Opdracht: Geld en economie - hv34

Opdracht: Geld en economie - hv34

Geld en economie

Intro

Het dorp Veenkamp bestaat 500 jaar.
Voor deze gebeurtenis is er een speciale munt van € 2,- gemaakt.
Tijdens de Veenkampse feestweek kan met de munt betaald worden.

Caroline heeft na afloop van de feestweek nog munten over.
Ze wil in de schoolkantine een koek kopen met zo'n munt.

Wat denk jij?
Kan zij in de kantine met de munt betalen?
Waarom wel of waarom niet?
Bespreek je antwoord met een klasgenoot.

Wat kan ik straks?

Leerdoelen
Aan het eind van deze opdracht kun je:

  • een definitie geven van geld.
  • een voorbeeld geven waaruit blijkt dat economie en geld veel met elkaar te maken hebben.
  • in eigen woorden uitleggen dat keuzes maken centraal staat in de economie.
  • omschrijven wat wordt bedoeld met schaarse producten.
  • met behulp van voorbeelden duidelijk maken wat het verschil is tussen primaire en secundaire behoeften.
  • een beschrijving geven van het begrip welvaart.
  • werken met grote getallen.

 

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag

Stap

Leervragen

Stap 1

Wat is een goede definitie van geld?

Stap 2

Waarom hebben economie en geld zoveel met elkaar te maken?

Stap 3

Waarom moeten gezinnen, bedrijven en de overheid keuzes maken?

Stap 4

Wat wordt bedoeld met schaarse producten?

Stap 5

Wat zijn primaire en secundaire behoeften?

Stap 6

Maakt geld gelukkig?

Stap 7

Hoe reken je met grote getallen?

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Samenvatting

Samenvattende sleepoefening maken.

Eindopdracht

Poster 'Geld en economie' maken.

Terugkijken

Terugkijken op de opdracht.


Benodigdheden
Voor deze opdracht heb je vel papier op A3-formaat nodig.

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 à 3 uur nodig.

Aan de slag

Stap 1: Euro-bankbiljetten en munten

Een definitie van geld:
Geld is een betaalmiddel. Je kunt er op verschillende plaatsen mee betalen en je kunt er verschillende producten mee kopen.

In Europa heeft een groot aantal landen dezelfde munt: de euro.
De volgende biljetten zijn geldig: 5, 10, 20, 50, 100, 200 en 500 euro.
Vanaf 2019 worden de volgende bankbiljetten gemaakt: 5, 10, 20, 50, 100 en 200 euro.
En er zijn euromunten van 1, 2, 5, 10, 20 en 50 eurocent en van 1 en 2 euro.

Let op! Tot 2018 werden er ook biljetten van 500 euro gemaakt.

Beantwoord de volgende vragen.

Stap 2: Economie: Waar gaat het over?

Maak de oefeningen.

Stap 3: Kiezen

Stel je voor...
... je bent jarig en je krijgt van een oom € 100,-. Wat ga je kopen?
... je krijgt geen € 100,- maar € 1000,-. Wat koop je nu?
... je wint in de Staatsloterij € 100.000,-. Wat is het eerste dat je koopt?

In het vak economie gaat het om kiezen.
Economen bestuderen hoe gezinnen, bedrijven en de overheid kiezen uit verschillende mogelijkheden.

Maak nu de oefening.

Stap 4: Schaarste

Hieronder zie je twee kolommen met producten:

kolom 1

kolom 2

lucht

aardappelen

zonlicht

cd-speler

vriendschap    

kapper

regenwater

vliegreis

 

Bespreek met je klasgenoot:
Wat is het verschil tussen de producten in beide kolommen?

Producten kun je onderverdelen in:

  • vrije producten: producten waar je vrij over kunt beschikken, zoals bijv. zonlicht.
  • economische producten: producten die geld kosten.
    Economische producten worden door de overheid of door bedrijven geleverd.

Bij het kopen van economische producten moet je keuzes maken.
Economische producten zijn daarom schaars.

Stap 5: Primaire/secundaire behoeften

In het vak economie staat kiezen centraal.

Economen bestuderen hoe gezinnen, bedrijven en de overheid kiezen uit de mogelijkheden.

Bestudeer uit de Kennisbank het onderdeel:

Primaire en secundaire behoeften

Beantwoord de volgende vragen.

Stap 6: Geld maakt niet gelukkig

De mate waarin jij in je behoeften kunt voorzien, noem je je welvaart.
Je welvaart wordt voor een deel bepaald door de hoeveelheid geld waarover je beschikt.
Met het geld dat je hebt, kun je producten kopen die je wilt hebben.
Een ander deel van je welvaart wordt bepaald door je geluksgevoel, je welzijn.

Beantwoord de vraag.

Stap 7: Grote getallen

In Nederland wonen ongeveer 17,1 (17.100.000) miljoen mensen.
Het gemiddeld inkomen per Nederlander was in 2016 ongeveer € 45.000,-.
Om uit te rekenen hoeveel alle Nederlanders samen verdienen moet je 17.100.000 x € 45.000,- uitrekenen.

Bereken 17.100.000 x 45.000 op je rekenmachine. Schrijf het antwoord voluit.

Economen werken vaak met grote getallen.
Sommige getallen zijn zo groot dat niet alle cijfers op je rekenmachine passen.

Bestudeer uit de Kennisbank wiskunde het onderdeel over Grote getallen.

Grote en kleine getallen

Maak de volgende twee opgaven.

Afronding

Samenvatting

Wat heb je geleerd?

Eindopdracht: Geld en economie

Tijdens de lessen economie komen veel onderwerpen aan de orde.

In de opdrachten zijn onder andere de volgende zeven onderwerpen genoemd.

a inkomen

e handel met het buitenland

b sparen en lenen

f belastingen

c kopen van producten

g milieu

d verkopen van producten

 


Zoek bij ieder onderwerp een afbeelding.
Maak met de afbeeldingen een poster op A3-formaat.

Geef de poster een passende titel.

Klaar?
Vergelijk jouw poster met de posters van enkele klasgenoten.
Zijn er duidelijke verschillen tussen jouw poster en de andere posters?
Bespreek de verschillen met je klasgenoten.

Poster maken

Op een informatieve poster kun je laten zien wat de belangrijkste delen van de lesstof zijn. Ook kun je weergeven hoe bepaalde delen zich tot elkaar verhouden.

 

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je 2 à 3 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Klopt dat? Of ben je veel meer of juist minder dan twee uur met de opdracht bezig geweest?
    Bedenk ook waarom je korter of langer met de opdracht bezig bent geweest.
  • Inhoud
    Wat je in deze opdracht hebt gedaan was vast niet allemaal nieuw.
    Schrijf op wat wel nieuw voor je was.
  • Inhoud
    Vond je de opdracht leuk om te doen? Zeg ook waarom wel of waarom niet.
    Ben je tevreden over het resultaat van de eindopdracht?

 

  • Het arrangement Opdracht: Geld en economie - hv34 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    2021-12-01 11:47:13
    Licentie
    CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Deze opdracht hoort bij het thema 'Schaarste', en is onderdeel van de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor Economie voor hv34. De opdracht begint met een intro waarbij je moet nadenken over een vraag over een betaalmiddel, dit antwoord moeten worden besproken met een klasgenoot. Daarna komt er een stuk tekst over wat je straks kan (de leerdoelen), en vervolgens komt er een uitleg over wat je gaat doen. De opdracht bestaat uit zeven verschillende stappen met bijbehorende opdrachten, een samenvatting, een eindopdracht en een reflectie. Voor deze opdracht heb je een vel papier op A3-formaat nodig. Bij stap 1 is er een opdracht over euro-bankbiljetten en munten. Hier moet je vragen beantwoorden over bankbiljetten en munten. Bij stap 2 is er een opdracht over economie: waar gaat het over? Hier worden vier krantenkoppen weergegeven. en vervolgens moet worden aangegeven wat deze krantenkoppen met elkaar gemeen hebben. Bij stap 3 is er een opdracht over kiezen. Hier beantwoord je vragen over keuzes maken. Bij stap 4 is er een opdracht over schaarste. Hier moet je vragen beantwoorden over vrije en economische producten. Bij stap 5 is er een opdracht over primaire/secundaire behoeften. Hier beantwoord je vragen over de behoeften. Bij stap 6 is er een opdracht over geld maakt niet gelukkig. Hier beantwoord je vragen over welvaart en geld. Bij stap 7 is er een opdracht over grote getallen. Hier moeten verschillende berekeningen worden gedaan met grote getallen. Na deze zeven stappen komt er een opdracht waarbij de stof nog een keer wordt herhaald en de samenvatting volledig moet worden ingevuld. Dan komt de eindopdracht: Geld en economie. Er worden zeven verschillende woorden aangegeven die te maken hebben met de opdracht geld en economie. Hier ga je een poster van maken. Na de eindopdracht wordt er nog teruggekeken naar de opdracht, dus hoe ging het? en kan ik wat ik moet kunnen?
    Leerniveau
    VWO 2; HAVO 3; VWO 3; HAVO 2;
    Leerinhoud en doelen
    Economie; Keuzes maken; Schaarste;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    2 uur en 30 minuten
    Trefwoorden
    arrangeerbaar, economie, geld en economie, hv23, keuzes, primaire en secundaire behoeften, schaarse, schaarste, stercollectie, welvaart

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content - Kennisbanken. (2016).

    Wiskunde Kennisbank vmbo-kgt34

    https://maken.wikiwijs.nl/93864/Wiskunde_Kennisbank_vmbo_kgt34

    VO-content Economie. (2018).

    Opdracht: Geld en economie - kgt2

    https://maken.wikiwijs.nl/127459/Opdracht__Geld_en_economie___kgt2

    VO-content Economie. (2020).

    Opdracht: Geld en economie - vmbo-kgt34

    https://maken.wikiwijs.nl/62262/Opdracht__Geld_en_economie___vmbo_kgt34