Grondstof tot eindproduct
Vooraf

Het voortbrengen van goederen en diensten gebeurt in verschillende bedrijven.
Op het eerste gezicht lijken bijvoorbeeld landbouwbedrijven, chemische fabrieken, banken en ziekenhuizen niets met elkaar te maken te hebben.
Toch zijn er wel overeenkomsten.
Wat denk jij?
Welke overeenkomsten zie je tussen de hierboven genoemde bedrijven?
Schrijf zoveel mogelijk overeenkomsten op.
Aan het eind van deze opdracht kun je:
- het begrip produceren beschrijven en ken je de vier productiefactoren en hun beloning.
- uitleggen wat er in een bedrijfskolom staat.
- uitleggen wat bedoeld wordt met de productieweg van een product en kun je een bedrijfskolom tekenen.
- uitleggen waarom de consument geen schakel is binnen de bedrijfskolom.
- uitleggen wat bedoeld wordt met het begrip toegevoegde waarde.
Stap 1

Produceren
Bestudeer uit de Kennisbank het volgende onderdeel.
KB: Produceren
Bekijk de afbeelding hiernaast.
- Wat wordt met de afbeelding weergegeven?
Lees nu de volgende vier zinnen.
Geef per zin aan welke productiefactor en welke beloning je herkent.
- Aan het eind van de maand ontvangt een leraar zijn salaris.
- De boer verhuurt een stuk land aan een campinghouder.
- De winkelier leent € 3000,- om een nieuwe toonbank te kopen.
- Joost en Irma hebben met het verkopen van zelfgebakken appeltaartpunten
€ 30,- verdiend.
Stap 2
Van grondstof tot eindproduct
Hieronder zie je twee rijtjes.
In het linker rijtje zie je grondstoffen.
In het rechter rijtje staan eindproducten.
Zoek bij ieder eindproduct de juiste grondstof.
grondstoffen |
eindproducten |
1 staal |
a T-shirt |
2 graan |
b autoband |
3 wol |
c trui |
4 leer |
d auto |
5 rubber |
e gasleiding |
6 koper |
f schoenen |
7 hout |
g brood |
8 katoen |
h stoel |
Heb je bij ieder eindproduct de juiste grondstof gevonden?
Stap 3
Bedrijfskolom
Bestudeer nu uit de Kennisbank de eerste twee pagina's van het volgende onderdeel.
KB: Bedrijfskolom
En bekijk onderstaande video.
Maak daarna onderstaande oefeningen.
- Maak de interactieve oefening bedrijfskolom.
Hieronder staat een aantal bedrijven uit twee verschillende bedrijfskolommen:
- Stel met deze bedrijven de twee bedrijfskolommen samen.
meubelwinkel |
katoenplantage |
houtimporteur |
katoenimporteur |
bosbouwer |
spinnerij |
houtzagerij |
weverij |
herenmodezaak |
meubelfabriek |
textielfabriek |
|
Stap 4

Geldstroom en goederenstroom
Hiernaast zie je een bedrijfskolom voor brood.
In de bedrijfskolom zie je een geldstroom en een goederenstroom.
- Loopt de goederenstroom van boven naar beneden of van beneden naar boven?
- Hoe loopt de geldstroom?
In de bedrijfskolom zie je dat de toegevoegde waarde van de meelfabriek € 0,30 is.
- Leg uit hoe je kunt zien dat de toegevoegde waarde van de meelfabriek € 0,30 is.
- Hoe groot is de toegevoegde van de deegfabriek? En van de bakkerswinkel?
- Toegevoegde waarde is niet hetzelfde als winst. Leg uit waarom niet?
- Bereken het totaal van de toegevoegde waarden.
- Vergelijk het totaal van de toegevoegde waarden met de prijs die de consument betaalt.
Wat valt je op?
- Leg uit waarom de consument buiten de kolom "valt" en dus niet als
schakel is opgenomen in de bedrijfskolom.
Controleer je antwoorden.
Antwoorden stap 4

Antwoorden
- Goederenstroom loopt van boven naar beneden.
- Geldstroom loopt van beneden naar boven.
- Inkoopprijs is € 0,50, verkoopprijs is € 0,80. Toegevoegde waarde is € 0,30.
- Toegevoegde waarde is € 2,10 - € € 1,50 = € 0,60
- Bedrijven hebben ook nog andere kosten dan inkoopkosten.
- Totaal toegevoegde waarden is € 0,50 + € 0,30 + € 0,70 + € 0,60 = € 2,10.
- Prijs die de consument betaalt is hetzelfde als het totaal van de toegevoegde waarden.
- De consument voegt zelf geeen waarde toe.
Stap 5

Veranderingen in de bedrijfskolom
Maak de volgende twee opgaven.
1
Van een grote hamburgerproducent is bekend geworden dat hij zijn eigen veeteeltbedrijf is begonnen.
- Wat kan een reden voor deze hamburgerproducent zijn om zijn eigen veeteeltbedrijf te beginnen?
- Is de bedrijfskolom waarvan de hamburgerproducent deel uitmaakt langer of korter geworden?
2
Fons Verdijk is eigenaar van een cafetaria. Tot voor kort kocht hij zelf aardappelen, schilde ze, sneed ze aan reepjes en maakte daar voorgebakken frites van. Tegenwoordig koopt hij voorgebakken frites bij een groothandel.
- Wordt de bedrijfskolom waar de cafetaria deel van uitmaakt langer of korter als Fons bij de groothandel koopt?
- Waarom, denk je, dat Fons is overgestapt van zelf maken naar het kopen van voorgebakken frites.