Thema: op jezelf wonen

Thema: op jezelf wonen

Thema op jezelf wonen

Vooraf

Welkom bij het thema Wonen.

In dit thema staat wonen centraal.
Je gaat op zoek naar antwoorden op vragen die te maken hebben met wonen.
Bijvoorbeeld:

  • Waar ontstonden rond 11000 v. Chr. de eerste stedelijke samenlevingen?
  • Hoe woonden de Romeinen 2000 jaar geleden?
  • Waarom zijn er in de middeleeuwen in Europa veel steden ontstaan?
  • Hoe ziet de buurt waar je woont eruit?
  • Welk huis kun je kopen?
  • Waarom wonen mensen in de buurt van een vulkaan?

Met de antwoorden op deze vragen richt je aan het eind van het thema een tentoonstelling in.

Genoeg te doen. Aan de slag.

Planning

Het thema 'Wonen' bestaat uit de volgende onderdelen:

 

Onderdeel Tijd Eindproduct
Inleiding 0,5 lesuur -
Ontstaan landbouw 2 lesuren Schema
Stedelijke samenleving   2 lesuren Piramide
Wonen Romeinen 2 lesuren Plattegrond villa
Eerste steden 1 lesuur Kaart van Nederland  
Van plan tot woning 2 lesuren Eigen keuze
Je eigen buurt 2-3 lesuren Eigen keuze
Huis te koop 2 lesuren Tabel
Ontwerp een wijk 2 lesuren Plattegrond
Extreme woonplekken 2 lesuren Artikel
Afsluiting 2 lesuren Tentoonstelling
Totaal 19 à 20 lesuren      

Werkplan

Het thema Wonen bestaat uit negen opdrachten en een afsluiting.

De negen opdrachten leveren allemaal een product op.
Met deze producten richten jullie een tentoonstelling in.
Maak daarover duidelijke afspraken met je docent.

Het is belangrijk dat je goed bijhoudt wat je gedaan hebt.
Om je hierbij te helpen is er een werkplan gemaakt.
Op dat werkplan schrijf je op welke onderdelen je hebt gedaan.

Download hier het Werkplan Thema Wonen

 

 

 

 

Ontstaan landbouw

Vooraf

Zoek op internet een afbeelding op over het leven van de eerste boeren.
Wat zie je op deze afbeelding?
Bespreek de afbeelding met een klasgenoot.

Leerdoel
Aan het eind van deze opdracht kun je:

  • kunt het begrip nomade omschrijven.
  • aangeven wanneer de eerste landbouwgemeenschappen ontstonden.
  • aangeven waar de eerste landbouwgemeenschappen ontstonden.
  • beschrijven hoe de agrarische revolutie verlopen is
  • uitleggen wat het verschil is in levenswijze tussen jagers-verzamelaars en boeren.

Eindproduct
Je rondt deze opdracht af met het maken van een schema.
In het schema maak je duidelijk wat het verschil in levenswijze is tussen jagers-verzamelaars en boeren.

Activiteiten

Stap Groepsgrootte Activiteit
Stap 1 Alleen Theorie Kennisbank bestuderen en vragen beantwoorden.
Stap 2 Alleen Bron over ontstaan landbouwgemeenschap bestuderen en sleepoefening maken.
Stap 3 Alleen Informatie over het houden van dieren lezen en sleepoefening maken.
Stap 4 Alleen + samen Verschillen in levensstijlen tussen boeren en jagers-verzamelaars bespreken met klasgenoot. Schema in Word maken.
Stap 5 Alleen + samen Informatie over levensstijlen boeren en jagers-verzamelaars in een schema plaatsen.


Benodigdheden
Geen bijzonderheden.

Tijd
Voor deze opdracht hebben jullie ongeveer 2 lesuren nodig.

Stap 1: Kennisbank geschiedenis

Mensen hebben miljoenen jaren geleefd als jagers en verzamelaars.
De ontwikkeling van de landbouw is pas heel laat op gang gekomen.

Voor deze opdracht maak je gebruik van het onderdeel ‘Landbouw en landbouwsamenlevingen’ uit de Kennisbank Geschiedenis:

KB: Ontstaan landbouw

Lees de informatie door en beantwoord de volgende vragen:

 

Toets:Kennisbank Geschiedenis

Stap 2: Ontstaan landbouw

De eerste landbouwnederzettingen ontstonden in het Midden-Oosten.
In de Kennisbank heb je gezien dat er ook op andere plaatsen landbouwnederzettingen ontstonden.
De bron hieronder komt uit de Kennisbank.

Bekijk de bron. Gebruik de bron voor het maken van de sleepoefening.


Toets:Ontstaan landbouwgemeenschappen

Stap 3: Het houden van dieren

In de kennisbank heb je een stukje kunnen lezen over het houden van dieren.
Dat stukje staat hieronder nogmaals.

Maak de toets (sleepoefening) hieronder.

 

Toets:Het houden van dieren

Stap 4: Nieuwe levensstijl

Boeren hebben een andere levensstijl dan jagers-verzamelaars.
Bespreek de verschillen met een klasgenoot.

Maak in Word een schema zoals hieronder.
Zet in het schema de verschillen in levensstijl.

  Jagers-verzamelaars Boeren
Hoe komen ze aan hun eten?

 
   
Hoe wonen ze?


 
   

Stap 5: Afronden

Je gaat de de opdracht afronden.
Open het Worddocument met het schema uit stap 4.

Geef onder het schema antwoord op de volgende twee vragen:

  • Wanneer ontstonden de eerste landbouwgemeenschappen?
  • Waar ontstonden de eerste landbouwgemeenschappen?

Bespreek het schema en de antwoorden op de vragen met een klasgenoot.
Vraag om commentaar.
Geef zelf ook commentaar op het werk van je klasgenoot.
Pas het schema eventueel nog iets aan.

Klaar?
Laat het schema en de antwoorden op de vragen beoordelen door je docent.

Tabel maken

Een tabel of schema is een manier om gegevens in beeld te brengen, op zo’n manier dat het er overzichtelijk uit ziet.

 

Begrippen

Agrarische Revolutie
De Agrarische Revolutie is de overgang van het nomadisch bestaan van jagers-verzamelaars naar het boerenbestaan.
Landbouw/veeteelt
Mensen gaan hun eigen voedsel produceren: het verbouwen van granen (landbouw) en het temmen van vee (veeteelt).
Aardewerk
Wonen op één plaats in een boerderij roept de behoefte op aan aardewerk: potten, bekers, schalen en kommen gemaakt van klei of leem.
 
Grafgiften/Hiernamaals
De doden krijgen in hun graf giften mee: grafgiften. Dat wijst op een geloof in een leven na de dood in een soort hemel, het hiernamaals.
Bandkeramiekers
De eerste boeren in de Lage Landen waren de Bandkeramiekers (5300-4900 v.C.) Zij vestigden zich op de lössgronden in Limburg. Hun aardewerk was versierd met banden.
Trechterbekercultuur
Een kenmerkende, veel voorkomende pot bij de Hunebedbouwers is de Trechterbeker. Daarom heet hun cultuur ook wel de Trechterbekercultuur.

 


 

Extra: LvoorL

Leerlingen voor leerlingen
Op de website www.lvoorl.nl vind je verschillende video's die door leerlingen voor leerlingen zijn gemaakt.

Hieronder staat een video die goed past bij dit thema.
Bekijk de video. Kun je de video goed volgen?
Bespreek de inhoud van de video met een klasgenoot.

Video: Landbouwoverschot

Let op:
Als je de video wilt stoppen, druk dan eerst op de stopknop en klik dan de popup weg.

Stedelijke samenleving

Vooraf

Wat weet je al over het ontstaan van de eerste steden?
Overleg je antwoorden met een klasgenoot.

Leerdoel
Aan het eind van deze opdracht kun je:

  • aangeven waar de eerste steden ontstonden.
  • minimaal twee voorbeelden geven van beroepen die ontstonden in de eerste steden.
  • beschrijven dat geloof een belangrijke rol speelde in de eerste steden.
  • uitleggen dat er ongelijkheid ontstond tussen de inwoners binnen een stad.
  • het begrip klassenmaatschappij of hiërarchische maatschappij uitleggen.

Eindproduct
Je rondt deze opdracht af met het maken van een piramide.
In de piramide maak je duidelijk dat er sprake was van een hiërarchische maatschappij.

Activiteiten

Stap Groepsgrootte Activiteit
Stap 1 Alleen Theorie Kennisbank bestuderen en vragen beantwoorden.
Stap 2 Alleen Sleepoefening over het succes van de landbouw maken.
Stap 3 Samen Bespreken waarom de waterhuishouding belangrijk was.
Stap 4 Alleen Toets maken over de stedelijke samenleving.
Stap 5 Alleen Piramide maken over de hiërarchische maatschappij.


Benodigdheden
Geen bijzonderheden.

Tijd
Voor deze opdracht hebben jullie ongeveer 2 lesuren nodig.

Stap 1: Stedelijke samenleving

Na het ontstaan van de landbouw ontstonden de eerste nederzettingen.
Sommige van deze nederzettingen groeiden uit tot steden.

Bestudeer uit de Kennisbank Geschiedenis:

KB: Stedelijke samenlevingen

Lees de informatie door.

Maak de toets hieronder.

 

Toets:Stedelijke samenleving

Stap 2: Succes van landbouw

De eerste steden konden ontstaan doordat het goed ging in de landbouw.
Maak de onderstaande tekst compleet.

Sleep de woorden die naast de tekst staan naar de juiste plaats.

Toets:Succes van landbouw

Stap 3: Waterhuishouding

De priesters vormden een zeer belangrijke klasse.
Zij zorgden voor de godsdienstige plechtigheden.
Maar de priesters zorgden ook voor bestuurlijke taken.
De priesters waren verantwoordelijk voor de waterhuishouding.
Priesters zorgden voor dijken, dammen en kanalen in en rond de stad.

De waterhuishouding was erg belangrijk in en rond de eerste steden.
Bespreek met een klasgenoot waarom de waterhuishouding zo belangrijk was.
Denk aan:

  • de rol van water in de landbouw;
  • rol van water bij de hygiëne;
  • rol van water bij het vervoer van artikelen;
  • rol van water bij .....

Stap 4: Toets

Voor je begint aan de afsluiting maak je de toets 'Stedelijke samenleving'.
De toets bestaat uit een aantal gesloten vragen.

Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt van de vragen die je fout hebt, het goede antwoord te zien.
De score wordt opgenomen in het volgsysteem.

Klik op de knop 'Toets' om te beginnen:

 

Toets:Stedelijke samenleving

Stap 5: Hiërarchische maatschappij

In de eerste steden was de macht ongelijk verdeeld.
Er was sprake van een hiërarchische maatschappij of klassenmaatschappij.
Je kunt de belangrijkheid van de klassen weergeven
in een piramide.

Hieronder zie je zo'n piramide.


Bovenin de piramide staat de vorst.
De minst belangrijke klasse komt onderaan.
Teken zelf zo'n piramide op een vel papier.
Zet in de piramide de verschillende klassen.

Zoek bij iedere klasse een passende afbeelding.

Klaar?
Laat je piramide beoordelen door je docent.

Begrippen

Einde Prehistorie
De ontwikkeling van het schrift betekende het einde van de prehistorie.
Begin Historie
De ontwikkeling van het schrift betekende het begin van de historie. Het jaartal voor het begin van de historie is: 3000 v.C.
Schrift – kleitabletten
In het Nabije Oosten is het schrift ontwikkeld, bewaard bleven onder meer teksten op kleitabletten.
Vruchtbare Sikkel: Mesopotamië.
Gebied in het midden oosten waar de eerste steden zijn onstaan en het eerste schrift is ontwikkeld.
Nippur
Een van de eerste steden in Mesopotamië was Nippur. Nippur kun je een vergelijken met een moderne stad. Er waren scholen, bibliotheken, een ziekenhuis, badhuizen, winkelstraten en een soort cafés.
Hiërarchie
Hiërarchie houdt in dat mensen geordend zijn in bepaalde klassen. De hogere klassen hebben macht over de lagere klassen.

 

 


 

Wonen Romeinen

Vooraf

Zoek op internet een afbeelding van een Romeins huis.
Welke materialen worden hier gebruikt.
Overleg je antwoord met een klasgenoot.

Leerdoel
2000 jaar geleden was Rome al een stad met een miljoen inwoners.
Na deze opdracht kun je beschrijven hoe de arme en rijke Romeinen woonden.

Eindproduct
Je rondt deze opdracht af met het zoeken naar de Nederlandse namen voor de ruimten in een Romeinse villa. Je zoekt ook afbeeldingen van de verschillende ruimten.
De namen en afbeeldingen komen in het werkblad 'Romeinse villa'.

 

 

 

Activiteiten

Stap Groepsgrootte Activiteit
Stap 1 Alleen Filmpje bekijken over water in het oude Rome en vragen beantwoorden.
Stap 2 Alleen Kennisbank over Romeinse villa's bestuderen en vraag beantwoorden.
Stap 3 Alleen Opdracht bij werkblad Romeinse villa maken en door de docent laten nakijken.


Benodigdheden
Geen bijzonderheden.

Tijd
Voor deze opdracht hebben jullie ongeveer 2 lesuren nodig.

Stap 1: Wonen in Rome

De meeste huizen in het oude Rome hadden geen stromend water.
De Romeinen gingen naar openbare wc's.
Ze wasten zichzelf in een van de badhuizen.
Deze badhuizen waren heel populair bij de Romeinen!

Bekijk het filmpje:

Beantwoord de volgende vragen:

 

Toets:Wonen in Rome

Stap 2: Villa's

Hoe een Romeinse villa er uit zag, kun je zien en lezen op:

KB: Romeinse Villa

Bekijk de informatie goed.
Beantwoord daarna de volgende vraag:

Toets:Villa's

Stap 3: Verschillende ruimten

Download het werkblad: Romeinse villa

Op het werkblad zie je een 'open gemaakte' Romeinse villa.
Bij de afbeelding zie je de latijnse namen van de verschillende ruimten.
Die namen staan ook onder de afbeelding.
Achter sommige namen staat ook de Nederlandse naam.

Lukt het jou om van de andere ruimten ook de Nederlandse naam te vinden?
Ga op internet op zoek naar de Nederlandse namen.
Vul ze in op het werkblad.
Ga ook op zoek naar afbeeldingen van de verschillende ruimten.
Plak die afbeeldingen in het Worddocument.

Klaar?
Laat het werkblad beoordelen door je docent.

 

De eerste steden

Vooraf

Welke Nederlandse steden die voor het jaar 1500 bestonden ken jij?
Overleg je antwoorden met een klasgenoot.

Leerdoel
Aan het eind van deze opdracht kun je:

  • twee voorbeelden noemen van ontwikkelingen die er toe geleid hebben dat rond het jaar 1000 de oogsten in de landbouw groter werden.
  • uitleggen waarom er in de tweede helft van de middeleeuwen veel steden in Nederland gesticht zijn.


Eindproduct
Je rondt deze opdracht af met het opzoeken van zes Nederlandse steden,
die ontstaan zijn tussen 1000 en 1500.
 Je tekent deze steden in op een kaart van Nederland.

 

Activiteiten

Stap Groepsgrootte Activiteit
Stap 1 Alleen Kennisbank bestuderen, filmpje bekijken en vragen beantwoorden.
Stap 2 Alleen Opdrachten maken bij kaart van Nederland.
Stap 3 Alleen + samen Jouw kaart met klasgenoot vergelijken en door de docent laten nakijken.

 

Benodigdheden
Geen bijzonderheden.

Tijd
Voor deze opdracht hebben jullie ongeveer 1 lesuur nodig.

Stap 1: Eerste steden

Bestudeer in de Kennisbank geschiedenis het onderdeel:

KB: Opkomst handel en ontstaan steden

Bekijk ook het volgende filmpje:

Beantwoord de volgende vier vragen:

Toets:Eerste steden

Stap 2: Steden tussen 1000-1500

Download de Kaart van Nederland.
Op de kaart zie je een drietal belangrijke rivieren getekend.
Print de kaart.

In de periode 1000 tot 1500 zijn in Nederland veel steden ontstaan.
Zoek op internet zes steden die tussen 1000 en 1500 ontstaan zijn.
Teken die steden in op de kaart.
Schrijf bij iedere stad het jaartal waarin de stad is ontstaan.
Zoek van iedere stad een foto van een middeleeuws gebouw.
Plak die foto bij de stad op de kaart.

Kijk goed naar de ligging van de steden die je op de kaart hebt getekend.
Schrijf onder de kaart op wat je opvalt als je kijkt naar de ligging van de steden.

Stap 3: Afronding

Laat de kaart met de zes steden zien aan een klasgenoot.
Bekijk ook zijn kaart.
Hebben jullie dezelfde steden?

Kijk nog eens op de plattegrond.

  • Staan er zes steden op de plattegrond?
  • Staat bij iedere stad het jaar waarin de stad gesticht is?
  • Staat bij iedere stad een afbeelding van een gebouw uit de middeleeuwen?
  • Is de kaart netjes gemaakt?

Tevreden?
Laat de kaart beoordelen door je docent.

Kaart tekenen

Op een kaart kun je aangeven waar een gebeurtenis heeft plaatsgevonden of gaat plaatsvinden.  

 

Begrippen

Betere landbouwtechnieken
In de tijd van de steden en staten werden de landbouwmethoden verbeterd. Grotere productie leidde tot overschotten, die vervolgens weer verkocht konden worden, waardoor er markten ontstonden.
Drieslagstelsel
Boeren verdeelden hun grond in drie stukken in plaats van twee. Ze teelden meerdere gewassen en lieten telkens een stuk grond braak liggen.
Overschotten
Overschotten in de landbouw leverden nieuwe mogelijkheden op voor de handel. De landbouwproducten die de mensen zelf niet nodig hadden konden nu verhandeld worden.
Bevolkingsgroei
De bevolking groeide doordat er voldoende voedsel aanwezig was.
 
Geldeconomie
Een vorm van economie waarin alle handelsovereenkomsten worden afgerekend met geld.

 


 

Van plan tot woning

Vooraf

Er zijn heel wat mensen aan het werk geweest voordat de eerste bewoner zijn nieuwe huis in kan.

Vooraf
Welk beroep bij het bouwen van een huis lijkt jou het leukste om te doen en waarom?
Overleg je antwoord met een klasgenoot.

Leerdoel
Na deze opdracht kun je minimaal acht beroepen noemen van personen die betrokken zijn bij het bouwen van een huis.

Eindproduct
Je maakt samen met een klasgenoot een eindproduct met als titel 'Van plan tot woning'.
Het product laat zien hoe het bouwproces van een woning verloopt.
Jullie kiezen zelf een manier om de verschillende stappen in beeld te brengen.

 

Activiteiten

Stap Groepsgrootte Activiteit
Stap 1 Alleen + samen Filmpje bekijken en beroepen betrokken bij het bouwproces bedenken.
Stap 2 Samen Product bedenken hoe je het bouwproces in beeld kunt brengen.
Stap 3 Samen Controleren product en laten nakijken door de docent.

 

Benodigdheden
Geen bijzonderheden.

Tijd
Voor deze opdracht hebben jullie ongeveer 2 lesuren nodig.

Stap 1: Het bouwen van een huis

Er komt vaak heel wat bij kijken bij het bouwen van een huis.
Van architect tot schilder.
Van aannemer tot makelaar.
Bekijk het volgende filmpje:

 

 

 

Maak zelf een lijst met beroepen van mensen die betrokken zijn bij het bouwproces van een woning.

Klaar?
Leg jouw lijstje dan naast het lijstje van de klasgenoot waarmee je deze opdracht samen doet.
Maak van de twee lijstjes één nieuwe lijst.

Weet je van sommige beroepen niet precies wat ze inhouden?
Vraag het aan je docent of zoek de beroepen op internet op.

 

Stap 2: Bouwproces van een woning

Bedenk samen een product waarmee je het bouwproces van een woning duidelijk in beeld kunt brengen.

Idee:

  • Maak een fotoreportage van de verschillende stappen in het bouwproces. Schrijf bij iedere foto een korte uitleg.
  • Interview een architect of een aannemer over het bouwproces van een woning.

Hebben jullie bedacht welk product jullie gaan maken?
Vraag toestemming aan jullie docent.

Maak dan een goede werkverdeling?
Maak ook een goede planning.
En houd je aan de afspraken!

Gereedschapskist

Welkom bij de gereedschapskist. Hier vind je uitleg over alle werkvormen waarmee je je eindproducten maakt. Bij iedere werkvorm staat beschreven hoe je deze uitvoert, kun je inspiratiefilmpjes bekijken en vind je de beoordelingscriteria waaraan jouw product moet voldoen. Ook zie je welke digitale middelen je kunt gebruiken en aan welke vaardigheden je werkt tijdens het maken van je eindproduct. Veel succes!

 

Stap 3: Afronden

Kijk nog eens goed naar jullie eindproduct.

  • Laat jullie eindproduct zien welke beroepen bij het bouwen van een huis betrokken zijn?
  • Ziet jullie eindproduct er verzorgd uit?
  • Bevat jullie eindproduct niet te veel taalfouten?

Tevreden?
Laat jullie eindproduct beoordelen door jullie docent.

Toets

Start

Je eigen buurt

Vooraf

Welke 5 woorden komen er bij je op als je aan jouw buurt denkt?
Overleg je antwoord met een klasgenoot.

Leerdoel
Aan het eind van deze opdracht kun je:

  • minimaal vijf verschillende soorten woningen omschrijven.
  • een wijk omschrijven aan de hand van de verschillende soorten woningen die in de wijk voorkomen.


Eindproduct
Jullie brengen in beeld hoe jullie buurt eruit ziet.
Jullie kiezen zelf een manier die jullie het best bij jullie buurt vinden passen.
 

 

Activiteiten

Stap Groepsgrootte Activiteit
Stap 1 Alleen Vragen over woningen beantwoorden.
Stap 2 Samen Zoek een huis in jullie buurt dat te koop staat en beantwoord de vragen.
Stap 3 Samen Eindproduct bedenken die de soort huizen in jullie buurt laat zien.
Stap 4 Samen Eindproduct controleren en laten nakijken door jullie docent.

 

Benodigdheden
Geen bijzonderheden.

Tijd
Voor deze opdracht hebben jullie ongeveer 2 à 3 lesuren nodig.

Stap 1: Woningen

Woon jij in een leuk huis? Staat het huis in een leuke buurt?
In een buurt staan vaak verschillende soorten huizen.

In de volgende oefeningen krijg je veertien omschrijvingen.
Weet jij welke soort woning wordt beschreven?

 

Toets:Woningen

Stap 2: Buurtonderzoek

Je gaat onderzoeken hoe je eigen buurt er uit ziet. 

Ga naar de website www.fundainbusiness.nl. Zoek een pand dat te koop staat in de buurt waarin jij woont.
Klik het pand aan. Je ziet een balk met een aantal tabbladen.
Klik op het tabblad 'Kaart/Buurt' en klik dan bij cijfers & grafieken op "meer". 

Gebruik de buurtinformatie om de antwoorden te vinden op de volgende vragen:

  1. Wonen er in jullie buurt vooral kleine of grote gezinnen?
  2. Wonen er in jullie buurt veel ouderen?
  3. Hebben de mensen met een inkomen een hoog besteedbaar inkomen?
  4. Staan in jullie buurt veel dure huizen?

Bespreek de antwoorden met de klasgenoot waarmee je samenwerkt.

Stap 3: Eindproduct

Jullie gaan aan de slag met het eindproduct.
Kies een product waarmee jullie kunnen laten zien hoe jullie wijk er uit ziet.
In jullie eindproduct moeten jullie duidelijk maken welke soorten huizen er in jullie wijk staan.
In jullie product moet duidelijk worden of jullie vinden dat jullie wel of niet in een 'dure' buurt wonen.

Idee:

  • Houd een aantal interviews met mensen die in jullie buurt wonen.
  • Maak een fotoreportage van de verschillende huizen in jullie buurt.

Stap 4: Afronden

Kijk nog eens goed naar jullie eindproduct.

  • Past het eindproduct goed bij de opdracht?
  • Geeft jullie eindproduct een goed beeld van jullie buurt?
  • Is het duidelijk welke soorten huizen in jullie buurt staan?
  • Is jullie eindproduct origineel?
  • Ziet jullie eindproduct er verzorgd uit?

Tevreden?
Laat jullie eindproduct beoordelen door jullie docent.

Gereedschapskist

Welkom bij de gereedschapskist. Hier vind je uitleg over alle werkvormen waarmee je je eindproducten maakt. Bij iedere werkvorm staat beschreven hoe je deze uitvoert, kun je inspiratiefilmpjes bekijken en vind je de beoordelingscriteria waaraan jouw product moet voldoen. Ook zie je welke digitale middelen je kunt gebruiken en aan welke vaardigheden je werkt tijdens het maken van je eindproduct. Veel succes!

 

Huis te koop

Vooraf

Woon je in een huur-of een koopwoning, wat zijn volgens jou de voordelen hiervan?
Overleg je antwoorden met een klasgenoot.

Leerdoel
Aan het eind van deze opdracht kun je:

  • het begrip hypotheek omschrijven.
  • uitleggen waarom iemand met een hoog inkomen meer kan lenen dan iemand met een laag inkomen.
  • uitleggen dat het beroep dat iemand heeft invloed heeft op zijn/haar salaris.


Eindproduct
Je maakt een tabel.
In de tabel wordt duidelijk dat iemand met een hoog inkomen een duurder huis kan kopen,
dan iemand met een laag inkomen.

Activiteiten

Stap Groepsgrootte Activiteit
Stap 1 Alleen Aanbod huizen en een filmpje bekijken.
Stap 2 Alleen Kennisbanken over 'huren of kopen' bestuderen en vragen beantwoorden.
Stap 3 Alleen Tabel maken van beroepen met hun inkomen en de hypotheek die ze kunnen krijgen.
Stap 4 Alleen Tabel controleren en door de docent laten nakijken.


Benodigdheden
Geen bijzonderheden.

Tijd
Voor deze opdracht hebben jullie ongeveer 2 lesuur nodig.

Stap 1: Inleiding

Als je een huis wilt kopen, keuze genoeg.
Kijk maar eens op www.funda.nl

Bijna niemand heeft genoeg geld op de bank om zomaar een huis te kopen.
Om een huis te kopen wordt daarom vaak geld geleend.
Bekijk het volgende reclamefilmpje:


Niet iedereen kan evenveel geld lenen.
Iemand met een hoog inkomen kan vaak meer lenen dan iemand met een laag inkomen.
In deze opdracht onderzoek je wat iemands inkomen te maken heeft met het huis dat hij/zij kan kopen.

 

Stap 2: Huren of kopen

Bestudeer uit de kennisbank Economie de volgende twee items:

KB: Huren of kopen?
KBGeld lenen

Lees de informatie goed door.
Beantwoord dan de volgende vragen.

Toets:Je moet zelf de verbouwing betalen.

Stap 3: Salarissen

Je gaat een tabel maken zoals hieronder.

In de eerste kolom komen vijf beroepen.
Kies de beroepen uit de bron:

Salarissen

De directeur van alle Albert Heyn bedrijven verdient 4,8 miljoen euro per jaar.
Dat is € 400.000,- per maand en ruim 100.000 euro per week! Genoeg om boodschappen van te doen!
De mensen met een top-salaris werken vaak als directeur van een groot bedrijf.
Maar ook piloten en hartchirurgen verdienen niet slecht. Kijk maar eens in de tabel hieronder.
Beroep Jaarinkomen Beroep Jaarinkomen
Arts € 81.300,- Gezinsverzorgster € 18.000,-
Automonteur € 15.000,- Groenteman, eigen bedrijf € 28.500,-
Bakker, eigen bedrijf € 30.000,- Hartchirurg € 160.000,-
Bedrijfsleider supermarkt € 60.000,- Journalist € 31.500,-
Buschauffeur € 18.700,- Kapster € 22.800,-
Conrector school VO € 54.000,- Kolonel landmacht € 66.300,-
Dierenartsr € 60.000,- Leraar VMBO € 45.000,-
Dierenartsassistent € 16.000,- Notaris € 128.000,-
Fysiotherapeut € 45.000,- Pompbediende € 13.000,-
gezagvoerder Boeing 747 € 168.000,- Verpleegster € 24.000,-

 

In de tweede kolom komt het inkomen dat hoort bij
het beroep. Het inkomen vind je ook in de bron salarissen.

Ga er vanuit dat je 4x je jaarsalaris aan hypotheek kunt krijgen.
In de derde kolom komt welk bedrag aan hypotheek iemand kan krijgen.

In de vierde kolom komt een foto van een huis dat iemand voor het hypotheekbedrag kan kopen.
Foto's kun je vinden op: www.funda.nl Alle huizen moeten wel in dezelfde stad staan!

 

Stap 4: Afronden

Kijk nog eens goed naar de tabel

  • Is de tabel helemaal ingevuld?
  • Kun je uit de tabel afleiden dat iemand met een hoog inkomen een duurder huis kan kopen dan,
    iemand met een laag inkomen?
  • Is de tabel met zorg gemaakt?

Klaar?
Laat de tabel beoordelen door je docent.

Tabel maken

Een tabel of schema is een manier om gegevens in beeld te brengen, op zo’n manier dat het er overzichtelijk uit ziet.

 

Begrippen

Huurwoning
Het gebruik maken van een huis tegen betaling, hiermee is het huis nog niet jouw eigendom. Het voordeel is dat je gemakkelijk kunt verhuizen en daarnaast niet verantwoordelijk bent voor het groot onderhoud van het huis. Het nadeel is dat je niet zomaar mag verbouwen in je huis, hiervoor heb je toestemming van de verhuurder nodig.
Koopwoning
Betalen voor een huis en het daarmee tot jouw bezit maken. Het voordeel is dat je het huis zo kunt verbouwen zoals jij dat wilt en daarnaast kun je vermogen opbouwen als het huis meer waard wordt. Het nadeel is dat je zelf verantwoordelijk bent voor het onderhoud van je huis, ook kun je minder gemakkelijk verhuizen. Voordat je een nieuwe woning intrekt moet je eerst het oude huis verkopen.
Krediet
Het lenen van geld. Dus het geld van een ander gebruiken.
Aflossen
Het terugbetalen van een lening.
Rente
Het geld dat je aan de bank betaalt als je geld leent. Dit is een percentage van het bedrag dat je hebt geleend.
Onderpand
Het huis dient als onderpand bij een hypotheek. Het huis geeft de bank zekerheid. De bank mag het huis verkopen als de koper niet in staat is de hypotheek af te lossen.
Hypotheek
Een lening die je aangaat om een huis te kopen.
Hypotheekgever
De koper van het huis: hij geeft het huis als onderpand.
Hypotheeknemer
De bank die het geld uitleent: de bank neemt het huis als onderpand.

 

Ontwerp een wijk

Vooraf

Bekijk het filmpje:

Hoe zou de wijk waarin je woont er uit zien als jij hem opnieuw zou mogen ontwerpen?
In deze opdracht ontwerpen jullie in tweetallen een eigen wijk.
In de wijk moeten 1000 gezinnen kunnen wonen.


Eindproduct
Je maakt een plattegrond van een wijk voor ongeveer 100 gezinnen.

Activiteiten

Stap Groepsgrootte Activiteit
Stap 1 Samen Eerste ontwerp van jullie wijk schetsen.
Stap 2 Samen Definitieve ontwerp maken en door de docent laten nakijken.


Benodigdheden
Geen bijzonderheden.

Tijd
Voor deze opdracht hebben jullie ongeveer 2 lesuren nodig.

Stap 1: Plattegrond van een wijk

Je gaat samen met een klasgenoot een plattegrond van een wijk maken.
In de wijk moeten 100 gezinnen kunnen wonen.

Jullie maken de plattegrond op ruitjespapier van 1 cm bij 1 cm.
Neem als schaal voor de plattegrond: 1 cm komt overeen met 10 m.

Bedenk eerst welke soorten woningen jullie in jullie wijk willen (villa, rijtjeswoning, flatgebouw, enzovoorts).
Bedenk hoeveel hokjes ieder soort woningen in beslag neemt.
Bedenk ook hoeveel ruimte jullie nodig hebben voor de wegen.
En hoeveel ruimte hebben jullie nodig voor speelveldjes, een parkje, een vijver, enzovoorts.

Schets nu het eerste ontwerp.

Plattegrond maken

Een plattegrond is een op schaal gemaakte tekening van een ruimtelijk gebied of een gebouw.

 

Stap 2: Definitieve ontwerp

Bedenk samen het antwoord op de volgende vragen:

  • Wat is de naam van jullie wijk?
  • Hebben de straten een naam?
  • Is er in jullie ontwerp rekening gehouden met parkeerplaatsen?
  • Zijn er woningen voor ouderen in de wijk?
  • Is de wijk aantrekkelijk om in te wonen?
  • Hebben jullie gedacht aan een duidelijke legenda?

Maak nu jullie definitieve ontwerp.
Gebruik verschillende kleuren voor verschillende woningen.
Kleed de wijk eventueel aan door foto's op het ontwerp te plakken.
Klaar?
Laat jullie werk controleren door jullie docent.

Extra: LvoorL

Leerlingen voor leerlingen
Op de website www.lvoorl.nl vind je verschillende video's die door leerlingen voor leerlingen zijn gemaakt.

Hieronder staat een video die goed past bij dit thema.
Bekijk de video. Kun je de video goed volgen?
Bespreek de inhoud van de video met een klasgenoot.

Video: Leefomgeving

Let op:
Als je de video wilt stoppen, druk dan eerst op de stopknop en klik dan de popup weg.

Extreme woonplekken

Vooraf

Eskimo's wonen in de buurt van de polen waar het meestal extreem koud is.
In het oosten van Amerika wonen mensen in een gebied met een grote kans op aardbevingen.
Op de eilanden in de Caribische zee hebben de bewoners een deel van het jaar last van tropische wervelstormen.
In deze opdacht ga je op zoek naar het antwoord op de vraag:
'Waarom wonen mensen in gevaarlijke gebieden?'

Leerdoel
Aan het eind van de opdracht kun je met behulp van een voorbeeld uitleggen waarom mensen in gevaarlijke gebieden wonen. 

Eindproduct
Je schrijft een kort artikel met als titel:
'Waarom wonen mensen in gevaarlijke gebieden?'

Activiteiten

Stap Groepsgrootte Activiteit
Stap 1 Alleen Bronnen over vulkanen lezen en in je atlas opzoeken waar veel vulkanen voorkomen.
Stap 2 Alleen Filmpje kijken over aardbevingen en in je atlas opzoeken waar veel aardbevingen voorkomen.
Stap 3 Alleen In je atlas opzoeken waar veel orkanen voorkomen en uitleggen of jij daar zou willen wonen.
Stap 4 Alleen Artikel schrijven over waarom mensen in gevaarlijke gebieden wonen en laten nakijken door je docent.


Benodigdheden
Atlas.

Tijd
Voor deze opdracht hebben jullie ongeveer 2 lesuren nodig.

Stap 1: Vulkanen

Lees tekst 1 over de gevolgen van een vulkaanuitbarsting.

Tekst 1

MANILLA/LEGAZPI - Op de Filippijnen is de vulkaan Mayon weer actief geworden.
Duizenden mensen zijn op de vlucht geslagen.
De vulkaan spuwt sinds zaterdagavond as en keien "zo groot als vrachtwagens" kilometers de lucht in.
De overheid heeft alarmtoestand 5 uitgeroepen.
Iedereen die minder dan acht kilometer van de vulkaan af woont, is in direct gevaar.
Er moeten in het totaal zo'n 50.000 mensen worden geëvacueerd.
Ruim 10.000 mensen hebben in paniek al hun huizen verlaten.
Boven de vulkaan hangt een aswolk tot een hoogte van vijf kilometer.
Door de gloeiende lavastromen zijn verscheidene dorpen in de omgeving "in extreem gevaar",
zei een woordvoerder.

bron: www.scholieren.com


Gebruik je atlas om op te zoeken waar de Filippijnen liggen.
Gebruik je atlas ook om op te zoeken waar op aarde veel vulkanen voorkomen.

Lees nu ook tekst 2 over vulkanen.

Tekst 2

Nieuw land met gratis mest

Vulkanen spelen soms een rol bij het ontstaan van nieuw land.
Veel eilanden zijn het resultaat van een vulkanische uitbarsting.
Zonder dit verschijnsel zouden landen als IJsland en Hawaï niet  bestaan.
Vulkanen geven de mens op aarde dus extra land om op te kunnen leven.
En mensen wonen er graag. Veel vulkanische gesteenten zijn rijk aan mineralen.
In warme klimaat verweren deze gesteenten snel, waardoor een zeer vruchtbare bodem ontstaat.
Dit is dan ook de reden dat er zo vaak mensen wonen bij een vulkaan, ondanks het dreigende gevaar.

bron: www.natuurinformatie.nl

 

 

In de tekst staat een reden waarom mensen in de buurt van vulkanen wonen.
Welke reden?

Stap 2: Aardbeving

Bekijk een deel van de uitzending van EenVandaag over de aardbeving,
die Japan in maart 2011 heeft getroffen.



Een aardbeving is een trillende of schokkende beweging van de aardkorst.
Wereldwijd komen er dagelijks vele aardbevingen voor.
Maar gelukkig hebben de meeste aardbevingen niet zo'n verwoestende werking,
als de aardbeving in Japan.

Gebruik je atlas om op te zoeken waar op aarde veel aardbevingen voorkomen.
Mensen die op een plaats wonen waar aardbevingen voorkomen, verhuizen vaak niet.
Bespreek met een klasgenoot welke redenen mensen kunnen hebben om niet te verhuizen?

Stap 3: Orkaan

Een orkaan is een 'superstorm' met veel regen en extreme wind.
Als een orkaan aan land komt, kan hij veel schade veroorzaken.
Een van de beroemdste orkanen is misschien wel de orkaan Katrina.
De orkaan trof in augustus 2005 Amerika, vlakbij de plaats New Orleans.
Katrina veroorzaakte voor ruim 80 miljard dollar aan schade.
En er vielen 1836 doden als gevolg van de orkaan.

Gebruik je atlas om op te zoeken waar New Orleans ligt.
Zoek ook in je atlas op waar op aarde veel orkanen voorkomen.

Zou jij in het gebied waar veel orkanen voorkomen, willen wonen?
Leg uit waarom wel of waarom niet?

Stap 4: Eindproduct

Je sluit deze opdracht af met het schrijven van een artikel van ongeveer 150 woorden.

Het artikel heeft als titel:
'Waarom wonen mensen in gevaarlijke gebieden?'

In het artikel geef je twee redenen waarom mensen in gevaarlijke gebieden wonen.

Je artikel laat je beoordelen door je docent. Bij de beoordeling zal je docent letten op:

  • Inhoud: Staan er twee goede redenen in het artikel?
  • Taalfouten: Bevat het artikel niet te veel taalfouten?

Artikel schrijven

Een artikel is een goede manier om informatie te presenteren of een gebeurtenis te beschrijven.

 

Afsluiting

Je hebt alle opdrachten van het thema Wonen gemaakt.
Tijd voor de afsluiting.

Je sluit het af met het inrichten van een tentoonstelling.

Tijdens het maken van de opdrachten hebben jullie een aantal producten gemaakt.
Met deze producten richten jullie een tentoonstelling in.

Overleg met je docent waar jullie de tentoonstelling mogen inrichten.
Vraag ook aan je docent wanneer jullie de tentoonstelling mogen inrichten.
Natuurlijk bespreek je ook wie de bezoekers van de tentoonstelling gaan worden.

Veel plezier!

Tentoonstelling maken

Je kunt je werk presenteren door dit ten toon te stellen. Door je werk te verzamelen en te laten zien leer je je eigen werk evalueren.

 

Thema Water

Inleiding

Welkom bij het thema Water.
In dit thema kom je meer te weten over:

  • De Nijl overstroomt.
    De Nijl is een van de langste rivieren ter wereld. Als de Nijl overstroomt, worden de oevers door afzetting van klei vruchtbaarder. Het oude Egypte werd 'een geschenk van de Nijl' genoemd.
  • Waterkringloop.
    Water verandert steeds van fase: smelten, verdampen en condenseren. Het steeds veranderen noem je de kringloop van het water.
  • Problemen met water.
    Wat zijn de gevolgen van teveel water (overstromingen), waterschaarste (droogte) en vervuild water (drinkwater in gevaar)?
  • Nederland waterland.
    Nederland heeft maatregelen genomen om overstromingen te voorkomen na de Watersnoodramp.
    Wij kunnen ook land droogleggen en inpolderen.
    Er zijn ook manieren om rivieren meer ruimte te geven, zodat ze niet overstromen.
  • Gebruik van water.
    Hoe is de verdeling op aarde van zoet en zout water?
    Nederland heeft schoon, gezuiverd drinkwater.
    Hoe gaat dit in zijn werk en wat is de taak van waterschappen en drinkwaterbedrijven?

Introductie - opdracht

De titel zegt het al: dit thema gaat over water.
Wat weet je zoal over water?
Test je kennis door het maken van deze inleidende opdracht.

  • Tik het begrip 'water' in bij Google. Kies voor: 'Afbeeldingen'.
  • Zoek tien verschillende afbeeldingen over water.
  • Plak de afbeeldingen in een (Google-)document.
  • Schrijf bij iedere afbeelding één woord dat erbij past.
    Schrijf bij iedere afbeelding een ander woord.
  • Sla het (Google-)document op.
  • Laat je (Google-)document zien aan een klasgenoot.
  • Bekijk ook welke afbeeldingen je klasgenoot heeft verzameld.
  • Bespreek met elkaar overeenkomsten en verschillen van de gekozen afbeeldingen en woorden.
  • Pas daarna je eigen document nog aan, als dat nodig is.

 

Wat kan ik straks?

In de tabel vind je de leerdoelen van dit thema.
Per leerdoel is aangegeven welke opdracht bij het leerdoel hoort.

Leerdoel Opdracht
Je kunt het stroomgebied van de Nijl herkennen. De Nijl overstroomt
Je kunt benoemen welke invloed het overstromen van de Nijl had op het oude Egypte. De Nijl overstroomt
Je kunt de werking van de waterkringloop beschrijven en verklaren. Waterkringloop
Je kunt een watervraagstuk beschrijven in een gebied (te veel, te weinig, te slechte kwaliteit). Drinkwater
Problemen met water
Je kunt bijzondere Nederlandse waterwerken benoemen. Nederland waterland
Watersnoodramp 1953
Je kunt opnoemen wat Nederland doet om overstromingen te voorkomen. Ruimte voor de rivier
Je kunt begrippen herkennen die te maken hebben met de stroming van grote rivieren: waterscheiding, delta, erosie verhang, sedimentatie. Rijnreis
Ruimte voor de rivier

Wat ga ik doen?

​Het thema 'Water' bestaat uit de volgende onderdelen.

Onderdeel Tijd in lesuren Eindproduct
Inleiding 0,5 Afbeeldingen
Opdracht: De Nijl overstroomt 2 Muurkrant
Opdracht: Waterkringloop 2 Afbeelding en omschrijving waterkringloop
Opdracht: Drinkwater 2 Drinkwaterkrant
Opdracht: Nederland waterland 2 Woordenwolk
Opdracht: Ruimte voor de rivier 2 Kaart van Nederland
Opdracht: Rijnreis 2 Poster
Opdracht: Problemen met water 2 Vergelijking Nederland-Bangladesh
Opdracht: Watersnoodramp 1953 3 Schoenendoos met voorwerpen
Afsluiting 1 Tentoonstelling
Totaal 18,5  


De tijd is een indicatie en afhankelijk van de keuze van de eindopdracht.  

 

Opdrachten

De Nijl overstroomt

De Nijl overstroomt

Intro

De Nijl is een van de langste rivieren ter wereld.

Wat het stroomgebied is en wat er gebeurt aan de oevers van de Nijl, ga je in deze opdracht uitzoeken.

Je ziet hier drie afbeeldingen.
Kun je uitleggen wat deze met de Nijl te maken hebben?

 

 

Wat kan ik straks?

Leerdoelen
Aan het eind van deze opdracht kun je:

  • een beschrijving geven van het stroomgebied van de Nijl.
  • benoemen welke invloed het overstromen van de Nijl had op het oude Egypte.
  • herkennen waarom Egypte wel 'een geschenk van de Nijl' wordt genoemd.

Wat ga ik doen?

Activiteiten
De activiteiten in deze opdracht dragen bij tot het volgende leerdoel:
Je kunt iets vertellen over het stroomgebied en het leven aan de oevers van de Nijl in het oude Egypte.

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Je zoekt informatie over de Nijl op internet, om de vragen te kunnen beantwoorden. Je bewaart de informatie voor de eindopdracht.
Stap 2 Je bekijkt een video over het oude Egypte. Je maakt een oefening over deze video.
Stap 3 Je bekijkt met een klasgenoot drie afbeeldingen over de waterstand en activiteiten rond de Nijl. Deze informatie bewaar je voor de eindopdracht.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippen De begrippen gaan over Egypte en de rivier de Nijl.
Eindopdracht Jullie maken samen een muurkrant van de geschreven verhaaltjes over het leven langs de Nijl in het oude Egypte.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Benodigdheden
Geen bijzonderheden.

Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 2 uur nodig.

Aan de slag

Stap 1: De Nijl

Langs de Nijl

Zoek informatie op internet over de rivier de Nijl om de vragen te kunnen beantwoorden.

Daarna schrijf je een kort feitelijk verhaal (max, 100 woorden) over Egypte en de Nijl.
Bewaar het verhaal voor in de muurkrant.

Stap 2: Egypte: geschenk van de Nijl

Bekijk de video met ondertiteling.
Waarom kregen Egyptenaren allerlei spullen mee als ze dood gingen?



Maak de onderstaande oefening.

Stap 3: Drie seizoenen

Stroomgebied de Nijl

De volgende opdracht kun je doen samen met een klasgenoot.
Jullie zien in de opdracht drie afbeeldingen over De Nijl.

Beschrijf kort wat je ziet in de drie afbeeldingen.
Bewaar ook dit verhaal voor in de muurkrant.

Afronding

Begrippen

 

Nijl
De Nijl is met een lengte van 5499 tot 6695 km de langste of de op één na langste rivier van de wereld. De Nijl ontspringt als Blauwe Nijl in Ethiopië aan het Tanameer en als Witte Nijl aan het Victoriameer.
Piramide
Een piramidevormig bouwwerk. Piramiden werden door vele oude beschavingen gebouwd met een religieus of ceremonieel doel, bijvoorbeeld als grafmonument of tempelberg.

 

 

Eindopdracht: Muurkrant maken

Je sluit deze opdracht af met het maken van een muurkrant.
Je doet deze opdracht samen met een klasgenoot.

Jullie maken een muurkrant op A4 formaat.
Een muurkrant is een vel papier met (nieuws)berichten, die je aan de muur of op een prikbord hangt.

Deze muurkrant gaat over het leven langs de Nijl in het oude Egypte.
De titel wordt: Een geschenk van de Nijl.
Je kunt de verhaaltjes die je in Stap 1 en 3 hebt gemaakt, hier goed gebruiken.

Hoe je een muurkrant maakt, lees je hier.
Overleg met je docent of je een muurkrant op papier maakt of een digitale versie.
Maak de muurkrant af door bij de verhaaltjes passende afbeeldingen te zoeken.


Klaar?
Laat de muurkrant beoordelen door jullie docent.
Bij de beoordeling gebruikt jullie docent de volgende vragen:

  • Bevat de muurkrant een feitelijk artikel over Egypte en de Nijl?
  • Bevat de muurkrant een artikel over landbouw langs de Nijl?
  • Bevat de muurkrant passende afbeeldingen?
  • Is de muurkrant met zorg gemaakt?
  • Is de muurkrant op tijd klaar?

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
    Kon je verband leggen tussen de afbeeldingen en de rivier de Nijl?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig zou zijn. Had je voldoende tijd om de muurkrant te maken?
  • Inhoud
    Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of wist je al veel over het leven in het oude Egypte?
    Schrijf op wat nieuw voor je was.
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht?
    Was de instructie voor het maken van de muurkrant duidelijk?
    Is jullie eindresultaat als goed beoordeeld door de docent?

Waterkringloop

Waterkringloop

Intro

Deze opdracht gaat over de waterkringloop.

De waterkringloop in het kort:

  1. De zon verwarmt water in zeeën, meren en rivieren.

  2. Een deel van dat water verandert in waterdamp (verdamping).

  3. De waterdamp stijgt op en vormt wolken (condensatie).

  4. In de wolken koelt het af en veranderen de dampdeeltjes weer in druppels.

  5. Die druppels vallen als regen, sneeuw of hagel (neerslag).

  6. Het vallende water stroomt via rivieren, beken en grondwater terug naar zee.

 

Zo blijft het water steeds in beweging!

Op de afbeelding zie je de kringloop van het water.
blue Earth with recycle arrow symbol - vector (conceptual recycling sign)
 

Wat kan ik straks?

Leerdoelen
Aan het eind van de opdracht kan ik:

  • benoemen in welke drie fasen water kan voorkomen.
  • aangeven om welke faseovergang het gaat bij condensatie en verdamping.
  • omschrijven of tekenen hoe de waterkringloop gaat.
  • aangeven waar in de kringloop verdamping en condensatie plaatsvinden.

 

Wat ga ik doen?

Activiteiten
De activiteiten in deze opdracht dragen bij tot het volgende leerdoel:
Je beschrijft en verklaart de werking van de waterkringloop.

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Je leert over de drie fasen van water en wat condensatie en verdamping is. Geef dan antwoord op de vragen.
Stap 2 Je leert wat waterkringloop inhoudt. Je bekijkt een filmpje. Vervolgens beantwoord je vragen over de waterkringloop.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippen In de begrippenlijst vind je begrippen terug over de waterkringloop en de faseovergangen van water.
Eindopdracht A Kies je voor opdracht A: maak een toets over waterkringloop.
Eindopdracht B of Kies je voor opdracht B: zoek afbeeldingen van een waterkringloop en maak er een omschrijving bij. Je kunt deze opdracht alleen doen of samen met een klasgenoot.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Benodigdheden
Het materiaal dat je bij deze opdracht nodig hebt, hangt af van je eindproduct.

Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 2 uur nodig.

Aan de slag

Stap 1: Water in fasen

Water komt in verschillende soorten voor. Dit noem je fasen.

Der zijn 3 fasen:

  1. vast (ijs),
  2. vloeibaar (water)
  3. gas (waterdamp).

De temperatuur bepaalt in welke fase water zit.

  • IJs wordt water als het warmer wordt (smelten). Bij 0 °C  of hoger.
  • Water wordt damp als het nog warmer wordt (verdampen). Bij 100 °C of hoger
  • Damp wordt weer water als het afkoelt (condenseren).

 

Lees in de Kennisbank de pagina's Water in drie fasen en Waterkringloop en bekijk de video Waterkringloop.

 

In het schema zie je de drie fasen van water: vast (ijs), vloeibaar (water) en gas (waterdamp).
Vooral verdampen en condenseren zijn belangrijke fasen, omdat ze vaak voorkomen.

Van waterdamp naar condens en weer terug: 

  1. Blaas op de ruit met je warme adem.

  2. De waterdamp (gas) in je adem koelt af aan het glas en wordt vloeibaar: de ruit beslaat (condenseren).

  3. Na een tijdje zie je geen druppels meer: het water op de ruit is weer in de lucht verdwenen (verdampen).

Zo kun je zien dat er water in de lucht zit en hoe het van gas naar vloeistof en weer terug gaat.

Stap 2: De waterkringloop

Water verandert voortdurend van vorm: fase.
Dat steeds veranderen noem je de kringloop van het water.
Het woord kringloop geeft aan: er is geen begin en geen einde.
Het gaat altijd door!

Bekijk de waterkringloop in het filmpje.
Let goed op: in de waterkringloop zie je een aantal dingen gebeuren.

Maak daarna de oefening.
Als je score goed is, heb je begrepen wat er met de kringloop van water wordt bedoeld.
Heeft je klasgenoot ook een goede score?
Vergelijk samen jullie antwoorden.

Afronding

Begrippen

Fasen
Water kan in drie fasen voorkomen: als vaste stof, als vloeistof en als gas.
Smelten
Van vast naar vloeistof.
Condenseren
Van gas naar vloeistof.
Verdampen
Van vloeistof naar gas.
Waterkringloop
De reis die water maakt. De stappen die ervoor zorgen dat water: verdampt, er wolken komen, dat uit de wolken weer neerslag valt.

Eindopdracht A: Toets

In deze stap maak je de toets Waterkringloop.
Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
 

Eindopdracht B: Waterkringloop

Je maakt als eindproduct een uitwerking van de waterkringloop.
Je doet deze opdracht samen met een klasgenoot. Liever alleen? Dat kan ook. 

Voor deze opdracht zoek of maak je:

  • minstens één afbeelding van een waterkringloop.
  • een omschrijving van een waterkringloop.
  • een tekening van de waterkringloop.
  • de begrippen van de waterkringloop zet je op de juiste plaats in je tekening.

Zoek bijvoorbeeld afbeeldingen door op Google Afbeelding te zoeken op het woord 'waterkringloop'.


In de omschrijving en tekening van de waterkringloop komen in ieder geval de volgende woorden voor:

  • zeeën
  • waterdamp
  • wind
  • regen
  • verdamping
  • condensatie
  • wolken
  • rivieren

Klaar?
Laat het eindproduct beoordelen door je docent.

Beoordeling
Je krijgt een goede beoordeling voor de opdracht als:

  • je een afbeelding hebt, waar duidelijk een waterkringloop op staat.
  • de waterkringloop goed omschreven is.
  • je tekening alle onderdelen van de waterkringloop bevat.
  • je tekening de begrippen bevat die bij de waterkringloop horen.
  • je eindproduct met zorg gemaakt is.
  • als je je opdracht op tijd hebt ingeleverd.

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • benoemen in welke drie fasen water kan voorkomen.
  • aangeven om welke faseovergang het gaat bij condensatie en verdamping.
  • omschrijven of tekenen hoe de waterkringloop gaat.
  • aangeven waar in de kringloop verdamping en condensatie plaatsvinden.

Hoe ging het?

  • Inhoud

Wist je al veel over de waterkringloop en de fasen van water?
Wat was nieuw voor je?

  • Eindopdracht A

Hoe ging het maken van de toets? Had je een voldoende? Welke vragen vond je moeilijk?

  • Eindopdracht B

Heb je de juiste afbeeldingen kunnen vinden over waterkringloop? Hoe ging het maken van de tekening van de waterkringloop?

Heb je in je omschrijving alle woorden gebruikt?

Drinkwater

Drinkwater

Intro

In Nederland kun je gewoon water uit de kraan drinken. Dat is niet overal zo! Hier wordt het water goed gezuiverd. Het komt uit de grond of uit rivieren en meren.

In deze opdracht leer je hoe dat water wordt schoongemaakt voordat het uit de kraan stroomt.

Waarom is water belangrijk?

Je lichaam heeft water nodig om goed te werken. Weet jij hoeveel water je per dag moet drinken?

Wat kan ik straks?

Leerdoelen
Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • aangeven waarom je zout water beter niet kunt drinken.
  • benoemen waar je zoet water kunt aantreffen.
  • aangeven waarom vooral grondwater wordt gebruikt voor het maken van drinkwater.
  • omschrijven hoe de waterzuiveringsbedrijven grondwater (en oppervlaktewater) zuiveren tot drinkwater.
  • benoemen wat drie taken van een waterschap zijn.

Wat ga ik doen?

Activiteiten
De activiteiten in deze opdracht dragen bij tot het volgende leerdoel:
Je beschrijft een watervraagstuk (te veel, te weinig, te slechte kwaliteit) in een gebied.

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1

Lees over de waterverdeling op aarde. Bekijk de grafiek.

Beantwoord vragen over de grafiek.

Stap 2 Grondwater is meer geschikt is om te zuiveren tot drinkwater. Bekijk daarover een filmpje en beantwoordt vragen.
Stap 3 Bekijk een animatie over het zuiveren van oppervlaktewater. Leer de weg die het grondwater aflegt tot aan schoon drinkwater.
Stap 4  

Leer wat de taken van drinkwaterbedrijven en waterschappen zijn. Bekijk vervolgens een filmpje over wat het waterschap doet. Beantwoordt vragen over het filmpje.

Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippen Lees de begrippen terug die gaan over drinkwater.
Eindopdracht A Kies je voor opdracht A, dan maak je een toets.
Eindopdracht B en Kies je voor opdracht B, dan ga je een drinkwaterkrant maken met waterweetjes.
Terugkijken Kijk terug op de opdracht.


Benodigdheden
Voor deze opdracht heb je materiaal voor het maken van een krant nodig.

Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 2 lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Zoet en zout water

Waar zit het water op aarde?

Ongeveer 70% van de aarde is bedekt met water. Maar het meeste water zit in de oceanen en dat is zout water. Zout water kun je niet drinken.

Wij hebben zoet water nodig, maar zoet water komt veel minder voor.

Je vindt zoet water vooral in:

  • IJskappen en gletsjers (grote stukken ijs op bergen of land)

  • Grondwater (water dat in de bodem zit)

Wat betekent dit?

  • We hebben maar een klein beetje zoet water dat we kunnen gebruiken.

  • Het meeste zoet water zit op plekken waar we niet makkelijk bij kunnen, zoals de Noordpool en de Zuidpool.
     

Wij mensen hebben zoet water nodig en het is niet overal te vinden. We moeten er dus zuinig mee omgaan.

 

Lees nu de Kennisbank over waterverdeling.

Bekijk de afbeelding over de verdeling van het water op aarde.

  • In de groene balk zie je dat van al het water op aarde er maar 3% zoet is.
  • In de blauwe balk zie je de percentages van al het water dat je kunt zien.
  • In de bruine balk zie je de percentages van al het het water dat je niet kunt zien.


Maak nu vragen in de oefening.

Stap 2: Drinkwater

In Nederland komt er schoon drinkwater uit de kraan.
Drinkwaterbedrijven maken het water schoon en en zorgen dat je het veilig kunt drinken.

Grondwater wordt het meest gebruikt om drinkwater van te maken.
Grondwater was eerst regenwater of water uit de rivier.

Bekijk het filmpje goed.
Maak daarna de vragen.

Stap 3: Oppervlaktewater zuiveren

Bekijk eerst de animatie met de uitleg over hoe ons drinkwater wordt gezuiverd. Beantwoord daarna de vragen.

 

 

Stap 4: Waterschappen

In Nederland zijn er tien drinkwaterbedrijven die zorgen voor schoon kraanwater.
Zij halen water uit de grond of uit rivieren en maken het schoon. Daarna stroomt het via leidingen naar huizen, scholen en bedrijven.

Je gebruikt maar een klein deel van dat water om te drinken of te koken. De rest spoel je weg via de afvoer. Dat noemen we afvalwater. Waterschappen maken dit afvalwater weer schoon, zodat het terug kan naar de natuur.


Bekijk het volgende filmpje.
Hierin wordt uitgelegd wat de waterschappen nog meer doen.
Maak daarna de opdracht over drinkwaterbedrijven en waterschappen.

 

Afronding

Begrippen

Zout water
Water waarin zout is opgelost. In zout water zit meer zout dan mensen aankunnen: zout zuigt vocht op.
Zoet water
Water dat drinkbaar is. Toch is zoet water in meren, oppervlakten en grondwater vaak wel vervuild.
Brak water
Dit vind je op plaatsen waar zoet water en zout water in elkaar overvloeien.
Drinkwaterbedrijf
Een bedrijf dat ervoor zorgt dat grondwater gezuiverd wordt tot drinkbaar kraanwater.
Sijpelen
Met druppels of kleine straaltjes ergens langs of uit lopen.
Waterschappen
Een waterschap zorgt voor het waterbeheer in een bepaald gebied. Het is een overheidsorganisatie.

Eindopdracht A: Toets

Hier vind je een afsluitende toets over Drinkwater.
Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
 

Eindopdracht B: Drinkwaterkrant

Maak samen met een klasgenoot een krant vol weetjes over drinkwater. Gebruik de website nieuwstool als voorbeeld of inspiratie.

Je krant is twee A4 lang. In de krant leg je uit waar drinkwater vandaan komt, wat een waterwingebied is, hoe het water wordt gezuiverd, hoeveel water een huishouden per dag gebruikt en wat dat kost. Geef ook tips om water te besparen. Zoek passende afbeeldingen bij de informatie.

Maak afspraken met je docent over wanneer de krant af moet zijn en hoe je hem inlevert.

Kijk als je klaar bent of je krant voldoet aan de beoordelingscriteria. Die staan in de gereedschapskist.

Je docent let op de volgende punten bij het beoordelen:

  • De krant legt duidelijk uit hoe drinkwater wordt gewonnen.
  • Je laat zien wat drinkwaterbedrijven doen om het water te zuiveren.
  • Je legt goed uit wat waterschappen doen.
  • De krant ziet er verzorgd en origineel uit.
  • De krant is op tijd ingeleverd.

 

Krant maken

Een krant kun je natuurlijk hartstikke goed zelf maken! Je verzamelt foto’s, tekeningen, schema’s, tekststukjes en quotes over een bepaald onderwerp.

 

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • aangeven waarom je zout water beter niet kunt drinken.
  • benoemen waar je zoet water kunt aantreffen.
  • aangeven waarom vooral grondwater wordt gebruikt voor het maken van drinkwater.
  • omschrijven hoe de waterzuiveringsbedrijven grondwater (en oppervlaktewater) zuiveren tot drinkwater.
  • benoemen wat drie taken van een waterschap zijn.

Hoe ging het?

  • Tijd
    Had je voldoende tijd om de opdrachten te maken?
     
  • Eindopdracht A
    Lukte het om de toets voldoende te beantwoorden? Welke vragen vond je lastig?
     
  • Eindopdracht B
    Waren de taken tussen jou en je klasgenoot gelijk verdeeld bij het maken van de krant?
    Heb je alle waterweetjes erin verwerkt?

Nederland waterland

Nederland waterland

Intro

De Beemster ligt in de provincie Noord-Holland, ten noorden van Amsterdam, in Nederland. Vroeger was dat gebied een groot meer. Amsterdamse kooplieden wilden het droogmaken, zodat ze er voedsel konden verbouwen. Jan Adriaenszoon Leeghwater hielp aan het begin van de 17e eeuw mee om De Beemster droog te leggen. Zo ontstond een nieuwe polder: De Beemster.

In deze opdracht leer je over De Beemster. Je kijkt ook naar waterstanden en hoe Nederland omgaat met water.

Een polder is een stuk land dat is drooggelegd en wordt omringd door dijken.

De opdracht had ook kunnen gaan over een andere polder. Kun jij zelf twee andere Nederlandse polders noemen?


Kun je zelf twee andere polders noemen in Nederland?

Polderlandschap

Wat kan ik straks?

Leerdoelen
Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • aangeven waarom dijken en waterkeringen in Nederland belangrijk zijn.
  • het begrip NAP herkennen en aangeven wanneer je het gebruikt.
  • omschrijven wat een polder is en minimaal twee polders noemen.
  • uitleggen waarom polders drooggemaakt zijn.

Wat ga ik doen?

Activiteiten
De activiteiten in deze opdracht dragen bij tot het volgende leerdoel:
Je beschrijft en waardeert de diversiteit van de Nederlandse watersector.

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Je leert wat de afkorting NAP betekent en hoe die wordt toegepast. Bekijk een filmpje over de ligging van Nederland ten opzichte van het waterniveau. Beantwoord dan de vragen.
Stap 2

en

Kijkt naar filmpjes over de inpoldering van de Beemster.  Maak een lijstje van minimaal tien woorden die iets met Nederland waterland te maken hebben. Vergelijk je lijstje met dat van een klasgenoot.
Stap 3 Bekijkt met een klasgenoot een woordenwolk en beantwoordt vragen erover.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippen In de begrippenlijst vind je begrippen terug die gaan over Nederland waterland.
Eindopdracht en Maak een woordenwolk van een tekst. Neem de grootste woorden en maak er een zin mee. Vergelijk jouw wordenwolk met die van een klasgenoot en bespreek de verschillen.
Terugkijken Kijk terug op de opdracht.


Benodigdheden
Wat je nodig hebt hangt af van het eindproduct dat je kiest.

Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 2 lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: NAP

Peilmerk NAP

NAP betekent Normaal Amsterdams Peil.

  • 0 m NAP is gelijk op gelijke hoogte met het zeeniveau bij Amsterdam.

  • Alle gebieden in Nederland worden vergeleken met het NAP.

In de Beemster polder ligt het land onder NAP, soms wel soms 3 m lager. Daarom zijn er dijken nodig om het water tegen te houden. En zorgen de gemalen dat het gebied droog blijft.  

Lees in de Kennisbank de pagina Waterstand en bekijk ook de video: NAP.

Heb je het fillmpje over NAP gekeken? Maak dan de opdracht.

Stap 2: Inpolderen

De Werelderfgoedlijst is een lijst met bijzondere plekken in de wereld die belangrijk zijn voor iedereen.
Ze laten iets zien van onze geschiedenis, cultuur of natuur en moeten goed bewaard blijven.
UNESCO kiest welke plekken op de Werelderfgoedlijst komen.

De Beemster staat op deze lijst omdat het een voorbeeld is van hoe Nederlanders land hebben drooggelegd.
In de 17e eeuw werd het Beemstermeer leeggepompt met molens. Zo ontstond een strakke indeling van rechte wegen, sloten en kavels. Dit noemen we een polder.

De Beemster is speciaal omdat het laat zien hoe mensen de natuur hebben veranderd met slimme techniek en planning. Daarom is het belangrijk voor de hele wereld.

 

 

Opdracht

Bekijk de filmpjes over de Beemster.
Maak tijdens het kijken een lijst met tien of meer woorden die te maken hebben met Nederland waterland.​

Vergelijk je lijst met die van je klasgenoot.
Bespreek samen de verschillen en overeenkomsten van jullie lijst.

Video: Werelderfgoed De Beemster


Video: Water: vriend of vijand?

Stap 3: Woordenwolk

Bekijk de woordwolk die over De Beemster is gemaakt.
Een woordenwolk houdt in:
hoe vaker een woord voorkomt, hoe groter het woord afgebeeld staat.

Bekijk de woordenwolk hieronder met een klasgenoot.
Bespreek de volgende vragen.

  1. Wat zijn de belangrijkste woorden?
  2. Wat is het onderwerp van de tekst waarover deze woordwolk gaat?

Afronding

Begrippen

Normaal Amsterdams Peil (NAP)
De waterhoogte en hoogte van het land wordt regelmatig gemeten. Zo weten we of de dijken nog hoog genoeg zijn.
Deze hoogten meten we ten opzichte van het Normaal Amsterdams Peil (NAP).
Peilmerken
Peilmerken zijn speciale meetpunten die helpen om het NAP te bepalen. Zo weten we precies hoe hoog iets ligt ten opzichte van het NAP.
Getijde
Het afwisselend rijzen (vloed) en dalen (eb) van het zeewater onder invloed van de door de zon en maan uitgeoefende aantrekkingskracht.

Eindopdracht: Woordenwolk

Maak je eigen woordenwolk

Ga naar deze website De Beemster

Ga daarna naar www.woordwolk.nl. Plak daar de tekst in het invoerveld en maak een woordenwolk.

Kies uit jouw woordenwolk de belangrijkste woorden.
Maak met die woorden één zin die de hoofdgedachte van de tekst laat zien.

Ben je klaar? Vergelijk je woordenwolk dan met die van een klasgenoot. Zijn dezelfde woorden groot? Welke verschillen zie je?

Laat je woordenwolk beoordelen door je docent.

Beoordeling

Je krijgt een goede beoordeling als:

  • De woordenwolk er netjes uitziet.
  • Het duidelijk is dat de woordenwolk gaat over de omgang van Nederland met water.
  • Je klaar bent binnen de afgesproken tijd.

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • aangeven waarom dijken en waterkeringen in Nederland belangrijk zijn.
  • het begrip NAP herkennen en aangeven wanneer je het gebruikt.
  • omschrijven wat een polder is en minimaal twee polders noemen.
  • uitleggen waarom polders drooggemaakt zijn.

Hoe ging het?

  • Inhoud
    Kon je aan de hand van de woordenwolk uitzoeken wat het onderwerp van de tekst was?
  • Eindopdracht
    Vond je het leuk om zelf een woordenwolk te maken? Is het gelukt de hoofdgedachte van de tekst weer te geven?

Watersnoodramp 1953

Watersnoodramp 1953

Intro

In de nacht van 31 januari op 1 februari 1953 was er een grote ramp in Nederland.
Een zware storm en hoog water zorgden voor overstromingen.
De provincie Zeeland werd het zwaarst getroffen.
Honderden mensen overleden en meer dan 100.000 mensen verloren hun huis.

Dezse ramp wordt de Watersnoodramp genoemd.

Hierna maakte de regering een plan om Nederland beter te beschermen tegen overstromingen.

Uit dat plan zijn De Deltawerken ontstaan.

In deze opdracht leer je meer over de Watersnoodramp en de Deltawerken.

 

Wat kan ik straks?

Leerdoelen
Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • omschrijven wat de reden was van het maken van de Deltawerken.
  • omschrijven waar de Deltawerken zijn uitgevoerd.
  • aangeven van welk project de Afsluitdijk onderdeel is.

Wat ga ik doen?

Activiteiten
De activiteiten in deze opdracht dragen bij tot het volgende leerdoel:
Je beschrijft en waardeert bijzondere Nederlandse waterwerken.

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Je leest over de rampzalige gevolgen van de watersnoodramp. Je bekijkt twee filmpjes. Maak aantekeningen over oorzaak, verloop en reddingsacties.
Stap 2 Je leert over de Deltawerken en de Afsluitdijk. Je bekijkt een filmpje over 30 jaar Deltawerken. Vervolgens beantwoord je hier vragen over.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippen In de begrippenlijst vind je begrippen terug die gaan over projecten om ons land te beschermen tegen water.  
Eindopdracht A Maak je eindopdracht A: dan maak je de toets Watersnoodramp 1953.
Eindproduct B Kies je voor eindopdracht B: dan vul je een doos (grootte van een schoenendoos) met voorwerpen en afbeeldingen over de watersnoodramp.
Terugkijken Kijk terug op de opdracht


Benodigdheden

  • Een laptop met internet.
  • Een doos ter grootte van een schoenendoos.
  • knutselmaterialen: schaar, lijm, karton, papier, kranten, tijdschriften.

Tijd
Voor de opdracht heb je ongeveer 3 uren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Watersnoodramp

In de nacht van 31 januari op 1 februari 1953 vond in Nederland een watersnoodramp plaats.
Het Noordzeewater bereikte een recordhoogte.
Grote delen van Nederland werden overspoeld.

De provincie Zeeland werd het zwaarst getroffen.
Ook andere delen van Nederland werden overspoeld. Er vielen honderden doden.
Ook honderden dieren verdronken.
Meer dan 100.000 mensen raakten hun huis kwijt. Talloze dorpen werden verwoest.

Op internet is veel filmmateriaal beschikbaar over de Watersnoodramp van 1953.
Bekijk de filmpjes in de opdracht.

Stap 2: Plan Deltawerken

Deltawerken

De Deltawerken zijn gebouwd na de watersnoodramp van 1953, vooral om Zeeland veilig te maken.

De Deltawerken zijn er om:

  • Nederland te beschermen tegen overstromingen vanuit de Noordzee
  • de kustlijn te verkorten, zodat er minder dijken nodig zijn
  • het waterbeheer in het zuidwesten van Nederland te verbeteren

De Deltawerken bestaan uit:

  • dammen (zoals de Brouwersdam)
  • stormvloedkeringen (zoals de beroemde Oosterscheldekering)
  • sluizen en dijken

Afsluitdijk

De Afsluitdijk is een dijk. Deze loopt vanaf het bovenste stuk van Noord-Holland naar Friesland. Op de afbeelding hiernaast zie je dit als de dikke rode lijn.  
De Afsluitdijk is gebouwd om het IJsselmeer (vroeger: Zuiderzee) af te sluiten van de Waddenzee.
Het doel was om watersnoodrampen te voorkomen en ook om nieuw land (de polders) te krijgen.

De Afsluitdijk is onderdeel van De Zuiderzeewerken.

Lees in de Kennisbank de pagina over de Afsluitdijk.

Bekijk vervolgens het filmpje over het 30-jarig bestaan van de Deltawerken.

Daarna volgt een opdracht. Kun je de antwoorden niet terugvinden in dit filmpje?
Zoek dan op internet.

Filmpje: Grootste deltawerk van Nederland 30 jaar oud.

Afronding

Begrippen

Deltawerken
Het verdedigingssysteem om Zeeland tegen hoogwater van de zee te beschermen.
Waterkering/stormvloedkering

Een stormvloedkering is een groot bouwwerk dat bij hoge zee en storm voorkomt dat het water het land overstroomt. Zo beschermt het Nederland tegen overstromingen.

Watersnoodsramp
Grote overstromingsramp in 1953 die Zeeland, een deel van Zuid-Holland en een deel van Noord-Brabant onder water zet. De oorzaak is een grote storm.

Eindopdracht A: Toets

In deze stap maak je de toets 'Watersnoodramp 1953'.
De toets bestaat uit een aantal gesloten vragen, waarbij je het juiste antwoord moet kiezen.

Als je alle vragen beantwoordt hebt, zie je je score.
Je krijgt van de vragen die je fout hebt, het goede antwoord te zien.

Eindopdracht B: Schoenendoos

Opdracht: Presentatie over de Watersnoodramp

Jullie maken een presentatie over:

  • Wat de oorzaak was van de watersnoodramp.
  • Wat er gebeurde tijdens de ramp.
  • Hoe mensen werden gered.
  • Hoe Nederland zich nu beter beschermt tegen overstromingen.

Wat neem je mee?
Verzamel voorwerpen in een (schoenen)doos die hierbij passen. Denk aan:

  • Foto’s of kranten uit 1953.
  • Kleine voorwerpen die iets met water of redding te maken hebben.
  • Misschien een miniatuur van een stormvloedkering of dijk.
  • Miniatuur betekent een klein model of een kleine versie van iets groots.
  • Bijvoorbeeld: een klein plastic dijkje dat lijkt op een echte dijk, maar dan in het klein.
  • Foto's die te maken hebben met de watersnoodramp.
  • Foto's van de Afsluitdijk.
  • ​​​​​​​Foto's of een voorwerp van de Deltawerken.

Zorg dat de schoenendoos dicht kan, want alles moet erin passen!

Tip: Kijk in de gereedschapskist hoe je de spullen uit de doos het beste kunt laten zien tijdens je presentatie.

Klaar?
Laat de (schoenen)doos met spullen beoordelen door jullie docent.

Beoordeling
Bij de beoordeling let jullie docent op het volgende:

  • Zitten er verschillende voorwerpen van van de ramp in de doos?
  • Zit er materiaal over de Deltawerken of Afsluitdijk in de (schoenen)doos?

Gereedschapskist

Welkom bij de gereedschapskist. Hier vind je uitleg over alle werkvormen waarmee je je eindproducten maakt. Bij iedere werkvorm staat beschreven hoe je deze uitvoert, kun je inspiratiefilmpjes bekijken en vind je de beoordelingscriteria waaraan jouw product moet voldoen. Ook zie je welke digitale middelen je kunt gebruiken en aan welke vaardigheden je werkt tijdens het maken van je eindproduct. Veel succes!

 

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • omschrijven wat de reden was van het maken van de Deltawerken.
  • omschrijven waar de Deltawerken zijn uitgevoerd.
  • aangeven van welk project de Afsluitdijk onderdeel is.

Hoe ging het?

  • Inhoud
    Was de informatie over de Watersnoodramp en de Deltawerken nieuw voor je of wist je er al veel van? Schrijf op wat nieuw voor je was.
  • Eindopdracht A

Waarom koos je voor de toets? Hoe ging het beantwoorden van de vragen?

  • Eindopdracht B

Is het je gelukt de (schoenen)doos te vullen met informatie of voorwerpen over de watersnoodramp? Welke informatie of welk voorwerp vind je zelf het meest geschikt om over de watersnoodramp te vertellen?

Ruimte voor de rivier

Ruimte voor de rivier

Intro

Nederland en water horen bij elkaar.
Al eeuwenlang bouwen we dijken om rivieren te sturen.

Toch waren er in 1993 en 1995 grote overstromingen.

Hoe voorkomen we dit in de toekomst?

Rijkswaterstaat werkt aan het project Ruimte voor de rivier.
Daarmee krijgt de rivier meer ruimte, zodat het water makkelijker kan wegstromen.

In deze opdracht leer je over de grote rivieren en hoe we ons beschermen tegen overstromingen.

Wat kan ik straks?

Leerdoelen
Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • beschrijven wat de begrippen: stroomgebied van een rivier, waterscheiding en rivierverloop betekenen.
  • beschrijven wat de begrippen: bovenloop, middenloop, benedenloop van een rivier en rivierdelta betekenen.
  • uitleggen met een voorbeeld wat Nederland doet om overstromingen van de rivieren te voorkomen.

Wat ga ik doen?

Activiteiten
De activiteiten in deze opdracht dragen bij tot het volgende leerdoel:
Je beschrijft en waardeert bijzondere Nederlandse waterwerken.

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1

Lees over overstromingen in Nederland.

Bekijk een filmpje hierover. Verzamel afbeeldingen en informatie over die overstromingen.

Stap 2 Lees over hoe ruimte moet worden gemaakt voor de rivier. Bekijk filmpjes met mogelijkheden tegen overstromingen. Beantwoorden vragen hierover.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippen In de begrippenlijst vind je begrippen terug die gaan over ruimte voor de rivier.
Eindopdracht A Kies je voor Eindopdracht A: dan maak je een toets over Ruimte voor de rivier.
Eindopdracht B Kies je voor Eindopdracht B: dan ga je de kaart die je in Stap 1 hebt gemaakt, verder afmaken.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 2 uur nodig.

Aan de slag

Stap 1: We zijn gewaarschuwd!

Lees in de Kennisbank de pagina Hoog water in de rivieren.
Bekijk ook de filmpjes in de Kennisbank.

In 1993 en 1995 zijn er overstromingen geweest.
De oorzaak: hoge waterstanden in de rivieren door langdurige en hevige regenval.

Bekijk het filmpje. Dit gaat over een dijk die dreigt door te breken.

Maak daarna de volgende opdracht.

Stap 2: Ruimte voor de rivier (1-3)

Nederland raakt steeds dichter bevolkt.
Rond de grote rivieren wonen steeds meer mensen.

De gevolgen van een eventuele overstroming worden steeds groter.
Belangrijk is daarom dat rivieren stromen zoals wij dat willen.

De dijken verhogen of verbreden, is dat een oplossing?
Of zijn er nog meer mogelijkheden?

Op 34 plekken in Nederland werkt Rijkswaterstaat aan projecten om de rivieren meer ruimte te geven.
Zo verkleinen we de kans op overstromingen.

Er zijn negen manieren waardoor water in een rivier meer ruimte krijgt.

Ze worden uitgelegd in 9 video's. Let op de filmpjes zijn verdeeld over drie pagina's.

Na de negende video staat de opdracht, waarin je de negen manier moet opschrijven.
Filmpje 1:
Filmpje 2:
Filmpje 3:

 

Stap 2: Ruimte voor de rivier (4-6)

Filmpje 4:

Filmpje 5:

Filmpje 6:

 

Stap 2: Ruimte voor de rivier (7-9)

Afronding

Begrippen

Rivierbedding
De bodem waar het water van stroom, rivier of beek doorheen stroomt.
Waterbekken
Een plek waar water (tijdelijk) wordt opgeslagen, bijvoorbeeld na veel regen.
Uiterwaarden
Het gebied tussen de rivier en een dijk. Bij hoog water stroomt de rivier hier geleidelijk overheen.  
Overstroming
 Als een gebied dat normaal droog is, onder water komt te staan, bijvoorbeeld door teveel regen of hoog water in de rivier.

Eindopdracht A: Toets

Maak de toets Ruimte voor de rivier.
Als je alle vragen hebt beantwoord, zie je je score.
 

Eindopdracht B: Kaart van Nederland

Eindopdracht B: Overstromingen op de kaart van Nederland

Wat ga je doen?

  1. Pak de kaart van Nederland die je bij stap 1 hebt gebruikt. Je mag de kaart ook opnieuw hier downloaden.

  2. Ga naar www.google.nl en typ in het zoekvak: ruimte voor de rivier. Klik daarna op afbeeldingen.

  3. Kies drie duidelijke foto's van plekken in Nederland waar maatregelen zijn genomen tegen overstromingen. Je moet weten waar de foto is gemaakt.

  4. Plak deze drie foto's op de juiste plek op je kaart van Nederland.

  5. Schrijf bij elke foto kort welke maatregel daar is genomen om overstromingen te voorkomen. Denk bijvoorbeeld aan het verbreden van de rivier.

  6. Controleer of je aan de volgende punten hebt voldaan:

  • Staan de grote rivieren op je kaart?
  • Heb je drie afbeeldingen over de overstromingen van 1993 of 1995 op je kaart staan?
  • Heb je drie afbeeldingen over maatregelen tegen overstromingen op je kaart gezet?

Lever je kaart in bij je docent.


Beoordeling

Je werk wordt goed beoordeeld als:

  • De grote rivieren duidelijk zijn aangegeven.
  • Er drie afbeeldingen op staan over de overstromingen van 1993 of 1995.
  • Er drie afbeeldingen op staan over hoe we nu overstromingen proberen te voorkomen.
  • De kaart netjes en overzichtelijk is gemaakt.
  • De opdracht op tijd is ingeleverd.

 

Kaart tekenen

Op een kaart kun je aangeven waar een gebeurtenis heeft plaatsgevonden of gaat plaatsvinden.  

 

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je een voorbeeld noemen van een maatregel om overstromingen in de toekomst tegen te gaan?

Hoe ging het?

  • Eindopdracht A: Toets

Lukt het om de vragen 100 % goed te beantwoorden?

  • Eindopdracht B: Kaart van Nederland tekenen

Heb je de kaart voorzien van afbeeldingen? Heb je de rivieren op de juiste plaats ingetekend?

Problemen met water

Problemen met water

Intro

Door klimaatverandering moeten we anders met water omgaan. We krijgen nieuwe uitdagingen:
soms is er té veel water, zoals overstromingen, en soms juist te weinig, zoals droogte.

Ook kan het water vuil worden door vervuiling uit de bodem of fabrieken. Daarom is het belangrijk om water schoon te maken. We kunnen dijken en pompen gebruiken om water te regelen, regenwater opvangen om te besparen, en schoon water herstellen met filters. Zo zorgen we ervoor dat iedereen genoeg schoon water heeft en dat ons land veilig blijft.

Kun je een land noemen waar schoon water niet zo vanzelfsprekend is?

Wat kan ik straks?

Leerdoelen
Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • omschrijven welk probleem een gevolg is van een tekort aan schoon water.
  • omschrijven waardoor de vraag naar veilig water wereldwijd toeneemt.
  • benoemen waardoor er in een gebied wateroverlast kan ontstaan.
  • beschrijven wat een mogelijk gevolg is van wateroverlast.

Wat ga ik doen?

Activiteiten
De activiteiten in deze opdracht dragen bij tot het volgende leerdoel:
Je beschrijft een watervraagstuk (teveel, te weinig, te slechte kwaliteit) in een gebied.

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Lees in de kennisbank over problemen met water. Bekijk het filmpje. Print voor de opdracht een kaartje uit van Bangladesh en geef daar details op aan.
Stap 2 Bekijk het filmpje over overstromingen in Bangladesh. Beantwoordt vragen hierover.
Stap 3 Lees over de risico's van vervuild drinkwater in Bangladesh. Kijk er een filmpje over.  Vul vervolgens ontbrekende woorden in een tekst in.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippen In de begrippenlijst vind je begrippen terug over problemen met water.
Eindopdracht A Maak een toets over problemen met water.
Eindopdracht B Maak de vergelijking tussen de waterproblemen in Nederland en Bangladesh.
Terugkijken Kijk terug op de opdracht.


Benodigdheden
Het materiaal dat je bij deze opdracht nodig hebt hangt af van je eindproduct.

Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 2 uur nodig.

Aan de slag

Stap 1: Problemen met water

Luchtfoto van de Ganges

Problemen met water kunnen bijvoorbeeld ontstaan door:

  • een tekort aan water: waterschaarste
  • verdroging
  • overstroming
  • conflicten

Lees alle pagina's van de Kennisbank Problemen met water.
Bekijk ook het filmpje in de Kennisbank.

Bangladesh

Bangladesh is een land in Zuid-Azië. Het ligt naast India en aan de Indische oceaan.
In het noorden ligt het Himalayagebergte. De hoofdstad van Bangladesh heet Dhaka.

Net als in Nederland zijn er in Bangladesh veel rivieren.
De twee belangrijkste rivieren zijn de Ganges en de Brahmaputra.

Bangladesh is een van de dichtstbevolkte landen ter wereld. Dat betekent dat er veel mensen bij elkaar wonen op één stukje land.
Het land is bijna vier keer zo groot als Nederland. Bangladesh heeft 120 miljoen inwoners.

Stap 2: Overstromingen in Bangladesh

Voor de mensen in Bangladesh is water zowel vriend als vijand.
Soms is het hun redding, en soms hun dood. 

In Bangladesh hebben de mensen te maken met moessonregen en cyclonen. Moessonregen is hevige regen die in bepaalde seizoenen valt door windveranderingen. Cyclonen zijn zware stormen met harde wind en veel regen die vaak grote schade aanrichten.

Veel regen kan leiden tot overstromende rivieren in Bangladesh.

Bekijk het filmpje. De vragen van de opdracht gaan over het filmpje.

Filmpje: Overstromingen in Bangladesh

Stap 3: Geholpen... met giftig water

Een roodgeverfde pomp

Drinkwaterprobleem in Bangladesh

In Bangladesh zijn er vaak overstromingen, maar toch is er soms ook een tekort aan schoon water.

In de jaren zeventig plaatsten hulporganisaties meer dan 10 miljoen grondwaterpompen om schoon drinkwater te geven. Dat moest ziektes zoals cholera en dysenterie voorkomen. Als je dit krijgt, heb je ernstige diarree met soms de dood als gevolg.

Maar het grondwater in Bangladesh is niet overal schoon. Diep in de grond zit van nature arsenicum, een giftige stof.

Vanaf de jaren tachtig kregen steeds meer mensen zwarte vlekken op hun huid door vergiftiging met arsenicum. Ongeveer een kwart van alle waterbronnen is besmet.

Het besmette water werd ook gebruikt voor het besproeien van rijstvelden. Daardoor kregen mensen het gif ook via voedsel binnen.

Pompen met besmet water zijn rood geverfd, maar worden helaas nog steeds gebruikt.

Afronding

Begrippen

Waterschaarste
Het gebrek aan voldoende schoon water.
Watervluchtelingen
Mensen die de droogte ontvluchten en op zoek gaan naar gebieden met meer water.
Overstroming
Het onder water lopen van een gebied dat onder normale omstandigheden droog ligt.
Tsunami
Een grote vloedgolf veroorzaakt door een zeebeving.
Moesson
Winden bij de evenaar die elk half jaar van richting veranderen.
Smeltwater
Water dat afkomstig is van gesmolten sneeuw of ijs.
Waterkwaliteit
Hoe de samenstelling is van het oppervlaktewater en het grondwater. Het gaat hierbij om de biologische en de chemische samenstelling.

Eindopdracht A: Toets

Maak de toets Problemen met water.
De toets bestaat uit een aantal gesloten vragen, waarbij je het juiste antwoord moet kiezen.

Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt van de vragen die je fout hebt, het goede antwoord te zien.

Eindopdracht B: Waterproblemen

Nederland en Bangladesh hebben allebei problemenmet water. Er zijn overeenkomsten, maar ook grote verschillen.

In deze eindopdracht vergelijk je de problemen met water van Nederland met die van Bangladesh.

  • De titel wordt: Water: de beste vriend en de ergste vijand.
  • Vul het schema in.
  • Werk je opdracht netjes uit en laat duidelijk zien wat de problemen zijn in elk land en hoe mensen ermee omgaan.


Kijk voor inspiratie eens in de gereedschapskist!

Water: de beste vriend en de ergste vijand

Overeenkomsten problemen met water Nederland en Bangladesh Verschillen problemen met water Nederland en Bangladesh Hoe worden deze waterproblemen opgelost Hoe worden Wat ik van deze opdracht geleerd heb is:
       
       
       
       
       

 

Klaar?
Laat het eindproduct beoordelen door je docent.
Je krijgt een goede beoordeling als het eindproduct:

  • duidelijk weergeeft welke waterproblemen er zijn in Nederland en in Bangladesh.
  • duidelijk de verschillen aantoont hoe waterproblemen worden opgelost in beide landen.
  • het eindproduct met zorg gemaakt is.
  • het eindproduct op tijd klaar is. Maak afspraken met je docent.

Gereedschapskist

Welkom bij de gereedschapskist. Hier vind je uitleg over alle werkvormen waarmee je je eindproducten maakt. Bij iedere werkvorm staat beschreven hoe je deze uitvoert, kun je inspiratiefilmpjes bekijken en vind je de beoordelingscriteria waaraan jouw product moet voldoen. Ook zie je welke digitale middelen je kunt gebruiken en aan welke vaardigheden je werkt tijdens het maken van je eindproduct. Veel succes!

 

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • omschrijven welk probleem een gevolg is van een tekort aan schoon water.
  • omschrijven waardoor de vraag naar veilig water wereldwijd toeneemt.
  • benoemen waardoor er in een gebied wateroverlast kan ontstaan.
  • beschrijven wat een mogelijk gevolg is van wateroverlast.

Hoe ging het?

  • Tijd
    Had je voldoende tijd om de opdrachten te maken?

Inhoud

  • Eindopdracht A

Lukte het om alle vragen te beantwoorden?

  • Eindopdracht B

Vond je het lastig of makkelijk om een manier te bedenken om de waterverschillen in Nederland en Bangladesh in kaart te brengen?

Rijnreis

Rijnreis

Intro

De Rijn is één van de langste rivieren van Europa:1233 kilometer.
De Rijn stroomt door verschillende landen en taalgebieden.

De Rijn komt vanuit Nederland binnen bij Lobith (Gelderland) en daarna naar Arnhem en Nijmegen.
Woon jij in de buurt van de Rijn?

Wat kan ik straks?

Leerdoelen
Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • aangeven dat er in een rivier een boven-, midden- en benedenloop is.
  • omschrijven dat je rivieren kunt onderverdelen in regenrivieren, gletsjerrivieren en gemengde rivieren.
  • uitleggen wat de begrippen stroomgebied, waterscheiding en delta betekenen.
  • uitleggen wat de begrippen erosie, sedimentatie en verhang betekenen.

Wat ga ik doen?

Activiteiten
De activiteiten in deze opdracht dragen bij tot het volgende leerdoel:
Door Nederland stromen enkele grote rivieren, waaronder de Rijn.
Je kunt (met behulp van een voorbeeld) uitleggen wat Nederland doet om overstroming van de rivieren te voorkomen.

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Zoek op internet informatie over de Rijn. Beantwoordt vragen. Verzamel informatie over de Rijn. Deze gebruik je later voor een posterontwerp.
Stap 2 Leer hoe je rivieren onderverdeelt in drie groepen. Zoek in je atlas op in welk land de Rijn ontstaat. Geef dit ook aan op je poster.
Stap 3 Leer over stroomgebied, waterscheiding en deltagebied. Verwerk dit op je poster.
Stap 4 Leer over de bovenloop, middenloop en bovenloop van een rivier. Lees een tekst waarbij je de ontbrekende woorden invult.
Stap 5 Leer begrippen en bekijk een filmpje over hoe bochten in een rivier ontstaan. De antwoorden op de vragen komen terug in het filmpje.
Stap 6 Leert wat het verhang van een rivier is. Bekijk hier een filmpje over. Zoek twee plaatsen aan de Rijn, bereken het verhang en verwerk dat in je poster.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippen In de begrippenlijst vind je begrippen terug die gaan over rivieren.
Eindopdracht Je maakt je A3-poster over de Rijn af.
Terugkijken Kijk terug op de opdracht.


Benodigdheden

  • de Bosatlas
  • materiaal voor het maken van het eindproduct

Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 2 lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: De Rijn

Verzamel op internet informatie over:

  • waar de Rijn ontstaat.
  • door welke landen de Rijn stroomt.
  • hoe de Rijn genoemd wordt in verschillende landen.
  • waar de Rijn Nederland binnenkomt.

Schrijf de antwoorden op in een Word-document. De antwoorden helpen je om de vragen te beantwoorden. En als eindproduct bij het maken van de poster over de Rijn.

Je start je poster door op een A3-papier heel precies de loop van de Rijn na te tekenen.

Zet de antwoorden op de vragen hierboven op de poster. Zoek ook een aantal steden op die langs de Rijn liggen.
Schrijf de namen van die steden op de poster.

De poster vul je per opdracht steeds aan.

Stap 2: Soorten rivieren

Rivieren kun je onderverdelen in:

  • regenrivieren: krijgt zijn water van regenwater.
  • gletsjerrivieren: krijgt zijn water van gesmolten gletsjerijs.
  • gemengde rivieren: krijgt zijn water van regenwater én gesmolten gletsjerijs.


Gletsjers vind je alleen in het hooggebergte en gebieden in de polen: bijvoorbeeld op IJsland, Groenland en Antarctica.
Een gletsjer smelt aan het eind. Dit smeltwater vormt het begin van een gletsjerrivier.

Zoek in de atlas op waar de Rijn begint. Volg de rivier tot in Nederland.

Beantwoord de vragen in de oefening.
Geef de antwoorden uit de oefening een plek op je poster.

 

Stap 3: Zijrivieren

De Moezel en de Rijn komen samen
in Koblenz.

Een rivier krijgt water van:

  • Regen
  • Smeltende gletsjers
  • Zijrivieren, die zelf weer gevoed worden door kleinere stroompjes

Al dat water komt samen in de hoofdrivier. Het hele gebied waar al dit water vandaan komt, heet het stroomgebied van de rivier.

De grens tussen twee stroomgebieden noem je een waterscheiding. Vaak is dat een gebergte of een heuvelrug. Aan elke kant stroomt het water naar een ander stroomgebied.

In Nederland krijgt de Rijn geen nieuwe zijrivieren. De Rijn vertakt zich juist in meerdere takken. Dat noemen we een delta: een gebied vlak voor de zee waar een rivier zich opsplitst.

 

Geef op je poster het volgende aan:

  1. Het stroomgebied van de Rijn
  2. Het deltagebied van de Rijn
  3. De waterscheiding tussen de Rijn en de Maas

Lees daarna in de Kennisbank Waterkringloop het onderdeel Rivier.

Stap 4: Boven-, midden- en onderloop

Een rivier kun je in drie stukken verdelen:

  1. de bovenloop: begint in de bergen.
  2. de middenloop: stuk tussen bergen en zee.
  3. de onderloop: de rivier stroomt uit in de zee.

Lees  in de Kennisbank de pagina Rivier: boven-, midden- en benedenloop.

Lees de tekst over het verloop van de Rijn.

Maak de tekst compleet door de woorden in de zin te slepen.

Stap 5: Bochten in de rivier

Als rivierwater stukjes steen en zand losmaakt en meeneemt, noem je dat erosie.
In bochten stroomt het water sneller aan de buitenkant.
Daarom gebeurt erosie vooral in de buitenbocht van de rivier.

Bekijk nu het filmpje.



Filmpje: Bochten in de rivier

Maak dan de vragen.

Stap 6: Verhang

Verval is het hoogteverschil tussen twee plekken in een rivier.
Reken je uit hoeveel de rivier daalt per kilometer? Dan noem je dat het verhang.

Bekijk het filmpje.
Daarin zie je hoe je verval en verhang kunt berekenen.

Afronding

Begrippen

Stroomgebied
Het gebied waar alle regen en zijrivieren samen water aan de hoofdrivier geven.

Waterscheiding
De grens tussen twee stroomgebieden. Water aan elke kant stroomt naar een andere rivier.
Rivierloop
De weg die de rivier aflegt, van de bron tot waar hij uitkomt in zee of een meer.
Bovenloop
Het begin van de rivier, meestal in de bergen. Hier stroomt het water snel en daalt het veel.
Middenloop
Het stuk rivier waar het water langzamer stroomt. Hier blijft grind en zand achter.
Benedenloop
Het deel van de rivier vlakbij de zee of het meer, meestal in laagland.
Rivierdelta
Waar de rivier zich splitst in meerdere stroompjes voordat hij in zee of een meer komt.
Verval
Het hoogteverschil tussen twee plekken in de rivier.
Verhang
Hoeveel de rivier daalt per kilometer.

Eindopdracht: Poster Rijnreis

Je Rijnreis-poster klaar?

Controleer of je alle belangrijke informatie uit de stappen hebt gebruikt.
Kijk ook in de gereedschapskist of je de poster goed hebt gemaakt.

Stel je voor dat je een poster maakt voor op het reisbureau. Het gaat om mensen die een Rijnreis willen boeken. Ze starten vanaf Nederland en keren hier ook weer terug.

Op je poster moet duidelijk staan:

  • door welke landen de Rijn stroomt.
  • hoe lang de Rijn is.
  • dat de Rijn in verschillende landen andere namen heeft.
  • in welk gebergte de Rijn begint
  • dat de rivier een bovenloop, middenloop en benedenloop heeft.
  • wat het stroomgebied van de Rijn is.
  • waar de waterscheiding tussen twee stroomgebieden ligt.

 

Ben je klaar?
Laat je poster zien aan je docent voor beoordeling.

Je docent kijkt vooral naar:

  • of je alle informatie hebt gebruikt.of de poster netjes en duidelijk is gemaakt.
  • ​​​​​​​of je de poster op tijd hebt ingeleverd.

Poster maken

Op een informatieve poster kun je laten zien wat de belangrijkste delen van de lesstof zijn. Ook kun je weergeven hoe bepaalde delen zich tot elkaar verhouden.

 

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • aangeven dat er in een rivier een boven-, midden- en benedenloop is.
  • omschrijven dat je rivieren kunt onderverdelen in regenrivieren, gletsjerrivieren en gemengde rivieren.
  • uitleggen wat de begrippen stroomgebied, waterscheiding en delta betekenen.
  • uitleggen wat de begrippen erosie, sedimentatie en verhang betekenen.

Hoe ging het?

  • Inhoud
    Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of wist je al veel van de Rijn en het stroomgebied af?
    Schrijf op wat nieuw voor je was.
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht? Heb je alle gevraagde informatie over de Rijn op internet kunnen vinden?
    Vond je het leuk om zelf een poster samen te stellen? Of vond je het moeilijk?

Afsluiting

Kennisbanken

Het thema Water bestaat uit de volgende Kennisbankitems.

Eindopdracht

Je hebt nu alle opdrachten van het thema Water gemaakt.
Je sluit het thema af met het inrichten van een tentoonstelling.

Tijdens het maken van de opdrachten hebben jullie een aantal producten gemaakt.
Met deze producten richten jullie een tentoonstelling in.
Hoe je een tentoonstelling inricht kun je lezen in de gereedschapskist.

Overleg met je docent:

  • waar jullie de tentoonstelling mogen inrichten.
  • wanneer jullie de tentoonstelling mogen inrichten.
  • hoeveel tijd je krijgt om de tentoonstelling op te bouwen.
  • wie de bezoekers van de tentoonstelling gaan worden.

Klaar?
Na de inrichting van de tentoonstelling zal jullie docent een beoordeling geven.
Hij/zij  beoordeelt jullie werk volgens de beoordelingscriteria van de gereedschapskist.

Hij zal daarbij ook letten op:

  • Hebben jullie van alle opdrachten in dit thema gebruik gemaakt?
  • Komen in de tentoonstelling alle behandelde onderwerpen van water aan de orde?
  • Is de inrichting van jullie tentoonstelling creatief en met zorg uitgevoerd?


Veel plezier!

Tentoonstelling maken

Je kunt je werk presenteren door dit ten toon te stellen. Door je werk te verzamelen en te laten zien leer je je eigen werk evalueren.

 

D-toets

Test je kennis. Maak de diagnostische toets.

Verderkijker

Aan het eind van dit thema vind je de 'verderkijker'.
De verderkijker biedt een selectie bij het thema passende digitale fragmenten uit het archief van Beeld en Geluid.
Voor het thema Water zijn fragmenten bij vier verschillende onderwerpen geselecteerd.

Om de Teleblikfragmenten te kunnen bekijken moet je ingelogd zijn op teleblik.
Voor meer informatie over het inloggen ga naar: teleblik.nl/faq/hoe-krijg-ik-toegang-tot-teleblik

3 Drinkwater
Nederland van boven - junior
Medewerkers waterzuiveringsinstallatie over drinkwaterverbruik in Nederland.
Mineraalwater
In Nederland wordt dagelijks een miljoen liter mineraalwater uit flessen gedronken terwijl het leidingwater in Nederland geschikt is om te gebruiken als drinkwater.

4 Nederland waterland
Nederland van boven
Over dijkringgebieden en mogelijke dijkdoorbraken als er een orkaan over Nederland trekt.

5 Watersnoodramp 1953
Dokwerk
Boerderijen in het water en ondergelopen dorpen; overlevenden in reddingsboten.
Hollands nieuws
Terugblik op de watersnoodramp in 1953, die 1835 mensenlevens eiste.

6 Ruimte voor de rivier
Nederland leeft met water
De campagne 'Nederland leeft met water' is een initiatief van het ministerie van Verkeer en Waterstaat om het nieuwe waterbeleid te promoten.
Nederland van boven
Bart Vissers, boer op een stuk land tussen Maas en Waal, die bij een overstroming zwemmend zijn zestig koeien naar een droog stuk land heeft geleid.
De wegen van het water
De overstroming in 1995.
Kronkels van de maas
Bochten die in de jaren '30 werden rechtgetrokken, worden weer hersteld en het water moet weer de ruimte krijgen.

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van dit thema nog eens door.
    Vind je dat alle onderwerpen voldoende zijn besproken?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van dit thema nog eens door.
    Herken je welke maatregelen Nederland heeft genomen ter bescherming tegen het zeewater?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Voor dit thema was ongeveer 18,5 uur gepland.
    Klopt dat met het aantal lessen dat je over dit thema hebt gehad?
    Had je voldoende tijd om alle opdrachten te maken en de tentoonstelling in te richten?
  • Inhoud
    In dit thema kwam water uitgebreid aan de orde.
    Kun je in je eigen woorden aangeven wanneer water voor problemen kan zorgen?
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht?
    Hebben jullie alle gemaakte producten gebruikt om een tentoonstelling in te richten?
    Verliep de samenwerking met je klasgenoten goed?