestiemaker: Anja Kuperus