Planten vmbo 4

Planten vmbo 4

Planten voor vmbo 4

Welkom!
 

Deze wikiwijs is voor alle leerlingen van VMBO 4 die biologie volgen en die graag willen oefenen met planten, tekenregels en microscopie.

 

Veel plezier

 

Leerdoelen

 

Aan het eind van deze wikiwijs kan je

- de tekenregels gebruiken.

- een microscoop gebruiken.

- het verschil uitleggen tussen naakzadige en bedektzadige planten.

- het verschil uitleggen tussen éénzaadlobbige en tweezaadlobbige planten.

 

Tekenregels

In de biologie moet je heel wat tekeningen maken. Bijvoorbeeld wat je ziet onder een microscoop. Bij deze tekeningen zijn wel wat regels verbonden: 

 

- Teken alleen wat je ziet. Je moet dus goed kijken en geen dingen verzinnen.

- Maak grote tekeningen op wit A4 papier.

- Je naam, klas en datum schrijf je op de boven, rechter kant.

- De titel van de tekening, soort tekening en vergroting schrijf je op de boven, linker kant.

- Niet schetsen en niet arceren: geschetsde en gearceerde cellen bestaan niet!

- Benoem de onderdelen van de tekeningen. Je verbind deze met rechte lijnen.

- Bij plantencellen teken je ook altijd de buurcellen

 

 

 

Er zijn twee soorten tekeningen die je kunt maken.

 

Bij een overzichtstekening geef je alleen een schematisch overzicht van je preparaat met de daarin voorkomende weefsels. Je tekent geen cellen!

Bij een detailtekening geef je aan hoe de individuele cellen eruit zien; welke vorm ze hebben, welke organellen zichtbaar zijn. Hoe dik de celwand is en op welke manieren ze met elkaar verbonden zijn. Een tekening van ongeveer 7 cellen is meestal genoeg!

Microscoop

Bekijk eerst dit filmpje voordat je verder gaat met de les:

Werken met een microscoop

Nu je weet waar de verschillende onderdelen voor dienen en hoe je met een microscoop moet werken kunnen we verder.

 

In deze les ga je je eigen haar bekijken onder de microscoop door dit stappenplan te volgen:

 

Het maken van een preperaat

1. Pak een voorwerpglaasje, dekglaasje en demiwater.

2. Knip het uiteinde van een haarstreng, van ongeveer 1 of 2 centimeter.

3. Leg een druppel demi-water op het voorwerpglaasje. dit zorgt ervoor dat de haar op één plek blijft liggen.

4. Leg op deze druppel het haartje.

5. Leg hierop dan weer het dekglaasje en zorg ervoor dat er geen luchtbelletjes in zitten.

 

Microscoop gebruiken

1. Pak een microscoop uit de kast en leg deze voor je op je tafel.

2. Leg het preperaat op de tafel en maak hem vast met de preperaat klemmen.

3. Doe de stekker in het stopcontact en zet het lichtje aan .

4. Kijk eerst door de kleinste vergroting en pas de microscoop net zo lang aan totdat je de haar kunt zien.

5. Doe dit nu ook voor de volgende vergroting en ga net zo lang door tot de grootste vergroting.

 

 

Naakzadigen en bedektzadigen

dennenappel
dennenappel

Veel planten maken zaden. Deze planten noem je daarom zaadplanten.
De zaden dienen voor de voortplanting.
Je maakt onderscheid tussen: naaktzadige planten en bedektzadige planten.

 

Naaktzadige planten zoals den of larix maken zaden zonder vrucht eromheen.
Deze zaden liggen open en bloot ofwel naakt.
De zaden van de den liggen op kegelschubben. Als de kegelschubben hard zijn, wijken ze uit elkaar. Als de kegel beweegt kunnen de zaden naar beneden vallen. De zaden dwarrelen dan als helikoptertjes naar beneden.

paardenbloem en watermeloen
paardenbloem en watermeloen

 

 

Bij bedektzadige planten zijn de zaden altijd omgeven (bedekt) door een vrucht. Soms stelt de vrucht niet veel voor, zoals bij de paardenbloem. Soms zijn de zaden juist omgeven door enorme vruchten, zoals bij de watermeloen.

 

 

Er zijn ongeveer 250.000 bedektzadige plantensoorten.
Die zijn te verdelen in eenzaadlobbige en tweezaadlobbige planten.

Éénzaadlobbige planten

Bij eenzaadlobbige plantensoorten zie je de vrucht bijna niet. Het enige wat je ziet is een velletje, de vruchtwand.

Daarom worden de vruchten van eenzaadlobbige planten meestal zaden genoemd.

 

Het zaad van eenzaadlobbige planten zoals tarwe bestaat voor het grootste deel uit voedsel. Dat gedeelte heet zaadlob.
De rest van het zaad bestaat uit de kiem.
Als de kiem gaat groeien, gebruikt het de energie uit het voedsel.

 

Bij een pas gekiemde tarwekorrel zie je één zaadlob. Daaruit halen het stengeltje en het worteltje de energie om te kiemen ofwel te groeien totdat het stengeltje groen wordt.

Tweezaadlobbige planten

Bij tweezaadlobbige planten is de vrucht meestal duidelijk te zien. Een voorbeeld hiervan zie je bij bonen zoals bruine bonen en tuinbonen. De zaden (bonen) zitten in een vrucht, de peul.

 

Als een bruine boon kiemt, zie je dat hij uit twee helften bestaat, de zaadlobben.
De kiem groeit door energie uit deze zaadlobben te halen totdat hij groen is.

Zelftest

  • Het arrangement Planten vmbo 4 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Sanne Smit
    Laatst gewijzigd
    2018-12-05 15:45:11
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    4 uur 0 minuten
    Trefwoorden
    planten vmbo 4

    Bronnen

    Bron Type
    Werken met een microscoop
    https://www.youtube.com/watch?v=KmgR6vIBFI8
    Video
  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.