Vooraf
Vrijheid van meningsuiting, het is een belangrijk punt in de Nederlandse wet. 
Nederlanders vinden het dan ook heel belangrijk om hun mening te geven. Is het daarmee toegestaan alles te zeggen? De wet stelt dat je anderen niet mag beledigen. Ook mag je mensen niet misleiden. Dat betekent dat meningen gefundeerd moeten zijn, oftewel dat je ze moet kunnen onderbouwen. Natuurlijk is het dan ook belangrijk om te kunnen herkennen wanneer je misleid wordt.
Hoe overtuig je anderen dan van een standpunt? Op een wijze die ethisch verantwoord is? Hoe zorg je dat de lezer je tekst überhaupt wil lezen? Hierover gaat deze lessenserie.
Doelen
Kritisch denkvermogen is een belangrijke vaardigheid. In onze informatiemaatschappij krijg je langs allerlei wegen informatie aangereikt, soms waar, soms onwaar. Het is noodzakelijk om de betrouwbaarheid van die informatie te kunnen beoordelen. Ook moet je in al die informatie patronen kunnen herkennen, betekenis kunnen geven aan wat je hoort en ziet en op basis daarvan eigen conclusies kunnen trekken. Daarnaast is het belangrijk dat je eigen ideeën kunt ontwikkelen. Taal is voor al deze vaardigheden onontbeerlijk!
Hoe leer je dit?
Je bekijkt verschillende betogen (film en tekst) en beoordeelt deze op argumentatiekracht. Daarnaast kijk je naar patronen: hoe wordt een betoog opgebouwd? Tot slot schrijf je zelf het eerste deel van een betoog waarbij je feedback van klasgenoten vraagt om te onderzoeken of jouw tekst de lezer intrigeert, aan het denken zet en of de argumentatie geloofwaardig overkomt.
In deze Wikiwijs vind je ook theorie over betogen en standpunten. Deze kun je gebruiken als naslagwerk.
Feedback
Er zijn drie manieren waarop je tijdens het leren inzicht krijgt in hoever je bent gevorderd:
- self-assessment: zelf reflecteren op je vorderingen
- peer-assessment: feedback vragen van een klasgenoot
- feedback van de docent
Succescriteria
Succescriteria
Hoe ziet kritisch denkvermogen eruit? Om dat te bepalen ga je
een aantal voorbeelden bekijken van mensen die er wel én niet goed in zijn. Schrijf tijdens het kijken op een blaadje de plussen en minnen op: wat vind je goed en wat absoluut niet goed aan de argumentatie van de voorbeelden die je gaat zien?
Technologie als wapen tegen klimaatverandering
Klimaatproblemen kunnen niet worden opgelost door individuen
Samen lezen
Placematopdracht argumentatie - viertallen
- Lees de tekst hieronder.

Vul het vak van de placemat in dat voor jou ligt. Ieder vult dus één deel van de placemat in.

- Draai de placemat, zodat je een ander vak voor je hebt liggen. Kijk wat je voorganger heeft ingevuld en vul zo nodig aan.
- Herhaal dit totdat je je eigen vak weer voor je hebt liggen.
- Bespreek met elkaar het resultaat: hebben jullie nu een goed beeld van de argumentatie in de tekst?
- Bekijk met elkaar de argumenten. Welke zijn nevenschikkend en welke zijn onderschikkend? Nummer de nevenschikkende argumenten 1, 2, 3, enzovoort. Geef de onderschikkende argumenten het nummer van hun hoofdargument en nummer dan door, bijvoorbeeld 2.1, 2.2, enzovoort.
Samenwerkingsopdracht
Placematopdracht schrijven – tweetallen
- Kies een eigen onderwerp of een van de volgende onderwerpen om zelf een betoog over te schrijven: gezonde voedingsmiddelen, sporten voor je gezondheid, kortere schooldagen, huiswerkvrije school.
- Vul de placemat in: wat wordt jullie standpunt, wat worden jullie argumenten (neven- en onderschikkend), welk tegenargument voer je aan en welke weerlegging?
- Schrijf de inleiding waarmee je de aandacht trekt en je standpunt introduceert.
- Schrijf één alinea met een argument dat je onderbouwt met onderschikkende argumenten.
- Laat het aan een ander tweetal lezen. Lees zelf hun tekst. Welke indruk maakt de inleiding? Wordt je aandacht gevangen? Waarom wel/niet? Vind je de argumentatie aannemelijk? Mis je nog informatie? Wissel met elkaar uit.
Peer feedback
Lees elkaars alinea's. Wordt je nieuwsgierig door de eerste alinea? Vind je de argumentatie geloofwaardig? Zet het je aan het denken?
Wissel deze informatie met elkaar uit.
Self assessment
Tot welke conclusie komen jullie over jullie tekst naar aanleiding van de feedback?
Wat zouden jullie er nog aan willen verbeteren?
Waar zijn jullie heel tevreden over?
Theorie betogen
Doel van de tekst
Het doel van een argumenterende tekst is overtuigen. Je wilt dat de lezer op dezelfde manier denkt als jij.
De hoofdgedachte
De hoofdgedachte van een tekst is één volledige zin, die samenvat wat in de
tekst over het onderwerp gezegd wordt.
Opbouw tekst
Een betogende tekst begint met een stelling of standpunt. Soms wordt deze eerst ingeleid met een historische schets, een anekdote, een samenvatting van het artikel, een voorbeeld of de conclusie. In de kern volgen argumenten voor het standpunt, mogelijke tegenargumenten met een weerlegging en in het slot een herhaling van de stelling (als een conclusie).
Opbouw argumentatie
Een argumentatie bestaat uit een standpunt met meerdere argumenten en een conclusie. De criteria voor het standpunt vind je in het menu onder 'Criteria standpunt'.
Argumenten kunnen nevenschikkend en onderschikkend zijn.
Nevenschikkende argumenten zijn losse argumenten die ieder voor zich het standpunt bewijzen. De argumenten gaan ieder voor zich over een ander feit. Bij onderschikkende argumenten wordt een argument bewezen met een ander argument. De onderschikkende argumenten gaan over hetzelfde feit.
Voorbeeld nevenschikking:
Alle lantarenpalen moeten 's nachts uit (stelling) want dat bespaart energie en als het licht uit is, wordt het leven van nachtdieren niet verstoord.
Energiebesparing en het leven van nachtdieren zijn twee los van elkaar staande feiten.
Voorbeeld onderschikking:
Alle lantarenpalen moeten 's nachts uit (stelling) want dat bespaart energie. Als lantarenpalen in één stad vijf uur minder lang branden, is er al 60% minder energie nodig. Dat bespaart miljoenen op jaarbasis in een land. Daarnaast verstoort het licht het leven van nachtdieren niet. De vleermuis heeft bijvoorbeeld veel last van al dat licht.
Je ziet dat energiebesparing verder wordt onderbouwd met argumenten. Die onderbouwende argumenten heten onderschikkende argumenten.
Een standpunt wordt vaak aangekondigd met signaalwoorden als Ik vind …, Volgens ons …, Zij denkt dat …, De schrijver is van mening dat ..., Onze conclusie is…, Dus …, Daarom …, Kortom ….
Argumenten herken je vaak aan signaalwoorden als dat blijkt uit, immers, namelijk, omdat, de reden hiervoor is en want.
Feit of geen feit
Er zijn twee soorten argumenten: feitelijke en niet-feitelijke argumenten.
Een feitelijk argument kun je controleren (het is waar of het is niet waar), een niet-feitelijk argument kun je niet controleren.
• Ik ga liever naar de bioscoop in Hoorn dan naar die in Purmerend, want die in Hoorn is dichterbij. (feitelijk argument)
• Ik ga liever naar de bioscoop in Hoorn dan naar die in Purmerend, want die in Hoorn vind ik gezelliger. (niet-feitelijk argument)
Voor een volledig overzicht van de theorie ga je naar de website (theorie periode 1B): https://sites.google.com/a/ichthuslyceumonline.nl/jaarlaag-3/showcase/domain1?authuser=0
Criteria standpunt
Tien criteria voor een goed standpunt:
- De stelling moet controversieel zijn binnen de groep die erover debatteert.
- Het moet meteen duidelijk zijn waar de stelling over gaat.
- De stelling moet absoluut geformuleerd zijn (dus niet: ‘in sommige gevallen’).
- De stelling moet prikkelen, pijn doen en geen nuance bevatten.
- De stelling bestaat uit één zin.
- De stelling moet positief geformuleerd zijn (vermijd het woord ‘niet’).
- De stelling mag geen argumenten bevatten (vermijd ‘want’ of ‘omdat’).
- De stelling mag niet innerlijk tegenstrijdig zijn.
- De stelling moet ondubbelzinnig geformuleerd zijn.
- De stelling mag geen ‘truism’ bevatten als twistpunt (een truism is iets wat zo overduidelijk is dat het nauwelijks de moeite waard is om over te spreken).
Theorie schrijven van betogen
De inleiding
De inleiding van een tekst heeft twee functies: de lezer nieuwsgierig maken en het onderwerp introduceren.
In de eerste alinea van de inleiding trek je de aandacht van de lezer. Dat kun je doen met:
• Iets uit de actualiteit. Voorbeeld: Tien dagen lang zwierven ze zonder eten en drinken door het gebergte. Gisteren werden de twee Canadese tieners teruggevonden, totaal uitgeput. Wat deden Mo en Sue om in leven te blijven? Hoe overleven mensen in de bergen?
• Iets uit de geschiedenis. Voorbeeld: Vijftig jaar geleden bestond er in Nederland nauwelijks een buitenlandse eetcultuur. Thuis was de Hollandse pot vaste prik. Wie buiten de deur at, had niet, zoals nu, de keus uit talloze restaurants met een exotische keuken.
• Een voorbeeld, zoals een kort verhaaltje over een gebeurtenis, of iets uit je eigen ervaringen. Voorbeeld: Het begon met rugpijn. Daarna kreeg Esther ook last van haar longen. Nu ligt ze al een week in het ziekenhuis. De medici staan voor een raadsel.
• Iets wat voor de lezer van persoonlijk belang is. Voorbeeld: Goed nieuws voor wie problemen heeft met opstaan. Technici van de Universiteit Twente hebben een wekker ontwikkeld waardoor je heel prettig wakker wordt én snel uit de veren bent.
In de tweede alinea van de inleiding introduceer je het onderwerp. In een betogende tekst doe je dat door een standpunt te formuleren.
Het slot
In het slot formuleer je de hoofdgedachte van de tekst: een herhaling van je standpunt. Vaak is de hoofdgedachte een conclusie. Die kun je aanvullen met:
• een aanbeveling;
• een toekomstverwachting.
In het slot gebruik je signaalwoorden zoals ‘daarom’, ‘kortom’, ‘al met al’, ‘dus’.
De tekst sluit je zo mogelijk af met een krachtige zin, een uitsmijter.
Bouwplan
- Bepaal het onderwerp, het schrijfdoel en de hoofdgedachte.
- Kies een structuur die bij het doel van de tekst past.
- Maak een bouwplan aan de hand van de gekozen structuur.
- Noteer boven het bouwplan het onderwerp, het schrijfdoel, de hoofdgedachte en de tekststructuur.
- Gebruik tijdens het schrijven structuuraanduidende woorden en zinnen.
Zo schrijf je een betoog
• Maak een bouwplan en noteer het onderwerp en je standpunt.
• Schrijf het middenstuk; gebruik voor elk argument een aparte alinea en geef in die alinea de feiten die het argument ondersteunen.
• Noem daarna de tegenargumenten en geef bij elk tegenargument direct de weerlegging; gebruik per tegenargument met weerlegging één alinea.
• Schrijf een inleiding van twee alinea’s. In de eerste alinea trek je de aandacht van de lezer; in de tweede alinea geef je je standpunt.
• Herhaal in het slot kort je standpunt (= conclusie) in andere bewoordingen.
• Plaats in je betoog drie witregels: één na de inleiding, één tussen het tekstdeel met argumenten en het tekstdeel met tegenargumenten, één voor het slot.
• Spring in bij een nieuwe alinea, maar niet na een witregel.
Zo gebruik je signaalwoorden in een betoog
• Kondig je standpunt aan met ik vind of ik ben van mening.
• Introduceer een argument met bijvoorbeeld om te beginnen, ten eerste, daarnaast, bovendien, verder, vervolgens of ten slotte.
• Gebruik bij de onderbouwing signaalwoorden als omdat, want, immers of namelijk.
• Gebruik voor een tegenargument en voor de weerlegging ervan weliswaar … maar, toch, echter of (aan de ene kant … maar) aan de andere kant.
• Herhaal in het slot je standpunt met daarom, kortom, dus of al met al.