Welkom bij het thema Weer en Klimaat.
Het thema gaat over:
Klimaatzones
Je leert dat weer en klimaat met elkaar te maken hebben. Er zijn verschillende klimaatzones op aarde. Elke klimaatzone heeft zijn eigen kenmerken.
Klimaatfactoren
Landen kunnen in dezelfde klimaatzone liggen, maar toch ander weer hebben.
In welk klimaat een gebied ligt, hangt af van een aantal factoren.
Neerslag
Neerslag kan in verschillende vormen vallen. In welke hoeveelheden valt er regen? De hoeveelheid wordt gemeten met een regenmeter.
Extreme klimaten
Rondom de polen heerst een extreem koud klimaat. Bij de evenaar heerst een extreem warm klimaat.
Hoe zijn daar de levensomstandigheden?
Broeikaseffect
De temperatuur op aarde stijgt door een teveel aan CO2 in de atmosfeer. Dit heeft ook gevolgen voor ons klimaat.
Als de temperatuur op aarde stijgt, stijgt ook de zeespiegel. Dit kan op den duur grote gevolgen hebben.
Leerdoelen
Aan het eind van het thema:
kun je verschillende klimaten benoemen en op de kaart aanwijzen.
kun je voorbeelden noemen van aangepast leefgedrag van mens en dier in een bepaald klimaat.
weet je wat wordt bedoeld met de opwarming van de aarde of het broeikaseffect.
Planning
Het thema 'Weer en klimaat' bestaat uit de volgende onderdelen:
Onderdeel
Tijd
Eindproduct
Inleiding
0,5 lesuur
-
Klimaatzones
2 lesuren
Poster
Klimaten
2 lesuren
Eigen keuze
Neerslag
2 lesuren
Regenmeter
Extreme klimaten
2 lesuren
Twee brieven
Opwarming van de aarde
2 lesuren
Cartoon
Afsluiting
2 lesuren
Grote Weer of Klimaten spel
Totaal
19,5 lesuren
Werkplan
Werkplan
Het thema weer en klimaat 1 bestaat uit vijf opdrachten en een afsluiting.
Het is belangrijk dat je goed bijhoudt wat je gedaan hebt.
Om je hierbij te helpen is er een werkplan gemaakt.
Op dat werkplan schrijf je op welke onderdelen je hebt gedaan.
Zoek op internet een afbeelding op die jij typerend vindt voor het Nederlandse klimaat.
Vergelijk jouw afbeelding met een klasgenoot.
Leerdoel
Na deze opdracht kun je:
de namen van de vier klimaatzones noemen.
op een kaart aangeven waar de verschillende klimaatzones ongeveer liggen.
Eindproduct
Als eindproduct maak je een poster.
Op de poster komt een wereldkaart met de klimaatzones.
Bij iedere klimaatzone plaats je afbeeldingen van flora en fauna die goed passen bij de klimaatzone.
Activiteiten
Stap
Groepsgrootte
Activiteit
Stap 1
Alleen
Kennisbank over weer en klimaat bestuderen.
Stap 2
Alleen
Kennisbank over tropisch klimaat bestuderen, filmpje over klimaatzones kijken en vragen beantwoorden.
Stap 3
Alleen + samen
Kennisbank over droge klimaatzones bestuderen, filmpje over klimaatzones kijken en vragen beantwoorden.
Stap 4
Alleen
Kennisbank over gematigde klimaatzones bestuderen, filmpje over klimaatzones kijken en vragen beantwoorden.
Stap 5
Alleen + samen
Kennisbank over koude klimaatzones bestuderen, filmpje over klimaatzones kijken en vragen beantwoorden.
Stap 6
Alleen
Toets over klimaatzones maken.
Stap 7
Alleen
Wereldkaart met kenmerken van klimaatzones maken en door de docent laten nakijken.
Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 uur nodig.
Stap 1: Klimaatzones
Op de Noordpool is het weer anders dan in de tropen.
Dat komt omdat er op de Noordpool een ander klimaat is dan in de tropen.
Het weer is niet hetzelfde als het klimaat,
maar het weer en het klimaat hebben wel met elkaar te maken.
Bestudeer uit de Kennisbank Aardrijkskunde het onderdeel over weer en klimaat.
GeoClips zijn korte filmpjes over aardrijkskundige onderwerpen.
In de volgende stappen bekijk je de GeoClip over klimaten.
Na het bekijken van de clips beantwoord je steeds een aantal vragen.
Stap 2: Tropisch klimaat
Bestudeer uit de Kennisbank Aardrijkskunde het onderdeel over het tropisch klimaat.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Bekijk nu het vierde deel van de GeoClip over klimaten.
Het vierde deel gaat over de koude zone.
Beantwoord tijdens het kijken de volgende vragen.
Waar liggen de koude klimaatzones?
Omschrijf het landschap in deze zone.
Wat voor soort begroeiing kom je tegen in de koude klimaatzone?
En wat begroeiing kom je niet tegen in deze zone?
Welke dieren leven er in deze zone?
Bespreek ook de antwoorden op deze vragen met een klasgenoot.
Stap 6: Toets
Voor je begint aan de afsluiting maak je de toets 'Klimaatzones'.
De toets bestaat uit een aantal gesloten vragen.
Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt van de vragen die je fout hebt, het goede antwoord te zien.
De score wordt opgenomen in het volgsysteem.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Je gaat een poster op A3-formaat maken met daarop een wereldkaart met de klimaatzones.
Ga op internet op zoek naar een lege, zwart/wit kaart van de wereld.
Plak de kaart op een leeg A3-vel.
Geef op de wereldkaart de verschillende klimaatzones aan.
Schrijf bij de klimaatzones de belangrijkste kenmerken per klimaatzone.
Plak bij iedere klimaatzone minimaal twee foto’s.
Eén foto waarop te zien welke flora er te vinden is in de klimaatzone en
één foto waarop te zien is welke fauna er in de klimaatzone woont.
Schrijf op de poster ook een kort verhaal,
waarin je vertelt in welke klimaatzone jij het liefst zou wonen.
Klaar?
Laat de poster beoordelen door je docent.
Bij het beoordelen gebruikt hij/zij de volgende vragen:
Zijn de klimaatzones op de kaart aangegeven?
Staan de belangrijkste kenmerken van de zone op de poster?
Is per klimaatzone aangegeven welke flora en fauna je er aantreft?
Staat op de poster waar jij het liefst zou willen wonen?
Op een informatieve poster kun je laten zien wat de belangrijkste delen van de lesstof zijn. Ook kun je weergeven hoe bepaalde delen zich tot elkaar verhouden.
Begrippen
Klimaat
De gemiddelde toestand van de atmosfeer op een bepaald moment op een bepaalde plaats gemeten over dertig jaren.
Savanneklimaat
Behoort tot de warme klimaten. Het savanneklimaat is vergelijkbaar met het tropisch regenwoudklimaat, maar heeft een droog seizoen. Dit is meestal in de winter.
Tropische regenwoudklimaat
Behoort tot de warme klimaten. In het tropisch regenwoud komt de gemiddelde maandtemperatuur het hele jaar door boven de 18 °C en is er het hele jaar door veel neerslag (meer dan 2.000 mm gemiddeld per jaar).
Steppeklimaat
Behoort tot de klimaten met weinig neerslag. Het steppeklimaat is een droog klimaat (ca. 250-500 mm neerslag per jaar).
Woestijnklimaat
Behoort tot de klimaten met weinig neerslag. Het woestijnklimaat is een zeer droog klimaat (ca. minder dan 250 mm neerslag per jaar).
Gematigde klimaten
Een gematigd klimaat of warm gematigd klimaat (bijvoorbeeld het Middellandse Zeeklimaat) is een vochtig klimaat. Een ander kenmerk zijn de relatief gematigde temperaturen. Gematigde klimaten hebben duidelijke seizoenen en de verschillen in temperatuur tussen de winter en de zomer zijn niet groot.
Toendraklimaat
Behoort tot de koude klimaten. In een toendraklimaat komt de gemiddelde temperatuur in de koudste maand niet boven de -3°C en in de warmste maand blijft deze tussen de 0°C en 10°C.
Sneeuwklimaat
Behoort tot de koude klimaten. In een sneeuwklimaat blijft de gemiddelde maandtemperatuur in de koudste maand beneden de -3°C. De warmste maand heeft een gemiddelde maandtemperatuur lager dan 0°C.
Hooggebergteklimaat
Behoort tot de koude klimaten. Het hooggebergteklimaat komt voor in bijvoorbeeld de Alpen en Himalaya. De temperatuur in deze hooggelegen gebieden komt alleen in de zomermaanden boven de 0°C.
Tropisch regenwoud
Gebied waarin het altijd warm is en waar veel soorten bomen en planten groeien die altijd groen blijven.
Savanne
Gebied waarin het altijd warm is met een droge periode in de winter of in de zomer.
Steppe
Gebied met tussen de 250 en 500 mm neerslag per jaar.
Seizoenen
Een seizoen, ook wel jaargetijde genoemd, is een van de vier delen van het jaar.
Klimaten
Vooraf
Je weet dat er vier verschillende klimaatzones op aarde zijn.
Waarom, denk je, zijn er verschillen in het klimaat tussen deze zone's.
Bedenk zoveel mogelijk factoren die invloed hebben.
Bespreek deze vraag met een klasgenoot.
Leerdoel
Na deze opdracht kun je:
bij iedere klimaatzone iets vertellen over de temperatuur.
bij iedere klimaatzone twee voorbeelden van klimaten noemen.
minimaal twee redenen voor klimaatverschillen tussen gebieden noemen.
Eindproduct
Je maakt samen met een klasgenoot een eindproduct met als titel Klimaten.
Jullie kiezen zelf een manier die jullie het best bij deze opdracht vinden passen.
Activiteiten
Stap
Groepsgrootte
Activiteit
Stap 1
Alleen
Opdracht maken en kennisbank over de klimaatverschillen bestuderen.
Stap 2
Alleen
Verschillen in het weer tussen Amsterdam, Davos en Warschau opzoeken.
Stap 3
Alleen
Kennisbanken over factoren voor klimaat bestuderen, filmpje over de zon kijken en Kenmerken van een zee en een landklimaat bepalen.
Stap 4
Alleen
Filmpje over de invloed van bergen op de neerslaghoeveelheid kijken en opdracht maken.
Stap 5
Alleen
Toets over Klimaten maken.
Stap 6
Alleen
Eindproduct naar keuze maken waarmee je laat zien welke factoren klimaat bepalen en door de docent laten nakijken.
Benodigdheden
Geen bijzonderheden.
Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 uur nodig.
Stap 1: Klimaatinfo
Veelal worden er vier klimaatzones onderscheiden: de tropische klimaatzone, de droge zone,
de gematigde zone en de koude zone.
Hieronder zie je 11 steden.
Gebruik internet (bijvoorbeeld: www.klimaatinfo.nl),
een atlas of de kaart die in je in de opdracht klimaatzones hebt gemaakt,
om uit te zoeken in welke klimaatzone de steden liggen.
Amsterdam
Parijs
Davos
Warschau
New York
Syndney
Buenos Aires
Los Angeles
Beijing
Tel Aviv
Tokio
Bestudeer vervolgens uit de Kennisbank het onderdeel over klimaatverschillen.
Amsterdam, Davos en Warschau liggen in dezelfde klimaatzone.
Toch zijn er grote verschillen tussen het weer in Amsterdam,
het weer in Davos en het weer in Warschau.
Ga naar www.klimaatinfo.nl en zoek informatie over het weer in deze drie steden.
Vergelijk Amsterdam, Davos en Warschau op de volgende punten:
gemiddelde temperatuur in januari
gemiddelde temperatuur in juli
gemiddeld aantal uren zon per dag in januari
gemiddeld aantal uren zon per dag in juli
gemiddeld aantal mm neerslag per maand in januari
gemiddeld aantal mm neerslag per maand in juli
Zet de verschillen in een overzichtelijke tabel.
Schrijf een aantal redenen op waardoor het weer tussen deze drie steden verschilt.
Stap 3: Klimaatfactoren
Er bestaan op aarde meerdere klimaten.
Welk klimaat er in een gebied heerst, hangt af van de volgende zaken:
Ligt het gebied dicht bij de evenaar of juist dicht bij de polen? KB: Breedteligging
Amsterdam en Warschau liggen beide in de gematigde klimaatzone.
Toch is er een verschil in klimaat tussen Amsterdam en Warschau.
In Amsterdam is sprake van een zeeklimaat.
In Warschau spreek je van een landklimaat.
Welke van de volgende kenmerken horen bij een zeeklimaat?
En welke bij een landklimaat?
• milde zomers
• koude winters
• hele jaar door regen
• warme zomers
• milde winters
• veel sneeuw in de winter
Stap 4: Klimaatfactoren
Bekijk nu ook dit filmpje op op schooltv.
Bij iedere klimaatfactor kun je één of meerdere ‘Hoe…, hoe…’-zinnen maken.
Voorbeeld: Hoe verder een plaats van de evenaar ligt, hoe lager de gemiddelde temperatuur.
Maak zelf ook een aantal ‘Hoe…, hoe…’-zinnen.
Maak niet alleen zinnen over de gemiddelde temperatuur,
maar ook over het aantal zonuren of de hoeveelheid neerslag.
Vergelijk de zinnen die jij gemaakt hebt, met de zinnen van een klasgenoot.
Hebben jullie dezelfde ‘Hoe…, hoe…’-zinnen? Bespreek de verschillen.
Stap 5: Toets
Voor je begint aan de afsluiting maak je de toets 'Klimaten'.
De toets bestaat uit een aantal gesloten vragen.
Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt van de vragen die je fout hebt, het goede antwoord te zien.
De score wordt opgenomen in het volgsysteem.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Jullie gaan aan de slag met het eindproduct.
Kies zelf een eindproduct waarmee jullie kunnen laten zien welke factoren het klimaat bepalen.
Zorg dat de drie verschillende factoren,
die in de opdracht worden genoemd in het eindproduct terug komen.
Nog geen idee wat voor eindproduct jullie willen maken?
Kijk dan eens in de gereedschapskist!
Klaar?
Het eindproduct moet beoordeeld worden door jullie docent.
Bij het beoordelen gebruikt hij/zij de volgende vragen:
Heeft het eindproduct als titel ‘Klimaten’?
Worden in het eindproduct de drie factoren die het klimaat bepalen besproken?
Welkom bij de gereedschapskist. Hier vind je uitleg over alle werkvormen waarmee je je eindproducten maakt. Bij iedere werkvorm staat beschreven hoe je deze uitvoert, kun je inspiratiefilmpjes bekijken en vind je de beoordelingscriteria waaraan jouw product moet voldoen. Ook zie je welke digitale middelen je kunt gebruiken en aan welke vaardigheden je werkt tijdens het maken van je eindproduct. Veel succes!
Begrippen
Breedteligging
De afstand van de evenaar tot een bepaald punt.
Hoogteligging
De afstand van een punt tot het gemiddelde zeeniveau (NAP).
Aanlandige wind
Zeewinden. Het gaat hier om winden die van zee komen en dan het land over gaan.
Aflandige wind
Landwinden. Het gaat hier om winden die van land komen en dan de zee over gaan.
Loefzijde
De kant van een gebergte die aan de windkant ligt.
Lijzijde
De kant van een gebergte die uit de windkant ligt. Ook wel de regenschaduw genoemd.
Zeestroom/Oceaanstroom
Continue stromingen van het zeewater aangedreven door de energie van de zon en de overheersende windrichting.
Zee
Het zoute water dat de landmassa’s op aarde omringt.
Neerslag
Vooraf
Waarom denk jij dat het vaak regent in Nederland?
Overleg je antwoord met een klasgenoot.
Leerdoel
Aan het eind van de opdracht kun je:
beschrijven hoe neerslag ontstaat.
minimaal drie verschillende vormen van neerslag noemen.
het verschil beschrijven tussen stijgingsregens, stuwingsregens en frontale regens.
Eindproduct
Je maakt een regenmeter en je probeert de regenmeter uit.
Voor het maken van de regenmeter heb je nodig:
een lege plastic fles, een schaar, plakband, meetlat, knikkers of steentjes.
Activiteiten
Stap
Groepsgrootte
Activiteit
Stap 1
Alleen
Kennisbank over neerslag bestuderen en vragen maken met behulp van filmpjes.
Stap 2
Alleen
Vragen maken met behulp van bron.
Stap 3
Alleen
Toets over neerslag maken.
Stap 4
Alleen
Filmpje over het maken van een regenmeter kijken en zelf een regenmeter maken en door de docent laten nakijken.
Benodigdheden
Onderdelen voor een regenmeter, te vinden in stap 4.
Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 uur nodig.
Stap 1: Neerslag
Bestudeer uit de Kennisbank Aardrijkskunde het onderdeel neerslag.
Wat is het verschil tussen een bui in de buurt van de evenaar en een bui in de bergen?
Op de website van SchoolTV vind je een groot aantal filmpjes over dit onderwerp.
Bekijk onderstaande filmpjes maar eens.
Probeer de antwoorden te vinden op de vragen hierboven.
Heb je antwoord gevonden op de vragen?
Bespreek de antwoorden met een klasgenoot.
Stap 2: Neerslaghoeveelheid
Sommige mensen denken dat het in Nederland altijd regent.
Dat valt gelukkig best mee.
Lees de onderstaande bron maar eens.
Nederland wordt wel eens een regenland genoemd.
Toch gaan er in een normaal jaar altijd nog 131 dagen voorbij zonder ook maar één spatje regen.
Op de overige dagen valt er in ons land gemiddeld over het land ongeveer 800 millimeter neerslag gedurende 580 uur.
De meeste regen valt gewoonlijk in de zomermaanden,
maar dat betekent niet dat het dan ook vaker regent.
De regen valt dan met grotere hoeveelheden ineens en
is dan in het algemeen van kortere duur dan in de winter.
De meeste neerslag valt in juni.
In deze maand valt er in totaal vaak iets meer dan 80 mm neerslag.
De droogste plek van Nederland vinden we in het midden van Limburg.
Daar valt de minste neerslag, gemiddeld minder dan 700 mm per jaar.
De meeste kans op een droge dag heb je in april,
dan valt er in Nederland namelijk gemiddeld de minste neerslag.
In april valt gemiddeld maar net iets meer dan 40 mm neerslag.
In ons grillige klimaat kunnen de cijfers echter van jaar tot jaar en van dag tot dag behoorlijk verschillen.
Tijdens zware buien kan er 's zomers plaatselijk wel meer dan 100 millimeter op een dag vallen.
De grootste neerslaghoeveelheid ooit in één etmaal op een weerstation van het KNMI (Voorthuizen, augustus 1948) gemeten,
bedraagt ruim 200 millimeter.
Van: www.knmi.nl
Zijn de volgende stellingen waar of niet waar?
In Nederland regent het meer dagen wel dan niet.
Gemiddeld over het land valt er per dag iets meer dan 2 mm regen.
In de zomermaanden regent het vaker dan in de andere maanden.
Als het in de zomermaanden regent, regent het vaak harder dan in de andere maanden.
In april valt gemiddeld minder dan 1 mm regen per dag.
Stap 3: Toets
Voor je begint aan de afsluiting maak je de toets 'Neerslag'.
De toets bestaat uit een aantal gesloten vragen.
Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt van de vragen die je fout hebt, het goede antwoord te zien.
De score wordt opgenomen in het volgsysteem.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Zoek de spullen bij elkaar die je nodig hebt om zelf een regenmeter te maken.
Maak de regenmeter op de manier die in het filmpje besproken is.
Probeer de regenmeter ook uit.
Klaar?
Laat de regenmeter beoordelen door jullie docent.
Extra: LvoorL
Leerlingen voor leerlingen
Op de website www.lvoorl.nl vind je verschillende video's die door leerlingen voor leerlingen zijn gemaakt.
Hieronder staat een video die goed past bij dit thema.
Bekijk de video. Kun je de video goed volgen?
Bespreek de inhoud van de video met een klasgenoot.
Wolk
Een verzameling zwevende druppeltjes waterdamp of ijskristallen in de dampkring, zichtbaar als een witte of grijze pluim.
Hagel
Hagel is neerslag in de vorm van klompen ijs. De klompen ijs noem je hagelstenen. Deze hagelstenen zijn meestal tussen de 5 millimeter en 15 centimeter groot.
Sneeuw
Sneeuw is een soort neerslag die bestaat uit samengeklonterde ijskristallen.
IJzel
Ijzel is zeer koude regen die bevriest wanneer het de grond raakt. Het ijslaagje dat dan ontstaat is altijd doorzichtig.
Mist
Bij mist zweven kleine waterdruppeltjes in de lucht. De waterdruppeltjes zijn duizend keer kleiner dan een gewone regendruppel.
Dauw
Dauw is een vorm van neerslag. Dauw zijn kleine druppeltjes water die je in de ochtend en avond op voorwerpen vindt.
Antwoorden
Antwoorden Stap 2
Waar
Waar
Niet waar
Waar
Niet waar
Extreme klimaten
Vooraf
Lijkt het je fijner om in een woestijn of op de noordpool te wonen?
Bespreek je antwoord op deze vraag met een klasgenoot.
Leerdoelen
Aan het eind van de opdracht kun je:
voorbeelden geven extreme klimaten/klimaatzones.
een voorbeeld noemen van een volk dat op de Noordpool woont.
met behulp van een voorbeeld beschrijven dat het leven op de Noordpool anders is dan het leven in Nederland.
uitleggen waarom mensen die in een woestijn wonen vaak nomaden zijn (of waren).
met behulp van een voorbeeld beschrijven dat het leven in een woestijn anders is dan het leven in Nederland.
Eindproduct
Jullie schrijven twee brieven.
Voor brief 1 verplaats je je in iemand die leeft in het Noordpoolgebied.
Brief 2 schrijf je voor iemand die leeft in de woestijn.
In de brieven wordt beschreven hoe het is om te leven in de buurt van Noordpool of in de woestijn.
Activiteiten
Stap
Groepsgrootte
Activiteit
Stap 1
Alleen
Kennisbanken over poolgebieden en woestijnen bestuderen en vragen beantwoorden.
Stap 2
Alleen + samen
Filmpjes over leven op de noordpool en in de woestijn kijken en informatie erover verzamelen.
Stap 3
Samen
Een brief aan elkaar schrijven waarin jullie vertellen hoe het leven in het klimaat dat je hebt ondezocht is en door de docent laten nakijken.
Benodigdheden
Geen bijzonderheden.
Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 uur nodig.
Stap 1: Poolgebied en woestijn
Jullie weten dat er op aarde verschillende klimaten zijn.
Jullie weten ook al dat er verschillen zijn in de flora en fauna in de verschillende klimaatzones.
Bestudeer uit de Kennisbank Aardrijkskunde het onderdeel over het poolgebied en het onderdeel over de woestijn.
In deze opdracht gaan jullie uitzoeken hoe het is om in het Noordpoolgebied of in de woestijn te wonen. Gebruik internet om het antwoord te vinden op de volgende zeven vragen.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Er is een groot verschil tussen het leven in de buurt van de Noordpool en het leven in de woestijn.
Bekijk de volgende twee filmpjes van SchoolTV.
Jullie gaan de informatie verzamelen die jullie nodig hebben voor het maken van het eindproduct.
Eén van jullie gaat informatie verzamelen over het leven in het Noordpoolgebied.
De ander zoekt informatie over het leven in de woestijn. Jullie zoeken informatie over:
kleding
voedsel
huisvesting
vervoersmiddelen
middelen van bestaan
dagelijks leven
...
Stap 3: Eindproduct
Werk samen met een klasgenoot.
Jullie schrijven elkaar een brief over het leven in het klimaat dat jullie hebben onderzocht.
Eén van jullie schrijft een brief over het leven in het Noordpoolgebied.
De ander schrijft een brief over het leven in de woestijn.
Jullie schrijven over de onderwerpen waarover jullie in stap 2 informatie hebben gezocht.
De brieven zijn minimaal 200 en maximaal 400 woorden.
De brieven mogen aangekleed worden door er afbeeldingen in te plaatsen.
De brieven mogen niet teveel taalfouten bevatten.
Klaar?
Laat de brieven dan beoordelen door jullie docent.
Een brief is een goede manier om aan iemand te laten weten wat je van een bepaald
onderwerp vindt of iemand te vragen om in actie te komen rond een bepaald onderwerp.
Woestijnklimaat
Behoort tot de klimaten met weinig neerslag. Het woestijnklimaat is een zeer droog klimaat (ca. minder dan 250 mm neerslag per jaar).
Steppeklimaat
Behoort tot de klimaten met weinig neerslag. Het steppeklimaat is een droog klimaat (ca. 250-500 mm neerslag per jaar).
Toendraklimaat
Behoort tot de koude klimaten. In een toendraklimaat komt de gemiddelde temperatuur in de koudste maand niet boven de -3°C en in de warmste maand blijft deze tussen de 0°C en 10°C.
Sneeuwklimaat
Behoort tot de koude klimaten. In een sneeuwklimaat blijft de gemiddelde maandtemperatuur in de koudste maand beneden de -3°C. De warmste maand heeft een gemiddelde maandtemperatuur lager dan 0°C.
Hooggebergteklimaat
Behoort tot de koude klimaten. Het hooggebergteklimaat komt voor in bijvoorbeeld de Alpen en Himalaya. De temperatuur in deze hooggelegen gebieden komt alleen in de zomermaanden boven de 0°C.
Steppe
Gebied met tussen de 250 en 500 mm neerslag per jaar.
Je hebt vast wel eens gehoord over de opwarming van de aarde.
Wat doe jij om de opwarming van de aarde proberen tegen te gaan?
Bespreek je antwoord op deze vraag met een klasgenoot.
Leerdoel
Na deze opdacht kun je:
het begrip versterkt broeikaseffect omschrijven.
een oorzaak van het versterkt broeikaseffect noemen.
twee gevolgen van de opwarming van de aarde noemen en beschrijven.
Eindproduct
Je maakt een cartoon met als titel ‘Deventer aan zee’.
In de cartoon laat je op een humoristische manier zien wat de gevolgen zijn van een stijging van zeespiegel voor een stad die nu niet aan zee ligt.
Activiteiten
Stap
Groepsgrootte
Activiteit
Stap 1
Alleen
Kennisbank over klimaatverandering bestuderen, filmpjes over het broeikaseffect kijken en gebeurtenissen in de goede volgorde zetten.
Stap 2
Alleen
Via flood.firetree.net kijken naar hoever Nederland onder water zou komen te staan bij verschillende waterstijgingen.
Stap 3
Alleen
Toets over de opwarming van de aarde maken.
Stap 4
Alleen
Cartoon maken over 'Deventer aan zee' en die door de docent laten nakijken.
Benodigdheden
Geen bijzonderheden.
Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 uur nodig.
Stap 1: Opwarming van de aarde
Bestudeer uit de Kennisbank het onderdeel over klimaatverandering.
In onderstaand filmpje zie je wat de invloed van de opwarming van de aarde voor het leven op de Noordpool kan zijn.
Ook in Nederland gaan wij het merken als de aarde opwarmt.
Bekijk ook het volgende filmpje op de website van SchoolTV.
De inhoud van de filmpjes kun je omschrijven met onderstaande zinnen.
De zinnen staan nog niet in de goede volgorde.
In welke volgorde vertellen de zinnen een logisch verhaal?
De eerste zin staat al goed.
Het broeikaseffect maakt leven op aarde mogelijk.
Eén van die broeikasgassen is CO2.
Door een toename van CO2 in de dampkring blijft er meer warmte hangen in de dampkring.
Het broeikaseffect wordt veroorzaakt door broeikasgassen in de dampkring.
Doordat mensen veel energie opwekken, komt er veel CO2 vrij.
Door een stijging van de zeespiegel kan een deel van Nederland onder water komen te staan.
Hierdoor neemt de temperatuur toe en stijgt de zeespiegel.
De goede volgorde is: 1 - ... - ... - ... - ... - ... - ... - ...
Stap 2: Hoe snel stijgt het water?
Als de temperatuur op aarde stijgt, stijgt de zeespiegel. Dat is zeker.
Hoe snel dat gaan wet niemand precies.
De ene wetenschapper heeft het over millimeters per jaar.
Anderen praten over enkele of zelfs tientallen centimeters. Het is moeilijk te meten,
omdat het zeespiegelniveau sowieso op elk moment anders is.
Het is ook niet heelmaal duidelijk hoe snel de opwarming van de aarde gaat.
Als al het ijs op Groenland smelt, zou de zeespiegel met ongeveer 7 meter stijgen,
denkt men.
Op de website van flood.firetree.net kun je zien,
welke delen van de wereld onder water komen te staan bij verschillende stijgingen van de zeespiegel.
Stel links bovenaan de stijging van de zeespiegel in.
Begin met een stijging van de zeespiegel van 7 m.
Bekijk bij verschillende stijgingen van de zeespiegel,,
welke delen van Nederland onder water komen te staan.
Stap 3: Toets
Voor je begint aan de afsluiting maak je de toets 'Opwarming van de aarde'.
De toets bestaat uit een aantal gesloten vragen.
Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt van de vragen die je fout hebt, het goede antwoord te zien.
De score wordt opgenomen in het volgsysteem.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Een cartoon of een spotprent is een humoristische afbeelding.
In veel cartoons spelen bekende personen een belangrijke rol.
Maar een cartoon kan ook een komische situatie weergeven.
Je gaat een cartoon maken met als titel ‘Deventer aan zee’.
Je mag Deventer eventueel ook voor een andere stad vervangen.
In de cartoon moet duidelijk zijn wat de gevolgen van de stijging van de zeespiegel zijn voor een stad als Deventer.
Laat de cartoon beoordelen door je docent.
Je docent zal bij de beoordeling letten op:
de inhoud: gaat de cartoon over de stijging van zeespiegel?
Een cartoon is een spotprent, oftewel een humoristische tekening.
Extra: LvoorL
Leerlingen voor leerlingen
Op de website www.lvoorl.nl vind je verschillende video's die door leerlingen voor leerlingen zijn gemaakt.
Hieronder staan paar video's die goed passen bij dit thema.
Bekijk de video's. Kun je de video's goed volgen?
Bespreek de inhoud van de video's met een klasgenoot. Video:Broeikaseffect 1 - Flash Video: Broeikaseffect 2 - Flash Video: Broeikaseffect 3 - Flash Video: Broeikaseffect 4 - Flash
Let op:
Als je de video's wilt stoppen, druk dan eerst op de stopknop en klik dan de popup weg.
Begrippen
Broeikaseffect
Het vasthouden van warmte van de zon door de atmosfeer.
Versterkt broeikaseffect
Het versterken van het vasthouden van de zonnewarmte door de atmosfeer door de mens.
Broeikasgas
Gassen die warmte van de zon opnemen en dit weer uitstralen.
IJstijden
Een koude periode op aarde. Ook wel glaciaal genoemd.
Klimaatverandering
Het gemiddeld weertype of klimaat verandert over een bepaalde periode.
Afsluiting
Je hebt alle opdrachten van het thema Het weer gemaakt.
Tijd voor de afsluiting.
Je sluit het thema af met het maken van Het Grote Weer of Klimaten spel.
Kijk in de gereedschapskist hoe je het mooiste spel kunt maken!
Bedenk samen met een klasgenoot wat voor soort spel jullie gaan maken.
Natuurlijk moet het spel gaan over verschillende soorten klimaten en over verschillende weertypen,
maar verder mogen jullie zelf bedenken hoe het spel er uit gaat zien.
Als jullie klaar zijn met het maken van het spel, spelen jullie het spel met klasgenoten.
Daarna laten jullie het spel beoordelen door jullie docent.
Een spel is een creatieve manier om informatie te presenteren. Een deel van de lesstof verwerk je in een spel en door deze te spelen onthoud je de kennis beter. Er zijn veel verschillende soorten spellen waarin je informatie kunt verwerken. Denk bijvoorbeeld aan ganzenbord, memory, galgje, een kaartspel, een dominospel, enzovoorts.
Het arrangement Thema: Weer en klimaat vmbo BB2 is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Het thema 'Weer en klimaat' is ontwikkeld door auteurs en medewerkers van StudioVO.
Fair Use
In de Stercollecties van StudioVO wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet. Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use. Meer informatie: Fair use
Mocht u vragen/opmerkingen hebben, neem dan contact op via de helpdesk VO-content.
Aanvullende informatie over dit lesmateriaal
Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Tropisch klimaat
Gematigde klimaatzone
Klimaatzones
Klimaten
Neerslag
Extreme klimaten
Opwarming van de aarde
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.