Theorie betogen

Doel van de tekst

Het doel van een argumenterende tekst is overtuigen. Je wilt dat de lezer op dezelfde manier denkt als jij.

De hoofdgedachte

De hoofdgedachte van een tekst is één volledige zin, die samenvat wat in de
tekst over het onderwerp gezegd wordt.

Opbouw tekst

Een betogende tekst begint met een stelling of standpunt. Soms wordt deze eerst ingeleid met een historische schets, een anekdote, een samenvatting van het artikel, een voorbeeld of de conclusie. In de kern volgen argumenten voor het standpunt, mogelijke tegenargumenten met een weerlegging en in het slot een herhaling van de stelling (als een conclusie).

Opbouw argumentatie

Een argumentatie bestaat uit een standpunt met meerdere argumenten en een conclusie. De criteria voor het standpunt vind je in het menu onder 'Criteria standpunt'.

Argumenten kunnen nevenschikkend en onderschikkend zijn.

Nevenschikkende argumenten zijn losse argumenten die ieder voor zich het standpunt bewijzen. De argumenten gaan ieder voor zich over een ander feit. Bij onderschikkende argumenten wordt een argument bewezen met een ander argument. De onderschikkende argumenten gaan over hetzelfde feit.

Voorbeeld nevenschikking:

Alle lantarenpalen moeten 's nachts uit (stelling) want dat bespaart energie en als het licht uit is, wordt het leven van nachtdieren niet verstoord.

Energiebesparing en het leven van nachtdieren zijn twee los van elkaar staande feiten.

Voorbeeld onderschikking:

Alle lantarenpalen moeten 's nachts uit (stelling) want dat bespaart energie. Als lantarenpalen in één stad vijf uur minder lang branden, is er al 60% minder energie nodig. Dat bespaart miljoenen op jaarbasis in een land. Daarnaast verstoort het licht het leven van nachtdieren niet. De vleermuis heeft bijvoorbeeld veel last van al dat licht.

Je ziet dat energiebesparing verder wordt onderbouwd met argumenten. Die onderbouwende argumenten heten onderschikkende argumenten.

Een standpunt wordt vaak aangekondigd met signaalwoorden als Ik vind …, Volgens ons …, Zij denkt dat …, De schrijver is van mening dat ..., Onze conclusie is…, Dus …, Daarom …, Kortom ….

Argumenten herken je vaak aan signaalwoorden als dat blijkt uit, immers, namelijk, omdat, de reden hiervoor is en want.

Feit of geen feit

Er zijn twee soorten argumenten: feitelijke en niet-feitelijke argumenten.

Een feitelijk argument kun je controleren (het is waar of het is niet waar), een niet-feitelijk argument kun je niet controleren.

• Ik ga liever naar de bioscoop in Hoorn dan naar die in Purmerend, want die in Hoorn is dichterbij. (feitelijk argument)

• Ik ga liever naar de bioscoop in Hoorn dan naar die in Purmerend, want die in Hoorn vind ik gezelliger. (niet-feitelijk argument)

Voor een volledig overzicht van de theorie ga je naar de website (theorie periode 1B): https://sites.google.com/a/ichthuslyceumonline.nl/jaarlaag-3/showcase/domain1?authuser=0