Rivieren in Nederland - kopie 1

Rivieren in Nederland

Introductie

Vanuit hoger geleden gebieden stroomt het water door ons laagland naar zee. Rivieren met hun brede, bochtige waterlopen, lage oevers, dijken en aan weerszijden weiden en akkers vormen een belangrijk en kenmerkend onderdeel van ons landschap.

Probleemstelling

  • Welke kenmerken hebben rivieren en hoe houden we die waterstromen in bedwang?

Oriëntatie
Hoofdvraag
Hoe zijn onze rivieren het best te beschrijven?

Deelvragen

  • Waar komt het water dat door onze rivieren stroomt vandaan?
  • Wat zijn de kenmerken van het  Nederlandse rivierlandschap en wat  is de verklaring daarvan?
  • Wat zijn de verschillen tussen de oorsprong en de mongin van een rivier en hoe is dat te herkennen?

Eindtermen
Domein E: Leefomgeving
Subdomein E1: Het vraagstuk van overstromingsgevaar van de grote rivieren
In dit verband kan de kandidaat:
Kenmerken van de stroomgebieden van Rijn en Maas beschrijven

Aan het einde van deze les ken je de volgende begrippen:

  • Stroomgebied
  • Stroomstelsel
  • Waterscheiding
  • Waterafvoer: debiet, regiem, vertragingstijd, piekafvoer, verhang, verval
  • Dwarsprofiel rivieren (benedenloop): uiterwaarden, zomerbed, winterbed
  • Lengteprofiel: bovenloop, middenloop, benedenloop.
  • Oeverwal, komgrond

Werkwijze

Activiteiten

Stap Groepsgrootte Activiteit Tijd
Voorkennis Alleen Testen voorkennis 0,25 uur
Stap 1 Alleen Waar komt al dat rivierwater vandaan? 0,5 uur
Stap 2 Alleen Dan weer veel water, dan weer weinig... 0,5 uur
Stap 3 Alleen Bovenloop, middenloop, benedenloop 0,5 uur
Stap 4 Alleen De benedenloop van rivieren, een profielschets 0,5 uur
Stap 5 Alleen Eindtoetsvragen 0,25 uur


Ter afsluiting van deze les maak je enkele eindtoetsvragen.

NB:  GB staat voor Grote Bosatlas, 54e/55e druk.

Voorkennis

Bestudeer uit de kennisbank aardrijkskunde:

KB: Waterkringloop

Klik op de knop om de oefening te maken.

Instaptoets:Rivieren in Nederland

Stap 1: Waar komt al dat rivierwater vandaan?

We beginnen deze les met een fragment van YouTube: ‘Aardrijkskunde – Rivieren’ waarin  enkele begrippen aan de orde komen: stroomgebieden en waterscheidingen. Het filmfragment gaat over de rivier de Mississippi, maar de informatie geldt voor elke rivier.

(Vanaf 3.01 minuten “In het volgende onderdeel van deze video gaan we het hebben“ tot 5.36 minuten “Dat is dus de waterscheiding.“)

Op de landkaart (GB54/GB55, kaart 44A) zie je dat de Rijn ontspringt in Zwitserland en via Duitsland naar Nederland loopt. Als je de Rijn afvaart, zie je onderweg af en toe een zijrivier, een beek of een sloot waar water de Rijn instroomt. Dat water is onder meer als neerslag in deze beken, zijrivieren en sloten terechtgekomen.
Water krijgt de Rijn ook van smeltende sneeuw en gletsjers. De Rijn en alle zijrivieren, beken en sloten in het stroomgebied vormen samen het stroomstelsel van de Rijn en de Rijn zelf is de hoofdrivier van het stroomgebied.

Op de kaart zie je ook andere stroomgebieden, namelijk die van de Maas die in Frankrijk ontspringt en door België naar Nederland loopt, van de Schelde die eveneens in Frankrijk ontspringt en via België naar Nederland loopt en van de Eems die in Duitsland ontspringt. Deze stroomgebieden zijn kleiner dan die van de Rijn.

  1. Omschrijf in je eigen woorden: Wat is een stroomgebied? Wat is een stroomstelsel? Wat is een waterscheiding?
    Je mag deze begrippen ook met een tekening duidelijk maken.
  2. Welke van de vier rivieren die Nederland binnenkomen voert jaarlijks het meeste water aan? En welke het minste?

Stap 2: Dan weer veel water, dan weer weinig…

Hoog- en laagwater
Nijmegen ligt aan de Waal. Tussen deze stad en de rivier ligt een kade. Meestal kun je overal op de kade lopen zonder natte voeten te krijgen. Dan staat het water van de rivier enkele meters lager dan de rand van de kade. Maar af en toe staat het water in de Waal zó hoog dat een deel van de kade overstroomt.

Hoe hoog of laag het water in de Waal staat, hangt ervan af hoeveel water deze rivier afvoert. De hoeveelheid water die een rivier afvoert, heet debiet. Debiet wordt gemeten in kubieke meter water per seconde (m3/s).
Bij hoogwater is het debiet groot, bij laagwater is het debiet juist laag. Als het debiet het hoogst is, spreekt men van piekafvoer van de rivier.

Gedurende het jaar varieert het debiet van de Waal, de Rijn, de IJssel en de Schelde. ’s Winters is hun debiet in de regel hoog want van het regenwater dat in het stroomgebied valt, verdampt er weinig voor het de rivieren bereikt.
In de zomer is hun debiet meestal laag want van het regenwater dat in het stroomgebied valt, verdampt een groot deel voor het de rivieren bereikt.

Het verschil tussen het hoogste debiet (de piekafvoer) en het laagste debiet in een rivier gedurende het jaar heet het regiem van de rivier.

Water van neerslag in het stroomgebied van een rivier, heeft tijd nodig om de rivier te bereiken. Die tijd is de vertragingstijd. Die is kort als het water op een harde bodem valt waarin het niet weg kan zakken. De vertragingstijd is lang als het water op een zachte bodem valt, daarin wegzakt en via de bodem uiteindelijk de hoofdrivier bereikt.


Kijk naar deze twee grafieken en beantwoord:

  1. In welke tijd van het jaar is er sprake van piekafvoer in de Rijn en de Maas?
  2. Waarom valt de piekafvoer in deze periode?
  3. Van welke van de twee rivieren is het debiet het hele jaar door het grootst?
  4. Van welke van de twee rivieren is het regiem onregelmatig?

Hoogteverschillen en stroomsnelheid
Naast de hoeveelheid water die de rivier vervoert, is ook de snelheid waarmee dat gebeurt van belang. Water stroomt van hoog naar laag en zoekt altijd het laagste punt op. Hoe groter het hoogteverschil in de loop van de rivier, hoe sneller het water stroomt. Hoogteverschillen worden in twee begrippen uitgedrukt:

  • Verval: dat is het hoogteverschil in meters tussen twee punten in een rivier.
  • Verhang: dat is het hoogteverschil tussen twee punten in een rivier gedeeld door de afstand.
    Het verhang wordt gemeten in meters hoogteverschil per kilometer.

  1. Waarom stijgt het water van de Maas of een andere rivier in Nederland niet onmiddellijk maar pas na verloop van tijd als het in Nederland een tijd lang hard regent?
  2. Wanneer heeft regenwater dat in een gebied aan weerszijden van een rivier valt de meeste tijd nodig om de rivier te bereiken, als dat gebied volgebouwd is met straten, huizen en andere gebouwen of als het gebied bestaat uit bossen en weilanden? Kijk op pagina 720 subpagina 1 van Teletekst

  3. Hoe groot is het verval in de Maas tussen St. Pieter en Belfeld? (afronden tot hele meters).

  4. Van de Pannerdense Kop naar Bonn is het 130 kilometer varen over de Rijn. De Pannerdense Kop ligt op 8,5 meter hoogte en Bonn op 45 meter hoogte. Hoe groot is dus het verhang van de Rijn tussen Pannerdense Kop en Bonn? (afronden tot 2 decimalen achter de komma)

Stap 3: Bovenloop, middenloop, benedenloop

In Nederland stromen de rivieren traag door het landschap, maken ze vele bochten en zijn ze tamelijk breed. Zien de Rijn en de Maas er net zo uit als je vanaf de Nederlandse grens deze rivieren stroomopwaarts vaart? Allerminst. Je merkt na verloop van tijd dat het landschap aan weerszijden van de rivier er anders uit gaat zien. Het verhang wordt groter en dus ook de stroomsnelheid. Het wordt veroorzaakt door een ander landschap. Zie het volgende YouTube-fragment:


Van 2.29 minuten “We gaan eens kijken naar een gemengde rivier” tot 5.14 “…en bijvoorbeeld de delta die Nederland is.”

In de benedenloop meandert de rivier. Hoe dat gaat, zie je in de volgende video:

Video: ‘Meanderende rivieren’
Van begin tot 0.46 minuten “…van wel twee kilometer breed ontstaan.”

  1. Wat voor soort landschapsvorm  vormt een rivier als zijn oorsprong in bergachtig gebied ligt?
  2. Hoe ontstaat deze landschapsvorm?
  3. Vindt er dan in de bovenloop ook afzetting van materialen plaats?
  4. Hoe kun je aan de samenstelling van afzettingen in en langs een rivier zien of je bij de middenloop of de benedenloop van die rivier bent?
  5. Verklaar je antwoorden op vraag 2, 3 en 4 aan de hand van verhang en stroomsnelheid.
  6. Wat is meanderen?
  7. Leg het proces van meanderen uit?

Stap 4: De benedenloop van rivieren, een profielschets

Voordat mensen dijken langs rivieren aanlegden, lag aan beide kanten van een rivier  een oeverwal en lagen achter de oeverwal komgronden. Oeverwallen en komgronden ontstaan door afzetting van materialen tijdens overstromingen. Die overstromingen vonden vooral ’s winters plaats tijdens de piekafvoer van de rivier.

Tijdens een overstroming voert het water dat over de oever stroomt zand en klei met zich mee. De grootste deeltjes zand en klei zakken het snelst naar de bodem van het overstroomde gebied en blijven het dichtst bij de rivier liggen. Die vormen naar verloop van tijd, en na vele overstromingen, een hoogte die oeverwal wordt genoemd. Oeverwallen blijven tijdens overstromingen meestal boven het rivierwater uitsteken. Alleen als het water extreem hoog kwam te staan, verdween ook de oeverwal onder water.

Lichtere kleideeltjes worden door het water verder van de rivier afgevoerd en zakken achter de oeverwal naar de bodem. Op die manier blijft na elke overstroming een dun laagje klei achter. De plekken waar deze klei wordt afgezet, zijn lager dan de oeverwal en worden komgronden genoemd.

Hoe de dwarsdoorsnede van een bedijkte rivier er nu uitziet, wordt uitgelegd in het volgende Youtubefragment:


Van 8.53 “De mens heeft intussen…” tot einde.

  1. Wat is een uiterwaard?
  2. Door welk deel van de rivier stroomt het hele jaar door water?
  3. Teken nu zelf in je schrift een dwarsprofiel van een bedijkte rivier.

Stap 5: Eindtoetsvragen

Maak nu de eindtoets:

Eindtoets:Rivieren in Nederland

Bronnen

Water ABC www.watervragen.nl/water-abc

Begrippenlijst

Stroomstelsel

Waterscheiding

Waterafvoer:

  • debiet
  • regiem
  • vertragingstijd
  • piekafvoer
  • verhang
  • verval

Dwarsprofiel rivieren (benedenloop)

  • uiterwaarden
  • zomerbed
  • winterbed

Lengteprofiel

  • bovenloop
  • middenloop
  • benedenloop

Oeverwal

Komgrond

Examenvragen

Op deze pagina vind je examenvragen uit examens van vorige jaren. De vragen sluit zo goed mogelijk aan bij de opdracht die je net hebt afgerond. Maak bij het beantwoorden ook gebruik van hetgeen je al eerder geleerd hebt. Als je de vraag niet kunt beantwoorden, probeer het dan later opnieuw. Nadat je een vraag beantwoord hebt, kun je de vraag zelf nakijken en je score aangeven.


2004 tijdvak 1
Examen HAVO 2004-1 Opgave 28
Examen HAVO 2004-1 Opgave 29

2006 tijdvak 2
Examen HAVO 2006-2 Opgave 24
Examen HAVO 2006-2 Opgave 25
Examen HAVO 2006-2 Opgave 26
Examen HAVO 2006-2 Opgave 27
Examen HAVO 2006-2 Opgave 28

2010 tijdvak 1
Examen HAVO 2010-1 Opgave 29
Examen HAVO 2010-1 Opgave 30
Examen HAVO 2010-1 Opgave 31

2010 tijdvak 2
Examen HAVO 2010-2 Opgave 27

2011 tijdvak 1
Examen HAVO 2011-1 Opgave 31
Examen HAVO 2011-1 Opgave 32
Examen HAVO 2011-1 Opgave 33
Examen HAVO 2011-1 Opgave 34

2011 tijdvak 2
Examen HAVO 2011-2 Opgave 29
Examen HAVO 2011-2 Opgave 30
Examen HAVO 2011-2 Opgave 31
Examen HAVO 2011-2 Opgave 21

2012 tijdvak 1
Examen HAVO 2012-1 Opgave 30
Examen HAVO 2012-1 Opgave 31

2012 tijdvak 2
Examen HAVO 2012-2 Opgave 24
Examen HAVO 2012-2 Opgave 25
Examen HAVO 2012-2 Opgave 26
Examen HAVO 2012-2 Opgave 27

2013 tijdvak 1
Examen HAVO 2013-1 Opgave 30
Examen HAVO 2013-1 Opgave 31

2013 tijdvak 2
Examen HAVO 2013-2 Opgave 25
Examen HAVO 2013-2 Opgave 26
Examen HAVO 2013-2 Opgave 27
Examen HAVO 2013-2 Opgave 28

2014 tijdvak 1
Examen HAVO 2014-1 Opgave 25
Examen HAVO 2014-1 Opgave 26

2014 tijdvak 2
Examen HAVO 2014-2 Opgave 26
Examen HAVO 2014-2 Opgave 27

2015 tijdvak 1
Examen HAVO 2015-1 Opgave 27

2015 tijdvak 2
Examen HAVO 2015-2 Opgave 26
Examen HAVO 2015-2 Opgave 27
Examen HAVO 2015-2 Opgave 28
Examen HAVO 2015-2 Opgave 29
Examen HAVO 2015-2 Opgave 30

2016 tijdvak 1
Examen HAVO 2016-1 Opgave 29
Examen HAVO 2016-1 Opgave 30
Examen HAVO 2016-1 Opgave 31
Examen HAVO 2016-1 Opgave 32

  • Het arrangement Rivieren in Nederland - kopie 1 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Maartje van Gent Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    2018-08-15 20:18:07
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Leerniveau
    HAVO 4; HAVO 5;
    Leerinhoud en doelen
    Aardrijkskunde;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content Aardrijkskunde. (2020).

    Rivieren in Nederland - h45

    https://maken.wikiwijs.nl/105432/Rivieren_in_Nederland___h45