Dekolonisatie

Dekolonisatie

Dekolonisatie

Tot vlak na de Tweede Wereldoorlog bestond de wereld voor een groot deel uit kolonies en afhankelijke gebieden die bestuurd werden door een klein aantal koloniale machten. Zo werd Afrika op de Conferentie van Berlijn (1884-85) verdeeld onder de Europese staten. Na WO II kwam de dekolonisatie op gang: het proces waarbij kolonies zelfstandig / onafhankelijk worden van het moederland. Ze krijgen zelfbeschikkingsrecht / zelfbestuur waardoor ze zelf de toekomst van hun land kunnen bepalen

In de decennia die volgden op WO II raakten meer dan 80 koloniale gebieden onafhankelijk als het resultaat van zelfbeschikking

Interbellum: de eerste stappen naar zelfbeschikking

In januari 1918 presenteerde VS-presIdent Woodrow Wilson zijn Veertienpuntenplan”, waar vrijheid en zelfbeschikkingsrecht der volkeren centraal stonden. Het ambiteuze plan zou o.a. de grenzen hertekenen naar bevolking om etnische spanningen te vermijden (=nationaliteitenprincipe), volkssoevereiniteit (=vrijheid en gelijkheid volkeren en naties) garanderen en een volkenbond oprichten als internationaal overleg- en controleorgaan om een nieuwe oorlog te vermijden. Wilson hoopte dat zijn tekst integraal aanvaard zou worden door de andere grootmachten bij de onderhandelingen voor het Verdrag van Versailles.

Eén van de punten verwijst specifiek naar kolonies

5. Een vrije, onbevangen en volkomen onpartijdige regeling van alle koloniale aanspraken, gebaseerd op een strikte inachtneming van het principe dat hij beslissingen over al dergelijke soevereiniteitskwesties de belangen van de betrokken bevolkingen even zwaar dienen te wegen als de billijke aanspraken van de regering over wier rechten moet worden beslist.

Kortom: Er moest een eerlijke regeling komen met betrekking tot alle kolonies, waarbij niet enkel rekening wordt gehouden met de belangen van de koloniserende macht (=het land dat het gebied politiek, economisch en cultureel domineert) maar evenzeer met het belang van de inheemse bevolking (=oorspronkelijke inwoners van de kolonie).

Wilson stelde dus het "zelfbeschikkingsrecht der volkeren" voorop. Ook dat van de gekoloniseerde volkeren. Het bleef in de eerste plaats vooral bij woorden: in de praktijk was er weinig van terug te vinden in het uiteindelijke "Verdrag van Versailles".

Na Wereldoorlog 1 beslisten de onderhandelaars van het Verdrag van Versailles dat de Duitse kolonies en de de Arabische gebieden van het Ottomaanse rijk als mandaatgebieden onder voogdij van de Volkenbond kwamen. Leden van de Volkenbond kregen in principe een mandaat om het gebied tijdelijk te besturen als voorbereiding op onafhankelijkheid in de toekomst. Een mandaatgebied is dus niet hetzelfde als een kolonie - waar het gebied volledig ondergeschikt is en feitelijk deeluitmaakt van moederland - maar vaak was het verschil niet erg merkbaar. De mandaatgebieden waren in feite een soort tussenoplossing, een eerste stap naar meer autonomie. Aan de koloniale gebieden van de overwinnaars werd niet geraakt.

Afbeeldingsresultaat voor german colonies league of nations

 

In 1931 keurde het Britse parlement het Statuut van Westminster goed: Groot-Brittannië erkende de onafhankelijkheid van de Britse dominions  (delen van het Britse wereldrijk die ondergeschikt waren aan de Britse Kroon, maar vanaf de 2de helft van de 19de eeuw geleidelijk meer autonomie kregen) Australië, Canada, de Ierse Vrijstaat, Nieuw-Zeeland, Newfoundland en de Unie van Zuid-Afrika. De Britse vorst bleef staatshoofd, maar ceremonieel.

Andere factoren die tijdens het interbellum het nationalisme in de kolonies stimuleerde waren

1. Door aandacht voor o.a. scholing was er in de loop der jaren een goed ontwikkelde inheemse intellectuele elite ontstaan. Zij kwamen in contact met westerse denkbeelden zoals gelijkheid, nationalisme, democratie en gingen verlangen naar zelfbestuur.

2. Veel mannen uit de koloniën hadden in de 1e wereldoorlog gevochten voor het moederland.  De confrontatie met de gruwel van WO I gaf hen een totaal ander beeld over die zogenaamde ‘superieure westerse beschaving’. Het geïndoctrineerde respect voor het moederland verdween. Veel soldaten die na de oorlog terugkeerden naar Azië en Afrika sloten zich daarom aan bij nationalistische bewegingen.

3. Vele landen verwachtten ook een compensatie voor hun bijdrage aan WO I. Lees: meer zelfbestuur, autonomie! Vooral in de Arabische staten - deel van het Ottomaanse rijk - , gingen de Britten de Arabische stammen ophitsen om in opstand te komen tegen de Ottomanen. In ruil werd vaak onafhankelijkheid beloofd na WO I. Door de oprichting van de mandaatgebieden bleef de Europese suprematie echter intact en werd de onafhankelijkheid op de lange baan geschoven. Van een compensatie kwam dus weinig in huis!

3. Reeds in 1904 raakte Japan in oorlog met het machtige Rusland. Beide landen wilden de heerschappij over Korea en Mantsjoerije (in China). Japan had een modern leger en versloeg de Europese grootmacht Rusland. Het nationalisme in Japan inspireerde andere nationalisten in Azië. Japan had laten zien dat de Europese suprematie niet onaantastbaar was. Een "minderwaardige" Aziatische staat was erin geslaagd een "superieure" Europese staat te verslaan.

4. De grootmachten als de VS waren zelf een ex-kolonie en de USSR was een “communistische” staat; het communisme stond voor gelijkheid (arbeiders moesten zich internationaal verenigen op basis van hun "onderdrukte" status door het kapitalisme, niet zozeer op basis van hun nationaliteit)

De standpunten van de VS (zie 14punten Wilson) en de USSR maakten duidelijk dat er over de koloniën anders werd gedacht. De  Verenigde Staten, zelf ex-kolonie van Groot Brittannië, werden tegenstanders van de koloniale politiek van Europa. Dat kon niet zonder gevolgen blijven want de Europese landen waren door de Amerikaanse bijdrage aan WO I militair en economisch erg afhankelijk geworden van de VS.

De Dekolonisatiegolf na WOII

De factoren die tijdens het interbellum het nationalisme in de kolonies in gang zette, bv. scholing enz.  groeiden verder. Na de tweede wereldoorlog kwam de dekolonisatie pas echt goed op gang. Wat was nu speciefiek de bijdrage van WO II?

  • Heropbouw

Europa lag na de Tweede Wereldoorlog in puin en de Europese staten probeerden met de hulp van het Amerikaanse Marshallplan de heropbouw in hun land te realiseren. Voor de Amerikanen maakte die economische heropbouw ook deel uit van de containmentpolitiek, de "indamming" van het communisme: een "kapitalistisch" ,economisch, welvarend Europa zou minder vatbaar zijn voor communistische invloeden. 

De roep om meer vrijheid en het protest tegen de "vreemde bezetting" - zoals vermeld, ideeën die tijdens het interbellum al groeiden -  in de kolonies werden als minder dringend beschouwd en kregen te weinig aandacht. Door de noodzakelijke heropbouw van de eigen staat beschikten de koloniale machten ook over onvoldoende financiële middelen om de rust te bewaren en eventuele opstanden te onderdrukken.

  • Groeiend zelfbewustzijn kolonies

De Tweede Wereldoorlog had bewezen dat de grote koloniale machten  kwetsbaar waren. Vooral in Azië, waar Japan de ene kolonie na de andere veroverde (en blanken opsloot in kampen), groeide het besef dat de de blanken niet zo machtig waren als men dacht. Dit was een psychologische schok. Heel wat kolonies (onder andere Kongo) leverden belangrijke bijdragen aan de oorlog (bv. door voedsel te leveren, uranium voor atoombommen). Dit gaf hen zelfbewustzijn en zelfvertrouwen. In de kolonies die op Japan heroverd werden, schakelde men de lokale bevolking in om te vechten tegen Japan. Er werd wapens aangevoerd en inheemse mannen leerden die gebruiken.

  • Oprichting van de Vereingde Naties

Het handvest van de VN spreekt  uitdrukkelijk van gelijke rechten voor alle volkeren en over het zelfbeschikkingsrecht van volkeren. De principes van Wilsons veertienpuntenprogramma werden dus hernomen. Dit bracht de koloniale mogendheden in een lastige parket ten opzichte van de kolonies en landen zonder kolonies. Men besefte dat de eenzijdige visie niet langer houdbaar was.

  • Nieuwe grootmachten

De Koude Oorlog: de wereld werd niet langer beheerst door Europa, maar door de VS en de Sovjet-Unie. Beide supermachten waren tegen kolonies. De VS gaf in 1946 het goede voorbeeld door de onafhankelijkheid te verlenen aan de Filippijnen. De Sovjet-Unie was tegen kolonies omdat ze die zag als een uitwas van het kapitalisme.

 

Het eerste land dat na de Tweede Wereldoorlog onafhankelijk werd was Indië. Dit inspireerde de dekolonisatie in andere Aziatische landen. Vervolgens beïnvloedde dit Noord-Afrika en later geheel Afrika. Dit is het domino-effect (landen zien wat er in andere landen gebeurt, zie actualiteit Arabische Lente) Het zette de dekolonisatiegolf definitief  in gang

 

Dekolonisatie Azië

India (kolonie GB) was in 1947 de eerste kolonie in Azië die onafhankelijkheid bereikte. Later volgden o.a. Nederlands-Indië 1949 (NL) (nu Indonesië) en Indochina 1954 (F) (nu Laos, Cambodja en Vietnam)

Afbeeldingsresultaat voor dekolonisatie azie

De dekolonisatie startte eerst in Azië. De nationalistische bewegingen in Afrikaanse landen stonden nog niet zo ver als in de Aziatische landen. In Afrika was er ook geen "voorbeeldnatie" als Japan. De kolonisatie van Afrika startte ook pas in de tweede helft van de 19de eeuw en paste vooral in de Europese drang naar goedkope grondstoffen en arbeidskrachten. De Afrikaanse kolonies - veel ertsen, mineralen enz. - waren vanuit dit oogpunt belangrijker dan Azië.

Dekolonisatie India

Tussen 1650 – 1785 is India een Britse handelskolonie. Via een commerciële onderneming, de Brits Oost Indische Compagnie  dreven de Britten intensief handel met India via handelsposten in Calcutta, Mumbai en Madras. De compagnie bemoeide zich echter niet met de binnenlandse politiek in India en beperkte zich tot de handel. Door kapitaal samen te brengen via de compagnie, investeerden ze in handelsposten, schepen enz. om zoveel en goedkoop mogelijk producten aan te kopen en tegen grote winsten te verkopen (bv. specerijen)

Na 1785 word India ook bestuurlijk en militair door de Britten gekoloniseerd. Een steeds groter deel kwam onder Britse invloed. De bevolkingsgroei (stijgende vraag!) en de toenemende industrialisering in de 19de eeuw versterkten de vraag naar grondstoffen (steenkool, ijzererts, katoen) en agrarische producten (katoen, jute, thee) India werd een exploitatiekolonie: het gebied moet voor goedkope grondstoffen zorgen en als afzetmarkt voor afgewerkte producten zorgen. Net om dit te verzekeren neemt de Britse invloed toe.

Picture

 

Afbeeldingsresultaat voor industrial revolution Britain statistics
Beide tabellen tonen duidelijk de relatie aan tussen het verbruik van "ruw katoen' in GB en de stijgende import vanuit India.

De Britten investeerden vanaf het midden van de 19de eeuw ook in de uitbouw van een spoorwegennet in India

Voor de antwoorden op de specifieke vragen over de dekolonisatie van Indië maak je gebruik van volgende bronnen

Bron 1

70 jaar geleden werden India en Pakistan op chaotische wijze onafhankelijk, met fatale gevolgen tot op heden

 

Bron 2: De Radcliff line

Afbeeldingsresultaat voor radcliffe line

 

Bron 3

ONAFHANKELIJKHEIDSDAG IN PAKISTAN

De Britten hanteerden, net als de meeste Europese koloniale mogendheden, de verdeel en heers techniek om het grote Indische rijk onder controle te houden. Zo speelden de Britten de twee belangijkste religies - het hindoeïsme en de Islam - tegen elkaar uit om te voorkomen dat ze zouden samenwerken tegen de Britse overheerser. De hindoes werden vertegenwoordigd door de Congrespartij, onder goedkeuring van de Britten eind 19de eeuw opgericht, de moslimminderheid door de in 1906 opgerichte Moslimliga. De moslims, die angst hadden voor hun rechten als minderheid, vormden voor de Britten de ideale partner om de nationalistische ideeën binnen de hindoeïstische Congrespartij te temperen.

 

In 1921 werd Mahatma Gandhi voorzitter van de Congrespartij. Hij begon met een reorganisatie die ervoor zorgde dat de Congrespartij banden kreeg met elk dorp, elk district en elke provincie. De partij werd zo een massaorganisatie. Hij verankerde de partij in de lokale gemeenschappen en droomde van een onafhankelijk, seculier India, zonder religieuze tegenstellingen, geen kastensysteem meer enz.

Dekolonisatie Afrika

De Portugezen veroverden vanaf de 15de eeuw kustgebieden van Afrika. De westkust van Afrika werd een belangrijke factor in de transatlantische slavenhandel. De hopeloze achterstand van de westkust van Afrika op Europa wordt nog altijd toegeschreven aan de hardvochtige en meedogenloze slavenhandel die  de Europeanen drie eeuwen lang hebben gevoerd in een relatief ontwikkeld cultuurgebied met  een dichte bevolking.

In 1885 werd Afrika door de Europese verdeeld onder de Europese landen op de Conferentie van Berlijn: Groot-Brittannië, Frankrijk, Duitsland, België, Portugal, Spanje en Italië kregen elk hun deel van de Afrikaanse taart. Het was de start van een een lange periode van politieke, economische en culturele overheersing.

Gerelateerde afbeeldingAfbeeldingsresultaat voor europe africa Berlin

In 1945 telde Afrika slechts vier onafhankelijke staten: Egypte, Ethiopië, Liberia en Zuid-Afrika. In het decennium dat op de tweede Wereldoorlog volgde, bleef het uiterlijk betrekkelijk kalm. In 1956 volgden enkele onafhankelijkheidsverklaringen: Soedan, Marokko, Tunesië, Ghana en Guinea, maar het grote kantelmoment kwam in 1960, toen zeventien landen de onafhankelijkheid verkregen

 

Congo: Naar de onafhankelijkheid

Congo was van 1908 tot 1960 een Belgische kolonie. De Belgische staat startte met een ‘beschavingsmissie’ om het imago van "België als goede kolonisator" op te smukken, zeker na de lange periode van gruwel en uitbuiting onder Leopold II. Officieel werd Congo bestuurd door de koning, bijgestaan door de minister van Koloniën. In de praktijk steunde het bestuur op drie belangrijke pijlers: Staat (de koloniale administratie/ambtenaren), kapitaal (grote privé-ondernemingen) kerk (missionering).

De Belgische staat in Congo werd vertegenwoordigd door een gouverneur-generaal. Hij was  het hoofd van de Belgische koloniale adminstratie die bestond uit gouverneurs, commissarissen en gewestbeheerders. Zij beheerden provincies, districten en gewesten. Zo stond een gewestbeheerder in voor het onderhoud van de wegen, het innen van de belastingen, de ordehandhaving (= rechtspraak en Force Publique) en de controle op de landbouwproductie.

Congo moest ook een zelfbedruipende kolonie zijn: de financiën van België en Congo moesten gescheiden blijven. Er werd dus geen Belgisch belastingsgeld in Congo geïnvesteerd. Alles wat in Congo uitgebouwd werd (wegen, sociale voorzieningen enz. ) werd betaald met belastingsgeld uit Congo zelf: bedrijfsbelastingen, personenbelastingen, btw. enz.

De missies (=de katholieke kerk) waren ook al aanwezig onder Leopld II en werkte samen met de Belgische staat. Het bekeren, inrichten van katholiek onderwijs en gezondheidszorg waren hun kerntaken. Het missiewerk bracht de inheemse bevolking de nodige waarden en normen bij en zorgde voor een zekere sociale controle omdat de geestelijken dichtbij de lokale bevolking stonden. Door het missiewerk kwamen er met steun van de overheid steeds meer lager scholen waardoor de scholingsgraad erg hoog lag. In ruil voor hun werk mochten de missies "vrij" gebruik maken van de gronden in de kolonie.

Het kapitaal werd vertegenwoordigd door grote bedrijven als Union Minière, een Belgisch mijnbedrijf, dat vanaf 1906 - dus nog tijdens het bewind van Leopold II -  de mineraalrijke ondergrond van Congo zou ontginnen: koper (waarnaar grote vraag bestond door de ontwikkeling van de elektriciteit), maar ook kobalt, tin, radium, uranium enz.  Vooral de provincie Katanga was rijk aan dergelijke bodemschatten. De Belgische staat ondersteunde de koloniale ondernemingen met infrastructuurwerken, rekrutering en opleiding van de werknemers. Ook door het introduceren van belastingen werd de bevolking min of meer verplicht om te gaan werken naar Westers model. Bovendien wees het ministerie van Koloniën vertegenwoordigers aan van de Belgische staat die zitting hadden in koloniale ondernemingen. De bedrijven voorzagen zelf ook huisvesting, medische voorzieningen, vrijetijdsbesteding en scholen: op die manier probeerden ze arbeiders te binden.

 

Congo lijkt op die manier een "modelkolonie" waar zorg gedragen wordt voor de zwarte bevolking. De diverse iniatieven van de drie pijlers moeten ook vanuit het economische luik van deze beschavingsmissie bekeken worden: onderwijs, geneeskunde, huisvesting enz. hadden tevens een economisch doel. Sommige historici spreken van een "modeluitbuiting" of stellen onomwonden "Het lijdt geen twijfel dat de Belgische kolonisatie van start is gegaan om winst te maken”. Enkele voorbeelden:

  • Het bekeren tot het katholicisme introduceerde respect voor de gelovige en deshalve beschaafde blanke. De verhouding Congolees - Belg is vergelijkbaar met de verhouding arbeidersklasse - Industriële burgerij, waarbij de ene groep moreel superieur is t.o.v. de andere. Die onderdanigheid bevordert ook de werkethos, gehoorzamheid en plichtsbewustzijn van de Congolese arbeiders. Opstandigheid, kritisch denken enz. passen immers niet binnen de katholieke moraal.
  • Betere medische voorzieningen bevorderen de algemene gezondheid door een verlaging van het sterftecijfer, een betere behandeling van ziekten enz. De werkomstandigheden, zeker in de mijnbouw, hadden voor een hoog sterftecijfer gezorgd. Bedrijven, maar ook de Staat (hoe meer productie, hoe meer belastingsinkomsten) hadden dus alle baat bij "gezonde werknemers".
  • In 1960,liep 60% van de jeugd school maar dit had vooral betrekking op het lager onderwijs. Ook het beroepsonderwijs werd gepromoot. Secundair en zeker universitair onderwijs waren ondervertegenwoordigd. Scholing was gericht op de creatie van geschoolde arbeiders, op vraag van bedrijven. Hogere functies waren tot de onafhankelijkheid exclusief voorbehouden voor blanken. Onderwijs institutionaliseerde dus de blanke bevoorrechte positie, het zorgde voor segregatie.
  • De Belgische staat wilde dat Congo economisch rendabel was. Er werden belastingen geïnd om bestuur, leger, gerecht, onderwijs enz. te kunnen betalen. Niet enkel door de bedrijven, ook de Congolezen. Door de introductie van een "westers belastingssyteem" waren de arbeiders verplicht te werken om hun belastingen te kunnen betalen.

Cultureel: évolués en segregatie

Aan de gruwelpraktijken onder het bewind van Leopold II kwam een einde, maar het koloniale beleid bleef erg paternalistisch. De Congolezen werden nog steeds beschouwd als onontwikkeld en moesten opgevoed en opgeleid worden naar "Europees" voorbeeld. Congolezen die zich de Europese normen en waarden eigen konden maken (=assimileren), kregen een "attest van  burgerlijke verdienste" en werden évolués genoemd. Zo vormde zich een middenklasse van ‘geciviliseerde’ Congolezen. Een volgende stap was de "immatriculation" (beschavingsattest), waardoor ze nu officieel évolué werden.

 

 

Gerelateerde afbeelding

 

De onafhankelijkheid van enkele landen in Azië en Noord-Afrika, eind jaren 40-jaren 50, beïnvloedde op termijn ook Congo. Naar de buitenwereld toe had Congo het imago van "modelkolonie", maar lanzaam maar zeker groeide het nationalisme. In 1955 publiceerde Professor A. A. J. Van Bilsen het  artikel “Een dertigjarenplan voor de politieke ontvoogding van Belgisch Afrika” (1955), waarin voor het eerst openlijk voor een onafhankelijk Belgisch-Congo gepleit werd. Het ging hier dus duidelijk om een onafhankelijkheid op lang termijn, maar een aantal factoren versnelden het proces drastisch.

In 1957 zette België een eerste stap richting dekolonisatie met de organisatie van gemeenteraadsverkiezingen in enkele grootsteden als Leopoldstad en Elisabethstad. De verkiezingen versterkten het onafhankelijkheidsgevoel maar verscherpten en institutionaliseerden de etnische tegenstellingen. In Leopoldstad (nu Kinshasa) behaalde de nationalistische, etnische Abako partij van Joseph Kasavubu een absolute meerderheid. De Abokopartij vertgenwoordigde de Bakongo, een etnische groep. Kasavubu werd burgemeester.

De ultranationalistische partij Mouvement National Congolaise (MNC) in 1958  opgericht door Patrice Lumumba vertegenwoordigde het gros van de andere etniciteiten. De roep om onafhankelijkheid klonk steeds luider. In 1959 verbood de Belgische overheid een bijeenkomst van de Abako. Er braken onlusten uit die aan ca. 50 Congolezen het leven kostte.

Op verdere escalatie te voorkomen organiseerde België In januari 1960 werd een rondetafelconferentie in Brussel. Hier werd beslist dat Congo op 30 juni 1960 onafhankelijk zou worden.

Afbeeldingsresultaat voor rondetafelconferentie congo
Premier Gaston Eyskens opent de rondtetafelconferentie in Brussel. O.a. Lumumba en Kasavubu waren aanwezig

 

Op 30 juni 1960 werd Congo onafhankelijk. Joseph Kasavubu werd de eerste president en Patrice Lumumba premier. Tijdens de onafhankelijkheidsfeesten gaf de Belgische koning Boudewijn een toespraak, maar ook de Congolese premier Lumumba nam onaangekondigd het woord.

Opdracht: vergelijk beide toespraken vanuit de richtvragen  (opdracht uitgedeeld in de klas)

 

Afbeeldingsresultaat voor kasavubu lumumba
President Kasavubu, premier Lumumba en Koning Boudewijn tijdens de onafhankelijkheidsfeesten

 

De onafhankelijkheid werd enthousiast onthaald door de Congolezen, maar net zoals met de évolués, veranderde er in de praktijk vaak niets. De Force Publique, het koloniale leger, nodig voor de ordehandhaving, kende een duidelijke hiërachie die niet veranderde: alle offcieren (leidinggevenden) waren blanken, soldaten en onderofficieren waren zwarten. Generaal Emile Janssens, hoofd van de Force Publique, sprak zijn manschappen na de onafhankelijkheid toe. Hij maakte duidelijk dat ze geen veranderingen moesten verwachten: Avant indépendance = après indépendance! Dit betekende geen promotie, loonsverhoging enz.

De  starre houding van Janssens verhitte de gemoederen en begin juli '60 sloeg het leger aan het muiten en kwamen jongeren op straat om hun ongenoegen te uiten over de blijvende blanke superioriteit. De Congolese bevolking keerde zich tegen de blanken. Geruchten over moorpartijen en verkrachtingen zorgden voor een sneeuwbaleffect en de Belgische bevolking raakte in paniek en meer dan 30.000 Belgen vluchtten naar België. De eisen van de Congolese militairen werden ingewilligd. Lumumba hervormde het leger tot een "Afrikaans" leger, zorgde voor promotie en loonsverhoging en plaatste Mobutu, een Congolese sergeant aan het hoofd van het leger.

De plotse uittocht van Belgische leidinggevenden in het algemeen creëerde net meer wanorde. De ‘beschavingsmissie’ zorgde er voor dat 60% van de jeugd school liep in 1960, maar het systeem liet nauwelijks toe dat Congolezen een  universitair niveau haalden.

Door de vlucht van zat het leger zonder legerleiding, kwam het bestuur bijna van de ene op de andere dag in handen van een groep totaal onervaren Congolezen, verloederden plantages bij gebrek aan leiding en knowhow en zat al het huishoudpersoneel van blanke families plots zonder werk.

België besloot het leger in te zetten om landgenoten die in gevaar waren te evacueren. De Congolese regering vond dat België hiermee de Congolese soevereiniteit schond. Ook toen de rijke koperprovincie Katanga zich op 11 juli 1960 afscheurde van de restvan Congo, kreeg het meteen de steun van België: de rijke koper- en uraniummijnen waren erg belangrijk voor de Belgische bedrijven. Pas in 1965 werd Katanga terug deel van Congo.

Lumumba en Kasavubu riepen de VN ter hulp. De VN-Veiligheidsraad keurde een resolutie goed: België moest zich terugtrekken uit Congo en blauwhelmen zouden voor rust en orde zorgen. België werd niet veroordeeld door de VN en de westerse invloed bleef.

Lumumba en Kasavubu zochten vervolgens steun bij de Sovjetunie, waardoor Congo - rijk aan grondstoffen, o.a. uranium voor kernwapens - een speelbal in de Koude Oorlog werd. De VS hadden angst dat het land communistisch zou worden. Gesteund door o.a. de VS, pleegde legerleider  Joseph Désiré Mobutu een militaire staatsgreep: Kasavubu en Lumumba werden aan de kant geschoven. Lumumba werd onder huisarrest geplaatst, ontsnapte, maar werd gearresteerd door militairen van Mobutu, overgevlogen naar Katanga en vervolgens terechtgesteld. In 2006 werd er een parlementaire onderzoekscommissie opgericht, die de Belgische betrokkenheid bij de moord op Lumumba erkende. Vrijgegeven documenten van de CIA tonen ook de Amerikaanse betrokkenheid aan. Door Lumumba uit te schakelen werd de dreiging van het communisme opgeheven en het kapitalisme gered.

Mobutu regeerde  Congo als een dictator: eenpartijstaat, uitschakelen parlement, onderdrukking tegenstanders en persoonlijk verrijking (door corrupte praktijken met staatsgeld en ontwikkelingsgeld). Mobutu gaf het land ook terug de Afrikaanse naam, Zaïre, om de Afrikaanse identiteit en eigenheid te benadrukken. In feite liet het Westen - waaronder België, andere Europese landen en de Verenigde Staten - de wanpraktijken onder Mobutu toe, omdat hij pro- westers was (en dus anti-communistisch). Ook de blijvende rijkdom aan grondstoffen bevorderde de vriendjespolitiek: in ruil voor politieke steun kregen ze van Mobutu de vrijheid om het land te plunderen.

Door het einde van de Koude Oorlog kwam Mobutu meer en meer geïsoleerd te staan en in 1997 greep Laurant-Désiré Kabila de macht. Op 26 januari 2001 volgde Joseph Kabila zijn vermoorde vader op. Tot vandaag de dag is hij president van de Democratische republiek Congo.

 

 

 

 

 

 

  •  

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

  • Het arrangement Dekolonisatie is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    mario smeets Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    2018-05-24 18:31:58
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    4 uur en 0 minuten