Informatievaardigheden

Informatievaardigheden

Informatievaardigheden

Bron: Reid, J., Geleijnse, B. & Tol, J.M. van (2003)
Fokke en Sukke hebben geen idee. [Soest]: Catullus

In het hoger beroepsonderwijs moeten studenten werken aan de compentie 'onderzoeken'. De eerste stap binnen deze competentie is informatievaardigheden verwerven die je kunt gebruiken bij een bronnenonderzoek.

 

Na afloop van deze e-learning kun je:

  • de zes stappen van onderzoek doen benoemen
  • een correcte zoekvraag formuleren
  • de juiste zoektermen kiezen en gebruiken
  • benoemen welke verschillende soorten informatiebronnen er zijn
  • zoeken in catalogi en andere relevante informatiebronnen
  • (web)informatie op kwaliteit toetsen
  • de gevonden informatie gebruiken bij het schrijven van een rapport, artikel, essay, presentatie, etc.

 

Zo werkt het:

De verschillende stappen van onderzoek met de bijbehorende informatievaardigheden zijn ondergebracht in modules. Deze modules kun je aaneengesloten doorlopen maar je kunt ze ook onafhankelijk van elkaar doen. Klik op de 'Volgende'-knop rechts onderin dit scherm om de module te starten.

Onderzoek doen

Voor het doen van onderzoek is een algemeen erkende methode ontwikkeld die ook wel "The Big Six" wordt genoemd of "Onderzoek in zes stappen".

In de modules van deze e-learning vind je deze zes stappen terug.

 

Stap 1: Oriënteren en vaststellen

De eerste stap die je moet nemen aan het begin van een (onderzoeks)opdracht is bedenken wat je onderwerp zal zijn. Waar wil je onderzoek naar doen en wat wil je daar dan over weten. Het goed oriënteren op je onderwerp is een erg belangrijke eerste stap.

Hieronder vind je een aantal linkjes die je op weg helpen bij de keuze van je onderwerp.

Kijk bijvoorbeeld eens in de HBO-Kennisbank of Kennislink. Wat je precies in deze bronnen kunt vinden wordt verderop in deze module nog uitgelegd.

Stap 2: Zoeken en plannen

Speld in een hooiberg

Bron: Schamper

Informatievaardig zijn betekent ook dat je even nadenkt voordat je allerlei woorden intypt in de zoekbalk.

In deze module leer je goede zoektermen formuleren en deze met elkaar te combineren in een goede zoekactie.

 

2.1 : Welke zoektermen moet ik gebruiken?

 

Voor je start met het zoeken naar informatie is het belangrijk om voor jezelf eerst te bepalen wat je precies zoekt. Lukraak aan een zoekopdracht beginnen, leidt niet vaak - of in ieder geval niet snel - tot een betrouwbaar resultaat. Eerst een goede probleemstelling formuleren bespaart je heel wat werk, doordat je heel gericht kunt zoeken naar de nodige informatie. Naar welke informatie ben je precies op zoek? Wat wil je te weten komen? Ben je op zoek naar heel algemene informatie over je onderwerp of spitst je onderzoek zich toe op bepaalde deelaspecten?

2.1.1: Van onderwerp tot probleemstelling

Op basis van onderstaande vragen kun je een specifieke en scherp omlijnde opdracht of probleemstelling formuleren.

  • Hoeveel tijd heb ik gekregen voor de opdracht? Referenties opzoeken en documenten lezen kost immers tijd en je moet die voor jezelf realistisch indelen.
  • Hoe uitgebreid moet het eindproduct zijn? Soms mag je je beperken tot recente literatuur; in andere gevallen moet je een uitgebreide literatuurlijst opstellen en dus ook oudere literatuur doornemen.
  • Hoe luidt de precieze opdracht? Soms moet je enkel literatuur verzamelen; in andere gevallen moet je deze ook kritisch met elkaar vergelijken.

Het grootste probleem bij het doen van een onderzoek is niet dat je te weinig informatie hebt. Meestal heb je zoveel informatie dat je afdwaalt van wat je eigenlijk had willen onderzoeken. Bij een onderzoek is het daarom verstandig om één centrale vraag te stellen. Je onderzoek moet een antwoord geven op deze vraag.

Probeer bij deze centrale vraag een aantal deelvragen te formuleren. Deelvragen zijn hulpvragen om de belangrijkste vraag, de hoofdvraag, te kunnen beantwoorden.

2.1.2 : Van probleemstelling tot zoektermen

Uit je probleemstelling kun je zoektermen afleiden. Deze zoektermen vormen de basis van je zoekacties. De kunst bestaat eruit om met zo weinig mogelijk zoektermen zoveel mogelijk relevante en zo weinig mogelijk irrelevante publicaties terug te vinden.

Om geschikte zoektermen te vinden, kun je het beste eerst basisinformatie opzoeken in een naslagwerk. Kijk hiervoor in bijvoorbeeld (online) encyclopedieën, (vak)woordenboeken. Met deze eerste basiskennis in het achterhoofd kun je de zoektermen vormen.

Er zijn verschillende relaties binnen een zoekterm:

  • Afkortingen: Afkortingen van termen die te maken hebben met je onderwerp.
  • Synoniemen: Een "synoniem" van een zoekterm is een ander woord met (ongeveer) dezelfde betekenis, bijv.  fiets/rijwiel.
  • Vertalingen: Het is in de meeste gevallen noodzakelijk om bijvoorbeeld Engelse vertalingen van je zoektermen te gebruiken. Denk bij vertalingen naar het Engels ook aan het verschil tussen Brits (bv. behaviour) en Amerikaans (bijv. behavior) Engels en aan Latijnse benamingen.
  • Enkel- of Meervoud: Dit spreekt voor zich, maar houd hier rekening mee bij het formuleren van je zoekactie.
  • Samenstellingen: In het Nederlands spel je samenstellingen in principe als één woord (bijv. online), terwijl in het Engels samenstellingen in principe juist opgebouwd worden uit losse woorden (bijv. on line).
  • Narrower term: Een "narrower term" is een term die in relatie staat tot het zoekterm, maar een beperktere betekenis heeft. Dit is dus een nauwere zoekterm.
  • Broader term: Een "broader term" is een term die in relatie staat tot de zoekterm, maar een ruimere betekenis heeft. Dit is dus een ruimere zoekterm.
  • Related term: Een "related term" is een term die in relatie staat tot de zoekterm binnen de context van je onderwerp.

Als je de beginzoektermen van je probleemstelling aanvult met vertalingen, synoniemen, broader terms, narrower terms, etc., kom je tot een goede set van zoektermen.

 

2.2 : Hoe moet ik zoektermen met elkaar combineren?

Het volstaat NIET om alle mogelijke zoektermen lukraak in te typen. Om specifieke en gerichte informatie over je onderwerp terug te vinden, moet je zoektermen met elkaar combineren.

Er zijn vier belangrijke technieken om dit te doen

1. Booleaanse operatoren

2. Truncatietekens (alleen te gebruiken voor databanken)

3. Exacte woordcombinatie

4. Zoekvelden kiezen

 

2.2.1 : Booleaanse operatoren (AND, OR, NOT)

AND

AND betekent dat alle woorden voor moeten komen;

De AND-relatie gebruik je om twee (of meer) verschillende onderwerpen aan elkaar te linken;

Het zoekresultaat wordt beperkt, kleiner ten opzichte van het zoeken op één woord.

Bijv.: Je bent op zoek naar een camping op één van de Waddeneilanden.

Zoektermen en relatie: campings AND Waddeneilanden

AND

OR

OR betekent dat ten minste één van de woorden voor komt in het zoekresultaat;

de OR-relatie gebruik je bij (bijna) synoniemen, meervoud/enkelvoud, verschillende spellingsvormen;

Het zoekresultaat wordt vergroot, uitgebreid ten opzichte van het zoeken op één woord.

Bijv.: Behalve op campings wil je ook zoeken op hotels.

Zoektermen en relatie: campings OR hotels.

OR

NOT

NOT betekent dat het aangegeven woord niet mag voorkomen;

de NOT-relatie gebruik je om een bepaald woord uit te sluiten;

het zoekresultaat wordt verkleind.

Bijv.: Je wilt per se niet naar Texel

Zoektermen en relatie: Waddeneilanden NOT Texel.

NOT

Tips!

  • Verwar niet met de gewone spreektaal. Als je zegt 'Ik wil alles weten over katten én honden', dan zoek je naar informatie die over katten of over honden of over beide dieren gaat. Deze 'EN' uit de spreektaal komt dus overeen met de Booleaanse OR-operator.
  • Als je meerdere Booleaanse operatoren met elkaar combineert, gebruik dan haakjes. Ze geven prioriteit aan de zoektermen binnen de haakjes en verduidelijken de zoekactie. Haakjes geven aan welke woorden bij elkaar horen; vaak zijn dat woorden die over het zelfde gaan of met elkaar te maken hebben (bijv. synoniemen, enkelvoud/meervoud): bijv. (Campings OR Hotels) AND Waddeneilanden.
  • Type AND/OR/NOT met hoofdletters. Vaak zijn hoofdletters in een zoekmachine verplicht.

 

 

2.2.2 : Truncatietekens (wildcards)

Trunceren is het vervangen van een stukje van een woord door een wildcard, het truncatieteken. Dit betekent dat je zoekt naar woorden beginnend met of eindigend op het ingetypte woord. In de handleiding van het bestand waarin je aan het zoeken bent, staat aangegeven welk teken hiervoor gebruikt wordt. Vaak is dit een *. Andere mogelijke truncatietekens zijn een ? of @.

Als je een truncatieteken achter een (gedeelte van een) woord typt, zoek je op wat je hebt ingetypt én alles wat er achter kan staan. Bv.: boek* geeft: boek, boeken, boekenkast, boekwinkel, etc.

Als je een truncatieteken vóór een (gedeelte van een) woord typt, zoek je op wat je hebt ingetypt én alles wat er voor kan staan. Bv.: *oorlog geeft oorlog, wereldoorlog, golfoorlog.

Let op: In de meeste catalogi en databanken kun je niet tegelijk in één woord voor en achter het woord trunceren.

Tip! Het is de kunst om niet té vroeg of té laat te trunceren in een woord. Als je op zoek bent naar informatie over "duurzaamheid" type je "duurzaam* en niet bv. duur* .

 

2.2.3 : Exacte woordcombinatie (phrase search)

Als je alleen zoekresultaten wilt vinden die de ingegeven zoektermen in exact dezelfde volgorde moeten bevatten, zet dan je zoektermen tussen dubbele aanhalingstekens (".....").

Dit is vaak het geval bij begrippen die uit meerdere woorden bestaan, bv. "Ipad onderwijs".

Tip! Een exacte woordcombinatie is eigenlijk een strenge versie van de Booleaanse AND-operator. De zoektermen moet wel naast elkaar staan in je zoekresultaat. Een ander verschil is dat de volgorde van de zoektermen niet willekeurig is, maar door jou wordt vastgelegd.

2.2.4 : Zoekvelden aanduiden

Bij geavanceerd zoeken is het vaak mogelijk om aan te geven in welke velden je wilt zoeken. Zo kun je bv. aangeven dat je bij het zoeken in een catalogus alleen in het zoekveld "titel" wilt zoeken.

2.3 : Hoe krijg ik meer/minder zoekresultaten?

InperkenNiemand is bereid om honderden of duizenden zoekresultaten allemaal afzonderlijk te beoordelen op hun relevatie. Het is dus zaak om op een verstandige manier maximaal enkele tientallen zoekresultaten te krijgen zonder relevante zoekresultaten overboord te gooien.

Hieronder volgt een aantal tips die je kunt gebruiken als je te veel zoekresultaten krijgt:

Tip 1: Gebruik geavanceerd zoeken i.p.v. eenvoudig zoeken om meer filters te kunnen instellen.

Tip 2: Gebruik de Booleaanse AND-operator en wees kritisch op het gebruik van de OR-operator.

Tip 3: Trunceer zo laat mogelijk.

Tip 4: Beperk op titelveld i.p.v. op alle velden te zoeken.

Tip 5: Beperk op recente publicaties door te filteren op publicatiejaar (bv. vanaf 2010).

 

Het is frustrerend om geen zoekresultaten te krijgen. Het is natuurlijk mogelijk dat de databank in kwestie inderdaad niet leidt tot relevante informatie over je onderwerp. Probeer dan eens een van de volgende tips als je weinig of geen zoekresultaten krijgt:

Tip 1: Gebruik geavanceerd zoeken i.p.v. eenvoudig zoeken.

Tip 2: Zoek in alle mogelijke velden.

Tip 3: Zoek, indien mogelijk, in de volledige tekst

Tip 4: Gebruik synoniemen, vertalingen en meervouden en combineer deze met het zoekterm met de Booleaanse OR-operator.

Tip 5: Gebruik "related terms"en "broader terms" en combineer deze met de Booleaanse OR-operator.

2.4 : Oefening

Stap 3: Selecteren, meten & verzamelen

Googling

 

Het is niet altijd even makkelijk om je weg te vinden op het internet. Er is zoveel informatie te vinden op het web dat het lastig wordt daar te vinden wat jij nou net nodig hebt. In deze module maak je kennis met verschillende types informatiebronnen.

Google?

De enorme toename aan informatie heeft het zoeken naar informatie grondig veranderd. Dankzij een algemene zoekmachine als Google kun je nu met enkele muisklikken de krant lezen, een wereldreis boeken of dat leuke shirt bestellen. Toch is het gebruik van een dergelijke populaire zoekmachine problematisch voor je zoektocht naar (wetenschappelijke) informatie.

Wist je dat:

  • Google nog niet de helft van het hele internet indexeert.
  • de zoekresultaten bij een algemene zoekmachine niet gecontroleerd zijn op kwaliteit en betrouwbaarheid.
  • de zoekresultaten voor een groot deel bepaald worden door advertenties en ranking-instellingen bij Google.
  • lang niet alle (wetenschappelijke) informatie online beschikbaar is.

Om alle relevante publicaties over je onderwerp te vinden is het handig om ook gebruik te maken van geselecteerde informatiebronnen.

Informatie kun je op vele manieren vinden, o.a. via zoekmachines op het internet en de (digitale) bronnen die aangeboden worden via een bibliotheek of mediatheek.

Er is via internet steeds meer informatie te vinden, maar vaak is deze informatie nogal verspreid en de kwaliteit is niet altijd goed vast te stellen. Soms kun je er niet bijkomen omdat de informatie alleen in databases is opgenomen, of moet je voor de inhoud van een website inloggen. De benodigde informatie kan daardoor niet door de zoekmachines gevonden worden. Dit wordt ook wel het diepe of onzichtbare web genoemd.

Het "visible web" is slechts het topje van de ijsberg.

Het "visible web" is slechts het topje van de ijsberg
http://commons.wikimedia.org/wiki/Iceberg
Licensed under CC BY-SA 3.0 via Wikimedia Commons

Zoals je in de afbeelding hierboven kunt zien is het "visible web", oftewel het internet waar wij allemaal bij kunnen, maar een klein topje van de, in dit geval letterlijke, ijsberg.

Het is aan te raden om je zoektocht te beginnen in bronnen die zijn geselecteerd op kwaliteit en de informatie gestructureerd aanbieden. Deze module gaat nader in op de volgende bronnen:

  • WorldCat
  • Actuele Documentatiebank
  • Teleblik
  • Delpher
  • Winkler Prins Online
  • Zoekmachines, o.a. Google

3.1: Soorten informatiebronnen

Er zijn heel wat informatiebronnen (boeken, encyclopedieën, tijdschriften, woordenboeken, enz.) gratis of tegen betaling via het internet beschikbaar.

Informatiebronnen kun je rangschikken op basis van relevantie en kwaliteit waardoor beter toegankelijk worden. Daarbij kun je de volgende categorieën onderscheiden:

  • catalogi: om te zoeken naar boeken, tijdschriften of audiovisuele materialen.
  • databanken: om te zoeken naar artikelen, samenvattingen, enz.
  • naslagwerken: om te zoeken naar een korte beschrijving van een begrip, persoon of een woord.

3.2 : Wanneer gebruik ik welke soort informatiebron?

Ik zoek basisinformatie over een onderwerp

Wat moet ik gebruiken?

Naslagwerken: om informatie op te zoeken over een algemeen begrip (encyclopedie) of een woord (woordenboek).

Waarom eigenlijk?

  • Hier vind je een korte beschrijving over je onderwerp en vaak ook een selectieve literatuurlijst.
  • Als eerste kennismaking met het onderwerp.
  • Om snel iets op te zoeken over iets of iemand.
  • Om nieuwe geschikte zoektermen over je onderwerp terug te vinden.

Voor sommige naslagwerken is er alleen een gedrukte versie beschikbaar en moet je dus naar de mediatheek.

Ik zoek publicaties van een auteur of over een onderwerp

Wat moet ik gebruiken?

  • Catalogi: voor het lokaliseren van door de mediatheek geselecteerde gedrukte en online bronnen.
  • Databanken: voor het raadplegen van online bronnen van teksten, afbeeldingen, objecten enz.

Waarom eigenlijk?

  • Om je onderwerp zelf te leren kennen en te begrijpen.
  • Om je onderwerp voor de eerste keer in detail te bestuderen is de kritische inleiding van een editie hiervoor vaak heel geschikt.
  • Om te weten wat onderzoekers denken over je onderwerp.
  • Om de verschillende theorieën en hypotheses te kennen over aspecten van je onderwerp.
  • Om de verschillende theorieën en hypotheses te toetsen aan de bronnen.

3.3: Catalogi

Een catalogus bevat een beschrijving van boeken, tijdschriften en audiovisuele materialen, inclusief hun bewaarplaats (de precieze vindplaats van een gedrukt exemplaar op de boekenplank of een directe link naar de elektronische versie).

LET OP: De meeste catalogi bevatten géén artikelen van tijdschriften, enkel de titels van de tijdschriften zelf.

Enkele voorbeelden van catalogi:

  • Catalogus bibliotheken: catalogi van de bibliotheken in Nederland.
  • Koninklijke Bibliotheek: de KB biedt toegang tot alles wat in en over Nederland is gepubliceerd.
  • WorldCat: Meer dan 50.000 bibliotheken uit meer dan 90 landen werken samen aan één gemeenschappelijke online catalogus.

3.4: Databanken



Een online bron is een informatiebron die via Internet toegankelijk is. Een databank is een computerbestand met een grote hoeveelheid geordende gegevens. Een databank kan verschillende soorten informatie bevatten zoals artikelen uit digitale tijdschriften,

 

 

 

Hieronder zijn een aantal databanken/bronnen bij elkaar gezet.

Enkele voorbeelden hiervan zijn:

  • Actuele Documentatiebank: een compleet overzicht van actuele dossiers over veelgevraagde onderwerpen uit het nieuws.
  • HBO Kennisbank: geeft toegang tot de resultaten van onderzoek van hogescholen in Nederland.
  • Delpher: geeft toegang tot de originele teksten uit meer dan 1 miljoen kranten en tijdschriften en meer dan 90.000 boeken uit de 17de tot de 20ste eeuw.
  • IsGeschiedenis: dagelijkse historische achtergronden bij het nieuws.
  • Kennislink: dé populair-wetenschappelijke website voor Nederland.
  • Krantenbank: geeft toegang tot de database van de landelijke dagbladen uit Nederland gemakkelijk te doorzoeken op onderwerp.
  • Winkler Prins: Nederlandse online encyclopedie, een verzameling begrippen met uitleg.

 

3.5: Zoekmachines

Zoekmachinelogo's

Via internet wordt wereldwijd een enorme hoeveelheid informatie aangeboden en het kan daarom een goede bron zijn voor de zoektocht naar het juiste antwoord.

3.5.1: Tips

Internet bevat veel informatie, het is een hele kunst om uit deze enorme hoeveelheid precies datgene te vinden wat je zoekt. Het gebruiken van goede zoektermen is daarbij heel belangrijk. Weet je niet meer hoe je dit doet? Kijk dan nog eens bij Stap 2 uit deze module.

Er zijn tips om zo efficiënt mogelijk te zoeken met een zoekmachine zoals Google.

 

De belangrijkste notaties bij het zoeken met een zoekmachine (met name Google) zijn:

  • AND OR ( ) Hoofdletters, let op plaatsing ().
  • filetype:pdf Kleine letters, aan elkaar. Geeft alleen documenten in pdf-formaat. Je kunt natuurlijk ook zoeken op filetype:ppt of filetype:docx enz.
  • ........... Bij zoeken op samengestelde zoektermen (bv. “Sociale Geschiedenis”) en zinsneden (bv. “fietsen in Limburg”).
  • 2010..2014 Aan elkaar. Geeft min of meer jaar van uitgave.
  • -........... Aan elkaar. Sluit een woord buiten (= Booleaanse NOT-operator)
  • ~.......... Aan elkaar. Zoekt ook op mogelijke synoniemen (bv. ~navo geeft ook “nato”.
  • allintitle:........ Aan elkaar. Zoekt in wat boven een website staat, niet in de tekst zelf.
  • inurl:........ Aan elkaar. Zoekt in de mappenstructuur, niet in de tekst (bv. inurl:ikea)
  • AROUND(n). Woorden moeten in de nabijheid van elkaar voorkomen.(bv. Wilders AROUND(10)Rutte)

Voor een compleet overzicht van alle slimme zoekcommando's kijk je hier.

Ook met zoekmachines kun je geavanceerd zoeken gebruiken, dit heeft echter minder mogelijkheden dan het geavanceerd zoeken in databanken.

LET OP: Vrijwel iedereen kan informatie op internet publiceren zonder dat er een overkoepelende redactie is, je zult daarom zelf de betrouwbaarheid van internetbronnen moeten beoordelen. Bij stap 4 leer je hoe je dat moet doen.

3.5.2 : Google Scholar

Google Scholar logoGoogle Scholar (in het Nederlands Google Wetenschap) houdt het midden tussen een databank en een zoekmachine en wordt daarom ook wel een wetenschappelijke zoekmachine genoemd. Qua uiterlijk lijkt het op de gewone Google, een groot verschil is echter dat het zich beperkt tot het zoeken naar wetenschappelijke literatuur. De treffers die met Google Scholar worden gevonden, worden overigens ook met de gewone Google gevonden, alleen zul je ze daar tussen de vele andere treffers moeten zien te vinden.

Google Scholar biedt een eenvoudige manier om te zoeken naar wetenschappelijke literatuur. Bij Google Scholar worden de zoekresultaten op relevantie gerangschikt: de volledige tekst van elk artikel wordt doorzocht en er wordt rekening gehouden met de auteur, de publicatie waarin het artikel staat en hoe vaak het artikel is geciteerd in wetenschappelijke literatuur.

Stap 4: Verwerken

Het zoeken naar informatie resulteert in een hoeveelheid webpagina's of documenten. Bij het selecteren van informatiebronnen spelen twee aspecten een rol. Allereerst moet de informatiebron passen bij de informatiebehoefte. Wie een stukje voor een blogbericht wil maken, heeft niet veel aan een proefschrift of dissertatie. De informatie die daarin staat is veel te wetenschappelijk.

Het tweede aspect waar je op moet letten is de betrouwbaarheid van de informatiebron. Hoe objectief is de informatiebron? Hoe deskundig? Wordt er verwezen naar achterliggende bronnen? Zo ja, kun je die dan terugvinden zodat je kunt kijken of je tot dezelfde conclusie zou komen? Om een goede selectie te maken uit het deze lijst, zul je deze resultaten moeten kunnen evalueren op kwaliteit en het nut ervan. Er zijn verschillende redenen waarom sommige bronnen geschikt zijn en andere weer niet.

Bron: Radar

Over het algemeen zijn de bronnen die je in bibliotheken tegenkomt betrouwbaar. De bibliotheek let bij de aanschaf van bronnen onder meer op de betrouwbaarheid. Daarnaast zijn veel van deze bronnen het product van organisaties (bijv. onderwijsuitgevers) die betrouwbaar willen zijn en die door middel van redactie door deskundigen een zo goed mogelijk product proberen af te leveren. Toch kan ook hier de informatie gekleurd zijn doordat de makers denken vanuit een bepaald wetenschappelijke perspectief, een levensovertuiging, een commercieel oogpunt, etc.

Gebruik dus altijd verschillende bronnen en vergelijk ze met elkaar.           

 

4.1: Algemene criteria

On the Internet, nobody knows you're a dog

Peter Steiner's cartoon, as published in The New Yorker
http://en.wikipedia.org/wiki/File:Internet_dog.jpg

Om een informatiebron te beoordelen kun je jezelf een aantal vragen stellen:

Autoriteit

  • Wie is de auteur? Is dit een deskundige? Is hij/zij nog actief op dit vakgebied?

  • Van welke organisatie of instelling komt de informatie? Wat zegt dit over de kwaliteit?

  • Is de informatie geredigeerd? Is dit een deskundige redactie?

Inhoud

  • Voor welke doelgroep, met welke intentie is het materiaal samengesteld? Is de informatie misschien gekleurd of zelfs gecensureerd? (bijv. propaganda, reclame, wervende tekst)

  • Bevat de bron vooral feiten of meningen? Worden meningen met feiten onderbouwd?

  • Is de informatie volledig? Worden alle invalshoeken benaderd?

  • Is deze informatie juist? Komt het overeen met andere bronnen?

Tijd

  • Is de informatie nog geldig?

  • Wanneer is het materiaal uitgegeven? Is de inhoud daarmee verouderd?

  • Is deze informatie nog juist? Komt het overeen met andere bronnen?

Waarde

  • Noten, citaten en literatuuropgave maken informatie controleerbaar.
    Je kunt de bronnen die de auteur gebruikt heeft zelf lezen om te zien of je het met zijn interpretatie eens bent. Als informatie niet controleerbaar is, is ze minder betrouwbaar.

  • Hoe wordt het materiaal gewaardeerd door deskundigen?

  • Wordt het materiaal ook vermeld in andere bronnen?

4.2: Criteria voor internetbronnen

 

Op internet kan iedereen alles wat hij wil verkondigen. Er is geen commissie die eist dat de informatie juist is of dat de uitingen objectief zijn. Ook is hier het verschil tussen commerciële informatie, propaganda e.d. niet altijd even duidelijk. Je moet dus steeds zelf uitzoeken of de informatie betrouwbaar genoeg is en als je informatie uit webpagina's wilt gebruiken moet je extra voorzichtig zijn en nadenken welke rol je die informatie geeft in je betoog of analyse.

Naast de algemene criteria kun je de volgende overwegingen maken om bronnen van internet te beoordelen. Wees erg voorzichtig als het antwoord vaak nee is.

Autoriteit

  • Wie is verantwoordelijk voor de site?

  • Wie kan er nog meer informatie aanpassen? Op Wikipedia hangt het er maar vanaf wie het laatst de informatie heeft bijgewerkt of de informatie betrouwbaar is.

  • Kun je contact opnemen met de auteur of de verantwoordelijke van de site? Als er alleen een e-mailadres staat, wees dan op je hoede. Iedereen kan zelf een domeinnaam verzinnen en laten registreren en daarmee zijn eigen e-mailadres verzinnen. Daarnaast is niet makkelijk te traceren welke persoon er achter het e-mailadres zit. Als de site een normaal postadres bevat dan komt dit al een stuk betrouwbaarder over.
     
  • Zijn de logo’s wel officieel en kloppen die met het beeld van de site en het beeld dat je van zo'n organisatie mag verwachten? Denk bijv. aan de bankfraudemailtjes.

  • Welk soort site is het? Wat zegt dit over de kwaliteit van de informatie?

    • commerciële (.com)

    • persoonlijke (bijv. xs4all in adres)

    • overheidssite (bijv. .gov, .mil, .us)

    • academische site (bijv. .edu)?

Inhoud

  • Is de informatie geredigeerd? Dit gebeurt over het algemeen niet bij sites.

  • Zijn er verwijzingen naar gebruikte bronnen en kun je die bronnen ook terugvinden?

Tijd

  • Wanneer is de pagina voor het laatst bijgewerkt? Let op: sommige sites laten de datum van de pagina automatisch aanpassen. De informatie hoeft dan niet up-to-date te zijn.

Ontwerp

  • Is de site goed opgezet? Staat de belangrijkste informatie in de top? Is overige informatie eenvoudig te vinden?

  • Bevat de site fouten: spelfouten, taalfouten, links die niet werken? Zijn de logo's misschien vals?

Waarde

  • Wordt er door andere websites verwezen naar deze site?
    In Google kun je hier naar zoeken door onder ‘Geavanceerd zoeken’ bij ‘Zoek pagina’s met koppelingen naar de pagina’ de url in te vullen.

  • Wordt er door betrouwbare organisaties naar deze site verwezen?

Kijk niet alleen naar hoe vaak iets op internet staat maar ook naar wie dit meldt: denk aan de ophef rondom vaccinatie tegen de Mexicaanse griep of baarmoederhalskanker.

4.3: Oefening

4.4: Hoe verwijs ik naar mijn informatiebronnen

 

In deze module leer je waarom, wanneer en hoe je op een correcte manier moet verwijzen naar de informatiebron die je gebruikt hebt, en middelen die daarbij behulpzaam kunnen zijn.

Bronvermelding is het aangeven van de oorsprong van informatie en van verwerkte teksten, afbeeldingen en beeldfragmenten, die zijn gebruikt voor het creëren van een gepubliceerd werk.

4.5: Waarom moet ik verwijzen naar mijn informatiebronnen?

Bronvermeldingen dienen de lezers of kijkers in staat te stellen de betrouwbaarheid van de informatie te beoordelen, om anderen de gelegenheid te geven de informatie uit te diepen door nader onderzoek of deze te corrigeren en geven de maker van het origineel de 'eer' en waardering waar hij of zij recht op heeft. Teksten en ideeën van anderen mogen niet zonder bronvermelding in een eigen document gepresenteerd worden, dat is plagiaat.

Bij het gebruikmaken van andermans werk is bronvermelding auteursrechtelijk verplicht. Plagiaat door studenten gebeurt in de meeste gevallen onbewust. Het is dus veeleer zaak om te voorkomen (plagiaatpreventie) dan te genezen (plagiaatdetectie).

 

 

bron :http://harrieverbon.blogspot.nl/2015/03/peter-nijkamp-plagiaat-met-een-schoon.html

Definitie van plagiaat:

Plagiaat is elke overname van een werk van zichzelf of van anderen, op identieke wijze of onder licht gewijzigde vorm en zonder adequate bronvermelding.

Toelichting:

"...overname van een werk..."

  • Werk = (fragment van een) tekst, afbeelding, cijfermateriaal, grafiek, geluids- of beeldopname, schema, enz.
    • werk in gedrukte versie: boek, tijdschriftartikel, enz.
    • werk in elektronische versie: online encyclopedie, e-book, enz.

"...op identieke wijze of onder licht gewijzigde vorm..."

  • Citeren = letterlijke overname van een fragment tussen "dubbele aanhalingstekens".
  • Parafraseren = overname van iemands ideeën of stellingen in licht gewijzigde vorm, d.i. geherformuleerd in eigen bewoordingen.
  • Vertalen = overname van teksten in een andere taal, bijvoorbeeld van het Engels naar het Nederlands.

"...zonder adequate bronvermelding."

  • Citeren, parafraseren of vertalen zonder bronvermelding = plagiaat!

Plagiaat kan worden herkend aan:

  • het optreden van een stijlbreuk in de tekst (vlot vs. stroef, wetenschappelijk vs. populair taalgebruik)
  • onverwacht taalgebruik (té wetenschappelijk);
  • verschillen in opmaak in een tekst;
  • verschillende referentiestijlen;
  • fouten in of het ontbreken van referenties;
  • afwijking van het eigenlijke onderwerp;
  • ontbreken van recente referenties.

Plagiaat kan ook elektronisch worden opgespoord door een deel van een verdachte zin of meerdere zinnen in te typen in een zoekmachine of door gebruik te maken van software die specifiek ontworpen is om tekstovereenkomsten op te sporen (plagiaatdetectiesoftware).

4.6: Wanneer hoef ik niet te verwijzen?

Plagiaat

Bron: nrcnext.nl

1. Als je een algemeen bekend feit vermeldt. Dit is een ietwat rekbaar begrip, maar een goed criterium is dat anderen dit feit eveneens kennen zonder dat zij hiervoor informatie moeten opzoeken.

Algemeen bekend feit: de begin- en einddatum van de Eerste Wereldoorlog (1914-1918); de naam van de president van de Verenigde Staten van Amerika in 2015 (Barack Obama).

Geen algemeen bekend feit: de begin- en einddatum van de Derde Punische Oorlog (149-146 v.C.); de naam van de senaatsvoorzitter van Madagascar in 2008-09 (Yvan Randriasandratriniony).

2. Als de informatie helemaal van jezelf afkomstig is. Het is best mogelijk dat je op basis van informatiebronnen een eigen denkspoor ontwikkelt. Dergelijke ideeën, stellingen of interpretaties zijn van jou en hoeven dus logischerwijze geen bronvermelding.

Tip! Als je twijfelt, gebruik dan een bronvermelding.

4.7: Bronvermelding

Voor bronvermelding zijn verschillende systemen voorhanden. Op het HBO/Universiteit worden doorgaans de richtlijnen van de American Psychological Association (APA) gebruikt: http://www.apastyle.org/.

Je bronvemelding moet voldoen aan de eisen zoals hieronder vermeld zijn.

LET OP: een bronnenlijst is altijd alfabetisch gerangschikt, ongeacht de bron of het materiaal.

4.7.1 : Bronvermelding

 

 

 

4.8: Hulpmiddelen

Bronnen vermelden volgens de APA-richtlijnen is vaak lastig als je er geen ervaring mee hebt. Word kan je daarbij helpen en ook bestaat er bibliografische software, dit is gespecialiseerde programmatuur die het correct verwerken van bronnen in werkstukken en publicaties enorm kan vergemakkelijken.

4.8.1 : Bronvermelding via Word 2007/2010

In Word zit vanaf versie 2007 een optie om via een speciaal menu een bronvermelding volgens de APA-richtlijnen te maken. De gebruiker hoeft alleen de gegevens van de geraadpleegde bron (boek, artikel, website etc.) in te voeren. Een korte uitleg van het gebruik van deze optie:

APA in Word

Ga naar het tabblad Verwijzingen.

  • Kies voor de stijl APA.
  • Klik op Bronvermelding (ook wel: citaat) invoegen en vervolgens op Nieuwe bron invoegen.
  • Vul de gegevens van de bron in en klik op OK in het venster.
  • In de tekst van het document verschijnt een verkorte versie van de bron.

Aan het einde van het werkstuk moeten alle bronnen achter elkaar in een bibliografie (lijst) vermeld worden.

  • Ga naar het tabblad Verwijzingen.
  • Kies voor Bibliografie en daarna voor Bibliografie invoegen.
  • Alleen bronnen die bij Bronvermelding invoegen werden ingevoerd worden genoemd.

Klik voor een uitgebreide uitleg op de helpfunctie in Word (vraagteken rechtsboven) en zoek op APA.

LET OP: De verwijzingen in Word zijn niet altijd volgens de APA-richtlijnen zoals op deze site staan aangegeven. Dat komt onder meer omdat de Nederlandse vertaling soms (te) letterlijk is. Zo hanteert Word de term 'opgeroepen' in plaats van 'geraadpleegd' en wordt bij de datum de maand eerst genoemd in plaats van de dag. Typefouten of het onjuist invullen van de gegevens worden door Word niet gecorrigeerd. Controleer daarom na invoer altijd of de verwijzingen volledig en juist worden weergegeven.

 

Hier vind je een duidelijke uitleg over bronvermelding in Word.

 

4.9: Oefening

Stap 5: Presenteren

5.1 Tips voor goed presenteren.

 

    Presenteren, hoe doe je dat?

 

 

 

 

 

 

 

 

   Hoe begin je een presentatie?

 

5.2 Presentatie angst

 

  Ben je erg zenuwachtig voor je presentatie? Bekijk de Tips van Teske

 

 

 

 

 

 Het presenteren van je werk voor een groep is natuurlijk een spannend moment. Als je denkt dat je het echt niet aandurft, bekijk dan dit filmpje eens. Misschien helpt het je over je angst heen.

 

   

 

 

 

 

Stap 6: Evalueren & beoordelen

  • De laatste stap bij het doen van onderzoek is het evalueren van je werk. Kijk terug op het hele proces en  bedenk wat er goed ging en wat je de volgende keer anders zou doen.
  • Kijk terug op de resultaten van je onderzoek, ben je tevreden?
  • Bekijk of je persoonlijke leerdoelen gehaald zijn.

 

 

 

 

Controleer van te voren goed aan welke criteria je werk moet voldoen.

  • Het arrangement Informatievaardigheden is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Lia Bijkerk Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    2018-11-25 23:07:45
    Licentie
    CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Informatievaardigheden, 1e jaars studenten hbo opleiding
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    Bakker, Halbe. (2017).

    O&O klas 3 informatievaardigheden

    https://maken.wikiwijs.nl/99091/O_O_klas_3_informatievaardigheden