Zintuigen

Zintuigen

Zintuigen

In deze trede leer je alles over zintuigen.


Je leert wat zintuigen zijn, wat ze doen en hoe ze eruit zien.

Je gaat oefeningen maken, online en op werkbladen.

Ook gaan je proefjes doen.

Je zult deze trede afronden met een presentatie, waarin jij aan de docent laat zien wat jij inmiddels allemaal weet over zintuigen.

Veel leerplezier!

Wat zijn zintuigen

Vooraf

Na deze opdracht kun je:

  • Vertellen welke zintuigen er bestaan
  • Vertellen waar je de verschillende zintuigen vindt in je lijf.
  • Kun je uitleggen wat prikkels zijn.


Groepsgrootte:
Je leest informatie, bekijkt een video en vult een werkblad in.
Je kunt dit onderdeel alleen maken.

Tijd:
Voor deze opdracht heb je ongeveer 25 minuten nodig.

Zintuigen uitgelegd

Reageren op prikkels

Je hebt verschillende zintuigen. De bekendste zintuigen liggen in je ogen en oren, maar er liggen ook zintuigen in je neus, in je tong en in je huid. In onderstaande tabel kun je zien welke zintuigen er bestaan.

Zintuig

Ligging

prikkels

Gezichtszintuigen

In de ogen

Licht

Gehoorzintuigen

In de oren

Geluid

Reukzintuigen

In de neus

Geur

Smaakzintuigen

in de tong

Smaak

Warmtezintuigen

In de huid

Warmte

Koudezintuigen

In de huid

Koude

Drukzintuigen

In de huid

Druk

Tastzintuigen

In de huid

Lichte aanraking

 

 

Een zintuig is een orgaan dat prikkels waarneemt. Voorbeelden van prikkels zijn: lichtstralen, geluiden, geuren en aanrakingen. Als zintuigen prikkels opvangen, geven ze seintjes af  via de zenuwen naar de hersenen. De hersenen verwerken deze seintjes. Alle zintuigen in je lichaam vormen samen het zintuigenstelsel.

 

Behalve prikkels die door zintuigen zijn opgevangen kun je ook pijn waarnemen. Pijn neem je waar met pijnpunten. Dit zijn uiteinden van bepaalde zenuwen.

Video over zintuigen

Kijk het volgende filmpje over de zintuigen.

Oefenen

Je vindt het volgende werkblad in de werkruimte. Berg het werkblad netjes op in je map, zodat je het tijdens de presentatie kan laten zien als de docent erom vraagt.

 

Hoor je me wel?

Vooraf

Na deze opdracht kun je:

  • zes onderdelen van het oor benoemen.
  • de onderdelen van het oor in de volgorde zetten waarin ze informatie over geluid doorgeven.
  • Weet je vanaf welke geluidssterkte je gehoorbeschadiging op kunt lopen.


Groepsgrootte
Je leest teksten met informatie, bekijkt video's en maakt daarna de bijpassende opdrachten.De meeste oefeningen in deze opdracht doe je alleen.

Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 50 tot 75 minuten nodig.

Introductie

Dansavond

Ronald Ligtenberg had altijd een snel en hip leven.
Maar hij merkte dat hij iets anders wou.
Ronald ging evenementen organiseren.
Evenementen die al je zintuigen prikkelen.

Hij organiseert nu dansavonden voor mensen die doof zijn én mensen die kunnen horen.
Een feest voor iedereen.

Hoe dat er uitziet?
Bekijk het filmpje.

dovendisco

Het oor

De bouw van het oor:

De oorschelp vangt trillingen, het geluid op.
Via de gehoorgang komen deze bij het trommelvlies.
In de gehoorgang liggen oorsmeerkliertjes. De oorsmeerkliertjes maken oorsmeer. Dit oorsmeer zorgt houdt het trommelvlies soepel, zodat het goed kan trillen.
Het trommelvlies gaat nu trillen en de gehoorbeentjes (hamer, aambeeld, stijgbeugel) geven de trillingen door aan het slakkenhuis.
In dit slakkenhuis ligt het gehoorzintuig die trillingen waarneemt en deze geeft seintjes af via de gehoorzenuw naar de hersenen
Je hoort!

De trommelholte is door de buis van Eustachius verbonden met de keelholte. Normaal is de buis van Eustachius dicht. Soms kan er teveel lucht in de trommelholte zitten. Dan gaat het trommelvlies bol staan en kan het niet goed trillen. Je hoort dan een suizend geluid in je oren. Dit kan je oplossen door te slikken of te gapen. De buis van Eustachius gaat dan weer open en kan de lucht weer van de trommelholte naar de keelholte gaan.

 

Geluid, een filmpje

Geluid, wat is dat?

Gehoorzintuigen liggen in je oren. Als je praat over je oren, bedoel je meestal alleen je oorschelpen. Die zitten aan de zijkant van je hoofd. Echter zit het belangrijkste deel van het oor binnen in je schedel. Dit deel kun je niet zien.
Met je gehoorzintuigen neem je geluiden waar. Het geluid dat we horen is lucht die beweegt, of eigenlijk: lucht die trilt.
Geluiden kunnen hard of zacht zijn. De geluidssterkte (het volume) drukken we uit in decibel. Het zachtste geluid dat mensen kunnen horen, heet de gehoordrempel. We hebben afgesproken dat de gehoordrempel op 3 decibel ligt.


Geluiden vanaf 80 decibel kunnen leiden tot gehoorschade.

 

Testje: hoe is het gesteld met jouw gehoor?

Hoe hard heb jij jouw muziek aan? Is dit wel goed voor je oren? Wat gebeurt er eigenlijk wanneer de muziek te hard staat of wanneer je te lang wordt blootgesteld aan te veel lawaai?

Doe het volgende testje om te kijken hoe het gaat met jouw gehoor.

 

http://www.oorcheck.nl/test-jezelf/hoortest/

Oefenen

Toets: Horen

Start

Een proefje bij het onderdeel horen

Je hebt je oren om mee te horen. Je herkent niet alleen geluid, maar je hoort ook waar dat geluid vandaan komt. Hiervoor heb je wel beide oren nodig.

Als geluid van rechts komt, is het geluid sneller bij je rechteroor dan bij je linkeroor. Het verschil is natuurlijk miniem. Toch berekenen je hersenen dat het geluid van rechts kwam.

Materiaal

  • slang met twee trechters
  • potlood
  • spateltje

Werkwijze

  1. Neem de slang met de twee trechters en zoek het streepje op dat precies in het midden op de slang is getekend.

  1. De proefpersoon houdt beide trechters tegen zijn oren aangedrukt waarbij de slang achter zijn rug langs gaat.

  1. Tik nu met een spateltje rechts, links of op het midden van de slang bij het streepje.

Hmmm!

Vooraf

Na deze opdracht kun je:

  • de delen van de neus benoemen
  • vertellen waar de smaakzintuigen zich bevinden
  • vertellen welke 4 smaken je kan onderscheiden.


Groepsgrootte:
Je leest informatie, bekijkt een video en vult een werkblad in.
Je kunt dit onderdeel alleen maken.

 

Tijd:
Voor deze opdracht heb je ongeveer 25 minuten nodig.

De neus

De neus:

Ruiken doe je met je neus. De neusholte is van binnen bekleed met neusslijmvlies. In het bovenste gedeelte zit je reukzintuig.

De tong

De tong:

De smaakzintuigen vind je op de tong. Over de tong lopen allemaal fijne groefjes. Aan de zijkant van deze groefjes liggen de smaakknopjes.

 

 

Die smaakknopjes in de tong kunnen slecht vier verschillende smaken onderscheiden: zoet, zout, zuur en bitter.
Het proeven van andere smaken komt door de neus (reukzingtuigen), die geuren waarneemt.

Watertanden

Watertanden
Heb jij dat nou ook? Zie je of ruik je iets lekkers, ga je watertanden!
Bij iets wat je niet lekker vindt loop je juist vaak weg.

Op stations maken ze hier ook gebruik van.
Door afbeeldingen te laten zien van lekker eten of door lekker ruikend eten te maken, zorgen ze ervoor dat mensen sneller iets kopen.

Test jezelf
Test eens of je hier ook gevoelig voor bent.
Bekijk de foto's. Kijk 10 seconden lang naar elke foto.

Bij welke foto krijg jij een hongergevoel?
Of bij welke foto loopt het speeksel in je mond?

Proefjes over smaak

Je doet het volgende proefje tijdens een instructie van Biologie.

Smaakgebieden

 

Benodigdheden:

- Blinddoek.

- Wattenstaafjes (twee per persoon).

- Bekertje met water om de mond te spoelen.

- Tissues om de tong droog te maken.

- Een potje met zout water.

- Een potje met suikerwater.

- Een potje met zuur water (bijvoorbeeld natuurazijn zonder geurstof).

- Een potje met een bittere vloeistof (bijvoorbeeld tonic zonder zoetstof).

 

Werkwijze

Je werkt in twee rondes. De eerste ronde is één van jullie proefpersoon. De ander is onderzoeker. De tweede ronde wisselen jullie van rol.

 

Proefpersoon:

- Spoel je mond, zodat er geen etensresten zijn.

- Doe een blinddoek om en steek je de tong uit.

- Maak met een tissue de tong goed droog.

- Vertel of je iets proeft en welke smaak dit is. Denk er om: de tong blijft buiten de mond!

 

Onderzoeker:

- Doop het wattenstaafje in één van de smaken. Maak het watje niet te nat en niet te droog! Houd het geheim voor de proefpersoon!

- Raak met het wattenstaafje elk punt in de tong aan zoals in de tekening is aangegeven.

- Vraag de proefpersoon of de smaak goed wordt geproefd. Schrijf op de afbeelding op elk plekje waar de smaak goed wordt geproefd een plus (+) en waar niets of verkeerd wordt geproefd een min (-).

 

Herhaal de test met de andere drie smaken.

Gebruik voor elke nieuwe smaak een schone kant van een wattenstaafje.

Het werkblad vind je in de werkruimte van BiNask

 

 

Werkblad bij smaakproefje

Het volgende werkblad ontvang je van je docent.

 

Resultaten

Ronde 1

Proefpersoon: __________________ Onderzoeker: _______________

 

Waar wordt welke smaak geproefd?

 

       https://lh5.googleusercontent.com/4I1JgW1jQq_9KSHB2NTdsT3iHwT-JGxv5wdJD_yxFL5N-gVEBiY46P1mAvAe0kFRDJ1UWRIS4kWk_OlaWJKyJS3AjEUG80o6N4J8Vb3Oc8AIOptAptpXj4Ax-l_RmNoBFEq0sq-G9gJ8TZWGUwhttps://lh5.googleusercontent.com/4I1JgW1jQq_9KSHB2NTdsT3iHwT-JGxv5wdJD_yxFL5N-gVEBiY46P1mAvAe0kFRDJ1UWRIS4kWk_OlaWJKyJS3AjEUG80o6N4J8Vb3Oc8AIOptAptpXj4Ax-l_RmNoBFEq0sq-G9gJ8TZWGUwhttps://lh5.googleusercontent.com/4I1JgW1jQq_9KSHB2NTdsT3iHwT-JGxv5wdJD_yxFL5N-gVEBiY46P1mAvAe0kFRDJ1UWRIS4kWk_OlaWJKyJS3AjEUG80o6N4J8Vb3Oc8AIOptAptpXj4Ax-l_RmNoBFEq0sq-G9gJ8TZWGUwhttps://lh5.googleusercontent.com/cm0TQX3CACOMeh9Fj4GWUS2PMcMicJa4yYhj1jSKwGJKbL5PCvVz92BMGUqcVopRgYXnfQrc2JLJGuMBKHGbc-GqliHtn1jJ8UoEPvteGo0QFuLAQw2gNfA1doqNlz8f6Fpzuv1mptoRNchjfQ

zoet                            zout                            zuur                            bitter



Resultaten

Ronde 2

Proefpersoon: __________________ Onderzoeker: _______________

 

Waar wordt welke smaak geproefd?

 

https://lh5.googleusercontent.com/4I1JgW1jQq_9KSHB2NTdsT3iHwT-JGxv5wdJD_yxFL5N-gVEBiY46P1mAvAe0kFRDJ1UWRIS4kWk_OlaWJKyJS3AjEUG80o6N4J8Vb3Oc8AIOptAptpXj4Ax-l_RmNoBFEq0sq-G9gJ8TZWGUwhttps://lh5.googleusercontent.com/4I1JgW1jQq_9KSHB2NTdsT3iHwT-JGxv5wdJD_yxFL5N-gVEBiY46P1mAvAe0kFRDJ1UWRIS4kWk_OlaWJKyJS3AjEUG80o6N4J8Vb3Oc8AIOptAptpXj4Ax-l_RmNoBFEq0sq-G9gJ8TZWGUwhttps://lh5.googleusercontent.com/4I1JgW1jQq_9KSHB2NTdsT3iHwT-JGxv5wdJD_yxFL5N-gVEBiY46P1mAvAe0kFRDJ1UWRIS4kWk_OlaWJKyJS3AjEUG80o6N4J8Vb3Oc8AIOptAptpXj4Ax-l_RmNoBFEq0sq-G9gJ8TZWGUwhttps://lh5.googleusercontent.com/4I1JgW1jQq_9KSHB2NTdsT3iHwT-JGxv5wdJD_yxFL5N-gVEBiY46P1mAvAe0kFRDJ1UWRIS4kWk_OlaWJKyJS3AjEUG80o6N4J8Vb3Oc8AIOptAptpXj4Ax-l_RmNoBFEq0sq-G9gJ8TZWGUw

           zoet                           zout                           zuur               bitter

Goed voelen

Vooraf

Na deze opdracht:

  • Je noemt de drie lagen waar de huid uit bestaat.

  • Je benoemt de vijf verschillende zintuigen in de huid.

  • Je beschrijft de functies van de vijf verschillende zintuigen van de huid.

  • Je legt de werking van de warmte en koude zintuigen uit.


Eindproduct
Je rondt deze opdracht af met een online oefening.


Groepsgrootte
De meeste oefeningen in deze opdracht doe je alleen.
Het proefje doe je samen met iemand.

Tijd
Voor het doen van de oefeningen en het maken van de eindtoets heb je ongeveer 50 minuten nodig.

De huid

De huid, een filmpje

Hoe werkt de huid?

De huid:

De huid bestaat uit verschillende lagen, van buiten naar binnen:

De hoornlaag => resten van huidcellen en eelt. De hoornlaag slijt aan de buitenkant steeds af.
Deze biedt bescherming tegen beschadiging, uitdroging en ziekteverwekkers (bacteriën).

Kiemlaag => Hier worden steeds levende cellen gevormd, die de hoornlaag aanvullen.
Door de opperhuid heen steken haren. Aan de onderkant groeit een haar steeds aan.
De hoornlaag en kiemlaag samen worden opperhuid genoemd.

Talgklieren  maken talg, dit zorgt ervoor dat haren en de hoornlaag soepel blijven.

Lederhuid=> bevat zintuigen, zenuwen, pijnpunten en zweetklieren.

  • Zintuigen: Warmte-, koude-, druk- en tastzintuigen.
    Tastknopjes liggen vlak onder de opperhuid, drukzintuigen liggen dieper in de huid.
  • Pijnpunten (uiteinden van bepaalde zenuwen) komen verall in het lichaam voor.
  • Zweetklieren maken zweet. Door verdamping van het zweet koelt het lichaam af.

Onderhuids bindweefsel=> hier ligt vet opgeslagen. Dit dient als reservevoedsel.

 

Een proefje bij het onderdeel voelen.

Practicum Huidzintuigen

 

Houd je goed aan de regels van het practicum, zoals je ze gehoord hebt tijdens de instructie. Je kunt ze in de Binask nogmaals doorlezen. Veel plezier!

 

Je gaat onderzoeken waarmee je het nauwkeurigst kunt voelen.

 

Is dat met je vingertoppen, met je handpalm of met het onderste of bovenste deel van je onderarm.

 

Benodigdheden

- 2 cocktailprikkers of een passer met twee scherpe punten

- een liniaal

- blinddoek

 

Uitvoering

Je gaat op vier verschillende plekken kijken hoe gevoelig de huid is.

 

Op de:

- vingertop

- binnenkant hand

- onderkant onderarm

- bovenkant onderarm

 

Eén van jullie is de onderzoeker, de ander is de proefpersoon.

 

Begin met de vingertop.

 

De proefpersoon doet een blinddoek voor.

De onderzoeker zorgt ervoor dat de punten van de prikkers 2 mm uit elkaar staan. Hij/zij zet één prikker of de twee prikkers tegelijk voorzichtig op de vingertop van de proefpersoon.

 

Laat de proefpersoon zeggen of hij/zij één of twee punten voelt. Doe dit in het totaal drie keer. Noteer of de proefpersoon wel of niet het goede aantal punten voelt.

 

Neem daarna een afstand van 5 mm tussen de punten van de cocktailprikkers en herhaal de proef.

 

Doe hetzelfde voor afstanden van 1 cm, 2 cm en 3 cm.

 

Onderzoek vervolgens de binnenkant van de hand, de onderkant van de onderarm en de bovenkant van de onderarm op dezelfde manier.

 

Wissel vervolgens van rol.

 

Verwerk de gegevens in onderstaande tabelletjes.

Deze tabelletjes vind je op een werkblad in de BiNask-ruimte.

 

Vingertop

Afstand

2 mm

5 mm

1 cm

2 cm

3 cm

1e x

         

2e x

         

3e x

         

 

Handpalm

Afstand

2 mm

5 mm

1 cm

2 cm

3 cm

1e x

         

2e x

         

3e x

         

 

Onderkant onderarm

Afstand

2 mm

5 mm

1 cm

2 cm

3 cm

1e x

         

2e x

         

3e x

         

 

Bovenkant onderarm

Afstand

2 mm

5 mm

1 cm

2 cm

3 cm

1e x

         

2e x

         

3e x

         

 

Vingertop

Afstand

2 mm

5 mm

1 cm

2 cm

3 cm

1e x

         

2e x

         

3e x

         

 

Handpalm

Afstand

2 mm

5 mm

1 cm

2 cm

3 cm

1e x

         

2e x

         

3e x

         

 

Onderkant onderarm

Afstand

2 mm

5 mm

1 cm

2 cm

3 cm

1e x

         

2e x

         

3e x

         

 

Bovenkant onderarm

Afstand

2 mm

5 mm

1 cm

2 cm

3 cm

1e x

         

2e x

         

3e x

         

 

 

 

Oefenen

Klik op de link. Deze stuurt je naar een pagina, waar je opdracht vindt die over de huid gaat.

https://biologiepagina.nl/Oefeningen/Huid/huid.htm

Goed kijken

Vooraf

Na deze opdracht kun je:

  • zes verschillende onderdelen van het oog benoemen.
  • aangeven wat de functie van deze zes verschillende onderdelen is.
  • uitleggen dat je ogen worden beschermd door wenkbrauwen, oogleden en wimpers.
  • aangeven waarvoor het oog traanvocht maakt.
  • de omschrijving van de begrippen accommoderen, bijziend en verziend navertellen.


Eindproduct
Je rondt deze opdracht af met de toets 'Ogen bekeken'.
De toets bestaat uit een aantal meerkeuzevragen.

Groepsgrootte
De meeste oefeningen in deze opdracht doe je alleen.
Soms heb je hulp van een klasgenoot nodig.

Tijd
Voor het doen van de oefeningen en het maken van de eindtoets heb je ongeveer 75-100 minuten nodig.

Rondom het oog

Rondom het oog:

  • De wenkbrauw zorgt ervoor dat zweet niet in de ogen loopt.
  • Wimpers beschermen de ogen tegen vuil en te fel licht.
  • Traanklieren maken traanvocht.
    Dit zorgt ervoor dat de ogen niet uitdrogen en spoelt kleine stofjes en prikkelende stofjes weg.
  • Oogleden verspreiden het traanvocht over de ogen, en beschermen de ogen tegen vliegjes
  • Traanbuizen voeren het overtollige traanvocht af naar de neusholte.

Hoe werkt het oog

Delen van het oog

Bouw van het oog


Hoornvlies

Voorste deel van het harde oogvlies. Het is stevig, doorzichtig en beschermt het oog.

Lens
Dubbelbolle lens achter de pupil. De lens in het oog kan van vorm veranderen. De lens verandert van vorm om iets goed scherp te kunnen zien.

Pupil
De pupil is een gaatje in de iris. Dat hij zwart is, komt doordat het in je oog donker is.
De pupil kan groter en kleiner worden door kleine spiertjes in de iris. Door de pupil groter of kleiner te maken wordt de hoeveelheid licht die op het netvlies valt geregeld. Als er veel licht op het netvlies valt, gaat er een signaal naar de spiertjes in de iris die de pupil kleiner maken.

Iris (of regenboogvlies)
Dit is het gekleurde rondje in het oog. De iris is een deel van het vaatvlies.

Straalvormiglichaam
Kringspier en lensbandjes die ervoor zorgen dat het oog kan accommoderen.

Oogspier
Draait oog in de gewenste kijkrichting.

Harde oogvlies (oogwit)
Het witte gedeelte van het oog dat je ziet is het voorste gedeelte van het harde oogvlies. Het harde oogvlies zit om de hele oogbol heen. Het is een bescherming van het oog en houdt ook het oog in vorm.

Vaatvlies
Vlies dat veel bloedvaten bevat. Zorgt voor de voeding van het buitenste deel van het netvlies.

Netvlies
Bevat zintuigcellen waarin onder invloed van licht impulsen ontstaan.

Glasachtiglichaam
Heldere, geleiachtige substantie in het midden van het oog.

Gele vlek
Centrum van het netvlies. Met dit deel van het netvlies zie je het scherpst.

Blinde vlek
Deel van het netvlies waar de oogzenuw het oog verlaat en waar zintuigcellen ontbreken.

Oogzenuw
Zenuw die impulsen van het oog naar de hersenen doorgeeft.

De pupil

Als je naar een oog kijkt, zie je het gekleurde deel, de iris, met daarin een donkere vlek, de pupil. Eigenlijk is de pupil een gaatje. Dat kun je goed bekijken als je een model van het oog bestudeerd.
Door het gaatje valt licht in het oog.
De pupil kan groter en kleiner worden. Dat gebeurt doordat kleine spiertjes in de iris samentrekken of ontspannen. Als de spiertjes samentrekken, wordt de pupil kleiner.

Gele- en blinde vlek

Blinde en gele vlek
Bekijk het volgende filmpje op Schooltv.

Video: Waarom zien we niet alles op zijn kop?

De blinde vlek is een plek op het netvlies.
Op deze plek zitten geen zintuigcellen.
Je oog kan daar dus niets waarnemen.


Met behulp van een proefje kan je zelf je eigen blinde vlek vinden.

  • Sluit je rechteroog.
  • Ga met je gezicht ongeveer 50 cm van het beeldscherm af zitten.
  • Kijk nu met je linkeroog naar de ogen van het meisje.
  • Kom nu langzaam dichterbij, maar blijf recht in haar ogen kijken.
  • Merk je dat je de bloem ineens niet meer ziet? Je hebt nu je blinde vlek gevonden!

Oefenen

Toets: vragen over het oog.

Start

Klik op de links. Je kunt nu nog meer vragen maken over het oog.

https://biologiepagina.nl/Oefeningen/Vooraanzichtoog/vooraanzichtoog.htm

https://biologiepagina.nl/Oefeningen/Oog/oogfuncties.htm

Proefjes over het oog

Hieronder vind je 3 proefjes die passen bij het onderwerp oog.
De materialen en werkbladen die hierbij horen vind je in de BiNask-werkruimte.

Houd je goed aan de regels van het practicum, zoals je ze gehoord hebt tijdens de instructie. Je kunt ze in de Binask nogmaals doorlezen. Veel plezier!

 

Ben je kleurenblind?

Ben jij Kleurenblind?


Plaat 1https://www.kleurenblindheid.nl/figuren/ishihara1.png Plaat 2https://www.kleurenblindheid.nl/figuren/ishihara9.png Plaat 3https://www.kleurenblindheid.nl/figuren/ishihara11.png Plaat 4https://www.kleurenblindheid.nl/figuren/ishihara19.png Plaat 5https://www.kleurenblindheid.nl/figuren/ishihara23.png

Pupilreflex

Pupilreflex

Dit proefje moet je met zijn tweeën doen.

De proefpersoon sluit een oog en houd de hand ervoor.
De ander schijnt met een zaklamp in het andere oog (niet te lang!).

Wat gebeurt er met de pupil als je erin schijnt?

Wat gebeurt er als je de zaklantaarn weer weghaalt?
Vergelijk beide ogen (laat de hand wegnemen terwijl je goed naar het andere oog kijkt).

Wanneer is de pupil klein en wanneer is ze groot?
Waarvoor is dat?

Ontdek je blinde vlek

Opdracht 1: Sluit je linkeroog.
Kijk vervolgens recht naar het kruisje en ga langzaam met je hoofd dichter naar het beeldscherm. Wat gebeurt er?

 

 

Blinde vlek

 


In de afbeelding hieronder zie je wat er in werkelijkheid met het beeld gebeurde.

Het kruisje komt terecht op de gele vlek, de plek om scherp te kunnen zien.

Het rondje valt nu naast de gele vlek en in een bepaald geval zelfs op de blinde vlek.

Omdat hier geen zintuigcellen zitten (vanwege de oogzenuw) zie je de stip nu niet.

 

Blinde vlek uitgelegt

 

Opdracht 2: Sluit nu je rechteroog en kijk naar de rode stip. Ga steeds dichter naar het beeld......

 

 

blinde vlek balk

 

 

Opdracht 3: Sluit weer je rechteroog en kijk naar het kruisje.

De rode stip beweegt vanzelf in je blinde vlek....

 

 

blinde vlek test

 
 
 

 

Missie

Vooraf

Hier lees je precies hoe je dit thema van biologie kunt afronden.
Veel succes met de laatste loodjes, en veel plezier met het maken van de presentatie.

 

Wat moet je doen voor de missie?

Je maakt een presentatie over de zintuigen van een dier.
Deze presentatie mag je in een groepje van 2 of 3 maken.

  1. Kies een dier uit.
  2. Maak een duidelijke werkverdeling. Wie doet wat, en wanneer moet je dit af hebben.
  3. Je maakt je presentatie in PowerPoint of Prezi.
  4. Als je alles klaar hebt lever je het in bij een van de docenten van biologie.
  5. Er volgt nog een korte mondelinge presentatie met je groepje, waarin je uitleg geeft.

Wat moet er in de presentatie besproken worden?

 

  1.  de bouw en de functie van het oog
  2.  hoe het dier kan zien en welke organen hierbij meespelen
  3.  een uitleg van de bouw en de functie van het oor, de neus en de huid
  4.  benoem de verschillen en overeenkomsten met de zintuigen van de mens.

 

 

 

Extra uitleg

Sommige dieren hebben speciale zintuigen die wij mensen niet hebben. Ken jij een voorbeeld? Zoek speciale zintuigen bij dieren op en onderzoek het nut hiervan. Bij welke van de vier V's van biologie hoort dit?

- Dieren hebben speciale ogen. Bij sommige dieren staan de ogen voor op het hoofd (zoals bij de kat), maar bij andere dieren staan de ogen aan de zijkanten (zoals bij een vogel). Wat is het nut hiervan?