Proefjes over smaak

Je doet het volgende proefje tijdens een instructie van Biologie.

Smaakgebieden

 

Benodigdheden:

- Blinddoek.

- Wattenstaafjes (twee per persoon).

- Bekertje met water om de mond te spoelen.

- Tissues om de tong droog te maken.

- Een potje met zout water.

- Een potje met suikerwater.

- Een potje met zuur water (bijvoorbeeld natuurazijn zonder geurstof).

- Een potje met een bittere vloeistof (bijvoorbeeld tonic zonder zoetstof).

 

Werkwijze

Je werkt in twee rondes. De eerste ronde is één van jullie proefpersoon. De ander is onderzoeker. De tweede ronde wisselen jullie van rol.

 

Proefpersoon:

- Spoel je mond, zodat er geen etensresten zijn.

- Doe een blinddoek om en steek je de tong uit.

- Maak met een tissue de tong goed droog.

- Vertel of je iets proeft en welke smaak dit is. Denk er om: de tong blijft buiten de mond!

 

Onderzoeker:

- Doop het wattenstaafje in één van de smaken. Maak het watje niet te nat en niet te droog! Houd het geheim voor de proefpersoon!

- Raak met het wattenstaafje elk punt in de tong aan zoals in de tekening is aangegeven.

- Vraag de proefpersoon of de smaak goed wordt geproefd. Schrijf op de afbeelding op elk plekje waar de smaak goed wordt geproefd een plus (+) en waar niets of verkeerd wordt geproefd een min (-).

 

Herhaal de test met de andere drie smaken.

Gebruik voor elke nieuwe smaak een schone kant van een wattenstaafje.

Het werkblad vind je in de werkruimte van BiNask