Dieren behoren tot het dierenrijk.
Alleen al in Nederland leven er honderden verschillende soorten dieren.
Sommige soorten, zoals een hond of een roodborstje, herkent bijna iedereen. Andere soorten herken je niet zo gemakkelijk.
Als je wilt weten hoe zo'n dier heet, moet je het opzoeken.
Het bepalen van de soortnaam heet determineren.
Dieren (en planten) determineren gebeurt op basis van een systeem dat een paar honderd jaar door de bioloog Linnaeus is bedacht.
Dat systeem staat centraal in deze opdracht.
In de volgende video maak je alvast kennis met deze ordening.
Bespreek na het kijken met een klasgenoot wat de twee belangrijkste kenmerken zijn als je kijkt naar de ordening van dieren.
Kijk vanaf 1.18 min tot 3.50 min.
(Vanaf 1.18 min)
Wat kan ik straks?
Aan het eind van de opdracht kun je:
het begrip ordening beschrijven.
beschrijven wat bedoeld wordt met tweezijdig en veelzijdig symmetrisch.
beschrijven wat bedoeld wordt met een inwendig en uitwendig skelet.
het dierenrijk onderverdelen in acht hoofdafdelingen.
van elke afdeling een eigenschap benoemen.
de vijf verschillende klassen opnoemen waaruit de hoofdafdeling gewervelden bestaat.
Wat ga ik doen?
Aan de slag
Stap
Activiteit
Stap 1
Je bestudeert de ordening van Linnaeus en reageert op een stelling over dieren in deze ordening.
Stap 2
Je bestudeert de indeling van het dierenrijk in de verschillende hoofdafdelingen en kunt dieren daarna in de juiste afdeling plaatsen.
Stap 3
Je bestudeert de vijf klassen van gewervelden en gaat daarna op internet op zoek naar dieren die binnen deze klassen vallen. Van deze dieren verzamel je beeldmateriaal.
Stap 4
Je krijgt verschillende afbeeldingen van dieren te zien en kunt deze dieren onderverdelen volgende het ordeningssysteem van Linnaeus.
Afronding
Onderdeel
Activiteit
Begrippenlijst
Hier vind je de Kennisbanken en de begrippen van de opdracht ordening dieren.
Eindopdracht
Als eindopdracht maak je een toets.
Terugkijken
Terugkijken op de opdracht.
Tijd
2 lesuren.
Aan de slag
Stap 1: Ordening Linnaeus
Dieren behoren tot het dierenrijk.
Het dierenrijk is onderverdeeld in hoofdafdelingen.
Iedere hoofdafdeling is onderverdeeld in klassen.
Klassen zijn onderverdeeld in orden.
Een orde is onderverdeeld in families.
Een familie is onderverdeeld in geslachten.
En een geslacht is onderverdeeld in soorten.
Soorten die tot hetzelfde geslacht behoren hebben een aantal dezelfde kenmerken. Verschillende geslachten behoren tot dezelfde familie.
Verschillende families vormen een orde en meerdere orden vormen een klasse.
Een hoofdafdeling bestaat uit verschillende klassen.
Maak de volgende opdracht.
Stap 2: Hoofdafdelingen
Dieren behoren tot het dierenrijk.
Door naar de symmetrie en het skelet te kijken kun je het rijk van de dieren verder onderverdelen.
Symmetrie
Sommige dieren zijn niet symmetrisch.
Dieren die wel symmetrisch zijn, zijn tweezijdig symmetrisch (één symmetrieas) of veelzijdig symmetrisch (meerdere symmetrieassen).
Skelet
Sommige dieren hebben geen skelet.
Dieren die wel een skelet hebben, hebben een inwendig of een uitwendig skelet.
Bij een uitwendig skelet is het skelet één geheel of is het in segmenten opgedeeld.
Het dierenrijk is onderverdeeld in acht hoofdafdelingen.
In het schema zie je de acht hoofdafdelingen.
Je ziet per hoofdafdeling hoe het zit met de symmetrie en met het skelet van dieren die behoren tot die hoofdafdeling.
symmetrie
skelet
Eencellige dieren
niet symmetrisch
geen skelet
Sponzen
niet symmetrisch
inwendig skelet
Holtedieren
veelzijdig symmetrisch
geen skelet
Wormen
tweezijdig symmetrisch
geen skelet
Weekdieren
tweezijdig symmetrisch
uitwendig skelet uit één stuk
Geleedpotigen
tweezijdig symmetrisch
uitwendig skelet segmenten
Stekelhuidigen
veelzijdig symmetrisch
inwendig skelet
Gewervelden
tweezijdig symmetrisch
inwendig skelet
Maak nu de volgende oefening.
Stap 3: Vijf klassen van gewervelde dieren
Vijf klassen van gewervelde dieren
Eén van de hoofdafdelingen bestaat uit dieren met een inwendig skelet.
Van het skelet bestaan de rug en de nek uit wervels.
Daaraan dankt deze hoofdafdeling zijn naam.
Er zijn duizenden gewervelde dieren.
Daarom is ook deze groep weer onderverdeeld, namelijk in 5 klassen.
Zoek op internet afbeeldingen naar afbeeldingen van gewervelde dieren.
Maak een Google-document aan waar je de afbeeldingen in op kan slaan.
Zoek voor elke klasse een afbeelding van het dier.
Zorg dat je ook een close-up afbeelding hebt van een typisch kenmerk van deze klasse.
Beschrijf waarom het dier bij een bepaalde klasse hoort.
Overleg met je docent of je het document moet inleveren.
Zorg ervoor dat je de drie bovenstaande punten hebt verwerkt.
Let er ook op dat het geheel er netjes en verzorgd uit ziet.
Stap 4: Dieren indelen
In de volgende oefening ga je een aantal dieren indelen met de ordening van Linnaeus.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Eencellige dieren
Organisme dat bestaat uit één cel. Bijvoorbeeld een bacterie, gist (schimmel), eencellige alg (plant) of amoebe (dier).
Sponzen
Groep van ongewervelde dieren die niet symmetrisch zijn en een inwendig skelet hebben dat bestaat uit skeletnaalden. Sponzen leven in het water en zetten zich vast aan de bodem.
Holtedieren
Ook wel neteldieren genoemd; groep ongewervelde dieren die veelzijdig symmetrisch zijn en geen skelet hebben. Bijvoorbeeld: kwal en zeeanemoon.
Wormen
Groep van ongewervelde dieren die tweezijdig symmetrisch zijn en geen skelet hebben.
Weekdieren
Groep van ongewervelde dieren die tweezijdig symmetrisch zijn en een uitwendig of geen skelet hebben. Bijvoorbeeld: inktvis (octopus), mossel en slak.
Geleedpotigen
Groep van ongewervelde dieren die tweezijdig symmetrisch zijn en een uitwendig skelet hebben in de vorm van een pantser. Ze hebben een geleed lichaam (segmenten) en gelede poten. Bijvoorbeeld: duizendpoten, kreeftachtigen, spinachtigen en insecten.
Stekelhuidigen
Groep van ongewervelde dieren die veelzijdig symmetrisch zijn en een inwendig skelet van kalk hebben. Bijvoorbeeld: zeester, zee-egel en zeekomkommer.
Gewervelden
Dieren die tweezijdig symmetrisch zijn en een inwendig skelet hebben. Van het inwendige skelet bestaan de rug en nek uit wervels, de zogenaamde wervelkolom of ruggengraat. Groepen: vissen, amfibieën, reptielen, vogels en zoogdieren.
Amoebe
Dier dat bestaat uit één cel.
Kwal
Voorbeeld van een holtedier.
Zeeanemoon
Voorbeeld van een holtedier.
Schelp
Voorbeeld van een weekdier met een uitwendig skelet, bij schelpdieren bestaande uit twee kleppen.
Huisjesslak
Voorbeeld van een weekdier, met een slakkenhuis als uitwendig skelet.
Naaktslak
Voorbeeld van een weekdier; omdat ze geen huisje hebben en snel uitdrogen kunnen ze alleen leven in een vochtige omgeving.
Koppotigen
Voorbeeld van een weekdier, met acht of tien vangarmen en goed ontwikkelde ogen. Bijvoorbeeld: inktvis (octopus).
Inktvis
Voorbeeld van een weekdier, koppotige, acht armen bevinden zich in een kring rond de mond.
Duizendpoten
Groep van geleedpotigen waarbij aan elk segment poten zitten.
Kreeftachtigen
Groep van geleedpotigen waarbij aan de segmenten tien tot veertien poten zitten. Bijvoorbeeld: krabben, kreeften en garnalen.
Kreeften
Voorbeeld van kreeftachtige met tien poten, waarvan de voorste zijn omgebouwd tot grijpscharen; wel een zichtbare staart.
Krabben
Voorbeeld van kreeftachtige met tien poten, waarvan de voorste zijn omgebouwd tot grijpscharen; geen zichtbare staart.
Garnalen
Voorbeeld van kreeftachtige met tien poten.
Spinachtigen
Groep van geleedpotigen met acht poten, bijvoorbeeld hooiwagens en teken.
Insecten
Groep van geleedpotigen met zes poten, met duidelijk kop, borst en achterlijf. Bijvoorbeeld: libellen, wandelende takken en vliegen.
Zeester
Voorbeeld van een stekelhuidige, met een stervormig lichaam, bestaande uit een centrale schijf en meestal vijf 'armen'
Amfibie
Gewerveld dier, koudbloedig, met een dunne slijmerige huid, legt eieren zonder schaal in het water, haalt als jong adem met kieuwen en huid, haalt als volwassen dier adem met huid en longen.
Vogel
Gewerveld dier, warmbloedig, huid bedekt met veren, legt eieren met een kalkschaal, haalt adem met longen.
Reptiel
Gewerveld dier, koudbloedig, leerachtige huid met schubben, legt eieren met een leerachtige schaal, haalt adem met longen.
Kraakbeenvis
Vis waarvan het skelet uit kraakbeen bestaat, in tegenstelling tot de beenvissen. Kraakbeenvissen zijn o.a. haaien en roggen.
Zoogdieren
Gewerveld dier, warmbloedig, huid bedekt met haren, levendbarend, zoogt de jongen, haalt adem met longen.
Ongewervelden
Dieren zonder wervelkolom of ruggengraat, zoals holtedieren, sponzen, wormen, weekdieren, stekelhuidigen en geleedpotigen.
Eindopdracht: Toets
Je sluit deze opdracht af met het maken van een toets.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
Vond je de video een goede intro om de opdracht mee te beginnen?
Waarom wel of waarom niet?
Kan ik wat ik moet kunnen?
Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
Kun je wat je moet kunnen?
Hoe ging het?
Tijd
Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig zou zijn.
Klopt dat?
Inhoud
Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of wist je het meeste al?
Schrijf op wat nieuw voor je was. Schrijf ook op wat je al wist voor je aan deze opdracht begon.
Eindopdracht
Wat vond je van de eindopdracht? Sloot de toets goed aan bij de leerdoelen?
Heb je het idee dat je, door de toets te maken, alle leerdoelen hebt geoefend?
Was je tevreden met je eindresultaat? Zo niet, wat heb je er dan aan gedaan om dat te verbeteren?
Het arrangement Ordening Dieren vmbo-b12 is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:
Toelichting
Deze les valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollectie voor biologie voor basisberoepsgerichte leerweg, leerjaar 1 en 2. Dit is thema 'Ordenen'. Het onderwerp van deze les is: Ordening Dieren. In deze les leer je wat het gedrag van een dier te maken heeft met zijn uiterlijk en leefomgeving.
Deze les valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollectie voor biologie voor basisberoepsgerichte leerweg, leerjaar 1 en 2. Dit is thema 'Ordenen'. Het onderwerp van deze les is: Ordening Dieren. In deze les leer je wat het gedrag van een dier te maken heeft met zijn uiterlijk en leefomgeving.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Ordening volgens Linnaeus
Ordening van dieren
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.