Opdracht: Geld als smeermiddel - hv23

Opdracht: Geld als smeermiddel - hv23

Geld als smeermiddel

Intro

De heer Dijkstra is tandarts. Zijn buurman, de heer Van Vught, is leraar wiskunde. Zij hebben de volgende afspraak: de kinderen van de heer Dijkstra krijgen gratis wiskundebijles van de heer Van Vught en de kinderen van de heer Van Vught mogen gratis naar de tandarts bij de heer Dijkstra.

Wat vind jij?
Vind je het een goede afspraak die de heer Van Vught en de heer Dijkstra hebben gemaakt?
Kun je zelf nog een voorbeeld van een vergelijkbare afspraak bedenken.
Bespreek de antwoorden met een klasgenoot.

Wat kan ik straks?

Leerdoelen
Aan het eind van deze opdracht kun je:

  • aangeven wat wordt bedoeld met chartaal geld (munten en bankbiljetten).
  • (met een voorbeeld) omschrijven wat het verschil tussen chartaal geld en giraal geld is.
  • de naam van de munt noemen die in grote delen van europa wordt gebruikt.
  • met een voorbeeld uitleggen wat bedoeld wordt met directe ruil en indirecte ruil.
  • de drie functies van geld noemen: ruil- of betaalmiddel, rekenmiddel en spaarmiddel.
  • omschrijven wat bedoeld wordt met specialiseren en met arbeidsverdeling en uitleggen wat dit met de rol van geld te maken heeft.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag

Stap

Leervragen

Stap 1

Waarom zijn er munten en bankbiljetten?

Stap 2

Wat wordt bedoeld met een 'euroland'?

Stap 3

Wat is het verschil tussen chartaal geld en giraal geld.
En hoe kun je giraal betalen?

Stap 4

Wat wordt bedoeld met directe ruil en wat met indirecte ruil?
Wat is het nadeel van directe ruil?

Stap 5

Welke drie functies van geld zijn te onderscheiden?

Stap 6

Wat wordt bedoeld met arbeidsverdeling.
En waarom is het bij arbeidsverdeling handig als er geld is?

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Samenvatting

Samenvattende sleepoefening maken.

Eindopdracht A

Afsluitende toets maken.

Eindopdracht B

Beantwoord enkele vragen over het verdienen en uitgeven van geld.

Terugkijken

Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 3,5 uur nodig.

Aan de slag

Stap 1: Munten en bankbiljetten

Om het kopen en verkopen van producten beter te laten verlopen, is er geld. Er zijn munten en bankbiljetten in omloop en daarnaast kun je bijna overal met je pinpas betalen.

Van de eerste munten was de waarde van het metaal waarvan de munt gemaakt was, gelijk aan het bedrag dat op de munt stond. Van de munten die we nu gebruiken, is de materiaalwaarde lager dan het bedrag dat op de munt staat afgebeeld.

Ook bij bankbiljetten geldt dat de waarde van het papier waarvan het biljet gemaakt is veel lager is dan het bedrag dat op het bankbiljet gedrukt staat.
 

Stap 2: Eurolanden

In 2002 is in elf Europese landen de euro als betaalmiddel ingevoerd. 'Oude' muntstukken konden bij de banken worden omgewisseld voor euro's. In die elf landen zijn toen zo'n 50 miljard 'oude' muntstukken uit roulatie genomen.

De metaalwaarde van de 50 miljard 'oude' munten is becijferd op 1 miljard euro.

Alle landen die meedoen met de euro hebben euromunten en euro-bankbiljetten van dezelfde waarde. De euro-bankbiljetten zien er overal hetzelfde uit. Van de munten is één zijde in alle landen gelijk; de andere zijde is bestemd voor een nationaal symbool. Je kunt met alle bankbiljetten en munten in alle landen die meedoen met de euro betalen.

Beantwoord de volgende vragen.

Stap 3: Chartaal en giraal geld

Bekijk de video.

Je kunt op verschillende manieren betalen:

  • met munten en bankbiljetten (chartaal geld).
  • met geld dat op een betaalrekening bij een bank staat (giraal geld).

Er zijn verschillende manieren om giraal te betalen. De bekendste manieren zijn:

  • Internetbankieren.
    Met een pasje of een code log je in op je computer of telefoon. Je kunt dan geld overmaken naar een betaalrekening van iemand anders.
  • Pinnen.
    Met je pinpas kun je in winkels betalen of geld opnemen bij een geldautomaat.

Beantwoord de volgende vragen.

Stap 4: Directe/indirecte ruil

Het ruilen van producten tegen producten noem je directe ruil.
Gebruik je geld om een product te kopen, dan noem je dat indirecte ruil.

Maak de twee onderstaande opdrachten.

Stap 5: Functies van geld

Er worden vaak drie functies van geld onderscheiden:

  • ruil- of betaalmiddel: geld wordt gebruikt om goederen en diensten te kopen.
  • rekenmiddel: geld wordt gebruikt om de waarde van iets aan te geven.
  • spaar- of oppotmiddel: geld wordt gebruikt om te sparen, zodat het op een later moment gebruikt kan worden.

Bekijk ook de video:

Maak de volgende oefening.

Stap 6: Specialiseren en arbeidsverdeling

Een bakker bakt broden, een aannemer bouwt huizen en een leraar geeft les.
Als je een beroep uitoefent, leg je je toe op het maken van één soort producten.

Specialiseren
Door ruil is het mogelijk dat mensen zich gaan toeleggen op het maken van één soort producten. Je noemt dat specialiseren.

Arbeidsverdeling
Een gevolg van specialisatie is dat het werk verdeeld wordt over verschillende mensen.
De manier waarop het werk verdeeld wordt, noem je arbeidsverdeling.

Beantwoord de twee vragen hieronder samen met een klasgenoot.

Afronding

Samenvatting

Wat heb je geleerd?

Eindopdracht A: Toets

De opdracht sluit je af met een toets.

De toets bestaat uit tien vragen.

Na het beantwoorden van de vragen krijg je een score en kun je jouw antwoorden vergelijken met de goede antwoorden. Probeer te leren van je eventuele fouten.

Succes!

Eindopdracht B: Geld uitgeven

Nick is 18. Hij heeft drie weken vakantiewerk gedaan. Hij verdient het minimumloon.
Nu is het tijd om af te rekenen. Hij krijgt zijn loon op zijn bankrekening.

Over het verdienen en uitgeven van geld ga je de volgende vragen beantwoorden.

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
    Vind je het een goede intro om de opdracht mee te beginnen?
    Waarom wel of waarom niet?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ruim 1 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Klopte dat?
  • Inhoud
    Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of wist je het meeste al?
    Schrijf op wat nieuw voor je was.
  • Eindopdracht
    Welke eindopdracht heb je gedaan?
    Ging het goed?
  • Het arrangement Opdracht: Geld als smeermiddel - hv23 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    2021-12-01 09:10:54
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Deze opdracht hoort bij het thema 'Ruil', en is onderdeel van de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor economie hv23. De opdracht begint met een intro waarbij je samen met een klasgenoot over een bepaalde ruil gaat nadenken. De opdracht bestaat uit zes verschillende stappen met bijbehorende opdrachten, een samenvatting, twee eindopdrachten en een reflectie. Bij stap 1 is er een opdracht over munten en bankbiljetten. Hier wordt een vraag gesteld over muntstukken. Bij stap 2 is er een opdracht over eurolanden. Hier worden vragen gesteld over verschillende landen en de euro. Bij stap 3 is er een opdracht over chartaal en giraal geld. Hier worden vragen gesteld over chartaal geld, giraal geld en betalen met je pinpas. Bij stap 4 is er een opdracht over directe/indirecte ruil. Hier worden vragen gesteld over directe en indirecte ruilen. Bij stap 5 is er een opdracht over de functies van geld. De functies van geld worden eerst uitgelegd, en vervolgens worden hier vragen over gesteld. Bij stap 6 is er een opdracht over specialisatie en arbeidsverdeling. Hier worden de begrippen 'specialiseren' en 'arbeidsverdeling' eerst uitgelegd, en vervolgens worden hier vragen over gesteld. Na deze zes stappen komt er een opdracht waarbij de stof nog een keer wordt herhaald en de samenvatting volledig moet worden ingevuld. Dan komt eindopdracht A: Toets. Hier worden 10 meerkeuzevragen gesteld over de opdracht Geld als smeermiddel. Dan komt eindopdracht B: Geld uitgeven. Hier worden meerdere vragen gesteld over verdienen en uitgeven. Na de eindopdracht wordt er nog teruggekeken naar de opdracht, dus hoe ging het? En kan ik wat ik moet kunnen?
    Leerniveau
    VWO 2; HAVO 3; VWO 3; HAVO 2;
    Leerinhoud en doelen
    Ruil; Economie; Geld;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    3 uur en 30 minuten
    Trefwoorden
    arbeidsverdeling, arrangeerbaar, chartaal geld, economie, geld als smeermiddel, giraal geld, hv23, ruil, specialiseren, stercollectie

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content Economie. (2020).

    Opdracht: Extra: Geef het uit als geld - vmbokgt34

    https://maken.wikiwijs.nl/91153/Opdracht__Extra__Geef_het_uit_als_geld___vmbokgt34

    VO-content Economie. (2020).

    Opdracht: Geld - vmbo-kgt34

    https://maken.wikiwijs.nl/62267/Opdracht__Geld___vmbo_kgt34

    VO-content Economie. (2018).

    Opdracht: Geld als smeermiddel - kgt2

    https://maken.wikiwijs.nl/127493/Opdracht__Geld_als_smeermiddel___kgt2