Schrijfvaardigheid havo 5 - 2025-2026

Schrijfvaardigheid havo 5 - 2025-2026

SET schrijfvaardigheid

In de set-week in december vindt de set schrijfvaardigheid plaats. Bij deze set is het de bedoeling dat je een betogende of opiniërende tekst typt. Je hebt voor het maken van deze tekst 200 minuten de tijd.

In deze Wikiwijspagina vind je alle informatie die je voor de set schrijfvaardigheid nodig hebt. Zo vind je er de theorie bij de verschillende tekstsoorten, de voorbereidende opdrachten en het instructie- en beoordelingsmodel van de set.

De set schrijfvaardigheid kent weging 30, is herkansbaar.

Bedenk je wel: als je deze set wilt herkansen, moet je ook het onderdeel van de voorbereiding opnieuw maken

 

Algemeen

Bij de set mag je zelf kiezen of je een betogende of een opiniërende tekst maakt. Overleg met je docent wanneer je twijfelt welke tekstsoort voor jou het verstandigste is om te kiezen. Hieronder vind je een schematisch overzicht van de indeling van beide teksten. Dit overzicht is ook hier te downloaden.

Overzicht van indeling betogende en beschouwende tekst
Overzicht van indeling betogende en beschouwende tekst

Beoordeling set schrijfvaardigheid

Hieronder vind je de beide beoordelingsmodellen.
 

Theorie

Signaalwoorden

In iedere tekst is het belangrijk dat de lezer jou goed kan volgen. Daarvoor is het belangrijk dat je verbanden aanbrengt binnen je tekst en dat je vervolgens duidelijk maakt aan de lezer wat de verbanden zijn. Dat duidelijk maken doe je door signaalwoorden toe te voegen. Wanneer je het tweede argument geeft maak je dat bijvoorbeeld duidelijk door een signaalwoord van opsomming (ten tweede, daarnaast, ook, bovendien, verder) toe te voegen. Wanneer je een oorzaak geeft, maak je dat duidelijk door een signaalwoord dat een oorzaak aangeeft toe te voegen (dat komt door, doordat).

In de bijlage vind je een overzicht van veelgebruikte signaalwoorden met de daarbijhorende tekstverbanden.

Argumentatieschema's

Het geheel van argumenten en standpunt wordt een argumentatie genoemd. De aard van het verband tussen argument(en) en standpunt noemen we argumentatieschema.

 

Er zijn verschillende argumentatieschema’s. De argumentatie kan gebaseerd zijn op:

  • oorzaak en gevolg
  • kenmerk of eigenschap
  • voor- en nadelen
  • voorbeelden
  • vergelijking
  • autoriteit

In de bijlage wordt alle theorie uitgelegd. Daarna vind je enkele filmpjes met uitleg. Helemaal onderaan de pagina vind je een link naar oefenopdrachten.

 

 

 

Argumenteren: de basis over standpunten en argumenten

Argumenteren: argumentatiestructuren

Argumenteren: argumentatieschema's (voorheen redeneringen)

Argumenteren: de vernieuwde begrippen (vanaf 1.41 gaat het over argumentatieschema's).

Oefenopdrachten argumentatieschema's
Om te oefenen met het herkennen van argumentatieschema's maak je de opdrachten 2 en 5 in de link.

Soorten argumenten

Soorten argumenten uitgelegd door Arnoud Kuijpers.

Oefenopdrachten soorten argumenten
Om te oefenen met het herkennen van verschillende soorten argumenten, maak je opdracht 7 in de link.

Drogredenen

Denk jij ook wel eens: klinkt logisch, maar er klopt toch iets niet? Dan heb je misschien een drogreden te pakken. Je hebt al geleerd wat drogredenen zijn: onjuiste standpunten of argumenten. Een drogredenering is een fout in de logica, maar kan soms op het eerste gezicht heel logisch lijken. Het is een onjuist argument: het lijkt alsof er een argument gegeven wordt, maar als je heel goed kijkt en luistert, zie je dat het geen juist argument is.

Je trapt er dus snel in! Het is daarom belangrijk om zo veel mogelijk drogredenen te kennen. Zo maak je zelf geen fouten in je redenering, en kun je fouten in een tekst of andere argumentatie aanwijzen.

 

De drogredenen die je moet kennen zijn:

  • Onjuist beroep op oorzaak-gevolgschema
  • Onjuist beroep op kenmerk- of eigenschapsschema
  • Onjuist beroep op voor-en nadelenschema= overdrijven van voor- en nadelen + vals dilemma
  • Onjiust beroep op voorbeeldenschema = overhaaste generalisatie
  • Onjuist beroep op vergelijkingsschema = verkeerde vergelijking
  • Onjuist beroep op autoriteit
  • Cirkelredenering
  • Persoonlijke aanval
  • Ontduiken van bewijslast
  • Vertekenen van een standpunt
  • Bespelen van het publiek

 

Kijk de video waarin Arnoud Kuijpers de belangrijkste drogredenen uitlegt en maak de oefenopdrachten in de link.

 

Drogredenen uitgelegd door Arnoud Kuijpers

Oefenpdrachten drogredenen
Om te oefenen met het herkennen van drogredenen, maak je de opdrachten 1 en 4 in de bijgevoegde link.

Startopdracht

Oefenopdracht 1

Via de verschillende tabbladen in het linkermenu kom je bij verschillende opdrachten.

Maak de opdrachten allemaal in hetzelfde Worddocument zodat jij alle antwoorden bij elkaar verzamelt. Lever dit document in wanneer je docent daarom vraagt.

De inleiding

Het schrijven van een goede inleiding

Een goede inleiding trekt de aandacht van de lezer en geeft aan waarover de tekst gaat.

Een goed geschreven tekst bevat een inleiding van één of enkele alinea’s. Na het lezen van de inleiding weet de lezer wat er komen gaat. Zo kan hij bepalen of de tekst voor hem interessant is om te lezen.

Een inleiding heeft twee functies:
- de aandacht van de lezer trekken, hem motiveren de hele tekst te lezen
- het onderwerp van de tekst introduceren.

De aandacht van de lezer trekken
Je moet er voor zorgen dat de inleiding pakkend is. Je wilt immers bereiken dat de lezer verder leest. In de eerst alinea maak je de lezer nieuwsgierig naar de rest van de tekst met behulp van:
- de actualiteit
- de geschiedenis
- een voorbeeld/anekdote

- het benadrukken van het belang van de lezer

De aandacht trekken met behulp van de actualiteit
Als je kiest voor een inleiding waarin je de aandacht trekt met behulp van de actualiteit, begin je met iets wat nu (in de media, onder de mensen) in de belangstelling staat.

De aandacht trekken met behulp van de geschiedenis
Bij een begin vanuit de geschiedenis vertel je in het kort hoe er in het verleden over het onderwerp is gedacht of hoe ermee is omgegaan. Op deze manier maak je de lezer nieuwsgierig naar hoe het tegenwoordig zit en dat is dan meteen het onderwerp van de tekst. Een geschiedenisinleiding is goed te gebruiken bij een actueel onderwerp.

De aandacht trekken met behulp van een voorbeeld/anekdote
Een voorbeeld is een kort verhaaltje. Dit verhaaltje is een specifiek geval van het onderwerp van de tekst. Een bijzonder soort voorbeeld is de anekdote. Een anekdote is een kort, grappig (waargebeurd) verhaaltje.

De aandacht trekken met behulp van het belang van de lezer

Wanneer je het belang van de lezer benadrukt, geef je in de eerste alinea aan dat het erg belangrijk is om deze tekst te lezer. Bijvoorbeeld: Voor iedere leerling is het belangrijk om voldoende studie-uren te maken. Wanneer deze tekst gericht is aan leerlingen, en je leest dit, weet je meteen dat in deze tekst belangrijke informatie staat. Dat trekt jouw aandacht en daardoor wil je de tekst verder lezen,


De introductie van het onderwerp

In het tweede deel van de inleiding maak je duidelijk wat het onderwerp van de tekst is. Dat kun je doen door:
- één of meerdere vragen te stellen;
- de opbouw van de tekst aan te kondigen;
- een mening (standpunt) te verkondigen;
- een probleem te formuleren.

In het middenstuk, de kern, worden dan die vragen beantwoord, de verklaringen en/of oplossingen voor het probleem gegeven, of worden de argumenten bij het standpunt gegeven.

Kijk nu de video in het volgende tabblad. Wat ga je onthouden als het gaat om het schrijven van een inleiding?

 


Opdracht 1

Kies een van de volgende twee onderwerpen:

A. - muziek en AI

B. - jongeren en lezen / booktok

Schrijf een inleiding van twee alinea’s (samen minstens 100 woorden) die past bij een betoog. Trek in de eerste alinea de aandacht van de lezer en introduceer in de tweede alinea het onderwerp. Kies voor beide alinea’s een van de hierboven besproken manieren.

Schrijf ook een inleiding van twee alinea’s (samen minstens 100 woorden) die past bij een beschouwing. Trek nu op een andere manier de aandacht van de lezer en introduceer het onderwerp ook op een andere manier.

Let op: je maakt een inleiding nog aantrekkelijker door een voorbeeld of een actuele situatie of een situatie uit de geschiedenis zeer gedetailleerd te beschrijven. Daarnaast voeg je zoveel mogelijk bijvoeglijke naamwoorden en/of subjectieve woorden toe om je tekst aantrekkelijker te maken.

 

Om een beeld te krijgen van de onderwerpen, vind je in de bijlagen bij ieder onderwerp een artikel.

 

Wissel je inleidingen uit met die van een klasgenoot. Laat je klasgenoot van beide inleidingen vaststellen op welke manier jij de aandacht van de lezer hebt getrokken en op welke manier jij het onderwerp hebt geïntroduceerd. Welke inleiding vindt hij het aantrekkelijkst?

 

 

Het vinden van goede artikelen

Een goed artikel:

- is actueel (Currency);

- is relevant (Relevance);

- voldoet aan de autoriteit: heeft een objectieve bron (Authority);

- is betrouwbaar en accuraat (Accuracy);

- is duidelijk over het doel van de informatie (Purpose).

 

Om te checken of een artikel aan alle standaarden voldoet, maak je gebruik van de CRAAP-test. In de bijlage staat deze helemaal uitgelegd en uitgewerkt.

 

Opdracht 3

Bij het onderwerp dat je hebt gekozen in de vorige opdracht, zoek je nu minstens twee goede opiniërende artikelen. Om je goed in te kunnen lezen in het onderwerp adviseren we om minimaal drie artikelen te raadplegen. Eén krijg je er van ons kado (zie de teksten bij de opdracht over de inleiding), twee (of meer) zoek je zelf.

Wanneer je op school bent, kun je gebruik maken van de krantenbank. Let op: die is alleen toegankelijk via het ip-adres van de school. Thuis werkt deze zoekmachine niet.

De krantenbank vind je via de volgende link: nexisuni.com.

 

 

De kern

Wanneer de lezer de inleiding van jouw tekst heeft gelezen weet hij twee dingen:

1. waar de tekst over gaat, het onderwerp van de tekst

2. het doel van de tekst: is het een betogende tekst of een opiniërende/beschouwende tekst?

 

In de kern neem  je de lezer mee in jouw redenatie.

Bij een betoog:

Je legt de lezer uit waarom je jouw standpunt hebt: je komt dus met argumenten. Kijk voor de verschillende soorten argumenten bij de theorie in het bestand 'soorten argumenten'.

In elke alinea behandel je 1 argument, dat we het hoofdargument of de bewering noemen. Dit is het belangrijkste argument in de alinea. Dat argument werk je vervolgens verder uit met andere argumenten.

Voorbeeldstandpunt: De studie-uren moeten worden afgeschaft.

Een hoofdargument hierbij kan zijn: we maken al genoeg lesuren. Wanneer je alleen dit argument geeft, ben je niet overtuigend genoeg. De lezer kan nog de vraag hebben: hoeveel lesuren maken leerlingen dan? Of: hoeveel lesuren moeten leerlingen eigenlijk maken? Daarom noemen we een hoofdargument ook wel een bewering: je beweert dat leerlingen genoeg lesuren maken, maar het bewijs geef je niet. Wanneer je dus een bewering geeft, moet je bewijzen met argumenten dat je bewering klopt.

In een betoog geef je ook een tegenargument met een weerlegging. Die horen samen in één alinea. Het tegenargument is niet zo belangrijk, de weerlegging wel. Zorg er voor dat je weerlegging over precies hetzelfde gaat als je tegenargument.

Voorbeeldstandpunt: De studie-uren moeten worden afgeschaft.

Een tegenargument hierbij kan zijn: Leerlingen doen thuis te weinig, dus het is beter dat ze op school studeren.

Een weerlegging hierop moet nu gaan over het thuis leren, want dat is de kern van je tegenargument. Bijvoorbeeld: Veel leerlingen kunnen juist beter thuis leren. Ze hebben daar al hun spullen bij de hand, zitten in een vertrouwde omgeving, wat voor veel meer rust zorgt en ze zich dus beter kunnen concentreren. Bovendien is het in de school juist vaak onrustig, zodat je je moeilijker kan concentreren: leerlingen lopen in en uit de studieruimte, er zijn leerlingen aan het overleggen, de docenten maken veel herrie op de studieruimte.

 

Bij een beschouwende tekst:

Bij een beschouwende of opiniërende tekst heeft de schrijver geen standpunt; hij laat niet merken wat hij vindt. Sterker nog: vaak is de schrijver zelf ook aan het nadenken over het onderwerp en zet hij allerlei voors en tegens op een rijtje. In de kern van zo'n tekst zorg je er voor dat de lezer dat ook kan doen. Je geeft hem dus voor- en nadelen van een bepaalde maatregel, verschillende oplossingen voor een probleem, of juist verschillende oorzaken van een probleem. Ook kun je verschillende verklaringen voor een bepaalde situatie geven of meningen van verschillende mensen over het onderwerp. Kortom: je kan veel verschillende kanten uit. Zorg er voor dat je wel bij je onderwerp blijft en bij de vraag of het probleem dat je in de inleiding hebt benoemd. Want daar moet de lezer over na gaan denken.

 

Opdracht 4

Kies een van de twee inleidingen die je hebt geschreven bij de vorige opdracht. Je kiest nu dus voor een betogende of beschouwende tekst.

 

Opdracht 5

Je gaat brainstormen over de inhoud van de kern van je tekst. Maak gebruik van de artikelen die je hebt gevonden over het onderwerp. Noteer alles wat je denkt dat je kan gebruiken in een schrijfplan. Noteer ook wat je in welke alinea wil zetten. In de bijlage vind je een opzet voor een schrijfplan; je mag het ook op een andere manier doen als je dat fijn vindt. Lees de theorie over de opbouw van een betoog en beschouwing daarvoor nog eens goed door!

 

Opdracht 6

Bij je inleiding schrijf je een kern van 4 alinea's. Wanneer je kiest voor een betoog maak je 3 alinea's met argumenten voor je standpunt en 1 alinea waarin je een tegenargument met een weerlegging geeft. Wanneer je kiest voor een beschouwing maak je 4 alinea's waarbij je kiest voor een voor- en nadelenstructuur, verklaringenstructuur, probleem-oplossingenstructuur.

 

Opdracht 7

Lees je kern nog een keer: wat is je beste alinea? Waarom?

 

Het schrijven van een goede alinea

Het slot

Tijd om je tekst op een mooie manier af te ronden. Het slot van een tekst kan uit meerdere alinea's bestaan, maar vaak is het één alinea.

In deze alinea vat je samen en geef je een conclusie. Bij een betoog vat je je hoofdargumenten of beweringen samen en herhaal je je standpunt. Bij een beschouwing is het wat lastiger een conclusie te geven: je mag een advies aan de lezer geven of zeggen wat jou het beste lijkt, maar dat hoeft niet. Bij een beschouwing wordt dat vaak meer in het midden gelaten. 

Bij beide teksten is het mooi om af te ronden met iets wat je in de inleiding ook genoemd hebt: lees je inleiding dus eerst goed terug en bepaal wat je terug kan laten komen in het slot.

 

Opdracht 8:

Schrijf het slot bij je tekst.

Het schrijven van een goed slot

APA-regels: het verwerken van bronnen in je tekst

In het bijgevoegde document 'Verwijzingen en bronvermelding in je tekst' heb je informatie gevonden over hoe je naar een bron moet verwijzen in je tekst. Nu ga je deze theorie in de praktijk toepassen.

 

Opdracht 9

Wanneer je bovenstaande oefeningen hebt uitgevoerd, pak je je eigen tekst erbij. Je verwerkt nu in jouw tekst minimaal twee citaten en of verwijzingen.

1. Zoek in je tekst de elementen op die verwijzen naar je bronnen.
2. Zoek de informatie op in de bronnen.
3. Zorg ervoor dat bij elk citaat en/of verwijzing de juiste bronvermelding wordt opgenomen volgens de regels.
4. Voeg vervolgens aan het einde van je oefentekst een bronnenlijst toe, met ook daarin de gebruikte bronnen.

Feedback vragen

Je tekst is af!

Bekijk de rubric in de bijlage. Markeer waar jij met deze tekst volgens jou staat. Doe dat per regel. Niet per kolom, maar per regel.

Vervolgens ga je feedback vragen op basis van dat wat jij hebt gemarkeerd.

 

Opdracht 10

Markeer in de rubric dat wat voor deze tekst van toepassing is.

Noteer twee dingen waarover je tevreden bent. Bijvoorbeeld: Het is me goed gelukt om de aandacht van de lezer te trekken.

Noteer twee dingen waarover je twijfelt. Bijvoorbeeld: Ik weet niet zeker of de bewering in alinea 4 goed is uitgewerkt.

Geef je tekst met je 4 punten aan een klasgenoot. Je klasgenoot leest je tekst en let alleen op deze 4 punten. Bij deze punten noteert hij zijn bevindingen.

Wanneer je je tekst inclusief feedback terugkrijgt, bepaal jij of je de feedback van je klasgenoot verwerkt in je tekst.

 

Wat lever je in?

Je levert via de studiewijzer in SOM in:

Je tekst (vergeet niet om er een titel boven te zetten) met daarbij de feedback van je klasgenoot. Je docent geeft je vervolgens ook feedback.

Oefenopdracht 2

Je maakt nu een opdracht, zoals je die op de SET ook krijgt. Je vindt hieronder exact dezelfde opdracht als bij de SET, alleen met andere onderwerpen. Ga te werk volgens het stappenplan dat er staat en denk aan de feedback die je kreeg voor je eerste opdracht.

Doelen

Voordat je start met schrijven, bepaal je waar je op gaat letten tijdens het schrijven van deze tekst.

Noteer daarom eerst de feedback, zeker ook de positieve feedback (!), die je van je medeleerlingen en docent kreeg bij je eerste tekst.

Noteer vervolgens wat je doelen (maximaal 2) zijn voor deze tekst: wat wil je beter doen dan de vorige keer, wat wil je onder de knie krijgen?

Oefen-SET

teksten bij onderwerp 1: fast fashion

teksten bij onderwerp 2: normalisering van drugsgebruik

teksten bij onderwerp 3: vuurwerkverbod

Klaar? En dan..

Nu je klaar bent met het schrijven van je tekst, kijk je eens heel kritisch naar de rubric die op jouw tekst van toepassing is.

1. Check eerst of je aan alle voorwaarden hebt voldaan: zit alles waar je op beoordeeld wordt, in je tekst?

2. Bepaal dan, per onderdeel, waar jij nu staat. 

3. Kijk ook naar de ingevulde rubric van je vorige tekst. Waar zitten de verschillen?

3. Noteer voor jezelf waar je niet tevreden over bent. Kijk naar de doelen die je jezelf had gesteld. Maak vragen die je gaat stellen aan je docent.

4. Geef je tekst aan een klasgenoot en vraag of hij het beoordelingsformulier voor jouw tekst wil invullen. Ook vraag je of je klasgenoot zijn score wil toelichten op het beoordelingsformulier.

5. Kijk naar de vragen die je al had voor je docent. Vul deze vragen aan, wanneer nodig, en stel ze aan je docent.

6. Welke aanpassingen zou je nu doen aan je tekst? Herschrijf je tekst.

  • Het arrangement Schrijfvaardigheid havo 5 - 2025-2026 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteurs
    Jolanda van der Ven
    Laatst gewijzigd
    09-09-2025 10:27:13
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    In dit Wikiwijsarrangement vind je theorie en opdrachten die je nodig hebt voor de SET schrijfvaardigheid in december.
    Leerniveau
    HAVO 5;
    Leerinhoud en doelen
    Nederlands; Schrijfvaardigheid;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld

    Bronnen

    Bron Type
    Argumenteren: de basis over standpunten en argumenten
    https://www.youtube.com/watch?v=zELHb87K89Q
    Video
    Argumenteren: argumentatiestructuren
    https://www.youtube.com/watch?v=qERc61OzLfM
    Video
    Argumenteren: argumentatieschema's (voorheen redeneringen)
    https://www.youtube.com/watch?v=GoPNAYB6hEk
    Video
    Argumenteren: de vernieuwde begrippen (vanaf 1.41 gaat het over argumentatieschema's).
    https://www.youtube.com/watch?v=Oa83clH1_aY
    Video
    Oefenopdrachten argumentatieschema's
    https://www.cambiumned.nl/lezen-schrijven-en-spreken/spreken/
    Link
    Soorten argumenten uitgelegd door Arnoud Kuijpers.
    https://www.youtube.com/watch?v=7zfVOTFObxI
    Video
    Oefenopdrachten soorten argumenten
    https://www.cambiumned.nl/lezen-schrijven-en-spreken/spreken/
    Link
    Drogredenen uitgelegd door Arnoud Kuijpers
    https://www.youtube.com/watch?v=EBEZJm3ozIA
    Video
    Oefenpdrachten drogredenen
    https://www.cambiumned.nl/lezen-schrijven-en-spreken/spreken/
    Link
    Het schrijven van een goede inleiding
    https://www.youtube.com/watch?v=RIBd5dQLV84
    Video
    Het schrijven van een goede alinea
    https://www.youtube.com/watch?v=EUgHwHpowKQ
    Video
    Het schrijven van een goed slot
    https://www.youtube.com/watch?v=RLDc3_gLN8o
    Video

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    Musters, Marloes. (2015).

    Schrijfvaardigheid havo 5

    https://maken.wikiwijs.nl/68805/Schrijfvaardigheid_havo_5

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.