Het arrangement Geschiedenis VMBO Onderbouw is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.
- Auteur
- Laatst gewijzigd
- 2025-10-07 20:12:17
- Licentie
-
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:
- het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
- het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
- voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.
Aanvullende informatie over dit lesmateriaal
Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:
- Toelichting
- De Kennisbanken bevatten de theorie bij de opdrachten.
- Leerinhoud en doelen
- Geschiedenis;
- Eindgebruiker
- leerling/student
- Moeilijkheidsgraad
- gemiddeld
- Trefwoorden
- kennisbank, leerlijn, rearrangeerbare, rearrangeerbare leerlijn
Gebruikte Wikiwijs Arrangementen
VO-content - Kennisbanken. (2025).
Geschiedenis Tijdvak 01 01
VO-content - Kennisbanken. (2025).
Geschiedenis Tijdvak 01 02
VO-content - Kennisbanken. (2025).
Geschiedenis Tijdvak 01 03
VO-content - Kennisbanken. (2017).
Geschiedenis Tijdvak 02 01
VO-content - Kennisbanken. (2017).
Geschiedenis Tijdvak 02 02
VO-content - Kennisbanken. (2017).
Geschiedenis Tijdvak 02 03
VO-content - Kennisbanken. (2017).
Geschiedenis Tijdvak 02 04
VO-content - Kennisbanken. (2017).
Geschiedenis Tijdvak 03 01
VO-content - Kennisbanken. (2017).
Geschiedenis Tijdvak 03 02
VO-content - Kennisbanken. (2017).
Geschiedenis Tijdvak 03 03
VO-content - Kennisbanken. (2017).
Geschiedenis Tijdvak 03 04
VO-content - Kennisbanken. (2017).
Geschiedenis Tijdvak 04 01
VO-content - Kennisbanken. (2017).
Geschiedenis Tijdvak 04 02
VO-content - Kennisbanken. (2017).
Geschiedenis Tijdvak 04 03
VO-content - Kennisbanken. (2017).
Geschiedenis Tijdvak 04 04
VO-content - Kennisbanken. (2017).
Geschiedenis Tijdvak 05 01
VO-content - Kennisbanken. (2017).
Geschiedenis Tijdvak 05 02
VO-content - Kennisbanken. (2017).
Geschiedenis Tijdvak 05 03
VO-content - Kennisbanken. (2017).
Geschiedenis Tijdvak 05 04
VO-content - Kennisbanken. (2017).
Geschiedenis Tijdvak 06 01
VO-content - Kennisbanken. (2017).
Geschiedenis Tijdvak 06 02
VO-content - Kennisbanken. (2017).
Geschiedenis Tijdvak 06 03
VO-content - Kennisbanken. (2017).
Geschiedenis Tijdvak 06 04
VO-content - Kennisbanken. (2017).
Geschiedenis Tijdvak 07 01
VO-content - Kennisbanken. (2017).
Geschiedenis Tijdvak 07 02
VO-content - Kennisbanken. (2017).
Geschiedenis Tijdvak 07 03
VO-content - Kennisbanken. (2017).
Geschiedenis Tijdvak 08 01
VO-content - Kennisbanken. (2017).
Geschiedenis Tijdvak 08 02
VO-content - Kennisbanken. (2017).
Geschiedenis Tijdvak 08 03
VO-content - Kennisbanken. (2017).
Geschiedenis Tijdvak 08 04
VO-content - Kennisbanken. (2017).
Geschiedenis Tijdvak 10 01
VO-content - Kennisbanken. (2017).
Geschiedenis Tijdvak 10 02
VO-content - Kennisbanken. (2017).
Geschiedenis Tijdvak 10 03
VO-content - Kennisbanken. (2017).
Geschiedenis Tijdvak 10 04
VO-content - Kennisbanken. (2017).
Geschiedenis Tijdvak 10 05
Welkom bij Kennisbank Geschiedenis Onderbouw.
De prehistorie betekent letterlijk: 'vóór de geschiedenis'.





De eerste mensen leefden van de jacht en van eetbare dingen die ze onderweg vonden. Daarom noemen we deze mensen jagers-verzamelaars.
De mensen in de prehistorie waren de hele dag op zoek naar voedsel. Ze jaagden op mammoeten en rendieren voor vlees en huiden. Ze vingen vis en verzamelden eetbare planten en vruchten.
In Nederland en het gebied van de huidige Noordzee (de lage landen) leefden aan het einde van de ijstijd de rendierjagers. Op de toendra leefden grote kuddes rendieren. Rendierjagers volgden de kuddes en jaagden in kleine groepen. Deze mensen waren altijd onderweg. Daarom leefden ze in tenten van rendierhuiden.
De jagers en verzamelaars woonden in tenten of in grotten. Ze hadden weinig bezittingen.
Mensen hebben miljoen

In Nederland gingen de eerste boeren ruim 7000 jaar geleden (5000 v.Chr.) in Zuid-Limburg wonen.
De eerste steden werden gebouwd in het gebied van de vruchtbare Sikkel: Mesopotamië.
In de eerste steden was de macht ongelijk verdeeld.
In de steden moesten de belastingen worden opgeschreven. Dat was de taak van ambtenaren. Ze krasten met een rieten griffel op kleine kleitabletten. Dit was het eerste schrift: het spijkerschrift.

In het gebied dat nu Griekenland heet, ontstonden tussen 800 en 500 jaar voor Chr. vele stadstaten (polis = stadstaat, poleis = meervoud), zo’n 700 in totaal. De machtigste stadstaten waren Athene en Sparta.
Ze waren belangrijk en wilden politieke invloed hebben.
De grootste vijand van de Griekse stadstaten was het Perzische rijk. Het was vooral de vijand van de stadstaat Athene.

Mythologisch wereldbeeld
Socrates was een Griekse filosoof. Hij sprak vaak met andere filosofen en met zijn leerlingen.
De politici waren bang voor hem.
Plato was een leerling van Socrates.
Aristoteles was een leerling van Plato.
De invoering van de democratie in Athene had niet alleen gevolgen voor het bestuur maar ook voor het onderwijs.
Het oude Griekenland van zo'n 800 jaar geleden was geen eenheidsstaat. Het bestond uit ongeveer 700 onafhankelijke stadstaten (polis = stadstaat, poleis = meervoud). Elke stadstaat had een eigen bestuur.
Rondom de stadstaten was niet genoeg vruchtbare grond.
Uit een klein dorp genaamd Rome, ontstond het machtige Romeinse rijk dat het hele Middellandse Zeegebied, een groot deel van West-Europa en het Midden-Oosten bestreek. De Romeinen waren in eerste instantie niet zo origineel of beter dan andere volkeren. Wel waren ze harde vechters en meesters in het overnemen en vervolmaken van het waardevolle uit andere culturen. 

In het Romeinse Rijk woonden rijke en arme mensen. De rijke mensen werden steeds rijker en kregen steeds meer land. De arme mensen moesten als soldaat ver van huis vechten.
Volgens een Romeinse mythische vertelling is Rome in 750 v. Chr. gesticht door de tweelingbroers Romulus en Remus. De broers dreven in een mandje in de rivier de Tiber.
In de tijd van Jezus van Nazareth werd het leven beheerst door godsdienst.
Volgens de christenen is Jezus van Nazareth de zoon van God. Hij kwam op aarde om de mensen te verlossen van hun zonden.
In de tijd van de Romeinen woonden in West- en Noord-Europa Keltische en Germaanse stammen.
De grenzen van het Romeinse Rijk werden voortdurend bedreigd.
Rond 100 v. Chr. maakten de Romeinen voor het eerst kennis met de Germanen.
De Romeinen beveiligden de grens van het rijk door zogeheten limes aan te leggen.
De vriendschap van de Romeinen met de Cananefaten en Bataven duurde niet lang. De Romeinen misbruikten hun macht. Alle mannen moesten verplicht soldaat worden en er werden hoge belastingen opgelegd.
De grenzen van het Romeinse Rijk in het noorden en oosten werden steeds bedreigd door Germaanse en Keltische stammen. Het met geweld binnendringen van deze vijandige volken in het Romeinse Rijk noemen we de volksverhuizingen.
Met de verspreiding van de Romeinse cultuur over grote delen van Europa, verspreidde zich ook het christelijke geloof. Dat gebeurde nadat de god van de christenen de oorspronkelijke Romeinse goden had verdrongen.
De Romeinse keizer Constantijn maakte in 313 een einde aan de christenvervolgingen.
In het jaar 394 riep de Romeinse keizer Theodosius het christendom uit tot staatsgodsdienst van de Romeinen.
Niet alleen de Romeinen werden christelijk. In 476 was het West-Romeinse Rijk gevallen. Germaanse stammen heersten nu in het gebied. Één van die stammen waren de Franken.
Karel de Grote vond de verspreiding van het katholieke geloof erg belangrijk. Hij ondersteunde het zendingswerk om heidenen te bekeren.
In kloosters woonden monniken bij elkaar.
De kloosters hadden een grote aantrekkingskracht.
Missionarissen reisden rond om mensen te bekeren. Ze waren erg belangrijk bij de verdere verspreiding van het christendom.
Naast het christendom kwam er in de 7e eeuw een nieuwe machtige godsdienst op: de islam.
Rond het jaar 570 werd Mohammed geboren in de stad Mekka. Mohammed werd koopman.
Aanhangers van de islam moesten verplicht het geloof verspreiden. Dat deden ze met geweld. De Arabische legers waren erg sterk. Ze veroverden grote gebieden in het Midden-Oosten en Noord-Afrika. In West-Europa werd in de 8e eeuw het Iberisch schiereiland (nu: Spanje en Portugal) veroverd.
Mohammed besloot om vanuit Medina een jihad (heilige oorlog) te voeren tegen Mekka.




Na de val van het West-Romeinse rijk in 476 na Chr. begonnen de Middeleeuwen.
Door het einde van het West-Romeinse rijk in
De steden konden niet langer blijven bestaan door het wegvallen van het bestuur van de Romeinen en de onveilige wegen.
Een landgoed wordt ook wel hof, domein of heerlijkheid genoemd.
Op het hoeveland van het landgoed woonden de horige boeren.
In de Middeleeuwen was de adel heel belangrijk bij het besturen van een gebied. De koning of vorst had een leger nodig om zijn land te verdedigen en om oorlog te voeren. Hij was afhankelijk van zijn belangrijkste krijgsmannen (legerleiders). Krijgsmannen hoorden bij de adel. Deze krijgsheren worden ook wel vazallen genoemd. Ze kregen van de vorst een leen (een stuk grond). Van de opbrengst van hun leen konden ze leven en hun wapenuitrusting betalen.
Een standenmaatschappij is een samenleving waarin de bevolking in verschillende groepen of standen is opgedeeld.
De vroege Middeleeuwen vormen een tijdperk waarin de rol van de steden beperkt was. Ongeveer vanaf het jaar 1000 ging dat veranderen. De bevolking groeide en er werden steden gebouwd waar handel werd gedreven.
Ontwikkelingen in de landbouw hadden in de geschiedenis vaak grote gevolgen.
Rond het jaar 1000 werd er een ploeg gemaakt die veel beter was dan de ploegen die tot dan toe werden gebruikt. Deze ploeg, de risterploeg, was geheel van ijzer. Hij was erg sterk en in hoogte verstelbaar. Hiermee kon dieper worden geploegd en de grond werd omgekeerd. Dit maakte de grond vruchtbaarder.
Een groot probleem in de vroege Middeleeuwen waren de misoogsten. Als een oogst mislukte waren honger en sterfte het gevolg.
De handel zorgde voor de opkomst van steden.
Een nederzetting op deze plek heeft grote kans om uit te groeien tot een grote stad. Er is sprake van een kruispunt van wegen en een waterweg. Kooplieden zullen deze nederzetting graag bezoeken en er zich misschien vestigen.
Een nederzetting bij een kruispunt van hoofdwegen heeft een redelijke kans om uit te groeien tot een stad.
Een nederzetting bij een gebied zonder hoofdwegen, maar wel met vruchtbare akkers, zal waarschijnlijk een dorp blijven.
Een nederzetting bij een kasteel en bij een hoofdweg kan uitgroeien tot een middelgrote stad.
Een nieuwe stad in de Middeleeuwen begon met een nederzetting aan een rivier of een andere strategische plaats, vaak in de buurt van een kasteel of een kerk.
De oogsten waren door de nieuwe landbouwtechnieken groot. Dat zorgde voor een enorme groei van de handel.
De steden in de late middeleeuwen maakten een nieuwe manier van leven mogelijk. Mensen in de stad werkten in de handel en in ambachten. Ze leefden onafhankelijk van een landheer.
Handelsnederzettingen die tussen 1000 en 1500 werden opgericht groeiden uit tot steden. Een stad kon stadsrechten ontvangen van de feodale landsheer (adel). Die stadsrechten hadden voordelen voor de steden en voor de landheer.
Op het platteland werkten mensen in de landbouw. In de stad woonden mensen met verschillende beroepen. Mensen met eenzelfde beroep organiseerden zich. Zo konden ze makkelijker hun belangen verdedigen.
Gildeknecht
Geld
Een middeleeuwse stad met stadsrechten werd bestuurd door een burgemeester, de vroedschap, de schout en schepenen.
Het had voor handelssteden voordelen om samen te werken. Gezamenlijk kon de handel worden uitgebreid naar nieuwe gebieden. Samen reizen was makkelijker en veiliger, vooral als handelaren soldaten inhuurden om handelsroutes te beschermen.
Tussen 1000 - 1500 ontstonden veel landen die werden geleid door één vorst. In deze periode veranderde de verhouding tussen de vorst en de adel.
Staatsvorming en centralisatie wil zeggen dat het koningen en vorsten lukte om een centraal bestuur in te stellen.
Er waren in Europa enkele vorstenhuizen die de macht hadden. Leden van deze vorstenhuizen kregen via familiebanden en huwelijkspolitiek gebieden in handen. Soms was het na de dood van een koning niet duidelijk wie hem mocht opvolgen.
Zodra een edelman zijn leen als privébezit ging zien, kwam de koning een lastige situatie. De koning was afhankelijk van de militaire bescherming van zijn leenmannen. Hoe beter hij beschermd werd, hoe meer macht hij had.
Vorsten stelden ambtenaren aan die bestuurlijke taken kregen en de belastingen moesten innen.
De christelijke wereld in de Middeleeuwen viel ongeveer samen met het grondgebied van Europa. De paus stond aan het hoofd van de christelijke Kerk.
De Investituurstrijd is de naam voor de machtsstrijd tussen 1075 en 1077 tussen de Duitse koning Hendrik IV en paus Gregorius VII.
In de late Middeleeuwen werden er kruistochten gehouden.
Tegenpaus
De tegenpaus werd weggestuurd door paus Urbanus II.
Urbanus II ging in op het verzoek van de Byzantijnse keizer. Hij zag dat als zijn christelijke plicht. Hij hoopte ook zijn aanzien te herstellen. En hij hoopte dat ridders en vorsten niet meer met elkaar vochten, maar samen strijd gingen voeren.
In 1099 werd Jeruzalem door de kruisvaarders veroverd.
In de 15e eeuw ontwikkelde de Portugese scheepsbouw zich voorspoedig en aan het eind van die eeuw ontwikkelden de Portugezen de nau, een grote echt zeewaardige driemaster en voorloper van het galjoen. Vasco da Gama gebruikte in 1498 de nau voor de oversteek naar Indië. Ook de ontwikkeling van het boordgeschut was een belangrijke ontwikkeling. Hiermee konden de Portugezen concurrerende schepen gemakkelijk de baas en gaven daarmee hun handelsnederzettingen in nieuwe gebieden een militaire basis.
Enkele technische uitvindingen in de tweede helft van de 15e eeuw maakten het voor bemanningsleden van schepen makkelijker om op zee hun plaats te bepalen.
Het kwadrant was een navigatie-instrument waarmee zeevaarders ook 's nachts op zee de plaats van hun schip konden bepalen.
Met de sextant kon de hoogte van een hemellichaam worden bepaald.
Portugese en Spaanse cartografen maakten tijdens de expedities op zee kaarten van de nieuwe kusten. Deze kaarten waren staatsgeheim. Andere zeevaarders of andere landen mochten ze niet zien. Er viel immers veel geld te verdienen in de nieuw ontdekte gebieden.








Handel was een belangrijke reden om op ontdekkingsreis te gaan. Er werden gebieden ontdekt waarvan men niet wist dat ze bestonden. Dat had grote gevolgen. Er werd geprobeerd om uit deze gebieden zoveel mogelijk rijkdom te halen. Men ging de gebieden exploiteren (beheren met als doel winst maken).
Spanjaarden die in Midden- en Zuid-Amerika aankwamen, hoorden verhalen over grote goudschatten in het rijk van de Azteken.
Het klimaat in Midden- en Zuid-Amerika was heel geschikt voor landbouw.
De Indianen die in Amerika woonden hadden alleen maar nadeel bij de ontdekkingsreizen. De Spanjaarden konden met een klein leger de Indianen makkelijk veroveren.

De katholieke kerk had gedurende de middeleeuwen een dominante positie in de maatschappij. De kerk had echter ook te maken met kritiek. De leider van de christelijke kerk in Byzantium bijvoorbeeld, wilde niets met de paus in Rome te maken hebben.
De onvrede over de rooms-katholieke kerk was in de 16e eeuw groot. De katholieke kerk was heel machtig. Mensen mochten niet meedenken. De kerk was de baas en had altijd gelijk.
Maarten Luther was een rooms-katholieke monnik.
Johannes Calvijn was een Frans-Zwitserse theoloog (godgeleerde).
De reformatie had grote gevolgen voor de rooms-katholieke kerk. De kerk verloor veel gelovigen. Haar macht en aanzien waren veel minder geworden.


In de 15e eeuw was Italië een erg rijk land. De pausen in dit tijdperk voelden zich naast kerkleider ook vorst van de pauselijke staat. Zij hadden een dure levensstijl. Ze lieten grote kerken bouwen, zoals de Sint-Pietersbasiliek in Rome. Ook verzamelden ze kostbare kunstvoorwerpen.
Het geweld dat de inquisitie gebruikte liet zien dat de kerk bang was voor de kritiek van gelovigen. De paus was bang dat hij zijn macht zou verliezen.
In de Middeleeuwen leefden de meeste mensen een sober en godsvruchtig leven. Gehoorzaamheid aan de Kerk was vanzelfsprekend. Mensen waren bang voor straf in het hiernamaals.
Het begrip 'Middeleeuwen' is tijdens de Renaissance door Italiaanse humanisten bedacht. De Middeleeuwen waren volgens hen de eeuwen tussen de tijd van de oude Grieken en Romeinen en de Renaissance.
Humanisten grepen terug op de ideeën en de cultuur uit de klassieke oudheid. Ze stelden de mens centraal en niet het geloof.
Petrarca (1304 - 1374)
Verschillende kunstenaars uit de Renaissance zijn wereldberoemd geworden. De Renaissance-kunstenaars probeerden de werkelijkheid uit te beelden.
Jan van Eyck(1390 - 1441)
De Renaissance begon in de rijke Italiaanse stadstaat Florence.
Karel V maakte van de Zeventien Provinciën der Nederlanden één overerfbaar gebied. Hij liet dat vastleggen in een geschrift: de Pragmatische Sanctie (4 november 1549).
Ik ben de dochter van keizer Karel V. Ik zag mijn vader bijna nooit, maar ik was hem wel heel trouw. Met mijn halfbroer Filips II had ik geen goede band. Ook hem zag ik bijna nooit.




Raad van State
Raad van Financiën
In 1566 was er veel armoede. Mensen waren ontevreden.
De Beeldenstorm en het begin van de oorlog.
Vanaf 1572 kwamen huurlegers van Willem van Oranje vanuit Duitsland naar Nederland om tegen de Spanjaarden te vechten. Ze begonnen de strijd te winnen.
In 1579 onderwierpen de Zuidelijke Nederlanden zich opnieuw aan Filips II. Ze waren het niet eens met de vervolging van katholieken door de protestantse opstandelingen in het noorden.


Vanaf 1598 volgden nog vele veldslagen tussen de legers van de Republiek en de Spaanse legers.
De Staten-Generaal van de Republiek had nu de hoogste macht en regeerde het land. Het was een vergadering van de zeven zelfstandige provincies die samen de Republiek vormden. Alleenheerschappij door een koning was niet meer mogelijk.
De belangrijkste steden in de 15e eeuw lagen in Vlaanderen in Belgiė. Brugge en Gent waren rijke handelssteden. Ze waren zeer machtig. De Vlaamse steden dreven handel met Engelse, Duitse en Italiaanse steden.
De steden waren economische centra in een samenleving waarin men vooral aan landbouw deed.
Rond het jaar 1500 werden de wereldzeeën verkend door Portugese en Spaanse ontdekkingsreizigers.
Specerijen zoals nootmuskaat, foelie en kruidnagel waren in de 16e eeuw goud waard. Deze producten werden in Azië geteeld en in Europa verhandeld door Portugese kooplieden.
Cornelius de Houtman 1565 - 1599
Petrus Plancius 1552 - 1622
Matroos


De Nederlandse ontdekkingsreizigers bewezen dat zee-reizen naar Indië mogelijk waren.
In de tijd van de VOC kostte het bouwen van één schip ongeveer 50.000 euro. Als je dat bedrag met 50 vermenigvuldigt weet je wat zo'n schip zou kosten als het nu gebouwd zou worden.
De West-Indische Compagnie (WIC) werd in 1621 opgericht toen de wapenstilstand met de Spanjaarden afliep (Twaalfjarig bestand ). De WIC kun je vergelijken met de VOC. Maar de WIC had minder macht.
De handelsroutes van de WIC vormden een driehoek (zie eerste pagina). Goud, tabak, suiker en slaven waren de belangrijkste handelswaar. WIC-schepen vervoerden slaven van de Afrikaanse kusten naar het Caribisch gebied (Amerika).
Spanje en Portugal hadden suiker- en tabaksplantages en goud- en zilvermijnen in Latijns-Amerika. Opbrengsten en winst daarvan werden met schepen vervoerd naar Europa.
Piet Heyn werd een vaderlandse held. Een deel van de opbrengst ging naar de WIC en een deel ging naar de staatskas.
De VOC-organisatie bestond uit zes 'Kamers':
De VOC-schepen werden gebouwd op scheepswerven rond Amsterdam, Rotterdam en in de Zaanstreek.
Afbeelding boven: Dit gebouw is het voormalige stadhuis uit 1770 in Batavia (huidige Jakarta) in Indonesië. Het was de hoofdstad van de VOC-gebieden in Oost-Indiė (nu: Indonesiė).
Afbeelding boven: Door de handel met Indië ontstond een hele nieuwe economie. Hier zie je de koopmansbeurs in Amsterdam. Er werden ongeveer 400 verschillende soorten goederen verhandeld. Zoals specerijen, porselein, koffie, tabak en zijde. Die producten kwamen uit allerlei verre landen. Handelaren uit de hele wereld kwam je hier tegen.
Rond 1400 vond men het haringkaken uit. Dat is het schoonmaken en zouten van vis aan boord van het vissersschip. Vis werd zo lang houdbaar. Schepen konden lang van huis blijven.
In 1609 sloten de Republiek en Spanje een wapenstilstand: het Twaalfjarige bestand (1609-1621). Het was een welkome adempauze, maar betekende ook de definitieve scheiding tussen de Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden.

De 17e eeuwse Republiek was niet alleen in bestuurlijk opzicht een opmerkelijk verschijnsel. Ook de culturele bloei was opmerkelijk en trok de aandacht.
De culturele opbloei van de Republiek kwam door de economische vooruitgang. Rijke handelaren en kooplieden, hoge functionarissen van schutters- en ambachtsgilden en bestuurders van liefdadigheidsinstellingen lieten portretten maken door populaire kunstschilders.
De Republiek was een calvinistische staat.
In bijna elke stad waren een of meerdere rooms-katholieke schuilkerken. Meestal waren ze gehuisvest in onopvallende panden. Daar werden de katholieke kerkdiensten gehouden.
De Republiek was in de 17e eeuw een toevluchtsoord voor mensen die op andere plekken in Europa werden vervolgd om hun geloof. In Frankrijk waren veel protestanten gedwongen om te vluchten omdat ze in eigen land gevaar liepen. Ze werden ontslagen uit openbare ambten, uit de gilden verstoten en hun scholen werden opgeheven.
Een andere groep immigranten die naar de Republiek kwamen, waren joden die als slachtoffers van de Inquisitie of andere vormen van vervolging moesten vluchten. Joden uit Centraal- en Oost-Europa vormden al snel de grootste joodse gemeenschap in Amsterdam en Nederland.
De 17e eeuw is de periode van staatsvorming en het streven naar absolute macht. Vorsten streefden naar een sterke staat die centraal werd bestuurd en waarover zij de absolute macht hadden. De uitkomst van dat streven kon heel verschillende resultaten opleveren. In Frankrijk kreeg koning Lodewijk XIV een haast goddelijke status maar in Engeland en De Republiek zegevierde de republikeinse staatsvorm.
De belangrijkste Europese landen in de 17e eeuw waren:
De manier van oorlogsvoering veranderde. Er kwamen professionele, (permanente) legers en nieuwe wapens. De permanente legers vervingen de samengeraapte huurlegers.
In de 17e eeuw vergrootten de vorsten hun macht door sterkere legers en een gecentraliseerd bestuur. Het absolutisme bereikte een hoogtepunt in Frankrijk, tijdens de regeerperiode van Lodewijk de XIV (1638 - 1715).
Koning Karel I van Engeland (1600 - 1649)
Ferdinand II,
Lodewijk XIV (1638 - 1715)
Moderne wetenschap is grotendeels gebaseerd op waarneming en experimenten. Dat is niet altijd het geval geweest. In de Middeleeuwen was de wetenschap vooral gericht op de kennis van de Griekse wetenschappers uit de Klassieke Oudheid.
Claudius Ptolemaeus (87 - 150)
Galileo Galilei (1564 - 1642)
Paus Urbanus VIII (1568 - 1644)






De grootmachten van Europa veroverden overzeese gebieden.
Uit Europa vertrokken schepen om handel te drijven in Amerika en het Caribisch gebied.



Ook Nederlanders handelden in slaven. De West Indische Compagnie (WIC) mocht zelfs korte tijd als enige in slaven handelen.
In de koloniën werd koffie, katoen, cacao en suikerriet verbouwd.
'Ik was een plantageslaaf. Als slaaf kon je overal terecht komen.
e was een populair handelsgebied voor de Europeanen. Het gebied kreeg vaak een nieuwe eigenaar.

Steeds meer mensen vonden dat slavernij niet goed was.





De 18e eeuw was een periode met veel oorlog en revoluties. Er was verzet tegen de macht van de absolute vorsten en de Kerk. Rijke burgers wilden politieke inspraak. Verlichtingsfilosofen leverden nieuwe ideeën over de staat en de verdeling van de macht. Steeds meer mensen waren het hiermee eens.
In de 18e eeuw bestond er in landen nog geen grondwet.
Koning George III van Engeland voerde veel oorlogen.
De dertien Engelse koloniën in Noord-Amerika hadden een slechte relatie met hun moederland. Ze besloten om samen zelfstandig te worden.
Thomas Jefferson, (1743 - 1826)
George Washington (1732 - 1799)
In Frankrijk waren veel mensen in de tweede helft van de 18e eeuw ontevreden.
Tijdens de vergadering van de Staten-Generaal vroeg koning Lodewijk XVI de bevolking om meer geld.
Vanwege de ruzie beëindigde koning Lodewijk XVI de vergadering van de Staten-Generaal.
Eed op de Kaatsbaan
Vorming Nationale Garde
Tijdens de revolutie stonden twee groepen uit de derde stand tegenover elkaar.
De Jakobijnen grepen de macht in het land.
De revolutie sloeg over naar het buitenland. Jakobijnen verklaarden alle absolute vorsten van Europa de oorlog.
Lodewijk XVI (1754 - 1793)
Robbespierre(1758-1794)
De macht van de vorsten en de Kerk en de starheid van de standenmaatschappij riepen veel weerstand op. Filosofen redeneerden dat de standenmaatschappij, de macht van de koning en de Kerkelijke dogma’s achterhaald waren.
De Verlichting begon ongeveer in 1650 en eindigde ongeveer in 1800.

Natuurrecht
Vrijheid
De rede















De absolute vorsten van Europa waren bang voor de Verlichtings-ideeën.
Frederik II van Pruisen (1712 - 1786):
In de 19e eeuw is het politieke systeem ontstaan zoals we dat nu kennen. Belangrijke politieke hervormers waren de liberalen die met hun grondwetten in het revolutiejaar 1848 de basis legden voor ons moderne parlementaire stelsel. De Nederlandse grondwet die in 1848 tot stand kwam was zeer modern.
De politieke stroming 'het Liberalisme' ontstond uit de Verlichtingsideeën over de vrijheid van het individu .
De revolutiedreiging in 1848 in Europa had ook invloed op Nederland. De liberale staatsman J.R. Thorbecke had al eerder geprobeerd om een liberale grondwet in te voeren. Maar koning Willem II was tegen de hervormingen.
1. Recht van enquête
Na de invoering van de grondwet van 1848 lag de politieke macht vooral bij het parlement en de regering. De koning had niet langer alle macht.
Godsdienstige overtuigingen waren belangrijk in de politiek.
De katholieken in de Tweede Kamer waren eerst blij met de politiek van de liberalen. Die hadden immers gezorgd voor de nieuwe grondwet waarin ook vrijheid van godsdienst stond. Katholieken konden hun geloof weer openlijk belijden. Schuilkerken waren niet meer nodig.
De liberalen in de Tweede Kamer in de tweede helft van de 19e eeuw kun je indelen in twee groepen: de conservatief-liberalen en de links-liberalen.
In 1885 werd de arbeider Bernardus Heldt in de Tweede Kamer gekozen.
Volgens de Duitse denker Karl Marx was het socialisme een overgangsfase op weg naar het communisme.
De grondwet van 1848 legde de basis voor de moderne parlementaire democratie. Toch was er nog een belangrijk verschil met de moderne politiek: het ontbreken van algemeen kiesrecht. Volgens het censuskiesrecht in de 19e eeuw mochten alleen mannen van 23 jaar en ouder die voldoende belasting betaalden hun stem uitbrengen.
Engeland was het land waar de stoommachine het eerst werd gebruikt in fabrieken. De mechanisatie van de productie ging zo snel en er veranderde zoveel tegelijk dat er wordt gesproken van een industriële revolutie.
Gewassen
Enclosures (omheinde stukken land)

Voor de stoommachines in de fabrieken was steenkool (en ijzererts) nodig. De eerste fabrieken werden daarom gebouwd in de buurt van steenkoolmijnen.
Thomas Newcomen (1664 - 1729)
James Watt (1736 - 1819)
In bijna elk land waar fabrieken werden gebouwd, trokken mensen van het platteland naar de stad (verstedelijking). De fabrieken hadden veel mensen nodig, dus de werkgelegenheid in de steden was groot.
Omdat de lonen laag waren, telde elke cent die verdiend kon worden, mee. Het gevolg was dat ook veel kinderen in de fabrieken werkten (kinderarbeid).
In de steden waar de fabrieken werden gebouwd waren veel te weinig huizen voor alle nieuwe bewoners.
In de 15e en 16e eeuw werden grote delen van de wereld veroverd door Europese landen.
De industrialisatie kon alleen succes hebben als er genoeg grondstoffen waren om producten van te maken. Er waren ook afzetgebieden nodig waar men de geproduceerde goederen kon verkopen.

Het Fasjoda-incident in 1898: Engelse en Franse strijdkrachten komen elkaar tegen.
De moederlanden waren trots op hun eigen land. Ze voelden zich superieur (beter, machtiger) ten opzichte van de koloniën.
In de gebieden waar veel fabrieken kwamen en waar de mensen van het platteland naar de steden trokken, waren de leefomstandigheden erg slecht. De meeste fabriekseigenaren hadden weinig belang bij hogere lonen, kortere werkdagen en betere werkomstandigheden.
De 19e eeuwse politiek werd gedomineerd door de liberalen. De politieke vertegenwoordigers van de rijke burgerij wilden de politieke macht eerlijker verdelen. Ook zorgden ze voor een nieuwe grondwet met vrijheid van godsdienst. Tegelijkertijd wilden liberalen een strikte scheiding tussen Kerk en Staat. Katholieke en protestantse scholen kregen geen financiële steun van de liberale overheid maat neutrale openbare scholen wel.
Abraham Kuyper (1837 - 1920)
Herman Schaepman (1844 - 1903)
Vrouwen hadden in de 19e eeuw een ondergeschikte positie. Vrouwen werden niet toegelaten tot de universiteit, ontvingen voor hun werk minder loon dan mannen en hadden geen stem- of kiesrecht.
Aletta Jacobs (1854 - 1929):
Rivaliteit Frankrijk - Duitsland


Na de landing van de geallieerde troepen in Normandië op 4 juni 1944 (D-day) was ook de bevrijding van Nederland nabij.
Streven naar onafhankelijkheid